ECLI:NL:RBAMS:2023:7462

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
13/069072-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van grote geldbedragen en deelname aan een criminele organisatie met cocaïnehandel

Op 12 september 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij het witwassen van twee grote geldbedragen van respectievelijk € 319.970 en € 125.655. De verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee maanden deelgenomen aan een organisatie die zich bezighield met gewoontewitwassen en cocaïnehandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 maart 2023 werd aangehouden met een tas vol geld en dat bij een doorzoeking van zijn woning ook een aanzienlijk bedrag in contanten werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, gezien de ontwrichtende werking van criminele organisaties en de schadelijke gevolgen van drugshandel.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/069072-23
Datum uitspraak: 12 september 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
verblijvende op het [adres 1] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
14 juni 2023 en 29 augustus 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. Y. Bouchikhi, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de terechtzitting van 14 juni 2023 – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
het medeplegen van opzetwitwassen op 9 maart 2023 in Amstelveen van een geldbedrag van € 319.970,- en een geldbedrag van € 125.655,-;
deelneming aan een organisatie, in de periode van 10 mei 2022 tot en met 9 maart 2023 in Amstelveen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (gewoonte)witwassen;
en/of
deelneming aan een organisatie, in de periode van 10 mei 2022 tot en met 9 maart 2023 in Amstelveen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 derde en vierde lid van de Opiumwet.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft, aan de hand van een op schrift gesteld requisitoir, gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde, voor wat betreft het witwassen van het geldbedrag € 319.970,- gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van € 125.655,-. Uit niets blijkt dat verdachte in de woning verbleef en dat hij wist dat het geldbedrag in de woning lag. Het geldbedrag heeft zich niet in zijn machtssfeer bevonden. Daar komt bij dat volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2015:2861) de enkele wetenschap van de aanwezigheid van, in dit geval, een geldbedrag onvoldoende is.
De raadsman heeft voorts bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde, deelname aan een criminele organisatie. Voor zover al sprake is van betrokkenheid van verdachte bij strafbare feiten, dan nog kan niet bewezen worden dat sprake is van deelname aan een organisatie en dat zijn oogmerk daarop was gericht.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
4.3.1.1 Aanleiding en aantreffen geldbedrag € 319.970,00
Op 9 maart 2023 kregen verbalisanten een melding van de ANPR. Deze melding betrof een hit op een Belgisch kenteken [kentekennummer] , behorende bij een Peugeot 3008. De ANPR-hit betrof de vermoedelijke aanwezigheid van een verborgen ruimte in die auto. Verbalisanten besloten de Peugeot te volgen. Zij zagen dat de bestuurder van de Peugeot, die later bleek te zijn genaamd [naam 1] , zonder tussenstop reed naar de [straat 1] te Amstelveen en daar parkeerde ter hoogte van een appartementencomplex huisnummers [nummer 1] tot en met [nummer 2] . Verbalisant zag na enkele seconden dat verdachte uit een deur van het appartementencomplex kwam en in de richting van de Peugeot liep. Verbalisant zag dat verdachte op zijn telefoon bezig was. Verdachte had verder niets bij zich. Verbalisant zag dat verdachte naar de Peugeot keek en naar de bijrijderszijde liep en dat hij daar instapte. Verbalisant zag dat verdachte na ongeveer 30 seconden weer uitstapte en een bigshopper van de Lidl in zijn handen had die gevuld leek. Verdachte liep richting de deur, die later toegang bleek te geven tot de kelderboxen en trapportaal van voornoemd complex. Verbalisanten hielden verdachte staande waarbij gezien werd dat de bigshopper gevuld was met pakken met geld. Bij verdachte werden daarnaast twee mobiele telefoons (een Samsung en een iPhone 13 mini) aangetroffen. Verbalisanten hoorden dat verdachte (als enige) stond ingeschreven bij het perceel [adres 1] .
Verbalisanten zagen dat de bestuurder van de Peugeot, [naam 1] , op de naar beneden geklapte rugleuning van de achterbank zat met zijn hoofd richting de kofferbak. Zij zagen dat [naam 1] een magneet in zijn handen had en dat er in de kofferbak een verborgen ruimte zat. [2] Het geld in de bigshopper is geteld en bleek € 319.970,00 te bedragen. [3]
4.3.1.2 Doorzoeking woning verdachte en aantreffen geldbedrag € 125.655,-
Op 9 maart 2023 hebben verbalisanten de woning van verdachte ( [adres 1] ) betreden. Toen zij in afwachting waren van de rechter-commissaris, kwam medeverdachte [medeverdachte] op enig moment met een sleutel via de voordeur de woning binnen. Bij [medeverdachte] werd een mobiele telefoon in zijn jaszak aangetroffen. [4] Bij het doorzoeken van de woning troffen de verbalisanten onder andere twee weegschalen, een vacumeermachine, sealbags, een geldtelmachine, een tas met pakken briefgeld en vier notitieboeken waarin grote geldbedragen stonden geschreven aan. De tas met pakken briefgeld lag in een keukenkast. [5] Dit geld was verdeeld over twee sealbags. [6] Het geld is geteld en bleek € 125.655,00 te bedragen. [7]
4.3.1.3 Onderzoek aangetroffen notitieboeken
De vier notitieboeken zijn onderzocht. In de notitieboeken zijn handgeschreven tellingen (staffels) zichtbaar van grote geldbedragen en/of aantallen van vermoedelijk verdovende middelen. Achter de bedragen en aantallen zijn namen of een soort uitgave genoteerd. De staffels in de notitieboeken zijn vaak aangeduid met “Boli” of “Colo” (beide bij de opsporingsambtenaren bekend als cocaïne uit respectievelijk Bolivia en Colombia) of een naam van mogelijk een stempel dan wel logo. In totaal zijn er meer dan 50 verschillende stempels dan wel logo’s aangetroffen. In de notieboeken zijn eveneens notities van geldtellingen aangetroffen. Ook blijkt uit de notitieboeken dat er een aantal notities waren met vermelding salaris, zoals: “salaris mei, salaris [naam 2] , salaris [naam 3] en salaris [naam 4] ”. Het notitieboek
"zwart zonder opschrift (NIC004.01.023.001)”geeft een periode weer van 25 januari 2023 tot en met 8 maart 2023. Er is blijkens die aantekeningen in genoemde periode een geldbedrag van € 4.50.730,00 bijgeschreven en een bedrag van
€ 4.581.051,00 in mindering gebracht. Het notitieboek
“zwart met rode sticker opschrift brandsigns for retail (NIC004.01.01.023.002)”geeft een periode weer van 10 mei 2022 tot en met 3 augustus 2022 en 10 oktober tot en met 25 januari 2023. Blijkens de aantekeningen is in dit notitieboek een geldbedrag van € 9.633.925,00 bijgeschreven en een bedrag van
€ 10.269.603,00 in mindering gebracht. [8]
4.3.1.4 Gebruiker notitieboeken, onderzoek telefoons verdachte
Onderzoek Samsung A20s
Onder verdachte is een telefoon van het merk Samsung A20s in beslag genomen. In die telefoon is een notitie aangetroffen met bedragen en omschrijvingen die (deels) terugkomen in het notitieboek in de notitie “Boekhouding 25/01 tm 30/01”. Ook zijn deze bedragen en omschrijvingen zichtbaar op de laatste bladzijde van het notitieboek. [9]
Onderzoek iPhone 13 mini
Onder verdachte is een telefoon van het merk Apple iPhone 13 mini in beslag genomen. In deze telefoon zijn chatberichten zichtbaar tussen de gebruiker van die telefoon genaamd ‘ [telefoongebruiker] ’ met een contactpersoon genaamd ‘ [naam contactpersoon] ’. In een chat van 8 maart 2023 stuurt ‘ [telefoongebruiker] ’ een afbeelding met als titel
“boekhouding 08/03, update 07/03”. Deze afbeelding is exact dezelfde afbeelding als een notitie in het notitieboek met de tekst:
“Boekhouding 08/03”. Hieruit maken de verbalisanten op dat ‘ [telefoongebruiker] ’ een foto heeft gemaakt van de notitie in het notitieboek en deze afbeelding heeft verstuurd. [10]
In een chat van 29 november 2022 is te zien dat gebruiker ‘ [naam 5] ’ een e-bike had besteld en dat daarbij de volgende gegevens werden opgegeven:
“Naam: [verdachte]
Adres: [adres 1]
Telefoonnummer: [telefoonnummer] .” [11]
In een audiobericht van 8 maart 2023 om 20:42 uur stuurt ‘ [telefoongebruiker] ’ aan ‘ [naam contactpersoon] ’:
“Ik pak het geld in ieder geval aan ja”. [12]
In een chat op 8 en 9 maart 2023 vraagt een contact genaamd ‘ [contactnaam] ’ aan ‘ [telefoongebruiker] ’ het adres in Amstelveen te sturen, waarop ‘ [telefoongebruiker] ’ stuurt:
“ [adres 2] ”. ‘ [telefoongebruiker] ’ vraagt aan ‘ [contactnaam] ’ “
wat [contactnaam] heeft zo vroeg mogelijk te sturen”, waarop ‘ [contactnaam] ’ antwoordt:
“10 u is ie met jou, 320”.Hierop stuurt ‘ [contactnaam] ’ een afbeelding waarop vijf verpakte bundels bankbiljetten te zien zijn met opschriften. Als de opschriften bij elkaar worden opgeteld, is de som daarvan 320. [13]
Op 9 maart 2023 om 09:04 uur stuurt ‘ [telefoongebruiker] ’ aan ‘ [contactnaam] ’ een afbeelding waarop een vijfeuro bankbiljet met serienummer [serienummer] te zien is. Vervolgens vraagt ‘ [telefoongebruiker] ’ aan ‘ [contactnaam] ’:
“Nog steeds 10uur toch bro?”waarop ‘ [contactnaam] ’ antwoordt
: “peugeot jeep”. [14]
Op 09-03-2023 10:03 uur vraagt ‘ [telefoongebruiker] ’ aan ‘ [contactnaam] ’ of ‘ [contactnaam] ’ zijn (derde) ETA kan vragen. ‘ [telefoongebruiker] ’ zegt dat hij er al is en “ready” staat. [15]
Op de telefoon zijn verder meerdere chats aangetroffen waarin onder andere is gesproken over het transporteren van geldbedragen en/of verdovende middelen. In deze chats zijn afbeeldingen van bundels bankbiljetten, afbeeldingen van een bankbiljet met serienummer (ambtshalve bekend als een token), afbeeldingen van blaadjes met daarop geschreven boekhouding van geldbedragen, enkele screenshots van notities van administratie van boekhouding van geldbedragen en/of verdovende middelen en enkele afbeeldingen van verpakte verdovende middelen gestuurd. [16]
Verder werden in de telefoon 20 notities gevonden van werkroosters en administratie van boekhouding van geldbedragen en/of verdovende middelen. [17]
4.3.1.5 Onderzoek telefoon [medeverdachte] , iPhone 11
Bij de aanhouding van [medeverdachte] is een Apple iPhone 11 Pro in beslag genomen. [18] De rechtbank heeft vastgesteld dat dit de telefoon is van [medeverdachte] . [19]
Op die telefoon is een chatgesprek van 24 januari 2023 aangetroffen tussen [medeverdachte] en een onbekende gebruiker. Daarin is een ander chatgesprek doorgestuurd. Dat is een chatgesprek met ‘ [naam contactpersoon] ’. ‘ [naam contactpersoon] ’ gaf een adres door ( [adres 3] ). Hij meldde dat [medeverdachte] rustig die kant op kan gaan als hij klaar is met werken. Hij zou daarvoor 20 of 21 krijgen.
Verder is een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte] en ‘ [naam 6] ’ van 2 maart 2023 en 3 maart 2023. In een voicebericht vroeg ‘ [naam 6] ’ of [medeverdachte] naar kantoor gaat en of [medeverdachte] tijd heeft om de boodschappen die hij daar heeft liggen, in een bruine doos te doen. Het zijn er 25. [medeverdachte] reageerde dat dit goed is. ‘ [naam 6] ’ stuurde een voicebericht met het verzoek om een foto te sturen als het is gelukt. Even later stuurde [medeverdachte] een foto van een bruine doos met daarin gesealde blokken en een foto van een vijfeurobiljet. [20]
Op de telefoon van [medeverdachte] is ook een afbeelding aangetroffen van een notitie waarin dezelfde tekst staat als in een notitie die op de Samsung A20s van verdachte is aangetroffen. [21] Op de bij aanhouding van verdachte aangetroffen Samsung A20s staat namelijk een notitie van 26 januari 2023 met de tekst:
“2x Col voorraad helemaal onderop, 40k voor breda in AH tas (vanmiddag brengen), 140k voor [naam 7] in Dirk tas (vanmiddag brengen), 3k voor [naam 2] in boterhamzakje (vanmiddag brengen), 1 k voor [naam 8] Leiden in boterhamzakje (vanmiddag brengen)”. [22] Tot slot is op de telefoon van [medeverdachte] een chatgesprek aangetroffen tussen [medeverdachte] en ‘ [naam contactpersoon] ’ van 9 maart 2023 over iemand die is gepakt. ‘ [naam contactpersoon] ’ bericht daarin dat hij een advocaat gaat regelen en dat hij naam en achternaam moet weten. [medeverdachte] stuurt als antwoord ‘ [verdachte] ’ oftewel verdachte. ‘ [naam contactpersoon] ’ verwacht dat hij (verdachte) zo vrij is, omdat hij is gepakt met geld. ‘ [naam contactpersoon] ’ wil dat [naam 9] voor hem die kant op gaat en vraagt hoe laat [medeverdachte] daar in de buurt zou kunnen zijn. [medeverdachte] zegt dat de 6 retourtjes nog bij hemzelf liggen. ‘ [naam contactpersoon] ’ zegt dat bij hem (vermoedelijk verdachte) alleen nog wat geld ligt en dat dit daar weg moet. [medeverdachte] antwoordt dat hij zo weggaat. [medeverdachte] stuurt berichten waaruit op te maken is dat hij naar verwachting rond 12:36 uur op de locatie is.
[naam contactpersoon] ’ zegt tegen [medeverdachte] dat als hij daar is, hij geld, een machine en blaadjes moet pakken en vervolgens moet afgooien in de buurt van Den Haag of Rotterdam. [23] Om 12:39 uur is verdachte [medeverdachte] in de woning van verdachte aangehouden.
4.3.1.6 Onderzoek telefoon [medeverdachte] , iPhone 8
Op 10 maart 2023 heeft ter inbeslagname een doorzoeking van de woning van [medeverdachte] ( [adres 4] ) plaatsgevonden. Daarbij is onder meer een Apple iPhone 8 in beslag genomen. [24] Op die telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte] van 7 februari 2023 en 9 februari 2023. Op 7 februari 2023 vraagt verdachte aan [medeverdachte] om papieren op te halen en te bewaren totdat verdachte die komt ophalen:
“kan je vanavond als je toevallig naar Capelle gaat of zo, weet je, kan je vanavond bij [naam 10] in West waar we wel eens vaker komen [straat 2] , weet je daar achter bij Blijdorp, zou je daar effe beetje papieren op kunnen halen en dan bij jou kunnen houden, dan kom ik het morgen ophalen ja?”Op 9 februari 2023 zegt [medeverdachte] tegen verdachte dat dit het laatste weekend is dat hij wat gaat doen. Verdachte reageert dat [medeverdachte] deze maand moet afmaken. [medeverdachte] antwoordt dat hij altijd moet opdraven en dat hij niet gaat werken dit weekend. Verdachte reageert:
“Dus doe ff dit weekend werken. Zoals je me had toegezegd aub. Al doe je daarna helemaal niks meer kan t me ook niet schelen. Want ik moet ook iemand hebben waar ik op kan bouwen iov stress om moet hebben steeds. Dus aub. Werk gewoon voor me.”
Later in het gesprek zegt [medeverdachte] dat hij maandenlang nooit meer dan € 250,00 heeft gekregen van verdachte. Verdachte reageert dat [medeverdachte] van een derde € 500,00 en van verdachte € 250,00 heeft gekregen voor één middag en één avond.
Verdachte antwoordt hier verder als volgt op:
“Waar heb je t over. Je hebt zelfs 3k gekregen een maand. Kankerleugenaar. Kanker kanker kankerjong. Je krijgt nu zelfs ook voor 1 avond be en 1 vrijdag halve vrijdag 750. Kanker op man vieze vuile kankerhond die je bent.
Ik heb je altijd kanker gegeven wat hij me heeft gegeven voor je.” [25]
4.3.1.7 Doorzoeking woning [medeverdachte] (aantreffen cocaïne)
Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] ( [adres 4] ) op 10 maart 2023 zijn zes blokken met (vermoedelijk) verdovende middelen in een Action tas in een slaapkamer aangetroffen. [26] De in de woning aangetroffen zes blokken zijn forensisch onderzocht. De inhoud hiervan testten indicatief positief op cocaïne. Elk pakket was bruto 1.000 gram. Van de zes blokken [27] werden twee monsters veiliggesteld. Uit analytisch chemisch onderzoek hiervan is gebleken dat deze cocaïne bevatten. [28]
4.3.1.8 Verklaring verdachte
Verdachte heeft zich tijdens de verhoren bij de politie op 9 en 15 maart 2023, bij de rechter-commissaris op 10 maart 2023 en in de raadkamer op 20 maart 2023 steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 28 augustus 2023 verklaard dat hij op 9 maart 2023 vrij was en ’s ochtends een telefoontje kreeg met de vraag of hij een tas wilde aanpakken. Verdachte is naar zijn huis gereden ( [adres 1] ). Aldaar kreeg hij een telefoon (de later bij verdachte in beslag genomen Apple iPhone 13 mini) in zijn handen gedrukt. Dat was nog geen 10 minuten voordat verdachte de tas in ontvangst zou nemen. Verdachte wist dat er geld in de tas zat.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij sinds begin 2022 niet meer in de woning verbleef, dat hij niets afwist van de spullen die in de woning zijn aangetroffen. Verdachte heeft het huis in bruikleen gegeven aan een ander, om op die manier een schuld die hij bij die ander heeft in te lossen. Verdachte wil niet zeggen wie die ander is.
4.3.2
Bewijsoverweging inzake het onder feit 1 ten laste gelegde (medeplegen witwassen)
De vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte zich – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van € 319.970,- en € 125.655,-.
4.3.2.1 Het juridisch kader
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen is vereist dat:
de voorwerpen in de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn, en
verdachte de voorwerpen heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel dat hij de herkomst van de voorwerpen en het geldbedrag heeft verhuld, en
verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen van misdrijf afkomstig waren, en
dat hij daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen voor het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat wordt bewezen uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is. Wel dient te worden bewezen dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het gevonden voorwerp en een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
4.3.2.2 Beoordeling door de rechtbank
Gebruiker Apple iPhone 13 mini
Op grond van de in rubriek 4.3.1.4 omschreven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de onder verdachte in beslag genomen telefoon Apple iPhone 13 mini aan verdachte toebehoort De verklaring van verdachte dat hij de telefoon in de ochtend van 9 maart 2023, kort voor de aanhouding, in ontvangst heeft genomen vindt de rechtbank ongeloofwaardig. De rechtbank overweegt daartoe dat de telefoon bij verdachte is aangetroffen, dat uit het onderzoek van die telefoon is gebleken dat de gebruiker op naam van verdachte een e-bike heeft besteld en dat het adres van verdachte daarbij is genoemd. Verder vindt de rechtbank redengevend dat op 8 maart 2023 een gesprek is gevoerd door de gebruiker van de telefoon genaamd ‘ [telefoongebruiker] ’ met het contact ‘ [contactnaam] ’ met betrekking tot de overdracht van het geldbedrag (€ 319.970,-) dat op 9 maart 2023 zou gaan plaatsvinden. De gebruiker van de iPhone 13 zegt dan:
Ikpak het geld in ieder geval aan ja”. Het is vervolgens verdachte die een dag later het geld aangepakt heeft. De rechtbank is op grond van deze bevindingen tot de overtuiging gekomen dat verdachte niet pas de ochtend van 9 maart 2023 de iPhone 13 mini in handen heeft gekregen maar dat verdachte (al langer) de gebruiker is van die telefoon.
De rechtbank vindt vervolgens, op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van de geldbedragen van € 319.970,- en € 125.655,-. De rechtbank legt dat hieronder uit.
Afkomstig uit enig misdrijf en wetenschap verdachte
Op 9 maart 2023 is verdachte staandegehouden en bleek hij in een bigshopper tas een bedrag van € 319.970,- bij zich te dragen. Vervolgens is bij de doorzoeking van de woning van verdachte ( [adres 1] ) in de keukenkast een geldbedrag van, zo bleek later, € 125.655,00 aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat uit het aantreffen van dergelijke aanzienlijke contante geldbedragen een vermoeden van witwassen volgt. Daartoe is redengevend de wijze waarop het geld is aangetroffen, namelijk deels verstopt in een verborgen ruimte van de Peugeot hetgeen verdachte heeft moeten zien toen hij in de auto zat en de tas aangereikt kreeg door [naam 1] . Deze heeft verklaard dat hij de verborgen ruimte heeft opengemaakt waar verdachte bij was [29] . Het andere geldbedrag lag in pakken briefgeld, verbonden met elastieken in een tas in de keukenkast van verdachtes woning. Gelet hierop mag van verdachte worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van de geldbedragen. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte, dat hij niet wist hoeveel geld er in de bigshopper zat en dat hij niet op de hoogte was van het geldbedrag dat in de keukenkast lag, op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat, zoals eerder is vastgesteld, verdachte de vaste gebruiker was van de iPhone 13 mini en dat uit de berichten uit die telefoon is gebleken dat verdachte zich bezighield met het halen en brengen van grote geldbedragen. De rechtbank betrekt daarbij voorts dat in de woning van verdachte notitieboeken zijn aangetroffen waarin de geldstromen werden bijgehouden. De op de terechtzitting gegeven verklaring van verdachte dat die notities niet van hem afkomstig zijn, acht de rechtbank ongeloofwaardig omdat er afbeeldingen van een aantal pagina’s uit die notitieboeken op de beide telefoons van verdachte zijn aangetroffen. Verder overweegt de rechtbank dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door (onwetende) privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het grote risico dat daarmee gemoeid is. Nu verdachte dus geen concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de aangetroffen geldbedragen, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen – direct of indirect – uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist.
Voorhanden hebben geldbedrag € 319.970,-
De rechtbank acht bewezen dat verdachte het geldbedrag € 319.970,- voorhanden heeft gehad. Verdachte droeg dat immers bij zich in de bigshopper op het moment dat hij werd aangehouden, zodat verdachte feitelijke zeggenschap had over het geldbedrag.
Voorhanden hebben geldbedrag € 125.655,-
De rechtbank vindt ook dat verdachte het geldbedrag (€ 125.655,-) dat in zijn woning is aangetroffen voorhanden heeft gehad. Het voorhanden hebben veronderstelt feitelijke zeggenschap ten aanzien van dat geldbedrag, waarbij niet is vereist dat het geldbedrag zich in de fysieke nabijheid van verdachte bevindt. Het geldbedrag lag in de keukenkast van de woning van verdachte. Verdachte mag geacht worden wetenschap te hebben over hetgeen er in zijn woning ligt, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die dat anders maken. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is de rechtbank niet gebleken. De rechtbank betrekt bij dat oordeel dat, zoals zij hiervoor al heeft vastgesteld, in de woning notitieboeken zijn aangetroffen waarop een boekhouding is bijgehouden van geldstromen. In de telefoon van verdachte zijn foto’s van de inhoud van deze notitieboeken aangetroffen, alsmede verschillende berichten over het ophalen en wegbrengen van geldbedragen. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte zich bezighield met deze geldstromen. Op grond van het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte dus ook op de hoogte moet zijn geweest van het geldbedrag in de woning. Uit die berichten blijkt verder dat verdachte feitelijke zeggenschap had over geldbedragen.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden, is komen vast te staan dat verdachte nauw en bewust met [medeverdachte] en de te op heden onbekend gebleven persoon ‘ [naam contactpersoon] ’ heeft samengewerkt, zodat verdachte zal worden veroordeeld voor het medeplegen van witwassen.
4.3.3
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2 (deelnemen criminele organisatie)
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij in de periode van 10 mei 2022 tot en met 9 maart 2023 in Amstelveen heeft deelgenomen aan een organisatie, die tot oogmerk had het plegen van (gewoonte)witwassen (artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) en/of misdrijven als bedoeld in artikel 10, derde en vierde lid, van de Opiumwet (artikel 11b van de Opiumwet).
Om tot een bewezenverklaring te komen van deelname aan een criminele organisatie dient de rechtbank te beoordelen of sprake was van een criminele organisatie (1) en, zo ja, of kan worden bewezen dat verdachte hieraan heeft deelgenomen (2).
4.3.3.1 Criminele organisatie ( ad 1)
Het juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de toepassing van artikel 140 Sr en artikel 11b van de Opiumwet (als specialis van artikel 140 Sr) onder een organisatie wordt verstaan “een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één andere persoon”. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Niet vereist is dat daarbij komt vast te staan dat elke deelnemer aan deze organisatie moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere deelnemers, of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is.
Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van (meer) misdrijven als – in dit geval – bedoeld in artikel 420bis en/of 420ter Sr en/of artikel 10, derde en/of vierde lid, van de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 een criminele organisatie actief was die tot oogmerk had het plegen van gewoontewitwassen van geldbedragen, en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne (misdrijven als bedoel in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet). De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Er was sprake van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestaande uit in ieder geval (al dan niet gedurende de gehele periode): verdachte, [medeverdachte] en tot op heden onbekend gebleven personen (waaronder ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam contactpersoon] ’). De leden van de organisatie hebben zich allen, in wisselende samenstelling, beziggehouden met het afgeven, ophalen en bewaren van geldbedragen en met het bijhouden van een boekhouding, die ook met elkaar werd gedeeld. In de notitieboeken werden geldtellingen (staffels) en de administratie van de cocaïne handel bijgehouden. Zo werd er gesproken over “Colo” en “Boli” (beide bij de opsporingsambtenaren bekend als cocaïne uit respectievelijk Colombia en Bolivia) en over “pap” en “papieren” (allebei bekend als zijnde geld). Verdachte wist steeds waarover werd gesproken, ondanks dat zij spraken met afkortingen. Kennelijk waren zij op elkaar ingespeeld. Zij hielden elkaar steeds op de hoogte van geld- en drugstransporten en maakten afspraken met elkaar. Verdachte en de anderen stuurden foto’s naar elkaar van pakketten met geld, drugs en tokens. Toen verdachte was aangehouden bij zijn woning, werd [medeverdachte] diezelfde ochtend door ‘ [naam contactpersoon] ’ naar de woning van verdachte gestuurd om het geld wat daar lag weg te halen.
4.3.3.2 Deelnemen aan een criminele organisatie ( ad 2)
Het juridisch kader
Van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr kan slechts dan sprake zijn
indien de verdachte:
behoort tot het samenwerkingsverband en
een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie). [30]
In het bestanddeel deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr ligt tevens een opzetvereiste van de verdachte besloten. Redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat voor ‘deelneming” voldoende is dat de verdachte in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van in misdrijven.
Niet vereist is dat de verdachte wetenschap heeft van één of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd. [31]
Ook hoeft de verdachte geen opzet op die concrete misdrijven te hebben. [32]
Dit is niet anders indien het oogmerk van de organisatie is gericht op het plegen van misdrijven van uiteenlopende aard. [33]
Beoordeling rechtbank
Binnen de organisatie bestond een zekere rolverdeling tussen de deelnemers en er was sprake van een hiërarchie. De rechtbank stelt vast dat verdachte tot het samenwerkingsverband heeft behoord en dat hij wist dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven zoals ten laste is gelegd. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de onder 4.3.1 genoemde feiten en omstandigheden. Hieruit blijkt immers dat verdachte een groot aandeel heeft gehad in de gedragingen die ertoe strekken of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het witwassen van geldbedragen en de handel in cocaïne. Verdachte heeft zijn eigen woning gebruikt als opslagplaats van geldbedragen. Zo is daar een aanzienlijke hoeveelheid cash geld en een geldtelmachine aangetroffen. Ook zijn in de woning twee weegschalen, een vacumeermachine en sealbags aangetroffen, hetgeen erop duidt dat de cocaïne in de woning werd afgewogen en verpakt. Verdachte heeft notitieboeken bijgehouden waarin de administratie van de organisatie werd genoteerd. Verdachte onderhield contact met de verschillende leden van de organisatie. Er werd gesproken over het ophalen en afleveren van geld en cocaïne. Ook werd een administratie bijgehouden van salarissen die ten goede kwamen van verschillende leden, zoals ook van verdachte.
Verdachte had een leidende en sturende rol binnen de organisatie. Bij dat oordeel betrekt de rechtbank dat verdachte de administratie bijhield, dat hij met meerdere personen contact onderhield en dat hij zijn broer, [medeverdachte] , op zeer indringende wijze opdrachten gaf voor het doen van ‘klusjes’, zoals het vervoeren van geldbedragen en cocaïne. Dat [medeverdachte] die klusjes ook voor verdachte deed blijkt naar het oordeel van de rechtbank uit de chatberichten tussen verdachte en [medeverdachte] . Daarnaast is een flinke hoeveelheid cocaïne in de woning van [medeverdachte] aangetroffen. Ook bepaalde verdachte wat [medeverdachte] betaald kreeg.
De rechtbank vindt dat hiermee aan de vereisten voor deelneming aan een criminele organisatie is voldaan. De werkwijze duidt namelijk op een intensieve en gestructureerde samenwerking tussen de verschillende leden van de organisatie, waarin ieder een eigen rol vervulde en waarin verdachte zoals gezegd een leidende en sturende rol had.
Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelen van de organisatie door actief handelingen te verrichten, volgt daaruit zijn opzet.
Periode
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook eerder, in 2022, chatberichten zijn aangetroffen die op eenzelfde soort van samenwerking duiden. Deze samenwerking wordt naar het oordeel van de rechtbank echter niet ondersteund door ander bewijs. De notities die in de notitieboeken vanaf 10 mei 2022 zijn aangetroffen, zijn daartoe onvoldoende omdat daaruit niet blijkt van enige vorm van samenwerking. Op grond van het vorenstaande is er onvoldoende bewijs voor de gehele ten laste gelegde periode. Voormelde stukken dienen echter wel als bevestiging dat in ieder geval vanaf 1 januari 2023 sprake was van het verweten samenwerkingsverband.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie in de periode van
1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
op 9 maart 2023, te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen:
- een contant geldbedrag van 319.970 euro (bigshopper) en
- een contant geldbedrag van 125.655 euro ( [adres 1] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat die geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf;
ten aanzien van feit 2
in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder andere [medeverdachte] en tot op heden onbekend gebleven personen, waaronder ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam contactpersoon] ’, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten gewoontewitwassen van geldbedragen afkomstig uit enig misdrijf,
en
in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten:
- [medeverdachte] en
- tot op heden onbekend gebleven personen, waaronder ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam contactpersoon] ’,
die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid van de Opiumwet, namelijk het verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 54 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht bij het bepalen van de strafmaat en de duur van de op te leggen straf rekening te houden met het blanco strafblad van verdachte en aan verdachte een groot voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met anderen twee grote geldbedragen (€ 319.970,- en € 125.655,-) witgewassen en heeft daarnaast gedurende ruim twee maanden deelgenomen aan een organisatie die zich op grote schaal bezighield met gewoontewitwassen van geldbedragen en met cocaïnehandel.
Het deelnemen aan een criminele organisatie is een delict dat de openbare orde raakt. De strafwaardigheid van deelneming aan een criminele organisatie wordt bepaald door het ontwrichtende karakter daarvan voor de openbare orde én de (daarmee samenhangende) aard van de misdrijven die worden beoogd. Binnen dit criminele samenwerkingsverband zijn meerdere strafbare feiten gepleegd, namelijk witwassen en cocaïnehandel. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Daarnaast worden met de handel in harddrugs grote winsten gemaakt, gaat die handel gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is het gebruik van harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk voor de volksgezondheid. Verder hebben criminele organisaties een ontwrichtend effect op de rechtsorde door de interne normen en omgangsvormen die worden gehanteerd vanuit een eigen moraal en door de winsten die dergelijke organisaties maken die op enig moment weer in de bovenwereld geïnvesteerd worden. Op deze wijze vindt vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld plaats waardoor de maatschappij wordt ondermijnd. De rechtbank neemt verdachte kwalijk dat hij door zijn handelwijze daartoe heeft bijgedragen en dat hij geen enkele blijk heeft gegeven van inzicht in de criminele impact op de samenleving.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor zover deze er zijn. Voor witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt Fraude. Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag tussen de € 250.000,- en de € 500.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden. Het oriëntatiepunt gaat uit van iemand die – net als verdachte – geen relevante eerdere veroordelingen op zijn strafblad heeft staan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf onder meer gelet op het aandeel dat verdachte in de criminele organisatie heeft gehad. Uit het dossier leidt de rechtbank af dat verdachte een leidende en sturende rol had binnen deze organisatie.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 juli 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de bewezen verklaarde feiten rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank komt, anders dan de officier van justitie, tot het oordeel dat een kortere periode bewezen kan worden en ziet daarin aanleiding van de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf naar beneden af te wijken. Om verdachte er in de toekomst van te weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen als stok achter de deur.
Alles overwegend komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

9.Het beslag

De beslaglijst is als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht. De rechtbank komt ten aanzien van het beslag tot het volgende oordeel.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen goederen en geldbedragen onder 1 tot en met 7 en 25 tot en met 27 op de beslaglijst zullen verbeurd worden verklaard en zijn daarvoor vatbaar, nu met behulp van en met betrekking tot deze goederen de bewezen geachte feiten zijn begaan.
Bewaren ten behoeve van de rechthebbende
De in beslag genomen goederen onder 8 tot en met 24 op de beslaglijst zullen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbenden.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

11. Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1
medeplegen van witwassen;
ten aanzien van feit 2
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
De in beslag genomen goederen en geldbedragen onder 1 tot en met 7 en 25 tot en met 27 op de beslaglijst.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
De in beslag genomen goederen onder 8 tot en met 24 op de beslaglijst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R. Baart, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2023.
De oudste rechter is buiten staat mede te tekenen.
[...]
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-5, p. 078-080.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-10, p. 085 en een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0042, p. 264.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-5, p. 078-080.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-22, p. 176-177.
6.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023053898-20, p. 192.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0042, p. 265.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0050, p. 384-400.
9.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0050, p. 388-389.
10.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0050, p. 389-390.
11.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, p. 156.
12.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, p. 159.
13.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, p. 156.
14.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, p. 157.
15.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, . 157
16.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0025, p. 154, 160.
17.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0025, p. 167-169.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0011, p. 91.
19.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 juni 2023 inzake [medeverdachte] , ECLI:NL:RBAMS:2023:3949.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0031, p. 369-373.
21.Een proces-verbaal van relaas, met nummer 23001-0006/2, p. 281 en een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0031, p. 372.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0035, p. 374, 382.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0011, p. 91-94.
24.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, met nummer 23001-30, p. 235-236. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0045, p. 606.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0045, p. 607-609.
26.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, met nummer 23001-30, p. 235-236.
27.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, met nummer 2023053898-44, p. 131-132.
28.Een geschrifte, te weten een laboratoriumrapport, p. 651.
29.Proces-verbaal van verhoor verdachte [naam 1] van 16 maart 2023 PV23001-0008, p. 296.
30.Arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264.
31.Arrest van de Hoge Raad van 18 november 1997. NJ 1998/225.
32.Arrest van de Hoge Raad van 8 oktober 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE5651.
33.Arrest van de Hoge Raad van 5 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AV4122.