ECLI:NL:RBAMS:2023:7533

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
C/13/740523 / KG ZA 23-902
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing inzage in medisch dossier van overleden zus voor onderzoek naar wilsbekwaamheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 november 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin [eiser], de broer van de overledene, vorderde om inzage te krijgen in het medisch dossier van zijn overleden zus. De overledene, mevrouw [naam 2], overleed op 16 juni 2023. [eiser] stelt dat hij het medisch dossier nodig heeft om te onderzoeken of zijn zus wilsbekwaam was ten tijde van het wijzigen van haar testament. Hij betoogt dat er aanwijzingen zijn dat zij niet in staat was haar wil te uiten, vooral gezien de zware medicatie die zij ontving in de laatste weken van haar leven.

De gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hebben verweer gevoerd en gesteld dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft en dat het medisch beroepsgeheim niet doorbroken kan worden zonder zwaarwegend belang. De voorzieningenrechter heeft echter geoordeeld dat [eiser] wel degelijk een zwaarwegend belang heeft, gezien de significante wijzigingen in het testament van de overledene en de mogelijkheid dat zij wilsonbekwaam was op het moment van het passeren van het testament.

De rechter heeft vastgesteld dat er voldoende concrete aanwijzingen zijn dat de overledene mogelijk wilsonbekwaam was ten tijde van het opstellen van het testament. Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van [eiser] toegewezen en de gedaagden veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis het volledige medische dossier van de overledene aan [eiser] te verstrekken, met onderliggende stukken, over de periode van 1 januari 2023 tot en met 16 juni 2023. Tevens zijn de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/740523 / KG ZA 23-902 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 28 november 2023
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] (Rusland),
eiser bij dagvaarding van 25 oktober 2023,
advocaat mr. G. Yousef te Haaksbergen,
tegen
1. de maatschap
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2] ,
beide woonplaats kiezende te [woonplaats 2] ,
gedaagden,
advocaat mr. J.M. de Vries te Utrecht .
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiser] , de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 14 november 2023 heeft [eiser] de vordering zoals omschreven in de dagvaarding toegelicht. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. [eiser] heeft producties en een pleitnotitie in het geding gebracht. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van [eiser] : [naam 1] met mr. Yousef;
- aan de zijde van gedaagden: [gedaagde 2] met mr. De Vries.

2.De feiten

2.1.
Op 16 juni 2023 is overleden mevrouw [naam 2] (hierna: de overledene). [eiser] is de broer van de overledene. Hij is huisarts van beroep.
2.2.
[gedaagde 2] is als maat verbonden aan de [gedaagde 1] en was de huisarts van de overledene.
2.3.
[naam 3] (hierna: [naam 3] ) heeft tot het overlijden van de overledene haar boekhouding en administratie verzorgd.
2.4.
De overledene heeft op 19 november 2019 en 6 april 2020 een testament laten opstellen door notariskantoor Van Ligten en Van Ligten te Hilversum.
2.5.
In 2021 is bij de overledene borstkanker vastgesteld.
2.6.
Op 1 mei 2023 heeft Lubbers en Dijk Notarissen te Amsterdam een concept-testament opgesteld. In dit concept wordt door de overledene een bedrag van € 200.000,00 gelegateerd aan [eiser] . [naam 4] (hierna: [naam 4] ), een goede vriend van de familie [eiser] , wordt als enig erfgenaam benoemd en [naam 3] als executeur met toekenning van een loon van € 15.000,00.
2.7.
Op 9 mei 2023 heeft Lubbers en Dijk Notarissen te Amsterdam opnieuw een concept-testament opgesteld. In dit concept worden [eiser] en [naam 4] benoemd tot erfgenamen, tezamen en voor gelijke delen. Aan [naam 3] wordt gelegateerd het appartement aan de [adres] , tegen inbreng van de waarde van het registergoed. Verder wordt [naam 3] als executeur benoemd met toekenning van een loon van € 15.000,00.
2.8.
Op 1 juni 2023 is de overledene ontslagen uit het ziekenhuis, omdat zij was uitbehandeld. Vanaf die dag ontving zij (pijnstillende) medicatie, waaronder Fentanyl, zowel in pleistervorm als in pilvorm.
2.9.
Op 13 juni 2023 heeft Lubbers en Dijk Notarissen een testament van de overledene opgemaakt (hierna: het testament), dat alle voorgaande wilsbeschikkingen herroept. In het testament wordt aan [eiser] een bedrag gelegateerd van € 10.000,00 en aan [naam 4] een bedrag van € 5.000,00 onder bepaling dat de legaten opeisbaar zijn zes maanden na het overlijden. Als enige erfgenaam is aangewezen [naam 5] (hierna: [naam 5] ), de partner van [naam 3] . [naam 3] is benoemd als executeur met toekenning van een loon van 10% van het vermogen van de overledene bij overlijden.
2.10.
Bij brief van 6 juli 2023 heeft de advocaat van [eiser] de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , voor zover van belang, verzocht het huisartsenjournaal en de onderliggende medische informatie van de overledene over de periode mei tot en met 16 juni 2023 toe te sturen, om aan de hand daarvan te kunnen onderzoeken of de overledene op 13 juni 2023 in staat was haar wil te uiten. Bij brief van 10 juli 2023 hebben de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] aan de advocaat van [eiser] laten weten dat er geen gronden zijn om het beroepsgeheim te doorbreken.
2.11.
Bij brief van 6 juli 2023 heeft de advocaat van [eiser] aan Lubbers en Dijk Notarissen geschreven dat hij onderzoekt of aan alle formaliteiten voor het opstellen van het testament is voldaan, in het bijzonder de voorwaarde dat de overledene bij het aangaan van het testament voldoende in staat was te begrijpen wat zij deed en haar wil te uiten. De advocaat van [eiser] heeft verzocht de in zijn brief gestelde vragen te beantwoorden. Bij e-mail van 27 juli 2023 heeft Lubbers en Dijk Notarissen de advocaat van [eiser] geschreven dat zij verplicht zijn tot geheimhouding op grond van de Wet op het Notarisambt, zij in al hun dossiers uitermate nauwkeurig handelen en dat dit in de onderliggende kwestie ook is gebeurd.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen aan [eiser] een afschrift van het volledige medische dossier, met onderliggende stukken, van de overledene over de periode 1 januari tot en met 16 juni 2023 te verstrekken, door toezending van dat dossier aan het kantooradres van zijn advocaat, op straffe van een dwangsom, althans in goede justitie een beslissing te nemen, met veroordeling van de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt daartoe het volgende. In het testament wordt [naam 5] tot enige erfgenaam benoemd. Zij is de partner van [naam 3] , die de boekhouding van de overledene verzorgde. [naam 5] heeft de laatste twee weken van het leven van de overledene voor haar gezorgd. Hiervoor bestond geen relatie tussen de overledene en [naam 5] . Voorafgaand aan het testament heeft de overledene twee concept-testamenten laten opstellen waarin [naam 5] niet voorkomt. In deze concepten laat de overledene een (veel) hoger bedrag na aan [eiser] en [naam 4] . In het testament krijgt [naam 3] bovendien een veel hogere vergoeding voor de werkzaamheden als executeur dan in de concept testamenten.
3.3.
De overledene is van 2015-2017 behandeld voor een alcoholverslaving. In 2017 is zij opgenomen geweest in een ziekenhuis in verband met psycho-neurologische stoornissen.
3.4.
Gedurende de laatste weken, en in het bijzonder de laatste dagen voor het overlijden van de overledene, kreeg zij zware medicatie voorgeschreven. De lichamelijke gesteldheid van de overledene was zo slecht dat [eiser] vermoedt dat zij zich niet bewust was van hetgeen om haar heen gebeurde. Sterker nog, zij was de laatse week/dagen voor haar overlijden vrijwel niet bij bewustzijn. [eiser] twijfelt daarom ernstig aan de mogelijkheid van de overledene haar wil te uiten, zo kort voor haar overlijden. [eiser] is voornemens in een bodemprocedure de nietigheid van het testament in te roepen. Door afgifte van het medisch dossier kan worden ingeschat of de overledene op de dag dat het testament werd verleden, wilsbekwaam was, aldus steeds [eiser] .
3.5.
De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben als volgt verweer gevoerd. [eiser] heeft geen spoedeisend belang. Voor het doorbreken van het medisch beroepsgeheim moet [eiser] een zwaarwegend belang hebben en aannemelijk maken dat de gevorderde gegevens noodzakelijk zijn voor de behartiging van dit belang. [eiser] heeft niet (voldoende, concreet) onderbouwd dat sprake is van een zwaarwegend belang en dat dit zwaarwegend belang uitsluitend kan worden gediend door afgifte van de gevorderde medische informatie. Deze informatie kan ook geen uitsluitsel geven over de wilsbekwaamheid van de overledene op de dag dat het testament werd verleden. [eiser] wil uitsluitsel over het al dan niet aanwezig zijn van een mogelijke stoornis in de geestesvermogens van de overledene. Dat is op zichzelf geen zwaarwegend belang. De enkele mogelijkheid dat [eiser] financieel nadeel lijdt als gevolg van het testament is onvoldoende om een zwaarwegend belang aan te nemen. [eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gevorderde informatie noodzakelijk is, voor het door hem gestelde belang. Daar komt bij dat een huisartsendossier ook informatie bevat die afkomstig is van door- of terugverwijzers. In zoverre heeft een huisarts een afgeleide geheimhoudingsverplichting van degenen die de informatie met hem hebben gedeeld. Er moet daarom onderscheid worden gemaakt in de ‘eigen informatie’ van de huisarts en ‘informatie van derden’. Informatie van derden moet bij die derden worden opgevraagd.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil draait om de vraag of de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] inzage moeten geven in het medisch huisartsdossier van de overledene, dat wil zeggen of [eiser] voldoende heeft aangedragen om doorbreking van het medisch beroepsgeheim te rechtvaardigen.
4.2.
Op grond van artikel 7:457 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) mag een medisch hulpverlener geen inzage in of afschrift van het medisch dossier aan anderen dan de patiënt verstrekken dan met toestemming van de patiënt. Dit beroepsgeheim geldt ook na de dood van de patiënt. Op de plicht tot geheimhouding zijn echter uitzonderingen mogelijk. [1]
4.3.
[eiser] doet een beroep op de uitzondering van artikel 7:458a lid 1, onder c, BW. Daarin staat dat – in afwijking van artikel 7:457 BW – de hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt verstrekt aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad, en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
Voor een geslaagd beroep op deze doorbrekingsgrond moet volgens de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3) aan twee cumulatieve criteria zijn voldaan: a) degene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft, moet met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad en b) diegene moet aannemelijk maken dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
4.4.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot invoering van het nieuwe artikel 7:458a BW, dat in werking is getreden op 1 januari 2020, vroeg de Tweede Kamer aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om een handreiking te laten opstellen en daarin met name duidelijk te maken wanneer sprake is van een ‘zwaarwegend belang’ voor inzage en afschrift van het medisch dossier van een overleden patiënt. Op verzoek van de Minister (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 34 994, nr. 21) heeft onder meer de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) vervolgens een handreiking opgesteld: de handreiking “Inzage in medische dossiers door nabestaanden” van 19 januari 2021 (hierna: de KNMG-handreiking).
4.5.
In paragraaf 6.2.2.1 (Wijziging testament door wilsonbekwame patiënt) van de KNMG-handreiking staat:
“Nabestaanden kunnen een beroep doen op een zwaarwegend belang als een overledene zijn testament heeft aangepast, daarbij personen heeft onterfd en er concrete aanwijzingen zijn dat de overledene op het moment dat hij zijn testament wijzigde, wilsonbekwaam was. De nabestaanden of erfgenamen kunnen u dan vragen of ze het medisch dossier van de overledene mogen inzien om daarmee te kunnen aantonen dat deze inderdaad wilsonbekwaam was op het moment van de wijziging van het testament. Volgens vaste rechtspraak kan er in dergelijke gevallen worden aangenomen dat er sprake is van een zwaarwegend belang. U zou daarom inzage kunnen geven in de betreffende delen van het medisch dossier. Daarbij moet u wel meewegen of de nabestaanden niet ook op een andere manier dan door inzage in het dossier duidelijkheid kunnen krijgen over de eventuele wilsonbekwaamheid. Als dat zo is, dan mag u geen inzage geven. Uit de rechtspraak valt af te leiden dat sprake kan zijn van een zwaarwegend financieel belang als een testament is gewijzigd en de eisers daardoor zijn onterfd [vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:GHARL:2014:8078]. Soms zal het om astronomische bedragen gaan, maar ook kleinere erfenissen kunnen voor mensen een zwaarwegend financieel belang opleveren.”
4.6.
De voorzieningenrechter neemt deze – op verzoek van de Tweede Kamer en de Minister – voor de uitvoering door de zorgverlener van artikel 7:458a lid 1, onder c, BW opgestelde KNMG-handreiking (en daarin vermelde jurisprudentie) mede tot uitgangspunt.
4.7.
Niet gebleken is dat de overledene een partner en/of kinderen had. Op de erfopvolging is – naar mag worden aangenomen – op grond van de Erfrechtverordening [2] (artikel 20 en artikel 21 lid 1) Nederlands recht van toepassing, omdat de overledene op het tijdstip van overlijden haar gewone verblijfplaats in Amsterdam (Nederland) had. Uit de wettelijke verdeling volgt dat [eiser] als haar broer dan (de enige) erfgenaam is. In de KNMG-handreiking staat onterving als voorbeeld van een zwaarwegend belang vermeld. In dit geval kan niet worden vastgesteld of sprake is van onterving ( [eiser] beschikt immers niet over het op 6 april 2020 verleden testament van de overledene), maar op grond van de wel aanwezige concept-testamenten die de overledene in mei 2023, anderhalve maand voor haar overlijden, heeft laten opstellen, is aannemelijk dat van onterving sprake is. In het ene concept wordt aan [eiser] een bedrag van € 200.000,00 gelegateerd en in het andere concept wordt hij tezamen met [naam 4] benoemd tot erfgenaam. In het (uiteindelijke) testament wordt aan [eiser] echter slechts een bedrag gelegateerd van € 10.000,00. [eiser] heeft dan ook een zwaarwegend belang.
4.8.
Inzage wordt vervolgens alleen gegeven wanneer aan de hand van voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk wordt gemaakt dat het zwaarwegende belang mogelijk geschaad zou kunnen worden door geen inzage te verlenen. In dit geval betekent dit dat er concrete aanwijzingen moeten zijn voor het vermoeden dat de overledene wilsonbekwaam was ten tijde van het verlijden van het testament. Daarbij is niet vereist dat de wilsonbekwaamheid al (min of meer) vast moet staan. Of er daadwerkelijk sprake is geweest van wilsonbekwaamheid zal immers beoordeeld moeten worden. Het is begrijpelijk dat de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zich terughoudend opstellen waar het gaat om het doorbreken van het beroepsgeheim, echter de bewoording “aannemelijk maakt” in artikel 7:458a, sub c BW betekent niet dat [eiser] in een onmogelijke positie (vicieuze cirkel) gebracht mag worden door van hem te verlangen dat hij op voorhand zodanig aannemelijk moet maken dat de overledene wilsonbekwaam was dat dit in wezen op het leveren van bewijs neerkomt.
4.9.
In dit geval zijn er de volgende concrete aanwijzingen voor het vermoeden dat de overledene wilsonbekwaam was ten tijde van het verlijden van het testament.
4.10.
[naam 1] heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zij met haar elfjarige zoon op 19 mei 2023 op bezoek is geweest bij de overledene en dat, toen zij de overledene de volgende dag opnieuw met haar zoon bezocht, de overledene zich niet meer kon herinneren dat [naam 1] haar de vorige dag had bezocht. Ten tijde van het passeren van het testament was de overledene uitbehandeld van borstkanker en kreeg zij zware (pijnstillende) medicatie voorgeschreven, waaronder Fentanyl. Een vaak voorkomende bijwerking van Fentanyl is bewustzijnsdaling of -verlies. Drie dagen voor haar overlijden heeft de overledene haar testament gewijzigd. Ten opzichte van de in mei 2023 opgestelde concept-testamenten is het uiteindelijke testament ingrijpend gewijzigd. Aan [eiser] en [naam 4] wordt veel minder nagelaten en [naam 5] wordt als enige erfgenaam benoemd, dit terwijl zij in de concepten niet voorkwam. Dit is minst genomen opmerkelijk, omdat [naam 5] de partner is van [naam 3] , de boekhouder van de overledene, en zij, naar het zich laat aanzien, tot 1 juni 2023 niet voorkwam in het leven van de overledene.
4.11.
Wellicht dat deze feiten en omstandigheden afzonderlijk bezien op zichzelf niet voldoende aanwijzingen vormen voor het vermoeden dat sprake was van wilsonbekwaamheid op het moment van het verlijden van het testament, maar al deze feiten en omstandigheden samen, zeker in onderlinge samenhang bezien, vormen daarvoor wel voldoende concrete aanwijzingen.
4.12.
De omstandigheid dat de notaris kennelijk geen aanleiding heeft gezien om zijn ministerie te weigeren en de testamenten niet te passeren, weegt niet op tegen deze concrete aanwijzingen.
4.13.
Gelet op dit alles is voldoende aannemelijk dat [eiser] een zwaarwegend belang heeft bij inzage in het medisch dossier en dat dit belang wordt geschaad door de weigering van de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] inzage te geven in het medisch dossier. Voor zover de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] betogen dat niet zeker of waarschijnlijk is dat het medisch dossier de door [eiser] gewenste informatie over de wilsbekwaamheid bevat, geldt dat het wel mogelijk is. Daarbij speelt mee dat de overledene, nadat zij was uitbehandeld in het ziekenhuis, naar huis is gegaan. Het is algemeen bekend dat de huisarts de palliatieve zorg begeleidt. [gedaagde 2] heeft dat ook niet weersproken. Het is waarschijnlijk dat in de periode voorafgaand aan en kort na het passeren van het testament nog relevante gegevens over de geestestoestand van de overledene ten tijde van het passeren van het testament in het medisch dossier van de huisarts zijn opgenomen. Bovendien is de huisarts de eerst aangewezen persoon om informatie aan te vragen, omdat mag worden aangenomen dat deze fungeert als de spil in het zorgproces rondom een patiënt en omdat alle informatie van andere behandelaars in beginsel bij de huisarts aanwezig is.
4.14.
Hoewel het medisch dossier van het ziekenhuis, waar de overledene tot vlak voor haar overlijden werd behandeld, of het medisch dossier van andere deskundigen mogelijk ook nuttige informatie kunnen bevatten, betekent dat niet dat geen inzage in het huisartsdossier moet worden verschaft. Die partijen zouden op een inzageverzoek dan weer kunnen antwoorden dat eerst het huisartsdossier moet worden verstrekt en zo zou [eiser] dan van het kastje naar de muur worden gestuurd.
4.15.
[eiser] heeft een spoedeisend belang bij de gevraagde voorlopige voorziening tot afgifte van het medisch dossier van de overledene. In de door hem eventueel aanhangig te maken bodemprocedure tot nietigverklaring, althans vernietiging van het testament zal hij dienen te stellen en zo nodig te bewijzen dat ten tijde van het verlijden van het testament sprake was van een wilsgebrek bij de overledene. Hij heeft een spoedeisend belang bij het zo snel mogelijk kunnen inschatten van zijn kansen in een bodemprocedure.
4.16.
Dat het huisartsendossier van de overledene mogelijk ook informatie bevat die afkomstig is van derden, staat niet in de weg aan toewijzing van het volledige medische dossier, met onderliggende stukken, omdat het recht op inzage en afschrift in beginsel betrekking heeft op het gehele medische dossier [3] . De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben onvoldoende aangevoerd om van dit beginsel af te wijken.
4.17.
De conclusie is dat de vordering van [eiser] zal worden toegewezen. De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben toegezegd vrijwillig aan de uitvoering van een toewijzend vonnis mee te zullen werken. Aan deze toezegging wordt niet getwijfeld, zodat de gevorderde dwangsom zal worden afgewezen.
4.18.
De [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 106,73 aan kosten dagvaarding, € 314,00 aan griffierecht en € 1.079,00 aan salaris advocaat.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om binnen drie dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] een afschrift van het volledige medische dossier van [naam 2] , met onderliggende stukken, over de periode van 1 januari 2023 tot en met 16 juni 2023 te verstrekken, middels toezending met aangetekende post van dat dossier aan het kantooradres van mr. G. Yousef,
5.2.
veroordeelt de [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.499,73,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2023. [4]

Voetnoten

1.Vgl. Vzr rechtbank Amsterdam, 1 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5178; Vzr rechtbank Noord-Nederland, 26 oktober 2022, ECLI:NL:RBNNE:2022:4042
2.Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring.
3.Vgl Gerechtshof Den Haag 20 augustus 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:2103
4.type: MvG