ECLI:NL:RBAMS:2023:3949

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/069079-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van opzetwitwassen, deelneming aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van cocaïne

Op 16 juni 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere strafbare feiten, waaronder het medeplegen van opzetwitwassen van € 125.655,00, deelneming aan een criminele organisatie en het voorhanden hebben van 6 pakketten cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 maart 2023 in Amstelveen een aanzienlijk geldbedrag voorhanden had, waarvan werd aangenomen dat het afkomstig was uit misdrijven. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met gewoontewitwassen en drugshandel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ondergeschikte rol van de verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder een depressie en suïcidale gedachten. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact van criminele organisaties op de samenleving.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/069079-23
Datum uitspraak: 16 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
ingeschreven op [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R. Refos, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W. Drummen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. het medeplegen van opzetwitwassen van een geldbedrag van € 125.655,00 op 9 maart 2023 te Amstelveen;
2. deelneming aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (gewoonte)witwassen en/of drugsdelicten in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 te Amstelveen en/of Lage Zwaluwe;
3. het aanwezig hebben van 6 pakketten cocaïne in de periode van 9 maart 2023 tot en met 10 maart 2023 te Lage Zwaluwe.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar zijn op schrift gestelde requisitoir – op het standpunt gesteld dat alle aan verdachte ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie aangevoerd dat sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van een criminele herkomst van het geldbedrag van € 125.655,00 in de woning van [medeverdachte] (broer van verdachte en tevens medeverdachte). Dit vermoeden is niet door verdachte weerlegd. Dat verdachte wetenschap had van het geldbedrag in de woning, blijkt uit de berichtgeving tussen verdachte en ‘ [naam 1] ’. Dat verdachte de beschikkingsmacht over het geldbedrag had, blijkt uit de omstandigheid dat verdachte een sleutel van de woning van [medeverdachte] had.
Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft deelgenomen aan een duurzaam gestructureerd samenwerkingsverband dat tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk (gewoonte)witwassen van geldbedragen en drugshandel. Het bestaan van de organisatie blijkt uit de administratie en de berichtgeving. Het oogmerk blijkt uit de stelselmatigheid en planmatigheid van de activiteiten. Dat verdachte aan de criminele organisatie heeft deelgenomen, blijkt uit de gedragingen die hij heeft verricht. Hij heeft drugs en geld in ontvangst genomen, opgehaald, bewaard, vervoerd en overgedragen. Uit de berichtgeving blijkt dat verdachte van het oogmerk van de organisatie op de hoogte was.
Ten aanzien van feit 3 heeft de officier van justitie aangevoerd dat uit berichtgeving blijkt dat verdachte vol opzet had op het aanwezig hebben van 6 pakketten cocaïne in zijn woning.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft – onder verwijzing naar haar op schrift gestelde pleitnotitie – vrijspraak bepleit voor feit 1 en feit 2. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat hooguit voorwaardelijk opzet kan worden aangenomen.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte het geldbedrag niet voorhanden heeft gehad, omdat dit al in beslag zou zijn genomen op het moment dat verdachte door ‘ [naam 1] ’ werd benaderd om naar de woning van [medeverdachte] te gaan. Voorafgaand aan het moment van inbeslagname, had verdachte geen wetenschap van en beschikkingsmacht over het geldbedrag.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet heeft deelgenomen aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband. Ten eerste is in de ten laste gelegde periode nauwelijks contact vast te stellen tussen verdachte en de in de tenlastelegging genoemde personen. Veel van de berichten die zijn aangetroffen, zijn van daarvoor. . Als er al contact is geweest in de ten laste gelegde periode, kan niet vastgesteld worden wat de exacte aard en het doel van de contacten was. Verder worden er in de telefoon van verdachte notities aangetroffen over het brengen en ophalen van zaken, maar is niet duidelijk of, en zo ja, welke gedragingen verdachte heeft verricht. Tot slot zijn er geen vermogensbestanddelen bij verdachte aangetroffen die duiden op deelname aan een criminele organisatie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Feiten en omstandigheden (feiten 1, 2 en 3)
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aanleiding
Op 9 maart 2023 zagen verbalisanten na een hit melding van het in het ANPR opgenomen voertuig met kenteken [kentekennummer] dat deze [straatnaam] te Amsterdam inreed en ter hoogte van appartementencomplex [nummer appartementencomplex] tot stilstand kwam. [medeverdachte] kwam vanuit het appartementencomplex gelopen richting de auto, waarna hij instapte aan de bijrijderszijde van dat voertuig. Hij had op dat moment niets bij zich. Ongeveer 30 seconden later stapte hij uit en had hij een gevulde Lidl bigshopper vast met daarin, zo bleek na staandehouding, pakken geld. [2] Het geld in de bigshopper is geteld en bleek € 319.970,00 te bedragen. [3]
Doorzoeking woning [medeverdachte] (aantreffen geldbedrag)
Op 9 maart 2023 hebben verbalisanten de woning van [medeverdachte] ( [adres medeverdachte] ) betreden. Toen zij in afwachting waren van de rechter-commissaris, kwam verdachte op enig moment met een sleutel via de voordeur de woning binnen. [4] Bij het doorzoeken van de woning troffen de verbalisanten onder andere twee weegschalen, een vacumeermachine, sealbags, een geldtelmachine, een tas met pakken briefgeld en vier notitieboeken waarin grote geldbedragen stonden geschreven aan. De tas met pakken briefgeld lag in een keukenkast. [5] Dit geld is verdeeld over twee sealbags. [6] Het geld is geteld en dat bleek € 125.655,00 te bedragen. [7]
De vier notitieboeken zijn onderzocht. Daaruit bleek, in het kort, dat de gebruiker van de notitieboeken, [medeverdachte] , gedurende een periode van 1 september 2021 tot en met 9 maart 2023 betrokken was bij grootschalige handel in verdovende middelen. In de notitieboeken werden vele staffels met voorraadtellingen aangetroffen. Daarboven is vaak vermeld de tekst: "Boli" of "Colo" (beide bij de opsporingsambtenaren bekend als cocaïne uit respectievelijk Bolivia en Colombia) of een naam van mogelijk een stempel dan wel logo. In totaal zijn er meer dan 50 verschillende stempels dan wel logo’s aangetroffen. In de notieboeken zijn eveneens notities van geldtellingen aangetroffen. Er is blijkens die aantekeningen in genoemde periode minimaal € 20.900.260,00 ontvangen en € 21.243.299,00 uitgegaan. [8]
Onderzoek telefoon [medeverdachte]
Bij de aanhouding van [medeverdachte] is een Apple iPhone 13 mini in beslag genomen. Op de telefoon zijn meerdere chats aangetroffen waarin onder andere is gesproken over het transporteren van geldbedragen en/of verdovende middelen. In deze chats zijn afbeeldingen van bundels bankbiljetten, afbeeldingen van een bankbiljet met serienummer (ambtshalve bekend als een token), afbeeldingen van blaadjes met daarop geschreven boekhouding van geldbedragen, enkele screenshots van notities van administratie van boekhouding van geldbedragen en/of verdovende middelen en enkele afbeeldingen van verpakte verdovende middelen gestuurd. [9]
Onderzoek telefoon verdachte, iPhone 11
Bij de aanhouding van verdachte is een Apple iPhone 11 Pro in beslag genomen. [10] Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat dit zijn telefoon is en dat hij de inhoud van de daarop aangetroffen chatgesprekken niet weerspreekt. [11]
Op die telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en een onbekende gebruiker van 24 januari 2023. Daarin is een ander chatgesprek doorgestuurd. Dat is een chatgesprek met ‘ [naam 1] ’. ‘ [naam 1] ’ gaf een adres door ( [adres medeverdachte] ). Hij meldde dat verdachte rustig die kant op kan gaan als hij klaar is met werken. Hij zou daarvoor 20 of 21 krijgen.
Verder is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en ‘ [naam 2] ’ van 2 maart 2023 en 3 maart 2023. In een voicebericht vroeg ‘ [naam 2] ’ of verdachte naar kantoor gaat en of verdachte tijd heeft om de boodschappen die hij daar heeft liggen, in een bruine doos te doen. Het zijn er 25. Verdachte reageerde dat dit goed is. ‘ [naam 2] ’ stuurde een voicebericht met het verzoek om een foto te sturen als het is gelukt. Even later stuurde verdachte een foto van een bruine doos met daarin gesealde blokken en een foto van een vijfeurobiljet. [12]
Op de telefoon van verdachte is ook een afbeelding aangetroffen van een notitie waarin dezelfde tekst staat als in een notitie die op de Samsung A20s van [medeverdachte] is aangetroffen. [13] Op de bij aanhouding van [medeverdachte] aangetroffen Samsung A20s staat namelijk een notitie van 26 januari 2023 met de tekst: “2x Col voorraad helemaal onderop, 40k voor breda in AH tas (vanmiddag brengen), 140k voor hek in Dirk tas (vanmiddag brengen), 3k voor kleine in boterhamzakje (vanmiddag brengen), 1 k voor [locatie] Leiden in boterhamzakje (vanmiddag brengen)”. [14] Tot slot is op de telefoon van verdachte een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en ‘ [naam 1] ’ van 9 maart 2023. ‘ [naam 1] ’ berichtte daarin dat hij een advocaat gaat regelen voor [medeverdachte] en dat hij verwacht dat [medeverdachte] zo vrij is, omdat hij is gepakt met geld. ‘ [naam 1] ’ vroeg hoe laat verdachte daar in de buurt zou kunnen zijn. Verdachte zei dat de 6 retourtjes nog bij hemzelf liggen. ‘ [naam 1] ’ zei dat bij hem (vermoedelijk [medeverdachte] ) alleen nog wat geld ligt en dat daar weg moet. Verdachte antwoordde dat hij zo weggaat. Verdachte stuurde berichten waaruit op te maken is dat hij naar verwachting rond 12:36 uur op de locatie zou zijn . ‘ [naam 1] ’ zei tegen verdachte dat als hij daar is, hij geld, een machine en blaadjes moet pakken en vervolgens moet afgooien in de buurt van Den Haag of Rotterdam. [15] Om 12:39 uur is verdachte in de woning van [medeverdachte] aangehouden.
Onderzoek telefoon verdachte, iPhone 8
Op 10 maart 2023 heeft ter inbeslagname een doorzoeking van de woning van verdachte ( [adres verdachte] ) plaatsgevonden. Daarbij is onder meer een Apple iPhone 8 in beslag genomen (goednummer 671672). [16] Op die telefoon is een chatgesprek aangetroffen tussen verdachte en [medeverdachte] van 7 februari 2023 en 9 februari 2023. Op 7 februari 2023 vroeg [medeverdachte] aan verdachte om papieren op te halen en te bewaren totdat [medeverdachte] die komt ophalen. Op 9 februari 2023 zei verdachte tegen [medeverdachte] dat dit het laatste weekend is dat hij wat gaat doen. [medeverdachte] reageerde dat verdachte deze maand moet afmaken. Verdachte antwoordde dat hij altijd moet opdraven en dat hij niet gaat werken dit weekend. Later in het gesprek zei verdachte dat hij maandenlang nooit meer dan € 250,00 heeft gekregen van [medeverdachte] . [medeverdachte] reageerde dat verdachte van een derde € 500,00 en van [medeverdachte] € 250,00 heeft gekregen voor één middag en één avond. [17] Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij weet dat met “papieren” gedoeld wordt op geld. [18]
Doorzoeking woning verdachte (aantreffen cocaïne)
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte ( [adres verdachte] ) op 10 maart 2023 zijn zes blokken met (vermoedelijk) verdovende middelen in een Action tas in een slaapkamer aangetroffen. [19] De in de woning aangetroffen zes blokken zijn forensisch onderzocht. De inhoud hiervan testten indicatief positief op cocaïne. Elk pakket was bruto 1.000 gram. Van de zes blokken [20] werden twee monsters veiliggesteld. Uit analytisch chemisch onderzoek hiervan is gebleken dat deze cocaïne bevatten. [21]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de tas met daarin de blokken cocaïne in zijn huis is neergezet, en dat hij heeft ingestemd met de bewaring daarvan voor een derde. In het chatgesprek waarin hij spreekt over ‘6 retourtjes’, gaat het over de in zijn woning aangetroffen zes pakketten. [22]
4.3.2.
Bewijsoverweging inzake het onder feit 2 ten laste gelegde (deelnemen criminele organisatie)
Om tot een bewezenverklaring te komen van deelname aan een criminele organisatie dient de rechtbank te beoordelen of er sprake was van een criminele organisatie en, zo ja, of kan worden bewezen dat verdachte hieraan heeft deelgenomen.
Het juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de toepassing van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11b van de Opiumwet (als specialis van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht) onder een organisatie wordt verstaan “een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één andere persoon”. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als – in dit geval – bedoeld in artikel 420bis en/of 420ter van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 10, derde en/of vierde lid, van de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3.1. genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestaande uit in ieder geval (al dan niet gedurende de gehele periode): [medeverdachte] , tot op heden onbekend gebleven personen (waaronder ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 1] ’) en verdachte. Die organisatie had als oogmerk het plegen van misdrijven, te weten gewoontewitwassen van geldbedragen afkomstig uit enig misdrijf en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van cocaïne. Daarmee is aan de vereisten voor deelneming aan een criminele organisatie voldaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de reeds aangehaalde bewijsmiddelen ten behoeve van de intensieve samenwerking, de gestructureerde wijze van het plegen van de misdrijven en de gevoerde communicatie tussen de deelnemers. Het verweer van de raadsvrouw dat verdachte niet heeft deelgenomen aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, slaagt niet. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Binnen de organisatie bestond een zekere rolverdeling tussen de deelnemers en was sprake van een hiërarchie. De rechtbank stelt vast dat verdachte een ondergeschikte rol vervulde ten opzichte van de andere deelnemers en in die hoedanigheid aan de organisatie heeft deelgenomen. Uit chatgesprekken op de telefoon van verdachte blijkt dat hij door de andere deelnemers van de organisatie werd aangestuurd. Hij kreeg opdrachten waaraan hij blijkens berichtgeving ook uitvoering heeft gegeven. Zo is verdachte op 24 januari 2023 aangestuurd door ‘ [naam 1] ’ om naar België te gaan, waarvoor hij 20 of 21 zou krijgen. Op 7 februari 2023 heeft verdachte van [medeverdachte] de opdracht gekregen om papieren op te halen en te bewaren. Op 2 en 3 maart 2023 is verdachte aangestuurd door ‘ [naam 2] ’ om op kantoor boodschappen (gesealde blokken) in een bruine doos te doen en daar een foto van te maken. Op 9 maart 2023 is verdachte aangestuurd door ‘ [naam 1] ’ om naar de woning van [medeverdachte] te gaan en daar geld, een machine en blaadjes op te halen en af te gooien in de buurt van Den Haag of Rotterdam. In dat laatste gesprek heeft verdachte tegen ‘ [naam 1] ’ gezegd dat hij nog “6 retourtjes” bij hemzelf heeft liggen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat dit ging over de bij hem aangetroffen zes pakketten verdovende middelen. Deze moest hij voor een derde bewaren. De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte wist dat de inhoud van die pakketten cocaïne betrof gelet op hetgeen in rubriek 4.3.4. wordt overwogen. Verder gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte betaald werd voor zijn werkzaamheden. In een chatgesprek tussen verdachte en [medeverdachte] op 9 maart 2023 hebben zij namelijk een discussie gehad over de hoogte van de geldbedragen die verdachte van [medeverdachte] en een derde voor opdrachten zou hebben gekregen. Nu uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie door ondersteunende handelingen te verrichten, volgt daaruit zijn opzet. De rechtbank vindt hiertoe mede redengevend dat verdachte een afbeelding van een notitie op zijn telefoon had staan, waarin – kort gezegd – wordt gesproken over het transporteren van cocaïne (‘col’) en geld (‘k’).
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat ook eerder in 2022 chat berichten zijn aangetroffen die op eenzelfde soort van samenwerking duiden. Deze dienen weliswaar niet als bewijs voor de onder 2 in de tenlastelegging genoemde periode maar dienen wel als bevestiging dat reeds bij aanvang van die periode (1 januari 2023) sprake was van het verweten samenwerkingsverband.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
4.3.3.
Bewijsoverweging inzake het onder feit 1 ten laste gelegde (medeplegen witwassen)
De vraag die moet worden beantwoord, is of verdachte zich – al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen – heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 125.655,00.
Het juridisch kader
Voor een veroordeling voor medeplegen van witwassen is vereist dat:
de voorwerpen in de tenlastelegging van misdrijf afkomstig zijn, en
verdachte de voorwerpen heeft verworven, overgedragen, omgezet, gebruikt, voorhanden heeft gehad dan wel dat hij de herkomst van de voorwerpen en het geldbedrag heeft verhuld, en
verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die voorwerpen van misdrijf afkomstig waren, en
dat hij daarin heeft samengewerkt met een of meer medeverdachten.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen voor het bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf” niet is vereist dat wordt bewezen uit welk specifiek misdrijf het voorwerp afkomstig is. Wel dient te worden bewezen dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is. Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen het gevonden voorwerp en een bepaald misdrijf, kan toch bewezen worden dat een voorwerp “uit enig misdrijf” afkomstig is, indien het op grond van vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig is.
Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het voorwerp. Zo’n verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3.1. genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 125.655,00. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Voorhanden hebben geldbedrag
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte] ( [adres medeverdachte] ) is in de keukenkast een geldbedrag van, zo bleek, € 125.655,00 aangetroffen. De rechtbank vindt, anders dan de verdediging, dat verdachte dit geldbedrag voorhanden heeft gehad. Het voorhanden hebben veronderstelt feitelijke zeggenschap ten aanzien van dat geldbedrag, waarbij niet is vereist dat het geldbedrag zich in de fysieke nabijheid van verdachte bevindt. Uit het chatgesprek tussen verdachte en ‘ [naam 1] ’ op 9 maart 2023 blijkt dat verdachte die dag naar de woning van [medeverdachte] ging om geld dat daar lag op te halen. Op 9 maart 2023 betrad verdacht met een eigen sleutel de voordeur van de woning van [medeverdachte] . De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte de beschikkingsmacht had over het geldbedrag. Dat het geldbedrag, zoals de raadsvrouw stelt, al door verbalisanten in beslag zou zijn genomen op het moment dat verdachte door ‘ [naam 1] ’ werd benaderd om naar de woning van [medeverdachte] te gaan, doet hier niet aan af en is bovendien onjuist. Uit het dossier blijkt dat het gesprek tussen verdachte en ‘ [naam 1] ’ heeft plaatsgevonden tussen 10:52 uur en 11:49 uur. Het geldbedrag is om 14:04 uur in beslag genomen.
Afkomstig uit enig misdrijf en wetenschap verdachte
De rechtbank is van oordeel dat uit het aantreffen van een dergelijk aanzienlijk geldbedrag van € 125.655,00 een vermoeden van witwassen volgt. Daartoe is redengevend de wijze waarop het geld is aangeboden (tas met pakken briefgeld in keukenkast); dat het een feit van algemene bekendheid is dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat dit dan ook gepaard gaat met de aanwezigheid van grote hoeveelheden contant geld; dat de handel in, met name, grote hoeveelheden cocaïne uiterst lucratief is én dat het voorhanden hebben van grote contante geldbedragen door privépersonen hoogst ongebruikelijk is vanwege het risico. Bij gebreke van een verklaring waaruit de legale herkomst van dit geld zou kunnen blijken, komt de rechtbank tot de conclusie dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag – direct of indirect – uit enig misdrijf afkomstig is en dat verdachte, mede gelet op zijn rol in de organisatie, dit wist.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op hetgeen eerder is overwogen, is komen vast te staan dat verdachte nauw en bewust met [medeverdachte] en de te op heden onbekend gebleven persoon ‘ [naam 1] ’ heeft samengewerkt zodat verdachte zal worden veroordeeld voor het medeplegen van witwassen.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat verdachte zich als medepleger heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
4.3.4.
Bewijsoverweging inzake het onder feit 3 ten laste gelegde (voorhanden hebben van zes pakketten cocaïne)
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3.1. genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat verdachte zes pakketten cocaïne voorhanden heeft gehad. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
De zes pakketten cocaïne zijn in de woning van verdachte in een tas aangetroffen. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat de zes pakketten cocaïne zich in de machtssfeer van verdachte bevonden en dat hij wetenschap had van de aanwezigheid hiervan, althans van de aanmerkelijke kans hierop. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hem verteld was dat er hasj in de pakketten zat. De rechtbank overweegt dat volgens vaste jurisprudentie voor een bewoner geldt dat er in beginsel van uit wordt gegaan dat hij wetenschap heeft van de goederen die zich in zijn woning bevinden. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken als verdachte een aannemelijke verklaring heeft voor het tegendeel. De rechtbank vindt de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de zes pakketten bestonden uit cocaïne, gelet op de overige inhoud van het dossier, niet aannemelijk. De rechtbank verwijst hiervoor naar de gevoerde communicatie die is aangetroffen op de telefoons van verdachte en de afbeelding van een notitie op de telefoon van verdachte waarin het regelmatig gaat over het transporteren van cocaïne (‘col’). Nergens blijkt uit dat verdachte of andere leden van de criminele organisatie zich ook bezighielden met de handel in hasj.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, vast dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de zes pakketten cocaïne in zijn woning. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1
op 9 maart 2023 te Amstelveen, tezamen en in vereniging met anderen, in de woning [straatnaam] een contant geldbedrag van 125.655 euro voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
2
in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder meer [medeverdachte] en tot op heden onbekend gebleven personen (waaronder ' [naam 2] ' en ' [naam 1] ’), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten gewoontewitwassen van geldbedragen afkomstig uit enig misdrijf,
en
in de periode van 1 januari 2023 tot en met 9 maart 2023 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten onder meer en voor zover bekend [medeverdachte] en een of meer tot op heden onbekend gebleven personen (waaronder ‘ [naam 2] ’ en ‘ [naam 1] ’), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet, namelijk het verkopen en afleveren en verstrekken en vervoeren van een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne;
3
in de periode van 9 maart 2023 tot en met 10 maart 2023 te Lage Zwaluwe, gemeente Drimmelen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 6 pakketten cocaïne (in totaal ongeveer 6000 gram).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 40 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling van feit 3 aansluiting te zoeken bij de door de raadsvrouw aangehaalde uitspraken. Daarin is steeds iemand met een kwetsbare achtergrond en zonder justitiële documentatie veroordeeld voor een vergelijkbaar feit. De raadsvrouw heeft gewezen op dat omstandigheid dat verdachte al bijna twee jaar lijdt aan depressie en suïcidale neigingen, waarvoor hij wordt behandeld. Verder is verdachte zijn twee banen en zijn huurwoning door detentie verloren. Detentie drukt extra zwaar op verdachte. Verdachte is bereid om de maximale taakstraf uit te voeren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft ten eerste deelgenomen aan een criminele organisatie die zich op grote schaal bezighield met gewoontewitwassen van geldbedragen en met cocaïnehandel. Verdachte is ten tweede als medepleger betrokken geweest bij het witwassen van een groot geldbedrag (€ 125.655,00). Verdachte heeft zich ten derde schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van 6 pakketten cocaïne (6.000 gram). Door deel te nemen aan de criminele organisatie heeft verdachte geen oog gehad voor de maatschappelijke problemen die bovenstaande strafbare feiten met zich meebrengen. Het witwassen van criminele gelden vormt een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, en is daarmee een bedreiging voor de samenleving. Witwassen bevordert het plegen van delicten, omdat door het wegsluizen van crimineel geld en/of het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden de opsporing van de onderliggende misdrijven wordt bemoeilijkt en zonder witwassen het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn. Daarnaast worden met de handel in harddrugs grote winsten gemaakt, gaat die handel gepaard met vele andere vormen van criminaliteit en is het gebruik van harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk voor de volksgezondheid. Verder hebben criminele organisaties een ontwrichtend effect op de rechtsorde door de interne normen en omgangsvormen die worden gehanteerd vanuit een eigen moraal en door de winsten die dergelijke organisaties maken die op enig moment weer in de bovenwereld geïnvesteerd worden. Op deze wijze vindt vermenging van de (illegale) onderwereld met de (legale) bovenwereld plaats waardoor de maatschappij wordt ondermijnd.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf kijkt de rechtbank naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), voor zover deze er zijn. Voor witwassen zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt Fraude. Het oriëntatiepunt bij een benadelingsbedrag tussen de € 125.000,- en de € 250.000,- is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden. Het oriëntatiepunt gaat uit van een iemand die – net als verdachte – geen relevante eerdere veroordelingen op zijn strafblad heeft staan. Voor het aanwezig hebben van 5.000 – 6.000 gram harddrugs geldt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van achttien maanden. Vervolgens kan rekening worden gehouden met de bijzondere omstandigheden van het geval en met strafverhogende of strafverlagende omstandigheden.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf onder meer gelet op het aandeel dat verdachte in de criminele organisatie heeft gehad. Uit het dossier en de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte leidt de rechtbank af dat verdachte een ondergeschikte rol had ten aanzien van de andere deelnemers aan de organisatie en dat hij onvoldoende in staat was weerstand te bieden tegen druk uit zijn omgeving, met name tegen druk van zijn broer [medeverdachte] .
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 12 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder in Nederland is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
De rechtbank heeft tevens kennis genomen van het reclasseringsadvies (voorgeleiding rechter-commissaris) van Reclassering Nederland van 15 maart 2023. In het reclasseringsrapport wordt de achtergrondinformatie van verdachte besproken. Daaruit blijkt – kort gezegd – dat verdachte een traumatisch verleden heeft als gevolg waarvan hij onder behandeling staat van een psychiater. Hij heeft één keer in de drie weken een gesprek met zijn psychiater en krijgt van zijn psychiater antidepressiva voorgeschreven. Daarnaast is verdachte aangemeld voor groepstherapie. Verdachte heeft dit ter terechtzitting bevestigd. De raadsvrouw heeft in aanvulling hierop opgemerkt dat verdachte al bijna twee jaar aan een depressie en suïcidale gedachten lijdt. Ter onderbouwing hiervan heeft zij een e-mail van de psychiater van verdachte overgelegd. Een recenter reclasseringsrapport, waarin de reclassering een recidiverisico-inschatting maakt, ontbreekt.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten is er geen ruimte voor een werkstraf. Deze rechtvaardigen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank ziet, ondanks de buitengewone ernst van de misdrijven, gelet op de ondergeschikte rol van verdachte in de organisatie en de persoon van verdachte zoals hiervoor beschreven, aanleiding van de hoogte van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf naar beneden af te wijken. Verdachte heeft aangegeven dat hij zich niet opnieuw inlaat met criminele activiteiten, maar hij heeft tegelijkertijd verklaard dat hij het moeilijk vindt om weerstand tegen zijn broer te bieden. Om verdachte er in de toekomst daadwerkelijk van te weerhouden om opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk en met de maximale proeftijd opleggen als stok achter de deur.
Alles overwegend komt de rechtbank tot de oplegging van een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

9.Beslag

Onder verdachte zijn diverse voorwerpen in beslag genomen, te weten:
1. STK IPhone (voorwerpnummer: LEFCN23001_761672, zwart);
2. 1 STK Laptop met laadkabel (voorwerpnummer: LEFCN23001_761673, merk: Dell Latitude 7330);
3. 1 STK Laptop (voorwerpnummer: LEFCN23001_761674, wit, merk: HP);
4. 1 STK Tablet (voorwerpnummer: LEFCN23001_761675, merk: Samsung SM1510);
5. 1 STK Telefoon (goednummer: PL1300-2023053898-6311593, wit, merk: Apple);
6. 1 STK Sleutelbos (voorwerpnummer: LEFCN23001_761623).
De officier van justitie heeft gevorderd dat de onder volgnummers 1 en 5 in beslag genomen voorwerpen verbeurd worden verklaard en dat de overige voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder volgnummers 1 en 5 in beslag genomen voorwerpen worden teruggegeven aan verdachte en dat de overige voorwerpen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
Verbeurdverklaring
De in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK IPhone (voorwerpnummer: LEFCN23001_761672, zwart);
5. 1 STK Telefoon (omschrijving: PL1300-2023053898-6311593, wit, merk: Apple),
die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar nu met behulp van die voorwerpen de bewezen verklaarde feiten zijn begaan.
Teruggave verdachte
De rechtbank gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2. 1 STK Laptop met laadkabel (voorwerpnummer: LEFCN23001_761673, merk: Dell Latitude 7330);
3. 1 STK Laptop (voorwerpnummer: LEFCN23001_761674, wit, merk: HP);
4. 1 STK Tablet (voorwerpnummer: LEFCN23001_761675, merk: Samsung SM1510);
6. 1 STK Sleutelbos (voorwerpnummer: LEFCN23001_761623),
nu uit het dossier niet blijkt dat verdachte met behulp van deze voorwerpen de bewezen verklaarde feiten heeft begaan. De voorwerpen moeten aan verdachte worden teruggegeven, omdat hij de beslagene is.
Geen beslissing
In het dossier bevindt zich een beslaglijst waarop de volgende in beslag genomen voorwerpen staan vermeld:
1. EUR (omschrijving: PL1300-2023053898-6311550);
2. 125655 EUR (omschrijving: PL1300-2023053898-6311627).
De rechtbank neemt ten aanzien van deze in beslag genomen voorwerpen geen beslissing, omdat deze voorwerpen niet onder verdachte in beslag zijn genomen. Volgens de officier van justitie is onderhavige parketnummer abusievelijk op de beslaglijst vermeld.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57, 140 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van witwassen
Ten aanzien van feit 2
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
en
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde lid, van de Opiumwet
Ten aanzien van feit 3
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 3 (drie) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart verbeurd:
1. STK IPhone (voorwerpnummer: LEFCN23001_761672, zwart);
5. 1 STK Telefoon (omschrijving: PL1300-2023053898-6311593, wit, merk: Apple).
Gelast de teruggave aan [verdachte] van:
2. 1 STK Laptop met laadkabel (voorwerpnummer: LEFCN23001_761673, merk: Dell Latitude 7330);
3. 1 STK Laptop (voorwerpnummer: LEFCN23001_761674, wit, merk: HP);
4. 1 STK Tablet (voorwerpnummer: LEFCN23001_761675, merk: Samsung SM1510);
6. 1 STK Sleutelbos (voorwerpnummer: LEFCN23001_761623).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Slager, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en N.M. Simons, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 juni 2023.
[...]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-5, p. 78-79.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-10, p. 85. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0042, p. 264.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-5, p. 78-80.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2023053898-22, p. 176-177, 181.
6.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2023053898-20, p. 192.
7.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0042, p. 265.
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 23001-0050, p. 388-400.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0025, p. 154, 160.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0011, p. 91.
11.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2023, zoals vastgesteld in een proces-verbaal ter terechtzitting.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0031, p. 369-373.
13.Een proces-verbaal van relaas, met nummer 23001-0006/2, p. 281. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0031, p. 372.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0035, p. 374, 382.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0011, p. 91-94.
16.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, met nummer 23001-30, p. 235-236. Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0045, p. 606.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 23001-0045, p. 607-609.
18.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2023, zoals vastgesteld in een proces-verbaal ter terechtzitting.
19.Een proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagname, met nummer 23001-30, p. 235-236.
20.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek, met nummer 2023053898-44, p. 131-132.
21.Een geschrifte, te weten een laboratoriumrapport, p. 651.
22.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 juni 2023, zoals vastgesteld in een proces-verbaal ter terechtzitting.