ECLI:NL:RBAMS:2023:7356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
13.199617-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel voor tenuitvoerlegging van straf in Roemenië met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 november 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Roemeense autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en momenteel gedetineerd in Nederland, heeft verweer gevoerd tegen de overlevering, stellende dat hij de opgelegde straf van twee jaar en twee maanden al volledig heeft uitgezeten. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het verweer niet kan slagen, omdat niet is aangetoond dat de straf al volledig is ondergaan. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat de garanties die door de Roemeense autoriteiten zijn verstrekt, voldoende zijn om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan, zodat de opgeëiste persoon zijn straf in Roemenië kan ondergaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.199617-23
Datum uitspraak: 2 november 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 30 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 juli 2023 door
the Local Court of Agnita(Roemenië) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 oktober 2023, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Petrescu, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een:
  • Criminal Judgement of the Local Court of Agnitavan 29 november 2022 met kenmerk:
    139/2022/29.11.2022
  • Criminal decision of the Alba Iulia Court of Appealvan 27 april 2023 met kenmerk:
    366/2023/27.04.2023.
Uit het EAB volgt dat deze beslissingen zien op de procedure in eerste aanleg (bij
the Local Court of Agnita) gevolgd door het hoger beroep (bij
the Alba Iulia Court of Appeal). Tevens volgt uit het EAB en aanvullende informatie dat in deze beslissingen – naast de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit – ook twee eerdere veroordelingen zijn verdisconteerd, te weten:
  • Criminal Judgement of the Local Court of Sibiuvan 25 november 2020 met kenmerk:
    569/2020/25.11.2020. In deze zaak is in hoger beroep geoordeeld bij
    Criminal Decision of the Alba Iulia Court of Appealvan 19 februari 2021 met kenmerk: 100/2021;
  • Criminal Judgement of the Local Court of Agnitavan 26 september 2019 met kenmerk:
    60/2019/26.09.2019.
3.1
Artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, sub 1, OLW; straf volledig ondergaan?
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd nu de opgeëiste persoon de straf al volledig heeft uitgezeten. De overlevering wordt verzocht voor een straf van twee jaar en twee maanden, terwijl de opgeëiste persoon stelt dat hij hiervan al twee jaar in Roemenië heeft uitgezeten (van september 2020 tot september 2022) en dat hij in Nederland inmiddels de resterende twee maanden in overleveringsdetentie heeft doorgebracht. Op grond van artikel 9 lid 2 aanhef en onder b sub 1º OLW kan de overlevering niet worden toegestaan. Voorafgaand aan de zitting heeft de raadsvrouw tevergeefs aan de officier van justitie verzocht navraag te doen bij de Roemeense autoriteiten over de resterende straf gelet op de stelling van de opgeëiste persoon.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat niet de resterende straf maar de opgelegde straf moet worden getoetst op grond van artikel 7 OLW, terwijl bovendien niet is aangetoond dat de straf al volledig is ondergaan.
De rechtbank overweegt als volgt. De rechtbank stelt voorop dat de door de raadsvrouw bedoelde weigeringsgrond hier niet van toepassing is. Deze weigeringsgrond ziet immers op gevallen waarin de opgeëiste persoon hetzij in Nederland hetzij in een andere lidstaat dan de uitvaardigende lidstaat voor dezelfde feiten is veroordeeld die aan de veroordeling in de uitvaardigende lidstaat ten grondslag liggen. Ook overigens kan het verweer niet tot weigering van de overlevering leiden. Niet gebleken is dat de straf al volledig is ondergaan. Het EAB dateert van 12 juli 2023, op welk moment de uitvaardigende justitiële autoriteit de resterende straf heeft beoordeeld. In onderdeel c) van het EAB staat het volgende vermeld:
2. Duration of punishment or of protective measure involving deprivation of liberty imposed:2 years and 2 months custodial imprisonment
3. Punishment remaining to be served:2 years and 2 months of custodial imprisonment
In onderdeel e) van het EAB is nader toegelicht hoe de straf tot stand is gekomen en dat hierbij ook rekening is gehouden met periodes die al in detentie zijn doorgebracht, aldus:
Based on (…) Criminal Procedure Code,deductsfrom the imprisonment penalty applied to the defendant, the period of detainment of 24 hours from the date of 6.09.2020, the period of house arrest from the date of 7.09.2020 to 4.11.2020, the period of arrest pending trial from the date of 20.11.2020 to 19.02.2021, as well as the period served in case file no. 961/174/2020 until the date of 20.09.2022.
Na deze toelichting is in onderdeel e) opnieuw de volgende conclusie opgenomen:
PENALTY WHICH IS TO BE SERVED BY THE DEFENDANT [opgeëiste persoon] IS OF 2 (two) YEARS AND 2 (two) MONTHS OF IMPRISONMENT.
De stelling van de opgeëiste persoon geeft geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de informatie in het EAB. Anders dan de raadsvrouw, gaat de rechtbank er niet van uit dat de opgeëiste persoon vanaf 19 februari 2021 tot 20 september 2022 voortdurend heeft vastgezeten. Uit de hiervoor geciteerde tekst volgt dat niet ondubbelzinnig. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank ook geen aanleiding hierover nadere vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Het verweer wordt verworpen.
De overlevering wordt aldus verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en twee manden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is definitief aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest van 27 april 2023.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.2
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.2.1
Vonnis vanthe Local Court of Agnitavan 29 november 2022 (139/2022/29.11.2022)en het arrest vanthe Alba Iulia Court of Appealvan 27 april 2023 (366/2023/27.04.2023)Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak, in feite en in rechte, ten gronde is behandeld. [4]
Uit de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 25 september 2023 volgt dat de zaak in hoger beroep opnieuw, in feite en in rechte, ten gronde is behandeld. De rechtbank zal daarom alleen de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen. Voornoemde aanvullende informatie vermeldt dat de opgeëiste in persoon aanwezig was bij het proces in hoger beroep. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.
3.2.2
Vonnis vanthe Local Court of Sibiuvan 25 november 2020 (569/2020/25.11.2020) en het arrest vanthe Alba lulia Court of Appealvan 19 februari 2021(100/2021)
Naar het oordeel van de rechtbank kan het antwoord op de vraag of alleen het proces in hoger beroep of ook de procedure in eerste aanleg aan artikel 12 OLW getoetst moet worden, in het midden worden gelaten. Ten aanzien van beide procedures geldt immers dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de processen die tot deze beslissingen hebben geleid. De opgeëiste persoon heeft dat op de zitting van 25 oktober 2023 verklaard.
3.2.3
Vonnis vanthe Local Court of Agnitavan 26 september 2019 (60/2019/26.09.2019)
Uit de aanvullende informatie van 6 september 2023 en 19 oktober 2023 van de uitvaardigende justitiële autoriteit volgt dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig was bij de zitting waarop de zaak inhoudelijk is behandeld en dus bij het proces dat tot deze beslissing heeft geleid. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • diefstal
  • medeplichtigheid aan diefstal
  • overtreding van artikel 11 van de Wegenverkeerswet 1994
  • overtreding van artikel 107 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (
hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of
voorlopige basis. [6]
Op 21 september 2023 is namens
the Director General of the National Penitentiary Administrationde volgende garantie verstrekt:
(…) regarding the conditions for detention from which follows to benefit the named[opgeëiste persoon](…) we inform you of the following.
In the event that the person deprived of liberty shall be surrendered to the Romanian authorities on the Henri Coandă Airport of Bucharest, they will be initially placed in the Bucharest Rahova [7] Penitentiary aiming to complete the quarantine period, for a period of 21 days, in a room which will ensure a space of at least 3 square meters.
(…)
Taking into account the penalty quantum, most probably he will serve the penalty initially in semi-open regimen. Also, taking into account his domicile, most probably, in the beginning, he will serve the penalty inthe Deva Penitentiary.
(…)
The detainees have access to the courtyards for walking (daily), clubs, sports field, gym, church, classrooms and other spaces dedicated to the exercising of rights.
(…)
The convicted persons which serve the penalty in a semi-open regimen may perform labor and undertake educational, cultural, therapeutic, psychological counseling, moral-religious activities, scholastic instruction and professional development outside the penitentiary, under surveillance.
(…)
Named[opgeëiste persoon] will benefit from a space of minimum 3 square meters,for the entire duration of serving the penalty, including the bed and furnishings,without also including the space dedicated to the lavatory, the number of detainees being set relating to the surface of the room. Every detainee will be ensured to have an individual bed equipped with specific equipage.
(…)
Taking into account the prospect of implementing the measures contained in the "Plan of action for the 2020 -2025 period, elaborated to enforce the pilot­decision Rezmives and others versus Romania, as well as the decisions ruled in the group of cases Bragadireanu versus Romania", as well as the detainee population presently in custody by the National Penitentiaries Administration, consequence of the criminal policies adopted by the Romanian state,the National Penitentiaries
Administration guarantees the ensuring of an individual space of minimum 3 square meters for the entire duration of the serving of the penalty,including the bed and furnishings,without including the space dedicated to the lavatory.”
De raadsvrouw heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon – die al een periode in detentie in Roemenië heeft doorgebracht – het levende bewijs is dat niet moet worden vertrouwd op de verstrekte garantie. Hij geeft immers aan dat de omstandigheden zeer slecht zijn en dat de in de detentiegarantie geschetste situatie niet klopt met de werkelijkheid. Zij heeft dit echter niet onderbouwd met objectieve gegevens.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen. Het niet-onderbouwde verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 48 en 310 Wetboek van Strafrecht, 11, 107, 176 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Local Court of Agnita(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.E.M. James-Pater en B.M. Vroom-Cramer rechters,
in tegenwoordigheid van F.M.H. Albarda, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 november 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (Tupikas), ECLI:EU:C:2017:628.
5.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.In de vertaling is ‘Rahova’ weggevallen maar in de originele Roemeense garantie staat dit wel.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.