ECLI:NL:RBAMS:2023:6884

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2023
Publicatiedatum
1 november 2023
Zaaknummer
71/270108-22 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen in het kader van onderzoek Coalcity II

Op 30 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een valse leenovereenkomst heeft opgesteld, die bedoeld was om als bewijs te dienen voor een bank. Dit vond plaats in de periode van 8 tot en met 22 september 2020. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van een totaalbedrag van 326.405 euro in de periode van 18 december 2019 tot en met 21 september 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een netwerk van criminele activiteiten, waaronder de handel in verdovende middelen en deelname aan een criminele organisatie genaamd 'Coalcity'. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het verbergen van de herkomst van geldbedragen die van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 9 maanden, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 71/270108-22 (Promis)
Datum uitspraak: 30 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [land van herkomst] ) op [geboortedag] 1963,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2023 (inhoudelijke behandeling) en 30 oktober 2023 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie,
mrs. A.S. Bijleveld en M.P. Kok (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.B.M. Nohl, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
1. medeplegen van valsheid in geschrifte, door in strijd met de waarheid, een (e-mail met daarin de bevestiging van een) leenovereenkomst van 11.800,- euro op te stellen in de periode van 8 september 2020 tot en met 22 september 2020;
2. medeplegen van (gewoonte-)witwassen, althans schuldwitwassen, in de periode van 18 december 2019 tot en met 21 september 2020 van een geldbedrag van in totaal 338.630,- euro, te weten:
- meerdere geldbedragen van in totaal 244.880,- euro die zijn bijgeschreven op een bankrekening op naam van verdachte, waarna die bedragen vervolgens direct contant zijn opgenomen of overgeboekt;
- meerdere geldbedragen van in totaal 49.500,- euro die zijn bijgeschreven of contant zijn gestort op een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. en die vervolgens direct contant zijn opgenomen of overgeboekt, en:
- meerdere geldbedragen van in totaal 44.250,- euro die contant zijn gestort op een bankrekening op naam van verdachte en die vervolgens zijn overgeboekt of contant zijn opgenomen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Uit het dossier blijkt ten aanzien van feit 1 niet dat verdachte wetenschap heeft gehad van de vermeende valsheid in geschrifte en evenmin dat hij degene is geweest die de leenovereenkomst althans de e-mail ter bevestiging daarvan heeft opgesteld.
De raadsvrouw heeft inzake feit 2 primair aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist of kon weten waar het geld vandaan kwam. Er is voorts geen sprake geweest van verhullen. Ten aanzien van het voorhanden hebben, omzetten, overdragen en gebruik maken is er slechts sprake is van een kort moment, te weten het moment van storten en nagenoeg aansluitend het overboeken dan wel opnemen.
Subsidiair heeft zij zich op het standpunt gesteld dat het enkel storten van bedragen niet kan worden aangemerkt als ‘methodisch handelen’, zodat verdachte van gewoontewitwassen dient te worden vrijgesproken.
Daarnaast heeft de raadsvrouw met betrekking tot feit 1 en feit 2 aangevoerd dat er geen sprake is van een zodanige nauwe en volledige samenwerking tussen verdachte en enige medeverdachte(n) dat sprake is van medeplegen. Tot slot dienen de verklaringen die onder meer zijn afgelegd door [medeverdachte 2] te worden uitgesloten van het bewijs, nu deze innerlijk tegenstrijdig zijn.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
De feiten die aan verdachte ten laste zijn gelegd, komen voort uit van een onderzoek naar (onder meer) handel in verdovende middelen, witwassen en deelname aan een criminele organisatie dat de naam “Coalcity” heeft gekregen. In dit onderzoek komen verschillende medeverdachten naar voren, waaronder [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ) en [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), de (destijds) minderjarige zoon van [medeverdachte 1] .
Zoals de officier van justitie op de zitting heeft aangevoerd, is medeverdachte [medeverdachte 3] bij vonnis van 8 juli 2022 onherroepelijk veroordeeld voor onder meer deelname aan een criminele organisatie (onder meer met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] ), medeplegen van gewoontewitwassen en medeplegen van valsheid in geschrifte. [2]
Zoals hieronder zal worden geconstateerd, zijn in het onderzoek Coalcity een veelvoud aan ondernemingen betrokken. In deze inleidende opmerkingen stelt de rechtbank vast dat, in de ten laste gelegde periode, verdachte de onderneming ‘ [bedrijfsnaam 1] B.V.’ op zijn naam had staan. [3] Medeverdachte [medeverdachte 2] was destijds grootaandeelhouder van de onderneming ‘ [onderneming 1] B.V.’ [onderneming 1] B.V. is een afkorting van ‘ [onderneming 1] ’, welke onderneming gebruik maakt van de handelsnaam [handelsnaam onderneming] B.V. [4] Daarnaast was [medeverdachte 4] van 1 januari 2011 tot 12 februari 2018 - samen met zijn vader, [naam 2] (geboren [geboortejaar] ) - directeur van ‘ [bedrijfsnaam 3] B.V. Na 12 februari 2018 was [naam 2] de enige directeur. [5]
4.3.1.
Feit 1: Valsheid in geschrifte
Op 1 juni 2020 (boekdatum) wordt er van de persoonlijke [naam bank 1] -bankrekening * [nummer 1] van verdachte een bedrag van 11.800,- euro overgemaakt aan [onderneming 1] onder de omschrijving ‘ [naam 3] ’. [6]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 6 oktober 2020 wordt onder meer een aangetekende brief gedateerd 8 september 2020 van de [naam bank 1] Bank aangetroffen die is gericht aan verdachte. Uit deze brief blijkt dat de bank aan verdachte vraagt om vóór 22 september 2020 passende documentatie aan te leveren ter verklaring van verschillende transacties op zijn rekening, waaronder een overboeking van 11.800,- euro naar [onderneming 1] . [7]
Bij de doorzoeking van de woning van verdachte is ook een Apple iPhone in beslag genomen, waarin de volgende mailcorrespondentie is aangetroffen. [8]
Op 22 september 2020 om 14:59 uur wordt vanaf het e-mailadres ‘ [mailadres 1] ’ een e-mail gestuurd naar het e-mailadres ‘ [mailadres 2] ’ met als onderwerp “ [omschrijving 1] ”. Gelet op voornoemde e-mailadressen, mede in combinatie met de plaats waar de mobiele telefoon is aangetroffen, stelt de rechtbank vast dat het e-mailadres ‘ [mailadres 2] ’ aan verdachte toebehoort en het e-mailadres ‘ [mailadres 1] ’ aan medeverdachte [medeverdachte 2] .
In deze e-mail staat het volgende:
Beste [verdachte] , zoals vanochtend afgesproken zend ik je hiebij de tekst van een mail die ik je zal sturen zodra je mij per aangehechte e.mail bevestigt dat ik noch [handelsnaam onderneming] B.V. een schuld aan je heb. Vertrouw er op dat je hiermee een deel van je “bankprobleem” kan oplossen.
M vr gr, [medeverdachte 2] . [9]
Hierna volgt in dezelfde e-mail de onderstaande tekst:
Beste [verdachte] ,
Nogmaals veel dank voor de lening van €11.800,- die je mijn bedrijf [handelsnaam onderneming] / [onderneming 1] B.V. op 31 mei jl verstrekte. Eea geeft zeker extra “lucht”.
Ik ga er vooralsnog vanuit dat ik je voor t eind van dit jaar het grootste deel kan terugbetalen.
Overigens vind ik het het ook heel fair dat je geen rente in rekening brengt!
Graag tot een wederdienst bereid, we houden contact,
M vr gr, [medeverdachte 2] . [10]
Een half uur later, om 15:30 uur, stuurt verdachte aan [medeverdachte 2] de volgende e-mail met als onderwerp “Re: [omschrijving 1] ”.
Beste [medeverdachte 2] , Hierbij verklaar ik dat ik geen rechten en of aanspraak zal doen of laten doen..door de jouw opgemaakte leningovereenkomst. Mvg [verdachte] . [11]
Twee minuten later, om 15:32 uur, stuurt [medeverdachte 2] aan verdachte de tekst die hij heeft opgenomen in de tweede alinea van de e-mail van 14:59 uur. [12]
De vraag die voorligt, is of verdachte zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte. De verklaring in de e-mail van 15:32 uur, waarin [medeverdachte 2] vastlegt dat verdachte geld heeft geleend aan zijn onderneming [onderneming 1] , lijkt namelijk vals en bedoeld om op die manier een (legale) grondslag te geven aan de geldstroom van 11.800,- euro.
Verdachte heeft geen enkel aanknopingspunt gegeven voor een ander scenario. Hij heeft over dit feit gedurende het gehele onderzoek tot en met de terechtzitting een beroep gedaan op zijn zwijgrecht. Dat kan hem weliswaar in beginsel niet worden tegengeworpen, maar het betekent ook dat een andere verklaring voor zijn betrokkenheid bij de transactie ontbreekt.
Daarmee kan medeplegen van valsheid in geschrifte worden bewezen. Zoals hiervoor is vastgesteld heeft verdachte immers, in een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte 2] zoals blijkt uit de e-mailcorrespondentie die voorafgaat aan de e-mail van 15:32 uur, een valse verklaring opgesteld die bedoeld was om als bewijs te dienen jegens de bank. Nu uit de brief van de [naam bank 1] bank blijkt dat verdachte en [medeverdachte 2] een verklaring moesten geven voor voormelde transactie, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat zij het oogmerk hadden om die valse verklaring als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
De verweren van de raadsvrouw vinden weerlegging in de bewijsmiddelen, nu uit de bevestiging door verdachte aan [medeverdachte 2] dat er niet daadwerkelijk sprake is van een schuld, blijkt dat hij weet dat de leenovereenkomst vals is. Dat niet hij, maar medeverdachte [medeverdachte 2] het betreffende e-mailbericht heeft opgesteld doet gelet op de overwegingen omtrent medeplegen verder niet ter zake.
4.3.2.
Feit 2: Witwassen
Verdachte wordt verweten dat hij zich in de periode van 18 december 2019 tot en met 21 september 2020, al dan niet tezamen en in vereniging met een ander of anderen, heeft
schuldig gemaakt aan (gewoonte- of schuld)witwassen van een totaalbedrag van 338.630,- euro. De beschuldiging houdt in dat op zijn persoonlijke [naam bank 2] -bankrekening, [naam bank 1] -bankrekening en de bankrekening van zijn onderneming [bedrijfsnaam 1] geldbedragen zijn gestort (contant of met girale overboeking), die van misdrijf afkomstig waren en dat die bedragen vervolgens contant werden opgenomen of overgeboekt. De verdenking komt erop neer dat verdachte daarmee in opdracht en ten behoeve van medeverdachte [medeverdachte 1] zijn bankrekeningen ter beschikking heeft gesteld voor het doen van onverklaarbare stortingen, opnamen en overboekingen
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode alleenwonend en ongehuwd was. Er zijn sinds 2017 geen aangiften inkomstenbelasting van hem bekend. In 2019 heeft hij in totaal 10.162,- euro aan nettoloon ontvangen. Hij heeft vijf bankrekeningen op zijn naam staan, waarvan in 2019 slechts één bankrekening een creditsaldo van 802,- euro had. Het saldi van de overige bankrekeningen was 0,- euro of onbekend. [13]
Daarnaast had de onderneming van verdachte, [bedrijfsnaam 1] , in 2019 een jaaromzet van 21.971,- euro. [bedrijfsnaam 1] had in 2019 twee bankrekeningen op naam, waarvan één rekening een debetsaldo had van 227,- euro en het saldo van de andere rekening 0,- euro was. [14]
Er zijn verder geen gegevens bekend over de ontvangst van enige toeslagen of ander relevant vermogen, zoals erfenissen of leningen. Verdachte heeft hierover ook niets verklaard.
Hierna zal de rechtbank ingaan op verscheidene chatberichten, die samenhangen met transacties op de bankrekeningen van verdachte. Hiervoor acht de rechtbank de volgende vaststellingen van belang.
Telefoons
Bij de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 1] op 29 september 2020 is een telefoon met telefoonnummer eindigend op * [nummer 2] aangetroffen. Uit onderzoek naar deze telefoon blijkt dat de gebruiker van dit nummer wordt aangesproken met onder meer ‘ [voornaam medeverdachte 1] ’, ‘ [bijnaam medeverdachte 1] ’ en ‘ [achternaam medeverdachte 1] ’. [15] De rechtbank stelt vast dat, gelet op de plek waar de telefoon is aangetroffen, in samenhang met voornoemde voor- en achternaam, deze telefoon aan [medeverdachte 1] toebehoort.
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn onder meer WhatsApp-gesprekken aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en de telefoon met telefoonnummer eindigend op * [nummer 3] . Dit nummer staat in de telefoon opgeslagen als ‘ [verdachte] ’. [16] De rechtbank stelt vast dat het telefoonnummer * [nummer 3] aan verdachte toebehoort, hetgeen ook niet door verdachte is weersproken.
Daarnaast zijn er in de telefoon van [medeverdachte 1] gesprekken aangetroffen via de applicatie ‘Wire’ met een Wire-account dat gebruik maakt van kenmerk * [kenmerk 1] en in de telefoon is opgeslagen als ‘ [initialen 1] ’. Deze gebruiker wordt door [medeverdachte 1] meerdere keren ‘ [voornaam verdachte] ’ genoemd (de voornaam van verdachte). ‘ [initialen 1] ’ heeft een screenshot gedeeld van een bankrekening met daarop de naam van verdachte. Ook zijn er gesprekken via Wire aangetroffen met een Wire-account dat gebruik maakt van kenmerk * [kenmerk 2] en in de telefoon van [medeverdachte 1] staat opgeslagen als ‘ [voornaam verdachte] ’. Deze gebruiker deelt screenshots van bankpassen met daarop de naam van verdachte. [17] De rechtbank stelt vast dat Wire-accounts ‘ [initialen 1] ’ met kenmerk * [kenmerk 1] en ‘ [voornaam verdachte] ’ met kenmerk * [kenmerk 2] in gebruik zijn bij verdachte, hetgeen ook niet door verdachte is weersproken.
In de telefoon van [medeverdachte 1] zijn verder Threema chatgesprekken aangetroffen met een account dat gebruik maakt van Threema-ID * [accountnaam 1] . Aan dit account is het e-mailadres ‘ [mailadres 3] ’ gekoppeld. Gelet op dit e-mailadres stelt de rechtbank vast dat deze Threema-ID toebehoort aan medeverdachte [medeverdachte 3] . [18]
Tot slot is bij de doorzoeking in de woning van [medeverdachte 1] een telefoon met Apple iPhone XS Max in beslag genomen. Op de telefoon staat de app Threema geïnstalleerd, waarbij gebruik werd gemaakt van de Threema ID ‘ [accountnaam 2] ’. De rechtbank stelt vast dat deze telefoon (Apple iPhone XS Max) toebehoort aan en wordt gebruikt door [accountnaam 2] , omdat zijn voor- en achternaam worden gebruikt en hij in dezelfde woning verblijft als zijn vader. Daarbij komt dat er op deze telefoon ook chatgesprekken zijn aangetroffen waarbij de persoon met Threema ID * [accountnaam 3] , vermoedelijk [medeverdachte 1] , met ‘papa’ wordt aangesproken. [19]
Hierna zal worden ingegaan op de transacties en eventuele chatgesprekken die daarover zijn aangetroffen in onder meer de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] . De rechtbank begrijpt dat iedere keer dat er over ‘ [voornaam verdachte] ’ wordt gesproken, dit gaat over verdachte. Als er wordt gesproken over ‘ [voornaam medeverdachte 3] ’ of ‘ [voornaam 2 medeverdachte 3] ’, dan gaat dit over medeverdachte [medeverdachte 3] . Met ‘ [voornaam medeverdachte 4] ’ wordt medeverdachte [medeverdachte 4] bedoeld.
4.3.2.1. [naam bank 2] -bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van verdachte
In de periode van 18 december 2019 tot en met 3 september 2020 wordt er op de persoonlijke [naam bank 2] -bankrekening van [verdachte] in totaal een bedrag van 244.880,- euro bijgeschreven en 233.285,91 euro afgeschreven. Bijgeschreven gelden worden vrijwel meteen na de bijschrijvingen contant opgenomen of overgeschreven naar andere rekeningen. [20]
Transactie van 9.900,- euro op 18 december 2019
Op 18 december 2019 wordt er 9.900,- euro bijgeschreven op de bankrekening van verdachte, afkomstig van een rekening op naam van ‘ [naam 4] ’ en met de omschrijving ‘lening [voornaam verdachte] ’. Van dit bedrag wordt 9.800,- euro diezelfde dag contant opgenomen in vijf aparte opnames. [21]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
18-12-2019
€ 9.900,-
Naam: [naam 4] . Omschrijving: Lening [voornaam verdachte] .
18-12-2019
€ 800,-
Opname
18-12-2019
€ 1.500,-
Opname
18-12-2019
€ 1.500,-
Opname
18-12-2019
€ 5.000,-
Opname
18-12-2019
€ 1.000,-
Opname
Transactie van 9.950,- euro op 7 januari 2020
Op 7 januari 2020 wordt 9.950,- euro bijgeschreven op de bankrekening van [verdachte] . Het geld is afkomstig van een rekening op naam van ‘ [naam 5] ’, waarbij wederom gebruikt wordt gemaakt van de omschrijving ‘lening [voornaam verdachte] ’. Het volledige bedrag wordt dezelfde dag contant opgenomen in zeven aparte opnames. [22]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
07-01-2020
€ 9.950,-
Naam: [naam 5] . Omschrijving: Lening [voornaam verdachte] .
07-01-2020
€ 500,-
Opname
07-01-2020
€ 2.000,-
Opname
07-01-2020
€ 2.500,-
Opname
07-01-2020
€ 2.500,-
Opname
07-01-2020
€ 2.000,-
Opname
07-01-2020
€ 250,-
Opname
07-01-2020
€ 200,-
Opname
Op 7 januari 2020 vindt er in de applicatie Wire over deze transactie een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en verdachte ( [verdachte] ):
[medeverdachte 1] : Kan die [voornaam medeverdachte 3] jou bellen dat je straks van je bank 9950 opneemt. (…).
[verdachte] : Ja is goed. (…) Lening op zetten niet vergeten. Doet [initialen 2] overboeken.
[medeverdachte 1] : Ja doen lening [voornaam verdachte] .
(…)
[medeverdachte 1] : Geld staat op je rekening. [23]
De rechtbank stelt vast dat ‘ [initialen 2] ’ duidt op [naam 6] , een relatie van [medeverdachte 1] die op 16 februari 2020 bankafschriften van [naam 4] aan [medeverdachte 1] stuurt. [naam 4] is de oude handelsnaam van [naam 5] , een eenmanszaak van [naam 6] . [24]
Transactie van 30.000,- euro op 15 en 16 maart 2020
Op 15 maart 2020 wordt er 30.000,- euro overgemaakt op de bankrekening van verdachte
vanaf een bankrekening op naam van [medeverdachte 4] . De omschrijving luidt: ‘Factuurnummer’. Eén dag later, op 16 maart 2020, wordt er in totaal 18.000,- euro van de rekening van verdachte overgemaakt per bankoverschrijving en 10.000,- euro contant opgenomen. [25]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
15-03-2020
€ 30.000,-
Naam: [medeverdachte 4] . Omschrijving: Factuurnummer.
16-03-2020
€ 3.000,-
Naam: [medeverdachte 1] . Omschrijving: [omschrijving 2] .
16-03-2020
€ 10.000,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: laatste deel lening retour dank.
16-03-2020
€ 5.000,-
Naam: [medeverdachte 3] . Omschrijving: Verkoop BMW onderdelen.
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
16-03-2020
€ 1.000,-
Opname
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
16-03-2020
€ 1.500,-
Opname
Op 15 maart 2020 vindt er in de applicatie Threema een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ):
[medeverdachte 3] : Wat hebben we in de planning voor morgen?
[medeverdachte 1] : Moeten ff geld opnemen van de rekeningen. Eerst bij [voornaam verdachte] langs en dan misschien nog een keer via je broer.
(…)
[medeverdachte 1] : Kan je morgen 8.30 bij [voornaam verdachte] zijn. In Laren.
[medeverdachte 3] : Ja dat is goed (…) Krijgt hij wat overgemaakt dan?
[medeverdachte 1] : (…) Ja geeft jou alles.
[medeverdachte 3] : Thanks. Oke top.
[medeverdachte 1] : Maar je moet ook ff rekeningen openen voor hem
[medeverdachte 3] : Ja ik stuur hem wel aan. Hij kan als directeur bij elke bank binnenlopen voor een aanvraag.
[medeverdachte 1] : Ja doe maar [naam 8] . Voor hem. Op die B.V.s.
[medeverdachte 3] : Oké, maar dan heb je nog steeds geen bank waar je ook grotere bedragen contant kan opnemen heh.
[medeverdachte 3] : Die zou ik er wel bij nemen. [naam bank 2] bijv kan 10k per dag.
[medeverdachte 1] : Ja gaan we doen. [26]
Vervolgens vindt op 16 maart 2020 via Threema het volgende gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] :
[medeverdachte 1] : Lukt het met die 28k opnemen?
(…)
[medeverdachte 3] : Wat moet [verdachte] pinnen en waar moet dat geld heen?
[medeverdachte 1] : Wat is de max ?
[medeverdachte 3] : 10 per dag voor hem
[medeverdachte 1] : Ok laat hem 10 opnemen en aan jou geven.
[medeverdachte 3] : Yes. [27]
Ook wordt er op 16 maart 2020 een bericht gestuurd van verdachte aan [medeverdachte 1] via Wire, waarin verdachte aan [medeverdachte 1] laat weten ‘10k hier nu’. [28]
Transactie van 42.000,- euro op 19 en 20 maart 2020
Op 19 maart 2020 wordt er 42.000,- euro op de bankrekening van [verdachte] overgemaakt door [bedrijfsnaam 3] met de omschrijving ‘Factuur [nummer 4] / [omschrijving 3] ’. Van dit totale geldbedrag wordt vervolgens diezelfde dag en één dag later 41.000,- euro overgemaakt en contant opgenomen. [29]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
19-03-2020
€ 42.000,-
Naam: [bedrijfsnaam 3] B.V.. Omschrijving: Factuur [nummer 4] [omschrijving 3] .
19-03-2020
€ 5.000,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: 2e lening deelbetaling
19-03-2020
€ 5.000,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: 2e lening begin.
19-03-2020
€ 1.000,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
19-03-2020
€ 1.500,-
Opname
20-03-2020
€ 1.000,-
Naam: [medeverdachte 1] . Omschrijving: [omschrijving 2] .
20-03-2020
€ 10.000,-
Opname
20-03-2020
€ 500,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: Vergeten erbij te doen
20-03-2020
€ 9.500,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: 2 lening deel betaling retour.
Op 19 maart 2020 vindt er in de applicatie Threema een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en medeverdachte [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ):
[medeverdachte 1] : Kan je ff pinnen met pas [voornaam verdachte] . Nu 10. En morgen 10.
[medeverdachte 3] : Ja, is hij nog in dh?
[medeverdachte 1] : Ja kom ff snel.
[medeverdachte 3] : Ik rij nu weg. Kan hij niet alvast pinnen dan ?
[medeverdachte 1] : Nee doe jij maar. Nu 10 morgen 10 en charter je broer.
[medeverdachte 3] : Oké. [30]
Transactie van 24.700,- euro op 24 maart 2020
Op 24 maart 2020 wordt er 24.700,- euro overgemaakt op de bankrekening van verdachte door [medeverdachte 4] met als omschrijving ‘Factuur [omschrijving 4] ’. De rechtbank stelt vast dat dit modelnamen zijn van Rolex-horloges. Vervolgens wordt diezelfde dag 25.000,- euro overgeschreven naar een bedrijf genaamd [bedrijfsnaam 4] B.V. met de omschrijving ‘ [omschrijving 5] ’. [31]
Ten aanzien van de drie hiervoor vermelde transacties van 15, 19 en 24 maart 2020, geldt dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte drie facturen zijn aangetroffen die zouden zien op de verkoop van vier Rolex horloges. [32]
- Een factuur d.d. 11 maart 2020 van de verkoop van een ‘Rolex Daytona staal”, waarin verdachte verklaart dat hij dit horloge en een extra service ring verkoopt aan medeverdachte [medeverdachte 4] voor een bedrag van 30.000,- euro. Dit bedrag dient voldaan te zijn op 15 maart 2020.
- Een factuur d.d. 19 maart 2020 van de verkoop van een ‘Rolex Big Crown’, waarin verdachte verklaart dat hij dit horloge verkoopt aan [bedrijfsnaam 3] voor een bedrag van 42.000,- euro.
- Een factuur d.d. 24 maart 2020 van de verkoop van een ‘Rolex GMT staal 1968 pepsi’ en een ‘Rolex GMT staal/goud’. Verdachte verklaart in die factuur dat hij deze twee horloges verkoopt aan [medeverdachte 4] voor een bedrag van 24.700,- euro.
Transactie van 22.500,- euro in de periode van 7 tot 11 april 2020
Op 7 april 2020 wordt er 20.500,- euro overgemaakt op de rekening van verdachte door [bedrijfsnaam 3] met als omschrijving ‘Lening tot 28 april 2020. Retour 22.000’. Van dit totale geldbedrag wordt vervolgens in de periode van 7 april tot 10 april 2020 een bedrag van 20.100,- overgemaakt en contant opgenomen. Vervolgens wordt er op 11 april 2020 een bedrag van 2.000,- op de rekening van verdachte overgemaakt door [naam 9] (echtgenote van [medeverdachte 4] ). [33]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
07-04-2020
€ 20.500,-
Naam: [bedrijfsnaam 3] B.V.. Omschrijving: Lening tot 28 april 2020. Retour 22.000.
07-04-2020
€ 7.500,-
Opname
07-04-2020
€ 1.500,-
Opname
07-04-2020
€ 1.000,-
Opname
07-04-2020
€ 100,-
Naam: [medeverdachte 3] . Omschrijving: Lening
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
09-04-2020
€ 1.000,-
Opname
10-04-2020
€ 1.000,-
Opname
11-04-2020
€ 2.000,-
Naam: MW [naam 9] .
Op 7 april 2020 wordt er via Wire een bericht gestuurd door verdachte aan [medeverdachte 1] , waarin hij zegt dat hij ook richting Den Haag kan rijden met pas en laptop. Dat scheelt dan voor ‘ [voornaam medeverdachte 3] ’ ( [medeverdachte 3] ). [34]
Transactie van 7.500,- euro op 24 april 2020
Op 24 april 2020 wordt er 7.500,- overgemaakt op de rekening van verdachte door [bedrijfsnaam 3] met als omschrijving ‘lening’. Dit bedrag wordt dezelfde dag volledig opgenomen. [35]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
24-04-2020
€ 7.500,-
Naam: [bedrijfsnaam 3] B.V. Omschrijving: Lening.
24-04-2020
€ 1.500,-
Opname
24-04-2020
€ 1.500,-
Opname
24-04-2020
€ 1.500,-
Opname
24-04-2020
€ 1.500,-
Opname
24-04-2020
€ 1.500,-
Opname
Transactie van 50.750,- euro in de periode van 28 tot 1 mei 2020
Op 28 april 2020 wordt er 50.000,- overgemaakt op de rekening van verdachte door [bedrijfsnaam 3] met de omschrijving: ‘ [omschrijving 6] ’. Van dit totale bedrag wordt in de periode van 28 april tot 30 april 2020 een bedrag van 49.750,- euro overgeboekt en contact opgenomen. Vervolgens wordt er op 1 mei 2020 een bedrag van 750,- euro gestort door [naam 9] . [36]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
28-04-2020
€ 50.000,-
Naam [bedrijfsnaam 3] : B.V. Omschrijving: [omschrijving 6] .
28-04-2020
€ 1.500,-
Opname
28-04-2020
€ 200,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: Restant.
28-04-2020
€ 10.000,-
Naam: [naam 7] . Omschrijving: cred lening [naam 11] .
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 800,-
Opname
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 1.500,-
Opname
29-04-2020
€ 10.000,-
Naam: [handelsnaam onderneming] B.V.. Omschrijving: cred. restaurant [naam 11] inz betaling [straatnaam 1] .
30-04-2020
€ 10.000,-
Naam: [handelsnaam onderneming] B.V.. Omschrijving: 2e Deel cred.restaurant [naam 11] inz betaling [straatnaam 1] .
30-04-2020
€ 1.500,-
Opname
30-04-2020
€ 750,-
Opname
30-04-2020
€ 1.500,-
Opname
30-04-2020
€ 1.500,-
Opname
30-04-2020
€ 1.500,-
Opname
30-04-2020
€ 1.500,-
Opname
01-05-2020
€ 750,-
Naam: MW [naam 9] .
Op 30 april 2020, vindt via WhatsApp het volgende chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en verdachte ( [verdachte] ):
[medeverdachte 1] : Wat heb je nog aan saldo. Bel je zo. Tik ff.
[verdachte] : 18500
[medeverdachte 1] : Ok dan komt [voornaam medeverdachte 3] zo langs om te pinnen.
[verdachte] : Maar ff serieus probeer fixen iedergeval 950 achterhouden dan zien we volgende week verder maar dan heb ik weer aanbetaling huur en kinderen betaald.
[verdachte] : Nee toch we zouden overmaken aub.
[verdachte] : Is toch beter?
[medeverdachte 1] : Gaan 10 overmaken
[verdachte] : Oké. Top.
[medeverdachte 1] : En 8250 pinnen.
[medeverdachte 1] : Is ff niet anders.
[verdachte] : Vraag [voornaam medeverdachte 4] dan even nog 700 aan mij dan loopt dat gezeik ook goed.
[medeverdachte 1] : Ja ga ik regelen.
[verdachte] : Kan die morgen doen hoeft niet vandaag.
[medeverdachte 1] : Ok. [37]
Op 1 mei 2020 vindt via WhatsApp het volgende chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
[verdachte] : Vergeet ajb 750 niet anders loop ik vast .vermeld [naam 10] is beste
(…)
[verdachte] : Moet ik je oppikken ergens onderweg?
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] al bij [voornaam medeverdachte 4] . (…) Ik bericht hem zo gelijk voor die 750. [38]
Daarnaast vindt op 13 mei 2020 via WhatsApp het volgende chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte:
[medeverdachte 1] : Jij hebt toch 10k overgemaakt naar [handelsnaam onderneming] bv
[medeverdachte 1] : Check dat is.
[verdachte] : (…) 2x. [handelsnaam onderneming] BV
[medeverdachte 1] : Hoeveel?
[verdachte] : 29 en 30 april 2 x10.
[medeverdachte 1] : Ok wat was de omschrijving
[verdachte] : Cred betaling restaurant [naam 11] [straatnaam 1] .
[medeverdachte 1] : Ok is goed.
[verdachte] : 1 deel en 2 deel. [39]
Met de hiervoor vermelde transacties in de maand april (7, 24 en 28 april 2020) wordt door [medeverdachte 4] en [bedrijfsnaam 3] een totaalbedrag van 78.000,- euro giraal gestort op de bankrekening van verdachte. Er is bij de doorzoeking van de woning van verdachte een leenovereenkomst aangetroffen tussen [bedrijfsnaam 3] (vertegenwoordigd door [naam 12] ) en verdachte voor een bedrag van 78.000,-. [40] In de overeenkomst staat dat de reden voor de lening aan verdachte is: ‘vertrouwen in zijn zakelijke culinaire expertise’.
Transactie van 9.975,- euro op 13 en 14 mei 2020
Op 13 mei 2020 wordt er een bedrag van 9.975,- euro bijgeschreven op de rekening van verdachte, afkomstig van een rekening van [onderneming 1] . Zoals hiervoor is vastgesteld, behoort deze onderneming toe aan medeverdachte [medeverdachte 2] . De omschrijving luidt: ‘retourbetaling crediteuren deel 2’. Van dit bedrag wordt één dag later 9.000,- euro contant opgenomen. [41]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
13-05-2020
€ 9.975,-
Naam: [onderneming 1] B.V. Omschrijving: Retourbetaling crediteuren deel 2.
14-05-2020
€ 1.000,-
Opname
14-05-2020
€ 2.000,-
Opname
14-05-2020
€ 2.000,-
Opname
14-05-2020
€ 2.000,-
Opname
14-05-2020
€ 2.000,-
Opname
Hiervoor is al een deel van het WhatsApp-gesprek tussen [medeverdachte 1] en verdachte opgenomen van 13 mei 2020. Dit gesprek gaat vervolgens verder. [medeverdachte 1] vraagt daarbij of verdachte ‘nog ff een keer (kan) opnemen dan doet hij retourbetaling’. Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] om het saldo van de rekening. Verdachte antwoordt dat dit ‘9994.16’ is. [42]
Transactie van 36.955,- euro in de periode van 3 tot 7 juli 2020
In de periode van 3 tot en met 7 juli 2020 wordt er in totaal 36.955,- euro bijgeschreven op de bankrekening van verdachte in drie verschillende overboekingen. Dit bedrag is afkomstig van bankrekeningen van [bedrijfsnaam 6] B.V., verdachte zelf en een contante storting. Van dit totale geldbedrag wordt vervolgens een bedrag van 36.685,91 euro overgeboekt naar een bankrekening van [bedrijfsnaam 5] B.V. [43]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
03-07-2020
€ 17.000,-
Naam: [bedrijfsnaam 6] B.V. Omschrijving: [omschrijving 7]
06-07-2020
€ 7.980,-
Storting
06-07-2020
€ 11.975,-
Naam: [verdachte] . Omschrijving: [omschrijving 7] .
07-07-2020
€ 36.685,91
USD [omschrijving 8]
Op 3 juli 2020 vraagt [medeverdachte 1] via WhatsApp aan verdachte of hij een foto van zijn [naam bank 1] bankrekening kan sturen. Verdachte wil eerst met [medeverdachte 1] bellen, en stuurt even later een foto van zijn [naam bank 2] bankpas. [44]
Vervolgens vraagt [medeverdachte 1] op 7 juli 2020 aan verdachte of ‘die betaling’ er nog instaat. Verdachte stuurt daarop een schermafbeelding van de overboeking naar [bedrijfsnaam 5] naar [medeverdachte 1] . [45]
Overige transacties
Tot slot is op 26 mei 2020 een bedrag van 250,- euro (afkomstig van [onderneming 1] B.V., omschrijving: lening), op 10 juli 2020 een bedrag van 200,- euro (afkomstig van [naam 9] ) en op 3 september 2020 een bedrag van 200,- euro (afkomstig van [medeverdachte 4] ) op deze rekening bijgeschreven. Deze drie transacties worden niet gevolgd door opnames of overboekingen, maar aangewend voor diverse huishoudelijke uitgaven. [46]
4.3.2.2. [naam bank 2] -bankrekening [nummer 5] op naam van [bedrijfsnaam 1]
In de periode van 10 september 2020 tot en met 21 september 2020 wordt er in totaal 49.500,- euro bijgeschreven op de [naam bank 2] -bankrekening van [bedrijfsnaam 1] . Daarnaast wordt er een totaalbedrag afgeschreven van 48.602,40 euro. [47] Bijgeschreven gelden worden vrijwel meteen na de bijschrijving contant opgenomen of overgeschreven naar andere rekeningen.
Transactie van 32.000,- euro op 10 september 2020
Op 10 september 2020 wordt er een bedrag van 32.000,- overgemaakt naar de bankrekening van [bedrijfsnaam 1] door de onderneming ‘ [onderneming 2] B.V.’. Daarbij wordt de omschrijving ‘Conform afspraak / betaling vastgoed’ opgenomen. Vrijwel het gehele bedrag (te weten: 31.102,40 euro) wordt de volgende dag overgemaakt naar een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 5] , waarbij onder meer de omschrijving wordt gebruikt: ‘
[omschrijving 9]’. [48]
Op 10 september 2020 vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of hij ‘alles’ kan meenemen, waaronder de passen. Hij vraagt vervolgens of de rekening van [bedrijfsnaam 1] het doet en of verdachte via die rekening kan internetbankieren. Verdachte laat weten dat dat geen probleem is. Later stuurt verdachte twee schermafbeeldingen van een bijschrijving van 32.000,- euro op de rekening van [bedrijfsnaam 1] . [49]
Transactie van 10.000,- euro op 17 september 2020
Op 17 september 2020 wordt er een bedrag van 10.000,- euro contant gestort op de bankrekening van [bedrijfsnaam 1] . Diezelfde dag wordt dit totale geldbedrag in twee gelijke delen (tweemaal een bedrag van 5.000,- euro) overgeschreven naar een bankrekening op naam van [naam 13] . [50]
Op 17 september 2020 vindt er via Threema een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , waarbij [medeverdachte 3] aan [medeverdachte 1] een foto van een [naam bank 2] betaalpas op naam van [naam 13] stuurt en zegt dat het is ‘gelukt’. [51]
Transactie van 7.500,- euro in de periode van 18 tot 21 september 2020
Op 18 september 2020 wordt er een bedrag van 7.500,- bijgeschreven op de bankrekening van [bedrijfsnaam 1] door [medeverdachte 3] met de omschrijving: ’Verzonden van [naam 14] ’. Dit gehele bedrag wordt vervolgens tussen 19 en 21 september 2020 contant opgenomen. [52]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
18-09-2020
€ 7.500,-
Naam: [medeverdachte 3] . Omschrijving: Verzonden van [naam 14] .
19-09-2020
€ 2.000,-
Opname
19-09-2020
€ 2.000,-
Opname
19-09-2020
€ 1.000,-
Opname
21-09-2020
€ 2.000,-
Opname
21-09-2020
€ 500,-
Opname
Op 18 september 2020 vindt er via Threema een gesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en [medeverdachte 3] ( [medeverdachte 3] ).
[medeverdachte 1] : Kan jij van je [naam 14] overmaken.
[medeverdachte 3] : Jawel.
[medeverdachte 1] : Ok weet je hoe dat moet.
**Stuurt foto van [naam bank 2] betaalpas op naam van [bedrijfsnaam 1] **
Binnen. ? Kan je gelijk 7500 overmaken naar [bedrijfsnaam 1] en erbij zetten " proforma factuur ".
[medeverdachte 3] : **Stuurt schermafbeelding van een afschrijving van 7.500,- euro**
(…)
[medeverdachte 3] : Maar wat is de planning dan, alleen ff die pas ophalen?
[medeverdachte 1] : Ja en dan pinnen. [53]
4.3.2.3. [naam bank 1] -bankrekening [nummer 6] op naam van verdachte
In de periode van 31 mei 2020 tot en met 6 juli 2020 wordt er op de persoonlijke [naam bank 1] bankrekening van verdachte in totaal 44.000,- euro contant gestort. Ook wordt er een bedrag van 250,- euro overgemaakt door [onderneming 1] B.V. met als omschrijving ‘Lening’. Dit betreft dus, anders dan door het Openbaar Ministerie gesteld, geen contante storting. Daarnaast wordt er een totaalbedrag van 43.775,- euro afgeschreven. [54] Bijgeschreven gelden worden vrijwel meteen na de bijschrijving contant opgenomen of overgeschreven naar andere rekeningen.
Transactie van in totaal 11.980,- euro op 31 mei 2020
Op 31 mei 2020 wordt er een totaalbedrag van 11.980,- euro contant gestort op de rekening van verdachte in vijf aparte stortingen. Van dit bedrag wordt diezelfde dag een bedrag van 11.800,- overgemaakt naar de rekening van [handelsnaam onderneming] met de omschrijving ‘ [naam 3] ’. [55]
Boekdatum
Bij
Af
Omschrijving
31-05-2020
€ 4.000,-
Storting
31-05-2020
€ 1.000,-
Storting
31-05-2020
€ 3.000,-
Storting
31-05-2020
€ 1.960,-
Storting
31-05-2020
€ 2.020,-
Storting
31-05-2020
€ 11.800,-
Naam: [handelsnaam onderneming] B.V. Omschrijving: [naam 3] .
Op 31 mei 2020 vraagt [medeverdachte 1] aan verdachte of hij ‘ergens vandaag’ kan storten op de [naam bank 1] . Verdachte laat even later weten dat ‘2040 euro’ niet meer ging, omdat de automaat buiten gebruik was. Ook heeft hij het over ‘kut elastiekjes’. Even later laat verdachte aan [medeverdachte 1] weten dat het is gelukt. [56]
Het gesprek gaat vervolgens verder, waarbij [medeverdachte 1] aan verdachte vraagt of hij 11.800,- euro kan overmaken naar [handelsnaam onderneming] onder de omschrijving ‘ [omschrijving 10] ’. Hij geeft vervolgens het rekeningnummer. Verdachte reageert daarop met ‘yes’. [57] Zoals hiervoor is vastgesteld, is [handelsnaam onderneming] een zakelijke rekening op naam van medeverdachte [medeverdachte 2] .
Transactie van 20.020,- euro op 12 juni 2020
Op 12 juni 2020 wordt er een bedrag van 20.020,- euro contant gestort op de rekening van verdachte. Diezelfde dag wordt er 20.000,- euro overgemaakt naar een bankrekening van het CJIB met de omschrijving: ‘ [omschrijving 11] ’. [58]
Op 12 juni 2020 vindt via WhatsApp het volgende chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] ( [medeverdachte 1] ) en zijn - destijds 14-jarige - zoon, [accountnaam 2] ( [medeverdachte 5] ):
[medeverdachte 1] : [medeverdachte 2] je alleen thuis. ???
[medeverdachte 5] : Ja
[medeverdachte 1] : Ok kan jij ff 20.000 pakken boven. In een tasje doen en aan [verdachte] geven straks(de rechtbank begrijpt: verdachte).
[medeverdachte 5] : Ja.
(…)
[medeverdachte 1] : En doe het alleen dat niemand het ziet.
[medeverdachte 5] : Ja.
(…)
[medeverdachte 5] : **stuurt een afbeelding van een kledingkast**
[medeverdachte 1] : Ok achter die jasjes. Ligt een tasje. Gevonden.
[medeverdachte 5] : Van koffie. Ja ik heb een stapel van 20.
[medeverdachte 1] : Stuur is foto
[medeverdachte 5] : **stuurt een afbeelding van een stapel geld, samengebonden met elastiekjes**
Die is 20 dat weet ik nog.
[medeverdachte 1] : Top. Doe in tasje. Verstop ergens en als [verdachte] zo is geef je het. Verstop die andere tas werr achter de jasjes. Thanks.
[medeverdachte 5] : Ja gedaan. Hoelaat komt die ongeveer.
(…)
[medeverdachte 5] : Kan die niet wachten dan.
[medeverdachte 1] : Nee moet iemand uit de bak.
[medeverdachte 5] : Oke Hoelaat kom die dan.
[medeverdachte 1] : Uurtje.
[medeverdachte 5] : Oke maar dan is mama wreek. Komt wel goed.
[medeverdachte 1] : Waar moet ik hem dan heen laten komen.
[medeverdachte 5] : Gewoon op [straatnaam 2] niet precies voor de deur.
(…)
[medeverdachte 5] : Ja gw om de hoek
[medeverdachte 1] : Ok
[medeverdachte 5] : Top
[medeverdachte 1] : Geef hem ff 100 euro extra. (…) Haal maar uit de binnenzak van die creme jas.
[medeverdachte 5] : Ja.
(…)
[medeverdachte 5] : Geregeld. (…) lk heb 100€ uit die koffie tas gepakt ik was vergeten welke jas. [59]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat de moeder van [accountnaam 2] kennelijk niet mag afweten van de transactie. Daarnaast mag verdachte niet aan de deur komen, maar moet de afspraak om de hoek gemaakt worden en krijgt hij hiervoor een bedrag van 100,- euro.
Tegelijkertijd vindt er ook een chatgesprek plaats tussen [medeverdachte 1] en verdachte via WhatsApp.
[medeverdachte 1] : Hoelaat kan je den haag zijn. (…) Is ff spoed. (…) Want moet wel 1 keer goed gaan die jongen moet er straks nog ui. Uit. Kan je op [straatnaam 2] gaan staan met je auto.
(…)
[verdachte] : Is dat handig dat ik daar na overmaak wat is mijn relatie dan? Snap je mij.
[medeverdachte 1] : Ja is gewoon lening. Komt overeenkomst van.
[verdachte] : [medeverdachte 2] bij [straatnaam 2]
[medeverdachte 1] : Ok moment.
(…)
[medeverdachte 1] : Kan je storten. Heb je het al.
[verdachte] : Nog niet. Wie komt dan. (…)
[medeverdachte 1] : [naam 15]
[verdachte] : Hebbes
[medeverdachte 1] : Top snel regelen
(…)
[medeverdachte 1] : De officier van justitie belde me zojuist. Geld is nog niet binnen. Het moet NU overgemaakt worden anders (…) gaat hij er niet meer uit vandaag!!!!
(…)
[verdachte] : **Stuurt afbeelding van de overboeking naar het CJIB van 20.000,- euro**
[medeverdachte 1] : Topper!!! Namens de feest commissie bedankt. [60]
De rechtbank leidt uit dit gesprek af dat verdachte, in opdracht van [medeverdachte 1] , een bedrag van 20.000,- euro contant heeft opgehaald bij de woning van [medeverdachte 1] via ‘ [naam 15] ’, een bijnaam van [accountnaam 2] . Vervolgens heeft verdachte dit bedrag op zijn eigen bankrekening gestort, waarna hij het bedrag heeft overgemaakt naar het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Door deze transactie kon er iemand in vrijheid gesteld worden.
Transactie van 12.000,- euro op 6 juli 2020
Op 6 juli 2020 wordt er een bedrag van 12.000,- euro contant gestort op de [naam bank 1] -bankrekening van verdachte. Zoals hiervoor reeds is vastgesteld, is diezelfde dag 11.975,- euro overgemaakt van deze [naam bank 1] -bankrekening naar de [naam bank 2] -bankrekening van verdachte met de omschrijving ‘ [omschrijving 10] ’. [61] Dit bedrag wordt vervolgens diezelfde dag overgemaakt naar een bankrekening op naam van [bedrijfsnaam 5] .
4.3.2.4. Beoordelingskader
De vraag die voorligt is of verdachte bovenvermelde geldbedragen heeft witgewassen. Er is geen direct bewijs dat de geldbedragen die contant of via bankoverschrijvingen werden gestort op de persoonlijke [naam bank 2] - en [naam bank 1] -bankrekeningen van verdachte en de zakelijke bankrekening van [bedrijfsnaam 1] , en daarna contant zijn opgenomen of overgeboekt, van misdrijf afkomstig zijn. In dat geval kan een verdachte toch worden veroordeeld voor witwassen als het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Om te beoordelen of van die situatie sprake is, wordt in de rechtspraak een beslissingsschema gehanteerd. [62]
De eerste vraag die moet worden beantwoord, is of het Openbaar Ministerie erin geslaagd is bewijs aan te dragen dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen van de geldbedragen. Als sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij dit vermoeden weerlegt door het geven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld.
Als de verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door de verdachte gestelde herkomst van het voorwerp. Als het Openbaar Ministerie dat onderzoek heeft verricht, is het aan de rechter om te oordelen of voldoende kan worden uitgesloten dat het voorwerp van de tenlastelegging een legale herkomst heeft en dat een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. Als een legale herkomst voldoende kan worden uitgesloten, is bewezen dat (het niet anders kan zijn dan dat) het voorwerp ‘uit enig misdrijf afkomstig is’.
4.3.2.5. Toepassing van het beoordelingskader
De rechtbank is van oordeel dat uit de hiervoor besproken bewijsmiddelen een gerechtvaardigd vermoeden volgt dat de ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn en dat er derhalve sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
In elk van de bovengenoemde gevallen heeft de geldtransactie plaatsgevonden onder omstandigheden die voldoen aan een aantal zogenoemde witwastypologieën. Dit zijn algemeen objectieve kenmerken van witwassen die zijn verkregen in jarenlange onderzoeken van internationale opsporing en bestrijding van witwassen. Deze typologieën vormen een aanwijzing dat het om opbrengsten uit criminele activiteiten gaat.
Allereerst geldt dat uit de bij- en afschrijvingen van de bankrekeningen waarover verdachte de beschikking had kan worden afgeleid dat een groot aantal geldtransacties van aanzienlijke geldbedragen elkaar in een zeer korte periode hebben opgevolgd. Daarbij lijkt sprake te zijn van de volgende modus operandi. In de eerste plaats wordt er steeds een groot bedrag contant of via girale overboeking gestort. Dit bedrag wordt vervolgens dezelfde dag of in de daarop volgende dagen (bijna) volledig contant opgenomen of giraal overgeboekt. Pas daarna wordt er opnieuw een groot bedrag contant of via girale overboeking gestort. Het rondpompen van geld door veelvuldige overschrijvingen tussen verschillende rekeningen, waarbij credit en debet verrichtingen elkaar om onverklaarbare redenen in hoog tempo opvolgen en waarbij gebruik wordt gemaakt van contante opnames, is een aanwijzing dat sprake is van geldbedragen die geen legale herkomst hebben. Van de bedragen is daarnaast vaak een relatief klein deel achtergebleven op de rekeningen van verdachte. Het lijkt daarmee dat verdachte een beloning kreeg voor de door hem uitgevoerde transacties. Ook dit vormt een witwasindicatie.
Uit de bankmutaties blijkt dat er veelvuldig contante stortingen hebben plaatsgevonden op bankrekeningen van verdachte, terwijl niet is gebleken dat verdachte - of zijn onderneming - beschikte over een noemenswaardig legitiem inkomen of vermogen. De transacties staan aldus niet in verhouding tot de (legale) inkomsten van verdachte. De rechtbank stelt daarnaast vast dat bij de overschrijvingen niet is gebleken van enige zakelijke of andere legitieme grondslag.
Daarnaast blijkt uit de bankmutaties dat verdachte in maart 2020 vier Rolex-horloges zou hebben verkocht aan [medeverdachte 4] , dan wel de onderneming die met [medeverdachte 4] kan worden geassocieerd, [bedrijfsnaam 3] . In totaal gaat dit om een bedrag van 96.700,- euro. De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat uit het dossier blijkt dat hier sprake is geweest van schijnconstructies en hiermee geprobeerd is een legitieme verklaring te geven aan de geldstroom van [medeverdachte 4] c.q. [bedrijfsnaam 3] naar verdachte, waarover [medeverdachte 1] blijkens de in 4.3.2.1. weergegeven chatberichten direct na overboeking (weer) kon beschikken. Uit het dossier blijkt dat de horloges niet van verdachte, maar van [medeverdachte 1] waren. [63] Zo bericht [medeverdachte 4] op 12 maart 2020 aan een derde dat hij van een vriend een Rolex Daytona heeft gekocht (vgl. factuur [verdachte] 11 maart 2020) en dat diezelfde vriend ook een Rolex Pepsi GMT uit 1968 te koop aanbiedt (vgl. factuur [verdachte] 24 maart 2020), waarna hij het visitekaartje van [medeverdachte 1] stuurt. De rechtbank leidt uit de gang van zaken tevens af dat het geld dat ‘voor de horloges’ aan verdachte is betaald tevens van [medeverdachte 1] afkomstig is, nu [medeverdachte 4] blijkens de chatberichten van 12 maart 2020 voor de Daytona niet daadwerkelijk de in de factuur opgenomen verkoopprijs heeft betaald, maar een horloge heeft geruild (met bijbetaling). De rechtbank betrekt daarbij ook de verklaring van verdachte ter zitting, die hierna zal worden besproken. Enige (legale) grondslag voor de betaling van totaal 96.700,- euro van [medeverdachte 4] c.q. [bedrijfsnaam 3] ontbreekt, gelet op het voorgaande.
Uit de opgevraagde bankmutaties blijkt dat de verdachte in de onderzoeksperiode tweemaal giraal een lening heeft ontvangen van ‘ [naam 4] ’ en ‘ [naam 5] ’ voor een totaalbedrag van 19.850,- euro. Daarnaast heeft verdachte driemaal een giraal bedrag ontvangen van [bedrijfsnaam 3] voor een totaalbedrag van 78.000,- euro. In de omschrijving van deze stortingen staat ‘lening’. Ook heeft hij een bedrag ontvangen van [onderneming 1] van 9.975,- euro met de omschrijving ‘retourbetaling crediteuren’ en een bedrag van 250,- euro met de omschrijving ‘lening’. Verder heeft hij een bedrag van 17.000,- euro van [bedrijfsnaam 6] onder de noemer ‘ [omschrijving 10] ’ (de rechtbank begrijpt: rekening-courant) ontvangen. Er zijn geen aflossingen van en/of rentebetalingen op deze leningen aangetroffen. Evenmin is gesteld of gebleken dat er een onderpand of (ander) zekerheidsrecht is gesteld, anders dan ‘vertrouwen in culinaire expertise’ en verkrijging van aandelen in een nog op te richten vennootschap. Daarnaast lijken al deze ‘leningen’ afkomstig van personen uit de cirkel van [medeverdachte 1] , te weten: [naam 16] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] . Het verstrekken van leningen door kredietverstrekkers die niet zijn geregistreerd bij Autoriteit Financiële Markten (AFM), vormt een witwasindicatie.
Ook is niet gebleken van enige zakelijke of andere legitieme grondslag voor de stortingen van [naam 9] van (totaal) 2.950,- euro, de storting van [medeverdachte 4] van 200,- euro, de storting van [onderneming 2] voor ‘betaling vastgoed’ van 32.000,- euro en de storting van [medeverdachte 3] met de omschrijving ‘verzonden van [naam 14] ’ van 7.500,- euro.
Over de herkomst van de gelden kan daarnaast het volgende worden vastgesteld. Verdachte
heeft op de zitting van 1 september 2023 over de herkomst van de bedragen gemoeid met de hem verweten transacties (uitsluitend) verklaard dat ‘al het geld via [medeverdachte 1] kwam’. Dit zou dus niet alleen gelden voor de contante stortingen, maar ook voor de girale overboekingen van de Rolex horloges, de leningen, de overschrijvingen onder de noemer ‘rekening-courant’ en overige stortingen. De verklaring van verdachte over de herkomst van het geld vindt naar het oordeel van de rechtbank ook steun in de chatgesprekken zoals die hiervoor zijn opgenomen. Uit de berichten blijkt steeds dat [medeverdachte 1] kennelijk op afstand kan beschikken over enorme contante geldbedragen en – in ieder geval onder meer – de rekeningen van verdachte en diens bedrijf.. De rechtbank wijst daarbij in het bijzonder op het chatgesprek van 12 juni 2020, waarin [medeverdachte 1] opdracht geeft aan zijn zoon [medeverdachte 5] om een geldbedrag van 20.000,- euro in contanten (uit zijn eigen kledingkast) aan verdachte te geven, waarna verdachte dit geld op zijn persoonlijke [naam bank 1] -bankrekening stort en vervolgens overmaakt naar het CJIB.
De rechtbank slaat in dit verband ook acht op chatberichten tussen [medeverdachte 1] en een andere medeverdachte uit het onderzoek Coalcity, te weten: [medeverdachte 6] , waarbij [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 6] vraagt ‘als je die 60k straks hebt. Breng ff bij [naam 17] ’. [64] De rechtbank begrijpt uit het dossier dat met ‘ [naam 17] ’ medeverdachte [medeverdachte 4] wordt bedoeld. [medeverdachte 4] , die privé en via [bedrijfsnaam 3] giraal behoorlijke geldbedragen aan verdachte overmaakte, ontving gelet op dit chatbericht kennelijk contant geld, namelijk 60.000,- euro van [medeverdachte 1] . [medeverdachte 6] is op 8 juli 2022 (niet onherroepelijk) veroordeeld voor gewoontewitwassen, een drugstransport, valsheid in geschrifte en deelname aan een criminele organisatie met onder meer [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] . [65]
Overigens is het vervoeren van dergelijke grote bedragen een ongebruikelijke wijze om legale geldstromen te laten verlopen en brengt dit een aanzienlijk veiligheidsrisico met zich. Het op de openbare weg (en anoniem) overdragen van dit soort geldbedragen is eveneens een aanwijzing dat er sprake is van geldbedragen die geen legale herkomst hebben.
Uit de chatberichten blijkt daarnaast niet alleen dat [medeverdachte 1] de verdachte instrueert over geldstromen en transacties - mede via zijn onderneming [bedrijfsnaam 1] - maar dat [medeverdachte 1] ook instructies geeft aan [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Daarnaast worden ondernemingen die aan die medeverdachten zijn gelieerd klaarblijkelijk door [medeverdachte 1] gebruikt, te weten: [bedrijfsnaam 3] en [onderneming 1] . [medeverdachte 1] laat geregeld verdachte, [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] of [medeverdachte 3] geld overmaken, contant storten of opnemen. Zo vraagt [medeverdachte 1] op 18 september 2020 aan [medeverdachte 3] of hij een bedrag van 7.500,- euro kan overmaken vanaf zijn [naam 14] -bankrekening naar de rekening van [bedrijfsnaam 1] , stuurt hij vervolgens een foto van de bankpas en vraagt hij of [medeverdachte 3] de pas kan ophalen en kan pinnen. Op de rekeningafschriften is te zien dat [medeverdachte 3] inderdaad een bedrag van 7.500,- euro overmaakt en het bedrag daarna contant wordt opgenomen. Kennelijk beschikte [medeverdachte 1] over de bankpas van [bedrijfsnaam 1] en kon hij [medeverdachte 3] instructies geven om geld over te maken vanaf een rekening die toebehoorde aan [medeverdachte 3] en vervolgens om dit geld op te nemen. Daarnaast had [medeverdachte 1] kennelijk de beschikking over de bankrekening van [naam 5] / [naam 4] .
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat alle ten laste gelegde stortingen en overboekingen op de rekeningen van verdachte en zijn bedrijf (mede) afkomstig zijn van [medeverdachte 1] . Van [medeverdachte 1] zijn bij de Belastingdienst geen vermogen, inkomsten of bezittingen bekend. Zijn laatst bekende inkomen was 74.000,- euro in 2015 en 3.000,- euro in 2016. [66] Er zijn dus geen omstandigheden die verklaren waarom [medeverdachte 1] over zulke grote hoeveelheden geld heeft beschikt.
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank gelet op al het voorgaande van oordeel dat een gerechtvaardigd vermoeden bestaat dat de ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn en dat er sprake zou zijn van witwassen.
Geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld
Nu de rechtbank heeft vastgesteld dat er een gerechtvaardigd vermoeden is dat de ten laste gelegde geldbedragen geheel of gedeeltelijk van misdrijf afkomstig zijn, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld. Verdachte heeft op de zitting alleen verklaard dat hij [medeverdachte 1] kende uit een restaurant waar hij vroeger werkte, dat hij [medeverdachte 1] vertrouwde en hem beschouwde als een goede vriend. Zoals hiervoor al is vastgesteld, heeft verdachte daarnaast verklaard dat al het geld via [medeverdachte 1] kwam. Verdachte heeft zich voor het overige op zijn zwijgrecht beroepen.
Verdachte heeft hiermee geen tegenwicht geboden aan de verdenking van witwassen. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat de in de tenlastelegging genoemde geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig zijn uit enig misdrijf. [medeverdachte 1] gebruikt kennelijk andere personen en bedrijven om geld door te sluizen dat van misdrijf afkomstig is.
4.3.2.6. Opzet en medeplegen
Gezien de vergaande betrokkenheid van verdachte bij de geldverplaatsingen en zijn cruciale rol in het storten, opnemen en overboeken van geldbedragen, is uitgesloten dat verdachte niet van de illegale herkomst heeft geweten. Uit de chatgesprekken blijkt ook dat verdachte een actieve rol heeft gehad bij de overboekingen. Zo zegt verdachte op 7 januari 2020 tegen [medeverdachte 1] dat hij bij een transactie het woord ‘lening’ moet opnemen. Verdachte heeft hiermee telkens willens en wetens het van criminele herkomst afkomstige geld – buiten het zicht van de overheid – veilig gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde medeplegen kan worden bewezen. Zoals uit het voorgaande blijkt was bij de planning en uitvoering van de hiervoor beschreven geldtransacties steeds sprake van een zeer nauwe en bewuste samenwerking tussen in ieder geval verdachte en [medeverdachte 1] . Uit de chatberichten blijkt dat verdachte uitvoerde wat [medeverdachte 1] hem opdroeg en actief met hem meedacht. De rol van verdachte was daarmee zodanig substantieel dat sprake is van medeplegen.
De rechtbank merkt overigens op dat medeverdachte [medeverdachte 1] bij vonnis (parketnummer 13/997042-19) van gelijke datum als het onderhavige vonnis wordt veroordeeld voor onder meer medeplegen van twee drugstransporten, medeplegen van gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. Daarnaast wordt medeverdachte [accountnaam 2] bij vonnis (parketnummer 71/270118-22) van gelijke datum als het onderhavige vonnis veroordeeld voor het medeplegen van witwassen met [medeverdachte 1] , zijn vader.
4.3.2.7. Gewoontewitwassen
Het witwassen heeft een zodanige omvang en continuïteit gehad dat naar het oordeel van de rechtbank ook bewezen kan worden dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
4.3.3.
Conclusie
De rechtbank komt, gelet op dat wat hiervoor is besproken, tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrifte in de periode van 8 tot en met 22 september 2020 en van het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen in de periode van 18 december 2019 tot en met 21 september 2020.
Bij de vaststelling van de totale bedragen heeft de rechtbank rekening gehouden met een “dubbeltelling” in het dossier met betrekking tot de transacties van 6 juli 2020 van 11.975,- euro.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 8 september 2020 tot en met 22 september 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een (e-mail met daarin de bevestiging van een) leenovereenkomst van 11.800,- tussen verdachte en het bedrijf [handelsnaam onderneming] / [onderneming 1] , valselijk heeft opgemaakt, door in strijd met de waarheid de (e-mail met de) overeenkomst/verklaring op te stellen over/van een lening van 11.800,- euro afkomstig van verdachte aan het bedrijf [handelsnaam onderneming] / [onderneming 1] , terwijl er in werkelijkheid geen leenovereenkomst was aangegaan en er geen sprake van een lening was, met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
Feit 2:
in de periode van 18 december 2019 tot en met 21 september 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en zijn mededader telkens van hierna genoemde voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal 326.405,- euro, te weten:
- meerdere geldbedragen van in totaal 232.905,- euro die zijn bijgeschreven op bankrekening [bankrekeningnummer] op naam van verdachte ( [verdachte] ) en die vervolgens direct contant zijn opgenomen of overgeboekt;
- meerdere geldbedragen van in totaal 49.500,- euro die zijn bijgeschreven of contant gestort zijn op bankrekening [nummer 5] op naam van [bedrijfsnaam 1] B.V. en die vervolgens direct contant zijn opgenomen of overgeboekt;
- meerdere geldbedragen van in totaal 44.000,- euro die contant gestort zijn op bankrekening [nummer 6] op naam van verdachte ( [verdachte] ) en die vervolgens zijn overgeboekt,
de werkelijke aard en/of herkomst verhuld, dan wel verhuld wie de rechthebbende van die voorwerpen was, en telkens voorhanden gehad en/of omgezet, terwijl hij en zijn mededader wisten dat genoemde voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van veertien maanden, met aftrek van voorarrest.
De officier van justitie heeft daarbij onder meer gewezen op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en het tijdsverloop.
8.2.
Standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadsvrouw verzocht om ofwel te volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, ofwel een geheel voorwaardelijke straf aan verdachte op te leggen.
De raadsvrouw heeft daarbij onder meer gewezen op de overschrijding van de redelijke termijn, het blanco strafblad van verdachte en de volgens haar uiterst kleine rol van verdachte in het geheel. Het is voor verdachte van groot belang om zijn Verklaring omtrent Gedrag (VOG) te behouden. Daarnaast heeft hij gezondheidsklachten.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met een ander een leenovereenkomst vervalst. Hierdoor heeft verdachte een ernstige inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van officiële documenten moet kunnen worden gesteld.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van een totaalbedrag van 326.405,- euro. Door grote hoeveelheden geld die zijn verkregen uit criminele activiteiten in de reguliere economie om te zetten, wordt de integriteit van het economische verkeer aangetast en leidt dit tot een ondermijning.. Dit is een bedreiging voor de integriteit van het financiële handelsverkeer. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen en dat rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 3 augustus 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
Uit het dossier blijkt dat verdachte pas op latere leeftijd met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij [medeverdachte 1] vertrouwde. [medeverdachte 1] hield steeds aan verdachte voor dat hij hem zou helpen zijn droom te verwezenlijken, namelijk de overname van een restaurant dat verdachte al lange tijd op het oog had. Verdachte heeft op de zitting duidelijk gemaakt dat hij erg geschrokken is dat hij in deze situatie is terechtgekomen en dat hij heeft geleerd dat hij de volgende keer dat hem een dergelijk aanbod wordt gedaan veel voorzichtiger moet zijn met wie hij in zee gaat.
Hoewel de rechtbank vindt dat verdachte zich tegenover [medeverdachte 1] opportunistisch heeft opgesteld en uit de rekeningafschriften blijkt dat hij aan de transacties heeft verdiend, zijn de enorme bedragen die hij heeft witgewassen in overwegende mate niet bij hem terechtgekomen. Uit het dossier blijkt ook dat hij [medeverdachte 1] meermaals vraagt om geld, om bijvoorbeeld zijn huur te betalen. Uit de chatgesprekken in het dossier tussen [medeverdachte 1] en zijn kompanen, blijkt dat zij soms in grove bewoordingen over verdachte spreken en hem zonder scrupules gebruiken. De rechtbank houdt hiermee enigszins in strafmatigende zin rekening.
Ook is door de rechtbank rekening gehouden met oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) voor fraudedelicten. Bij frauduleus handelen met betrekking tot bedragen tussen de 250.000,- en 500.000,- euro gaat de LOVS uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twaalf tot achttien maanden.
De rechtbank houdt er bovendien rekening mee dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn. Als uitgangspunt geldt dat een verdachte recht heeft op berechting van zijn zaak binnen een termijn van twee jaar. Die termijn vangt aan op het moment dat door de Nederlandse Staat jegens de verdachte een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De rechtbank stelt vast dat de termijn in dit geval is aangevangen op 6 oktober 2020, te weten de datum waarop verdachte voor het eerst door de politie als verdachte is verhoord. Het onderhavige vonnis is gewezen op 30 oktober 2023, wat betekent dat sprake is van een overschrijding van ruim één jaar. De rechtbank zal hiermee in strafmatigende zin rekening mee houden door verdachte een strafkorting toe te kennen van 10%.
Oplegging van een geheel voorwaardelijke straf of zelfs toepassing van artikel 9a Sr, zoals door de raadvrouw bepleit, doet naar het oordeel van de rechtbank geen enkel recht aan de ernst en duur van het bewezenverklaarde.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd en een andere strafmodaliteit toe te passen.
De rechtbank acht het niet opportuun om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Wel vindt de rechtbank het in deze zaak in beginsel passend en geboden om aan verdachte – als stok achter de deur en om de ernst van het bewezenverklaarde te benadrukken– een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van tien maanden op te leggen. Zoals hiervoor is aangegeven, is echter sprake van overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal deze voorwaardelijke gevangenisstraf daarom matigen naar negen maanden.
Daarnaast acht de rechtbank een taakstraf van 240 uren passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van valsheid in geschrift
Feit 2:
medeplegen van gewoontewitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen, met bevel dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 9 (negen) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P.E. Meewisse, voorzitter,
mrs. E. Akkermans en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Gigengack, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 oktober 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover daarbij wordt verwezen naar genummerde bijlagen behorend bij rubrieken, is de numerieke aanduiding te vinden in het bestand ‘Index procesdossier 26Coalcity 29-04-2021’.
2.Rb. Amsterdam 8 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8280.
3.Het proces-verbaal “Zaakdossier 20 – Zaak Witwassen [verdachte] ” met nummer LERAG18014-5656 van 4 maart 2021, p. 4 (hierna: ZD 20 – Zaak Witwassen [verdachte] ).
4.Rubriek 05 - Bijlage 57, p. 51461 – 51462 (PV bevindingen ondernemingsrelaties).
5.Rubriek 08 – Bijlage 60, p. 81420 – 81428 (KvK [bedrijfsnaam 3] B.V.).
6.Het proces-verbaal “Zaakdossier 18 – Zaak valsheid in geschrift” met nummer LERAG18014-5601 van 3 mei 2021, p. 5.
7.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009, 52011 – 52012 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
8.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009 – 52010 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
9.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009 – 52010, 52013 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
10.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009 – 52010, 52013 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
11.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009 – 52010, 52014 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
12.Rubriek 05 – Bijlage 137, p. 52009 – 52010, 52015 (Verzonnen leenovereenkomst van [handelsnaam onderneming] aan [verdachte] ).
13.ZD 20 - Zaak Witwassen [verdachte] , p. 4.
14.ZD 20 - Zaak Witwassen [verdachte] , p. 4.
15.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52260 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
16.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52260 – 52261 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
17.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52260 – 52261 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
18.Rubriek 05 - Bijlage 206, p. 52722 (20.000 euro voor het CJIB).
19.Rubriek 05 – Bijlage 110, p. 51832 (Chatgesprekken Threema tussen [medeverdachte 1] en [accountnaam 2] ).
20.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52707 – 52710 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
21.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52707 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
22.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52707 - 52708 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
23.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52261 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
24.Rubriek 05 – Bijlage 65, p. 51625 (Beschrijving [bedrijfsnaam 7] ).
25.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52708 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
26.Rubriek 05 – Bijlage 149, p. 52140 – 52143 (Opdrachten [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] ).
27.Rubriek 05 – Bijlage 149, p. 52143 – 52145 (Opdrachten [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] ).
28.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52262 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
29.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52708 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
30.Rubriek 05 – Bijlage 149, p. 52145 (Opdrachten [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] ).
31.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52708 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
32.Rubriek 05 – Bijlage 205, p. 52717- 52721 (Verkoopdocumenten Rolex).
33.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52708 - 52709 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ) en ZD 20 - Zaak Witwassen [verdachte] , p. 10.
34.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52262 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
35.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52709 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
36.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52709 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
37.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52262 - 52263 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
38.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52263 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
39.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52263 - 52264 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
40.Rubriek 08 – Bijlage 55, p. 81411 – 81412.
41.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52709 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
42.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52263 - 52264 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
43.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52710 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
44.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52270 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
45.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52271 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
46.Rubriek 05, Bijlage 204, p. 52709 – 52710 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
47.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52712 - 52714 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
48.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52712 - 52713 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
49.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52272 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
50.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52713 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
51.Rubriek 05 – Bijlage 149, p. 52194 (Opdrachten [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] ).
52.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52713 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
53.Rubriek 05 – Bijlage 149, p. 52194 - 52195 (Opdrachten [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] ).
54.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52714 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
55.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52714 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
56.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52265 - 52266 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
57.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52266 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
58.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52714 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
59.Rubriek 05 – Bijlage 110, p. 51832 – 51836 (Chatgesprekken Threema tussen [medeverdachte 1] en [accountnaam 2] ).
60.Rubriek 05 – Bijlage 157, p. 52267 - 52269 (Financiële berichten tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] ).
61.Rubriek 05 – Bijlage 204, p. 52714 (Witwassen ten behoeve van [medeverdachte 1] door [verdachte] , [naam 7] en [voornaam 2 medeverdachte 3] [medeverdachte 3] ).
62.Vgl. HR 18 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2352.
63.Rubriek 05 – Bijlage 216, p. 52787 – 52803 (Bevindingen berichten/foto’s aangetroffen in iPhone in beslag genomen onder [medeverdachte 4] in relatie tot 4 Rolex-horloges die voorkomen op facturen van [verdachte] ).
64.Rubriek 05 – Bijlage 202, p. 52691, 52696 (Chatberichten tussen [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] (Huawei)). Bij de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 6] is een telefoon aangetroffen met Imeinummer * [nummer 7] . De gebruiker van die telefoon stelt zich voor als ‘ [naam 18] ’. Uit onderzoek door de politie is naar voren gekomen dat [medeverdachte 6] gebruik maakt van de bijnaam ‘ [naam 18] ’ en dat het zeer waarschijnlijk is dat deze telefoon daarom in gebruik was bij [medeverdachte 6] . In deze telefoon zijn gesprekken aangetroffen over de app Threema, onder meer met een gebruiker met ThreemaID * [ID naam] ’. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat dit [medeverdachte 1] betreft.
65.Rb. Amsterdam 8 juli 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:8283. Deze uitspraak is nog niet onherroepelijk.
66.Persoonsdossier [medeverdachte 1] (PD PIKKE73), p. 6 (Proces-verbaal van verdenking, eerste aanvulling verdenking).