Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
706 andere rechtspersonen,
Palink”,
Adrestia”,
NLTruckkartel II - Ewals”,
36 andere rechtspersonen,
Groupe Berto”,
Cartel des Camions II - Akiolis”,
Cartel des Camions III - SME”,
Groupe Samat”,
NLTruckkartel III - Heisterkamp”,
NLTruckkartel IV - Vos”,
NLTruckkartel V - PostNL”,
NLTruckkartel VI – Peter Appel”,
EB Trans II”,
NLTruckkartel VII - SME”,
41 andere rechtspersonen,
Charles Andre”,
72 andere rechtspersonen,
Geodis”,
Steenbergen”,
UNILEVER N.V.,
313 andere rechtspersonen,
Unilever”,
TCR”,
DAF",
MAN TRUCK & BUS AG,
MAN",
Volvo/Renault",
FIAT CHRYSLER AUTOMOBILES N.V.,
CNH/Iveco",
Daimler",
Scania”,
1.De procedures
- de dagvaarding van 12 juli 2019,
- de akte overlegging producties behorende bij de dagvaarding van 18 december 2019,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van Palink van 2 december 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging productie van Adrestia van 3 februari 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel II – Ewals van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel II – Ewals van 15 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties van Groupe Berto van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 16 juli 2019,
- de akte overlegging producties tevens eisvermindering en eisvermeerdering van Cartel des
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van Cartel des Camions II – Akiolis van 1 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- de akte eisvermindering van 23 juni 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken,
- de akte eisvermindering van Cartel des Camions II – Akiolis van 13 september 2023.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties van Cartel des Camions III – SME van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van Cartel des Camions III – SME van 1 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- de rolbeslissing van 30 juni 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken,
- de akte overlegging producties van Cartel des Camions III – SME van 10 mei 2023.
- de dagvaarding van 16 juli 2019,
- de akte overlegging producties van Groupe Samat van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte eisvermeerdering van 2 december 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel III – Heisterkamp van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel III – Heisterkamp van 15 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties, tevens eisvermindering en eisvermeerdering van 29 januari
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel IV – Vos van 15 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties, tevens eisvermeerdering van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel IV – PostNL van 15 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel VI – Peter Appel van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties van NLTruckkartel VI – Peter Appel van 15 juli 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 16 juli 2019,
- de akte overlegging producties van EB Trans van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte overlegging producties, tevens eisvermeerdering van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte overlegging producties, tevens eisvermeerdering van 15 juli 2020,
- de akte eisvermeerdering van 28 oktober 2020,
- de akte eisvermeerdering van 2 december 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 13 juli 2019,
- de akte overlegging producties van Charles Andre van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 16 juli 2019,
- de akte overlegging producties van Geodis van 29 januari 2020,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- de akte eisvermindering van 12 mei 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 10 september 2019,
- het proces-verbaal van de regiezitting op 12 maart 2020,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 30 december 2019,
- de akte overlegging producties van Unilever van 2 december 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- de dagvaarding van 18 juli 2019,
- de akte vermeerdering van eis en overlegging producties van 8 januari 2020,
- de akte vermeerdering van eis en overlegging producties van 4 maart 2020,
- de akte vermeerdering van eis en overlegging producties van 22 juli 2020,
- de akte vermeerdering van eis en overlegging producties van 2 december 2020,
- de akte naamswijziging van CNH/Iveco van 31 maart 2021,
- de akte naamswijziging van MAN van 14 april 2021,
- het vonnis in incident van 30 juni 2021, met de daarin genoemde stukken.
- T. Klein & B. Neurohr, ‘Should Private Exchanges of List Price Information Be Presumed to Be Anticompetitive?’ Journal of Industry, Competition and Trade (22 mei 2023);
- T. Klein & B. Neurohr, ‘The Cost Coordination Theory of Harm and the EU Trucks Case’ (27 februari 2023).
2.De beoordeling
Inleiding
single and continuous infringement, gepleegd door de geadresseerden van het Besluit, waaronder de Truckfabrikanten. Deze enkelvoudige en voortdurende inbreuk heeft individuele afnemers benadeeld en schade berokkend, zo stellen de Claimanten. In deze procedure wordt vergoeding van die schade gevorderd, ofwel door de afnemers zelf ofwel door een claimvehikel waaraan zij hun vordering hebben overgedragen. Omdat de trucks in het algemeen niet rechtstreeks van de producent werden afgenomen, terwijl juist het handelen van de producent de beweerdelijke schade heeft veroorzaakt, gaat het hier in beginsel om vorderingen uit onrechtmatige daad, meer in het bijzonder om vorderingen tot vergoeding van schade wegens ongeoorloofde mededingingshandelingen. Naar Nederlands schadevergoedingsrecht veroorzaakt een ongeoorloofde mededingingshandeling zoals een kartel schade, zodra een transactie wordt aangegaan waarvan de prijs daardoor in ongunstige [zin] is beïnvloed.
Kamerstukken II, 1998/99, 26 608, nr. 3 p. 8). De wetgever heeft gevallen als hier aan de orde naar het oordeel van de rechtbank ook niet (kunnen) voorzien. De WCOD trad immers in werking op 1 juni 2001, terwijl kartelschadevorderingen als de onderhavige pas sinds het arrest van het HvJEG 20 september 2001 (Courage/Crehan) [6] erkenning in de rechtspraak hebben gevonden en eerst nadien ook op grote schaal in rechte worden ingesteld, sinds geruime tijd ook met gebruikmaking van zogenoemde claimvehikels of via massaschadeclaims, met bundeling van vorderingen van claimanten uit de gehele EU tot gevolg. Het traditionele conflictenrecht geeft de rechter aan wie dergelijke massale claims worden voorgelegd, vaak als antwoord dat hij een veelheid aan rechtsstelsels zal moeten gaan toepassen. Daarmee schiet het conflictenrecht, ooit bedoeld om één toepasselijk rechtsstelsel aan te wijzen, in wezen zijn doel voorbij. De bij de totstandkoming van de WCOD door de wetgever bedachte mogelijke oplossingen voor dit probleem – de accessoire aanknoping van artikel 5 WCOD of een gezamenlijke rechtskeuze als bedoeld in artikel 6 WCOD – zijn in dit geval ook niet toe te passen. Dit stelt de rechtbank voor de vraag welk criterium zij dient toe te passen bij de toepassing van artikel 4 WCOD, dat zoals gezegd, nimmer als sluitende regelgeving was bedoeld.
door de benadeeldevoor het recht van het aangezochte gerecht. In artikel 6 lid 3 sub a Rome II is kort gezegd bepaald dat een onrechtmatigedaadsvordering die voortvloeit uit een beperking van de mededinging, wordt beheerst door het recht van het land waarvan de markt wordt beïnvloed of waarschijnlijk wordt beïnvloed. Artikel 6 lid 3 sub b Rome II luidt als volgt:
lex fori, (iv) mits de markt in die Lidstaat rechtstreeks en aanzienlijk is beïnvloed door de beperking van de mededinging. Voorts geldt dat, indien meer dan een verweerder voor dat gerecht wordt gedaagd, (v) de benadeelde slechts kan kiezen voor de
lex foriindien de beperking van de mededinging waarop de vordering tegen elk van de verweerders berust ook de markt van de Lidstaat van dat gerecht rechtstreeks en aanzienlijk is beïnvloed.
“the infringement covered the entire EEA”, zodat moet worden aangenomen dat door de Inbreuk de concurrentieverhoudingen zijn beïnvloed in meer dan één land. DAF Trucks, CNH Industrial en Stellantis zijn als verweerders gedaagd voor het gerecht van hun woonplaats. Claimanten doen een rechtskeuze voor Nederlands recht, de
lex fori. Dat de concurrentieverhoudingen in Nederland rechtstreeks en aanzienlijk zijn beïnvloed door de beperking van de mededinging is op basis van het Besluit voldoende aannemelijk. Aan DAF, CNH Industrial en Stellantis zijn immers (ook) hoge boetes opgelegd. Nu zij een belangrijke rol in het Kartel hebben gespeeld, was de toepasselijkheid van het Nederlandse recht ook voor de andere Truckfabrikanten die voor de rechtbank (Oost-Brabant of) Amsterdam zijn gedaagd voldoende voorzienbaar. Ook aan de algemene eis dat bij de vaststelling van het toepasselijk recht in het oog moet worden gehouden dat tussen het toepasselijk recht en de (feiten die de basis vormen voor de) vorderingen enig verband bestaat, is in die zin voldaan dat – bij gebreke van een eenvormig Europees privaatrecht – het Nederlandse recht in dit geval een van de voor de hand liggende rechtsstelsels is. Dit voert tot de conclusie dat de vorderingen waarvoor het toepasselijke recht op de voet van artikel 6 lid 3 Rome II moet worden beoordeeld, naar Nederlands recht dienen te worden beoordeeld.
single and continuous infringementgeen enkele relevantie toekomt bij het vaststellen van het bestaan en ontstaan van een civiele schadevergoedingsvordering en aldus bij het bepalen van het toepasselijk recht op die vordering. [8] De vorderingen die de Claimanten (althans de Achterliggende partijen) stellen te hebben betreffen steeds beweerde schade, die enkel kan zijn geleden op het moment dat bij het verwerven van een bepaalde vrachtwagen (of het afnemen van een bepaalde transportdienst) als gevolg van de inbreuk teveel zou zijn betaald. Dit betekent dat de verbintenissen tot schadevergoeding per afzonderlijke transactie ontstaan en het toepasselijke recht daarmee ook per transactie moet worden vastgesteld. [9] Dit is niet anders indien (ten onrechte) zou worden aangenomen dat de inbreuk zou kwalificeren als een enkelvoudige voortdurende onrechtmatige daad. Ook dan kan telkens een objectief, eenduidig tijdstip worden bepaald waarop de individuele vordering is ontstaan. [10] De gedachte dat per gedupeerde slechts één schadevergoedingsvordering zou ontstaan/bestaan, verdraagt zich ook slecht met (a) het feit dat (middelgrote en grote) transportbedrijven veelal een ‘gemixte’ vloot aan vrachtwagens hebben van verschillende merken die op verschillende tijdstippen en (mogelijk) van verschillende verkopers/dealers zijn afgenomen en (b) dat er gedupeerden zijn die vorderingen instellen bij meerdere rechters (in Nederland en in het buitenland).
individuele benadeelde relevanteconcurrentieverhoudingen heeft plaatsgevonden en dat is steeds daar waar een
individuele transactieheeft plaatsgevonden die (beweerdelijk) in een meerprijs heeft geresulteerd. Dat is het land waar de eerste afnemer van een vrachtwagen is gevestigd. Dit is immers de plaats c.q. de markt van de eerste schakel buiten de onderneming van de betreffende Truckfabrikant en derhalve de enige plaats waar de inbreuk de
relevanteconcurrentieverhoudingen met betrekking tot de betreffende transactie
directheeft kunnen beïnvloeden. Bij opvolgende transacties (bijvoorbeeld het afnemen van transportdiensten) kan slechts sprake zijn van een voor het toepasselijke recht irrelevante, indirecte, ‘doorgeschoven’ beïnvloeding. Deze indirecte gevolgen zijn niet relevant bij het bepalen van het toepasselijk recht. Verwezen wordt naar artikel 4 Rome II:
Erfolgsort) uit artikel 7 lid 2 Brussel I-bis [11] . Onder verwijzing naar het arrest RH/Volvo van het HvJ EU [12] zou dit voor het bepalen van het toepasselijk recht leiden tot de volgende vuistregels:
- a) Er moet worden aangeknoopt bij het recht van de plaats waar de vrachtwagens of transportdiensten zijn afgenomen. Dit is de plaats waar de verkoper (van respectievelijk vrachtwagens of transportdiensten) is gevestigd.
- b) Indien eenzelfde Claimant of Achterliggende partij vrachtwagens of transportdiensten heeft afgenomen in verschillende landen, dan dient voor iedere transactie te worden aangeknoopt bij het recht van de plaats van de zetel van de betreffende Claimant of Achterliggende partij.
“een versnippering van het toepasselijke recht”) bij een grensoverschrijdende mededingingshandeling
“veelal onontkoombaar zal zijn”. [13] Dat in deze zaken mogelijk een veelheid van rechtsstelsels van toepassing zal zijn op de verschillende vorderingen hebben de Claimanten zelf veroorzaakt door hun vorderingen uit heel Europa te bundelen. Van een tekortschietend conflictenrecht is geen sprake.
per definitie een transnationaal karakter die naar hun aard op verschillende plekken worden verricht”, waardoor “
de concurrentieverhoudingen met betrekking tot één vlucht op verschillende plaatsen zijn beïnvloed”, namelijk “
op zowel de luchthaven van vertrek als op de luchthaven van aankomst”. Hier gaat het om goederen: vrachtwagens. De voorliggende vorderingen hebben dan ook (grotendeels) betrekking op de directe schade die het gevolg zou zijn van door de inbreuk beïnvloede verkoop of lease van vrachtwagens en niet van transnationale diensten (slechts Unilever c.s. en Adrestia c.s. stellen schade te hebben geleden door de afname van transportdiensten (indirecte schade)). Vrachtwagens worden op één plek afgenomen (en vervolgens ook geregistreerd), waardoor de specifieke plaats waar de relevante concurrentieverhoudingen ten aanzien van die transactie zijn beïnvloed eenvoudig en objectief kan worden vastgesteld. Het Besluit en het Scania Besluit bieden geen aanknopingspunt voor de conclusie dat een mededingingsbeperkende handeling met betrekking tot één transactie
gelijktijdig op twee verschillende plaatsende relevante concurrentieverhoudingen heeft kunnen beïnvloeden.
één afzonderlijke gedupeerde(hier een Claimant of Achterliggende partij die zelf schade heeft geleden)
. [14] Bovendien geldt dat een deel van de Claimanten en/of Achterliggende partijen geen enkele vrachtwagen heeft afgenomen in Nederland (of zelfs niet in de EER), waardoor zij niet voldoen aan de eis dat ten aanzien van hun transacties de markt in Nederland
rechtstreeksen
aanzienlijkmoet zijn beïnvloed. Ook kan in redelijkheid niet worden geconcludeerd dat deze vorderingen enigszins met de Nederlandse rechtssfeer zijn verbonden.
ÖFAB, C-147/12, ECLI:EU:C:2013:490, punt 58).
mutatis mutandisook relevant is voor het bepalen van het toepasselijk recht op kartelschadevorderingen. In het arrest in de zaak RH/Volvo van 15 juli 2021 (betreft ook het Trucks Kartel) heeft het HvJ EU [17] op dit punt het volgende overwogen:
consistentie-eisen van overweging 7van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen (
Rome II) (PB 2007, L 199, blz. 40), aangezien volgens
artikel 6, lid 3, onder a), van die verordening op vorderingen tot schadevergoeding in verband met een mededingingsbeperkende handeling het recht van het land waar de markt beïnvloed wordt of waarschijnlijk beïnvloed wordt, van toepassing is (arrest van 29 juli 2019, Tibor-Trans, C-451/18, EU:C:2019:635, punt 35).
meerkosten die zijn betaald wegens een kunstmatig hoge prijs, zoals die van het waterstofperoxide in het geval van de mededingingsregeling in het hoofdgeding,
kan die plaats enkel voor iedere beweerde benadeelde individueel worden vastgesteld en gaat het daarbij in beginsel om de plaats van de zetel van deze laatste.
goederen waarop die afspraken betrekking hebben, heeft gekocht, dan wel, wanneer die onderneming de goederen op verschillende plaatsen heeft gekocht, bij de rechter in wiens rechtsgebied de zetel van de onderneming is gevestigd.
geen uitzonderingop de algemene regel in artikel 4, lid 1,(dat verwijst naar het recht van het land waar de schade zich voordoet) maar juist een
verduidelijkingdaarvan. Inzake oneerlijke concurrentie dient de collisieregel bescherming te bieden aan concurrenten, consumenten en het publiek in het algemeen en tevens garant te staan voor het goed functioneren van de markteconomie. Deze doelstellingen zijn in het algemeen te bereiken door aanknoping bij het recht van het land waar de concurrentieverhoudingen dan wel de gezamenlijke belangen van de consumenten worden of dreigen te worden aangetast.”
directheeft kunnen beïnvloeden en daarmee om het land waar de
eerste afnemervan de vrachtwagen waar de vordering betrekking op heeft is gevestigd, zoals de Truckfabrikanten (primair) betogen, lijkt te zijn achterhaald door het arrest Tibor-Trans van het HvJ EU van 29 juli 2019 [19] . In dit arrest heeft het HvJ EU – wederom in het kader van bevoegdheid – overwogen dat de schade van een indirecte afnemer, bestaande in meerkosten die het gevolg zijn van een artificieel hoge prijs, moet worden aangemerkt als ‘rechtstreekse schade’. De plaats van de beïnvloede markt is volgens het HvJ EU “de plaats waar de prijzen op de markt zijn vervalst, en waar de benadeelde stelt schade te hebben geleden”. Daarmee zal de rechter van de plaats waar de indirecte afnemer is gevestigd, in beginsel bevoegd zijn om van diens vordering kennis te nemen. Het HvJ overwoog uitdrukkelijk dat zijn uitleg van het begrip ‘plaats waar de schade is ingetreden’ in overeenstemming is met artikel 6 lid 3 sub a Rome II.
eerste afnemervan de vrachtwagen waar de vordering betrekking op heeft is gevestigd, wordt in ieder geval bewerkstelligd dat op (de transacties betreffende) één en dezelfde vrachtwagen (waaronder
lease-transacties) steeds hetzelfde recht van toepassing is.
eerste afnemervan de vrachtwagen waar de vordering betrekking op heeft is gevestigd.
steedseen rechtskeuze kan doen voor het recht van het aangezochte gerecht, mits aan de (stringente) voorwaarden van artikel 6 lid 3 sub b Rome II is voldaan.
voor een verzoeker die in het kader van een geschil op dat gebied tegen meerdere verweerders ageert, deze verweerders ‘overeenkomstig de toepasselijke regels betreffende de rechterlijke bevoegdheid’ voor een enkel gerecht te dagen
en zich voor zijn vorderingen op het recht van het aangezochte gerecht te beroepen. Ik meen dat in het belang van samenhang tussen de Unierechtelijke instrumenten inzake grensoverschrijdende geschillen terdege rekening moet worden gehouden met deze tendens in de wetgeving, ondanks het feit dat de Rome II-verordening, zoals verweersters in het hoofdgeding tegenwerpen, in het onderhavige geval ratione temporis niet van toepassing is.”
eerste afnemervan de vrachtwagen waar de vordering betrekking op heeft is gevestigd? Of moet worden aangeknoopt bij de plaats waar de vrachtwagen of transportdienst is afgenomen, te weten (i) de plaats waar de verkoper (van respectievelijk vrachtwagens of transportdiensten) is gevestigd of (ii) indien eenzelfde Claimant of Achterliggende partij vrachtwagens heeft afgenomen in verschillende landen, het recht van de plaats van de zetel van de betreffende Claimant of Achterliggende partij?
eerste afnemervan de vrachtwagen waar de vordering betrekking op heeft is gevestigd?
3.De beslissing
11 oktober 2023opdat ieder van partijen de in rechtsoverweging 2.33 bedoelde akte kan nemen,