In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Vivium Zorggroep en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de betaling van een dwangsom. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigden, had een dwangsomvergoeding aangevraagd na een te late beslissing van het Uwv. Het Uwv had een maximale dwangsomvergoeding van € 1.442,- toegekend, maar deze was gestort op een andere bankrekening dan die van de gemachtigde van eiseres, Claim&Care. Eiseres stelde dat deze gang van zaken in strijd was met de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme.
De rechtbank oordeelde dat de feitelijke betaling van de dwangsom een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. De rechtbank stelde vast dat het Uwv bevrijdend had betaald, ondanks dat de betaling op een andere rekening was gedaan. Eiseres had met de machtiging niet haar eigen bankrekening uitgesloten voor het ontvangen van dwangsommen. De rechtbank verwierp de stelling van eiseres dat het Uwv in het verleden anders had gehandeld en dat dit de huidige handelswijze onrechtmatig maakte. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in deze procedure. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenvergoeding of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.