Op 1 november 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten op 5 juni 2023, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland verblijft zonder vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 oktober 2023 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was met zijn raadsman, mr. C.J.J. Visser, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. S.J. Wirken, heeft de vordering tot overlevering ingediend.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij het proces in Polen dat leidde tot het vonnis van 21 januari 2022, waartegen de overlevering is verzocht. De raadsman heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de zitting. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafzaak en dat hij bewust naar Nederland is vertrokken.
De rechtbank heeft geoordeeld dat, hoewel de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de eerdere zitting, hij wel degelijk afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, voldoen aan de eisen van dubbele strafbaarheid. Bovendien heeft de rechtbank geen weigeringsgronden gevonden die de overlevering in de weg staan. Daarom heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast.