ECLI:NL:RBAMS:2022:5178

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 september 2022
Publicatiedatum
5 september 2022
Zaaknummer
C/13/721433 / KG ZA 22-717
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toegang tot medisch dossier van overledene in kort geding met betrekking tot testament en wilsbekwaamheid

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aangespannen tegen de Stichting Amsterdamse Gezondheidscentra (SAG) om inzage te verkrijgen in het medisch dossier van hun overleden tante, mevrouw [naam overledene]. De eisers zijn onterfd in het testament van 2017, waarin een buurman als enige erfgenaam is benoemd. De eisers stellen dat de overledene ten tijde van het opmaken van het testament wilsonbekwaam was en hebben concrete aanwijzingen aangedragen ter onderbouwing van hun vordering. De voorzieningenrechter heeft op 1 september 2022 geoordeeld dat de eisers een zwaarwegend belang hebben bij inzage in het medisch dossier, omdat dit dossier mogelijk relevante informatie bevat over de wilsbekwaamheid van de overledene op het moment van het passeren van het testament. De rechtbank heeft SAG veroordeeld om uiterlijk 8 september 2022 het huisartsdossier van de overledene over de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 te verstrekken. Tevens is SAG veroordeeld in de proceskosten van de eisers, die zijn begroot op € 1.461,18. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is van belang voor de rechtspraktijk met betrekking tot de doorbreking van het medisch beroepsgeheim in situaties waarin een zwaarwegend belang wordt ingeroepen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/721433 / KG ZA 22-717 DvH/MAH
Vonnis in kort geding van 1 september 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
eisers bij dagvaarding van 22 augustus 2022,
advocaat mr. H. Loonstein te Amsterdam,
tegen
de stichting
STICHTING AMSTERDAMSE GEZONDHEIDSCENTRA,
kantoorhoudende te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. J.M. de Vries te Utrecht.
Partijen zullen hierna ook [eiser 1] c.s. en SAG worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de zitting op 30 augustus 2022 waren aanwezig:
- eisers met mr. Loonstein en de heer [naam 1]
- namens SAG: mr. De Vries.
1.2.
Op de zitting hebben [eiser 1] c.s. de dagvaarding toegelicht. SAG heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van een tevoren ingediende conclusie van antwoord. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [eiser 1] c.s. ook een pleitnota. Tenslotte is vonnis is bepaald op vandaag.
1.3.
Naar aanleiding van een door de voorzieningenrechter tijdens de zitting gedaan verzoek heeft SAG op 31 augustus 2022 bericht dat zij “binnen een termijn van vijf werkdagen tot verlening van een ongeclausuleerde (‘volledige’) inzage, c.q. verstrekking van een ongeclausuleerd (‘volledig’) afschrift, zou kunnen overgaan.” Daarop heeft [eiser 1] c.s. geantwoord: “(…) Uitgaande van de bepaalde vonnisdatum van 1 september a.s. is de termijn van 5 werkdagen, dus uiterlijk 8 september 2022 akkoord. Ik zal de bodemrechter hierover informeren.”

2.De feiten

2.1.
Op 15 januari 2021 is overleden mevrouw [naam overledenen] (hierna: de overledene). Zij had een vooroverleden jongere broer, de vader van [eiser 1] c.s. De overledene is nooit getrouwd geweest en had geen kinderen. Zij heeft tijdens haar leven vier keer een testament laten opmaken, in 1976, 1984, 1998 en 2017. In de eerste drie testamenten stonden de broer en/of [eiser 1] c.s. als (enige) erfgenamen opgenomen. In het laatste testament, van 2017, zijn [eiser 1] c.s. onterfd en is een buurman van overledene (hierna: [naam buurman] ) benoemd als enig erfgenaam en executeur.
2.2.
Op 6 april 2021 heeft de kantonrechter [naam buurman] op verzoek van [eiser 1] c.s. ontslagen als executeur.
2.3.
[eiser 1] c.s. hebben [naam buurman] gedagvaard in een bodemprocedure bij deze rechtbank. Inzet is onder meer vernietiging van het testament van 2017. Daaraan leggen [eiser 1] c.s. ten grondslag dat de overledene ten tijde van het opmaken van dat testament in verband met een of meerdere geestelijke stoornissen niet meer wilsbekwaam was. In die bodemprocedure heeft de rechtbank bij tussenvonnis van 11 mei 2022 [eiser 1] c.s. opgedragen te bewijzen dat de overledene wegens een geestelijke stoornis niet in staat was tot een redelijke waardering van haar belangen bij het passeren van haar testament op 27 oktober 2017.
2.4.
De overledene was patiënt bij een huisarts verbonden aan SAG. Inmiddels is de huisarts daar niet meer werkzaam. SAG heeft de beschikking over het medisch dossier van de huisarts betreffende de overledene. [eiser 1] c.s. heeft SAG om afgifte of inzage verzocht. SAG heeft dit geweigerd met een beroep op – kort gezegd – het medisch beroepsgeheim.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vorderen – samengevat – SAG te veroordelen tot afgifte van, althans om inzage te verschaffen in, het gehele medische dossier van de overledene (hierna: het huisartsdossier), met veroordeling van SAG in de proceskosten.
3.2.
SAG voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil draait om de vraag of SAG inzage moet geven in het medisch huisartsdossier van de overledene, de tante van [eiser 1] c.s., dat wil zeggen of [eiser 1] c.s. voldoende hebben aangedragen om doorbreking van het medisch beroepsgeheim te rechtvaardigen. [eiser 1] c.s. hebben spoedeisend belang bij hun vordering omdat de medische gegevens ingevolge het tussenvonnis van de bodemrechter van 11 mei 2022 tijdig (op 2 september 2022) voor het eerste getuigenverhoor van 14 september 2022 moeten worden ingediend bij de rechtbank.
4.2.
Op grond van artikel 7:457 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) mag een medisch hulpverlener geen inzage in of afschrift van het medisch dossier aan anderen dan de patiënt verstrekken dan met toestemming van de patiënt. Dit beroepsgeheim geldt ook na de dood van de patiënt. Op de plicht tot geheimhouding zijn echter uitzonderingen mogelijk.
4.3.
[eiser 1] c.s. doen een beroep op de uitzondering van artikel 7:458a lid 1, onder c, BW. Daarin staat dat – in afwijking van artikel 7:457 BW – de hulpverlener desgevraagd inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier van een overleden patiënt verstrekt aan een ieder die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk maakt dat dit belang mogelijk wordt geschaad, en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
Voor een geslaagd beroep op deze doorbrekingsgrond moet volgens de parlementaire geschiedenis (Kamerstukken II 2017/18, 34994, nr. 3) aan twee cumulatieve criteria zijn voldaan: a) degene die stelt dat hij een zwaarwegend belang heeft, moet met voldoende concrete aanwijzingen aannemelijk maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad en b) diegene moet aannemelijk maken dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
4.4.
Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel tot invoering van het nieuwe artikel 7:458a BW, dat in werking is getreden op 1 januari 2020, vroeg de Tweede Kamer aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) om een handreiking te laten opstellen en daarin met name duidelijk te maken wanneer sprake is van een ‘zwaarwegend belang’ voor inzage en afschrift van het medisch dossier van een overleden patiënt. Op verzoek van de Minister (Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 34 994, nr. 21) heeft onder meer de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG) vervolgens een handreiking opgesteld: de handreiking “Inzage in medische dossiers door nabestaanden” van 19 januari 2021 (hierna: de KNMG-handreiking).
4.5.
In paragraaf 6.2.2.1 (Wijziging testament door wilsonbekwame patiënt) van de KNMG-handreiking staat:
“Nabestaanden kunnen een beroep doen op een zwaarwegend belang als een overledene zijn testament heeft aangepast, daarbij personen heeft onterfd en er concrete aanwijzingen zijn dat de overledene op het moment dat hij zijn testament wijzigde, wilsonbekwaam was. De nabestaanden of erfgenamen kunnen u dan vragen of ze het medisch dossier van de overledene mogen inzien om daarmee te kunnen aantonen dat deze inderdaad wilsonbekwaam was op het moment van de wijziging van het testament. Volgens vaste rechtspraak kan er in dergelijke gevallen worden aangenomen dat er sprake is van een zwaarwegend belang. U zou daarom inzage kunnen geven in de betreffende delen van het medisch dossier. Daarbij moet u wel meewegen of de nabestaanden niet ook op een andere manier dan door inzage in het dossier duidelijkheid kunnen krijgen over de eventuele wilsonbekwaamheid. Als dat zo is, dan mag u geen inzage geven. Uit de rechtspraak valt af te leiden dat sprake kan zijn van een zwaarwegend financieel belang als een testament is gewijzigd en de eisers daardoor zijn onterfd [vgl. Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 21 oktober 2014, ECLI:GHARL:2014:8078]. Soms zal het om astronomische bedragen gaan, maar ook kleinere erfenissen kunnen voor mensen een zwaarwegend financieel belang opleveren.”
4.6.
De voorzieningenrechter neemt deze – op verzoek van de Tweede Kamer en de Minister – voor de uitvoering door de zorgverlener van artikel 7:458a lid 1, onder c, BW opgestelde KNMG-handreiking (en daarin vermelde jurisprudentie) mede tot uitgangspunt. De onder 4.5 beschreven situatie doet zich hier voor: de overledene heeft haar testament aangepast, daarbij [eiser 1] c.s. onterfd en er zijn concrete aanwijzingen dat de overledene wilsonbekwaam was op het moment dat zij haar testament wijzigde. [eiser 1] c.s. willen (op voorshands goede gronden) de rechtsgeldigheid van het testament aanvechten en hebben een bewijsopdracht van de rechter gekregen. De concrete aanwijzingen zijn erin gelegen dat
(i) in de door [eiser 1] c.s. in de bodemprocedure overgelegde medische gegevens die Amstelring (wel) aan hen heeft verstrekt, al relevante aanknopingspunten en een begin van bewijs te vinden zijn,
(ii) de bodemrechter in het tussenvonnis niet voor niets de opdracht tot het leveren van aanvullend bewijs heeft gegeven,
(iii) de voorzieningenrechter van deze rechtbank in het vonnis van 17 juni 2022 de (opvolgend) notaris heeft veroordeeld tot afgifte aan [eiser 1] c.s. van de eerste drie testamenten van de overledene, met doorbreking van de geheimhoudingsplicht, overwegende:
“3.1 (...) Van een zwaarder wegend belang is in dit geval sprake. In de
eerste plaats is het zo dat eisers bij het laatste testament zijn onterfd. In de tweede plaats heeft het er alle schijn van, gelet op het dossier, dat de tante niet dan wel beperkt wilsbekwaam was ten tijde van het opmaken van het laatste testament. De medische gegevens wijzen in die richting. Van belang is ook dat de heer [naam buurman] door een beschikking van de kantonrechter is ontslagen als executeur-testamentair.“
4.7.
Gelet op dit alles is voldoende aannemelijk dat [eiser 1] c.s. een zwaarwegend belang hebben bij inzage in het huisartsdossier en dat dit belang mogelijk wordt geschaad door de weigering van SAG. SAG betoogt weliswaar dat niet zeker of waarschijnlijk is dat het huisartsdossier de door [eiser 1] c.s. gewenste informatie over de wilsbekwaamheid bevat, maar het is wel mogelijk en gezien de bewijsnood waarin [eiser 1] c.s. nu klaarblijkelijk verkeren, is dat in dit verband voldoende.
4.8.
De volgende vraag is of [eiser 1] c.s. voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat inzage noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.
4.9.
Nu de rechtbank – tot verbazing van ook SAG – de door [eiser 1] c.s. in de bodemprocedure overgelegde medische gegevens van Amstelring kennelijk niet als voldoende bewijs heeft aangemerkt en de notaris die het testament in 2017 heeft verleden – onbetwist –geen notaris meer is en bovendien onvindbaar (hetgeen de bodemrechter blijkens r.o. 4.5 van het tussenvonnis nog niet bekend was), is het huisartsdossier een van de weinige andere informatiebronnen die over de wilsbekwaamheid van de overledene duidelijkheid zouden kunnen verschaffen. Het huisartsdossier is in het algemeen een belangrijke bron van medische informatie. En ook al was (zoals SAG aanvoert) de overledene zorgmijdend en/of zou er in het huisartsdossier geen letterlijk oordeel van de huisarts over de wilsbekwaamheid van de overledene staan, dan nog kunnen – zoals [eiser 1] c.s. ter zitting terecht hebben opgemerkt – andere gegevens in het dossier, zoals bijvoorbeeld herhaalde verwarde telefoontjes van de patiënte naar de huisarts (‘circumstantial evidence’), in samenhang met andere informatie mogelijk voldoende bewijs opleveren.
4.10.
Aan SAG kan worden toegegeven dat het verpleegdossier van Amstelring (waarvan ter zitting bleek dat dat nog niet aan [eiser 1] c.s. is verstrekt) mogelijk ook (of meer) nuttige informatie kan bevatten, maar dat betekent niet dat geen inzage in het huisartsdossier moet worden verschaft of dat eerst het verpleegdossier moet worden opgevraagd. Voor dat laatste is ook geen tijd meer. Bovendien zou Amstelring op een inzageverzoek dan weer kunnen antwoorden dat eerst het huisartsdossier moet worden verstrekt en zo zouden [eiser 1] c.s. dan van het kastje naar de muur worden gestuurd. Bovendien zal het voor [eiser 1] c.s. om aan deze lastige bewijsopdracht te voldoen noodzakelijk zijn alle snippertjes bewijs aan te dragen en te combineren. SAG voert verder nog aan dat [eiser 1] c.s. beter het FACT-dossier kunnen opvragen, maar dat argument gaat niet op, omdat vast is komen te staan dat de overledene uiteindelijk (toch) niet door FACT begeleid is.
4.11.
Al met al hebben [eiser 1] c.s. voldoende aannemelijk gemaakt dat inzage in het huisartsdossier van de overledene dat zich bij SAG bevindt noodzakelijk is voor de behartiging van het zwaarwegende belang van [eiser 1] c.s.
4.12.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of inzage in het gehele huisartsdossier moet worden verstrekt. In lid 3 van artikel 7:458a BW is immers bepaald: “Op grond van dit artikel worden uitsluitend gegevens verstrekt voor zover deze betrekking hebben op de grond waarvoor inzage wordt verleend”. In verband met deze proportionaliteitstoets behoeft niet het gehele dossier te worden afgegeven, maar zal SAG in aansluiting op hetgeen ter zitting is besproken worden veroordeeld tot afgifte van (een kopie van) het huisartsdossier van de overledene over de periode rondom het passeren van het testament van 2017, dat wil zeggen de periode van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018. Gelet op hetgeen hierboven onder 4.9 is overwogen omtrent ‘circumstantial evidence’ behoeft binnen deze periode door SAG geen verdere selectie te worden gemaakt; zij dient het gehele huisartsdossier over deze periode te verstrekken. Dat moet (zie 1.3) uiterlijk 8 september 2022 gebeuren.
4.13.
SAG zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser 1] c.s. worden begroot op:
- dagvaarding € 131,18
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.461,18

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt SAG om uiterlijk 8 september 2022 afgifte van, althans inzage in (een kopie van) het huisartsdossier van [naam overledenen] over de periode 1 januari 2015 tot en met 31 december 2018 te verschaffen,
5.2.
veroordeelt SAG in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] c.s. tot op heden begroot op € 1.461,18,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH