ECLI:NL:RBAMS:2022:8280

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
26 januari 2023
Zaaknummer
13/995025-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelneming aan een criminele organisatie, gewoontewitwassen, wet wapens en munitie en valsheid in geschrift

Op 8 juli 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan een criminele organisatie, gewoontewitwassen, het voorhanden hebben van vuurwapens en valsheid in geschrift. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de ING-bank op 22 oktober 2018, die verdachte en zijn medeverdachten in verband bracht met witwassen en drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat verdachte in de periode van 1 oktober 2019 tot 29 september 2020 deel uitmaakte van een criminele organisatie die zich bezighield met het plegen van misdrijven, waaronder het witwassen van grote geldbedragen en het vervalsen van documenten. Tijdens de rechtszittingen zijn verschillende getuigen gehoord en zijn er bewijsstukken gepresenteerd, waaronder afschriften van communicatie tussen verdachte en medeverdachten. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen, met name op basis van de verklaringen van verdachte en de verzamelde bewijsmiddelen. De rechtbank heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. De rechtbank hield rekening met de rol van verdachte binnen de organisatie en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn psychische problematiek en de impact op zijn gezin.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummers: 13/995025-20 + 13/995025-20 (A)
Datum uitspraak: 8 juli 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1]
.

1.Inleiding

Op 22 oktober 2018 heeft de ING-bank aangifte gedaan van witwassen. De ING had geconstateerd dat er op vijf rekeningen in een korte periode veel contante stortingen werden verricht, waarna er betalingen naar buitenlandse bankrekeningen werden gedaan. Naar aanleiding van deze aangifte is de politie een onderzoek gestart. Hieruit is naar voren gekomen dat de bedrijven op wier rekeningen geld werd gestort, werden gebruikt voor transporten van verdovende middelen. De politie heeft bij haar onderzoek verdachte en zijn medeverdachten in beeld gekregen. Zij heeft gesprekken afgeluisterd, doorzoekingen verricht en onderzoek gedaan naar de diverse bedrijven. Het Openbaar Ministerie beschuldigt verdachte en zijn medeverdachten ervan dat zij een criminele (drugs)organisatie vormden. Verdachte wordt verder verweten dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, valsheid in geschrift en het overtreden van de Wet wapens en munitie.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 september 2021 (pro forma), 26, 27 en 28 oktober 2021, 9 november 2021 (inhoudelijke behandeling), 1 februari 2022 (regie), 1 april 2022 (regie) 11 (vervolg inhoudelijke behandeling), 12 (requisitoir en pleidooi) en 13 mei 2022 (re- en dupliek en laatste woord van de verdachte) en 8 juli 2022 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Het in de tweede zaak (13/995025-20 (A)) ten laste gelegde (valsheid in geschrift) wordt hierna aangeduid als feit 4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.S. Bijleveld en M.P. Kok (hierna: de officier van justitie), en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J. Visscher, advocaat te Amersfoort, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft de zaak tegen de verdachte gelijktijdig maar niet gevoegd behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en (deels) [medeverdachte 5] .

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 27 oktober 2021 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan kort gezegd:
Deelneming aan een criminele organisatie in de periode van 1 juni 2018 tot 29 september 2020 met [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] die tot oogmerk het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid en artikel 11, vierde lid, van de Opiumwet, gewoontewitwassen en valsheid in geschrift heeft (zaaksdossier 11);
Medeplegen van (gewoonte- of schuld)witwassen;
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen door het voorhanden hebben van twee gaspistolen (zaaksdossier 14).
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd (zaaksdossier 23).
De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van al de ten laste gelegde feiten.

5.Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft ten aanzien van de beschuldiging dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele (drugs)organisatie bepleit verdachte vrij te spreken en daartoe samengevat het volgende aangevoerd. Er is onvoldoende overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte daadwerkelijk onderdeel heeft uitgemaakt van een crimineel samenwerkingsverband. Subsidiair meent de verdediging dat de ten laste gelegde periode in ieder geval aanzienlijk dient te worden beperkt. Vaststaat dat verdachte vanaf eind juni 2019 een aantal maanden in (zeer) beperkte mate klusjes heeft verricht die in het bijzonder bestonden uit enkele taxiritjes. Eerst in 2020 nemen de frequentie en soorten van werkzaamheden toe. Een periode met een begindatum gelegen eind 2019 / begin 2020 ligt gezien de inhoud van het dossier veel meer voor de hand.
Ten aanzien van het verwijt dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen, heeft de raadsman het volgende aangevoerd. Verdachte heeft erkend dat hij in opdracht van [medeverdachte 5] diverse geldbedragen van A naar B heeft gebracht. Hij heeft echter de vermeende bedragen nooit gezien of nageteld. Het is daarom de vraag of de enkele interpretatie voldoende is om concrete bedragen bewezen te verklaren Er is onvoldoende bewijs voor het ontvangen van geldbedragen van ten minste € 7.000,-. Ook hiervan geldt dat in redelijkheid bewezenverklaring van een concreet geldbedrag niet juist is. Er is onvoldoende bewijs voor het door verdachte in opdracht van [medeverdachte 5] storten van contanten op zijn eigen rekening dan wel rekeningen van derden. Van het beheren en bewaren van contante geldbedragen is geen sprake. Beheer en bewaring impliceren meer dan het alleen in bezit hebben voor vervoer en overdracht. Beheer en bewaring veronderstellen een zekere beschikkingsmacht en handelingsvrijheid waarvan op geen enkele wijze sprake is geweest. Voor verdachte was slechts sprake van een opdracht om de gevulde enveloppen van A naar B te brengen. Ten slotte meent de verdediging dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om te komen tot een bewezenverklaring van opzetwitwassen en gewoontewitwassen. De situatie waarbij verdachte onvoldoende zorgvuldig is geweest en heeft nagelaten onderzoek te doen naar de herkomst van de ontvangen bedragen, rechtvaardigt hooguit de conclusie dat sprake is van schuldwitwassen.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde, het voorhanden hebben van twee gaspistolen, samengevat het volgende betoogd. Wat betreft het eerste wapen (SIN [nummer] ) doet zich iets buitengewoon opmerkelijks voor. Er heeft zowel op 30 september 2020 als op 18 januari 2021 onderzoek naar een Colt plaatsgevonden. Hoewel de SIN-nummers in beide processen-verbaal overeenkomen, lijken de foto’s erop te wijzen dat sprake is van twee verschillende wapens. Er is overduidelijk sprake van soortgelijke pistolen, maar met verschillende kenmerken. Het voorgaande roept ernstige twijfel op ten aanzien van de
chain of custody. De verdediging kan geen andere conclusie trekken dan dat het gaat om twee verschillende wapens die kennelijk onder hetzelfde SIN-nummer zijn onderzocht. Nu niet kan worden vastgesteld welk wapen bij verdachte is aangetroffen en of dit wapen kwalificeert als een compleet gaspistool dan wel of sprake is van een of meer onderdelen/hulpstukken van wezenlijke aard kan op basis van de huidige tenlastelegging en de onderzoeksbevindingen geen bewezenverklaring volgen.
De raadsman heeft met betrekking tot de ten laste gelegde valsheid in geschrift – het aanpassen van het bankafschrift, de overboeking en het ondertekenen van een koopovereenkomst –aangevoerd dat dit door verdachte is bekend en dat wat betreft de aanpassingen van het afschrift en de overboeking de verdediging zich refereert aan het oordeel van de rechtbank. Wat betreft de ondertekening van de koopovereenkomst ligt dit volgens de raadsman genuanceerder. Verdachte deed dit in opdracht van [medeverdachte 5] . Laatstgenoemde heeft verklaard dat dit op verzoek van [persoon 1] en met medeweten van [persoon 2] was. Nu dit niet op voorhand ongeloofwaardig is, en in zoverre niet kan worden uitgesloten, zou op dit punt een vrijspraak dienen te volgen.

6.Het oordeel van de rechtbank

Feit 2. Medeplegen van (gewoonte- of schuld)witwassen
Verdachte wordt er kort gezegd van beschuldigd dat hij in de periode van 1 juni 2019 tot en met 29 september 2020, al dan niet tezamen in nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen, contante geldbedragen heeft overgedragen terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was en zich zo aan (medeplegen van) (gewoonte- of schuld)witwassen heeft schuldig gemaakt.
Verdachte heeft bekend dat hij de in de tenlastelegging genoemde contante geldbedragen al dan niet met behulp van een token heeft opgehaald en overgedragen. Hij heeft ook verklaard dat hij dat deed in opdracht van [medeverdachte 5] . Uit de bewijsmiddelen 1-8 komt naar voren dat verdachte wist dat het om grote geldbedragen ging. Toen verdachte naar België ging, kreeg hij de opdracht van [medeverdachte 5] om zijn berichten te wissen. Toen hij eenmaal in België was, had [medeverdachte 5] het over een token en dat bugatti het codewoord was. De rechtbank is van oordeel dat gelet op de feiten en omstandigheden, onder meer het overdragen van grote contante bedragen op straat, het niet anders kan dan dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren en dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit zo was.
De rechtbank is van oordeel dat de hoogte van de geldbedragen in de enveloppen (€ 17.000,-, € 75.000,- en € 320.000,-) voldoende vast staat op basis van de berichten tussen [medeverdachte 5] en verdachte.
Vast staat verder dat verdachte vergoedingen van [medeverdachte 5] voor zijn werkzaamheden heeft ontvangen en dat deze vergoedingen afkomstig waren uit de enveloppen met de grote geldbedragen. Op grond van hetgeen hiervoor al is overwogen over de geldbedragen in de enveloppen heeft verdachte zich ook ten aanzien van de bedragen die hij heeft ontvangen als vergoeding voor zijn werkzaamheden schuldig gemaakt aan opzetwitwassen.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte de contante geldbedragen ook heeft beheerd en bewaard door deze geldbedragen bij zich te dragen en vervolgens over te dragen aan derden.
Vrijspraak storten van contante geldbedragen
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel van witwassen dat ziet op het storten van contante geldbedragen op zijn eigen bankrekening of de bankrekeningen van derden, omdat op de afschriften van de bankrekeningen van verdachte (of zijn broer) niet te zien is dat daarop contante gelden zijn gestort. Op de bankrekeningen zijn slechts girale overschrijvingen te zien.
Gewoontewitwassen
Gelet op de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht, alsmede het aantal gedragingen en de lange periode waarbinnen verdachte deze heeft verricht, kan ook worden bewezen dat verdachte van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Feit 3. Voorhanden hebben van twee gaspistolen
De rechtbank stelt op grond van bewijsmiddelen 9-13 vast dat op 29 september 2020 bij de doorzoeking van de woning van de verdachte aan [adres 2] in de schuur die bij de woning hoort twee gaspistolen zijn aangetroffen. Uit onderzoek is gebleken dat het ene gaspistool wel en het andere bij het uitvoeren van proefschoten niet naar behoren functioneerde doordat de punt van de slagpin was afgebroken. Dat laatste neemt niet weg dat wel kan worden bewezen dat verdachte een gaspistool, zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1o van de Wet wapens en munitie (een vuurwapen in de vorm van een pistool, bestemd voor het afschieten van munitie met weerloosmakende of traanverwekkende stof) voorhanden heeft gehad. De aard van het wapen is beslissend. [1] Anders dan de verdediging heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel – mede gelet op de e-mail van de officier van justitie van 21 oktober 2021 [2] – dat het gaspistool dat defect was één geheel vormde.
De rechtbank gaat voorbij aan het verweer van de raadsman dat het erop lijkt dat twee verschillende wapens hetzelfde SIN-nummer hebben gekregen, er daarom ernstig getwijfeld kan worden aan de
chain of custody, niet kan worden vastgesteld welk wapen bij verdachte in beslag is genomen en aldus ten aanzien van dat wapen geen bewezenverklaring kan volgen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van repliek, met verwijzing naar een e-mail van de politie, uitgelegd hoe de verschillende foto’s van het wapen zijn te verklaren; de hoek, belichting en kwaliteit van beide foto’s zijn anders. Zij heeft ook gewezen op de overeenkomsten: op beide foto’s van het wapen zijn dezelfde kleine beschadigingen zichtbaar en is ook hetzelfde SIN-nummer zichtbaar. De rechtbank overweegt dat uit het dossier duidelijk blijkt dat de politie eerst een beschrijving heeft gegeven van het in beslag genomen gaspistool in verband met de voorgeleiding van verdachte en dat er nadien een fysiek onderzoek zou worden uitgevoerd (zie het proces-verbaal van 30 september 2020) en dat op 18 januari 2021 het (fysieke) onderzoek naar het wapen heeft plaatsgevonden.
Verdachte heeft verklaard dat hij die wapens al heel lang in zijn bezit had en dat hij ze was vergeten.
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling wegens het voorhanden hebben van een wapen of munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie allereerst is vereist dat de verdachte een wapen of munitie bewust aanwezig heeft gehad. Die bewustheid hoeft zich niet uit te strekken tot de specifieke eigenschappen en kenmerken van het wapen of de munitie of tot de exacte locatie van dat wapen of die munitie. Voor het bewijs van dergelijke bewustheid geldt dat daarvan ook sprake kan zijn in een geval dat het niet anders kan dan dat de verdachte zulke bewustheid heeft gehad. Verder is voor de bewezenverklaring van dat voorhanden hebben nodig dat de verdachte feitelijke macht over het wapen of de munitie heeft kunnen uitoefenen in de zin dat hij daarover heeft kunnen beschikken.
De rechtbank is van oordeel dat nu de wapens zijn aangetroffen in de schuur van de woning van verdachte hij de beschikkingsmacht over de wapens had. Verdachte heeft bij zijn eerste verhoor uitgebreid over de wapens verklaard. [3] Het is niet aannemelijk dat verdachte in het geheel geen herinnering meer aan de wapens had, zodat hij zich bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de wapens. Aldus is bewezen dat verdachte beide gaspistolen voorhanden heeft gehad.
Feit 4. Medeplegen van valsheid in geschrift
De rechtbank is op grond van het proces-verbaal van bevindingen betreffende “de vervalsingen die [verdachte] uitvoert in opdracht van [medeverdachte 5] ” en de bekennende verklaring van verdachte van oordeel dat bewezen is dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het in nauwe en bewuste samenwerking met [medeverdachte 5] vervalsen van een bankafschrift/betaalbevestiging van de Rabobank en een afschrift/bevestiging van een internationale overboeking en valselijk opmaken van een koopovereenkomst tussen [naam bedrijf BV 1] en [naam bedrijf BV 2] De rechtbank gaat voorbij aan het verweer dat het zetten van de handtekening op verzoek van [persoon 1] en met medeweten van [persoon 2] was en daarom vrijspraak van dit onderdeel zou moeten volgen. Wie onder een geschrift de handtekening van een ander plaatst, ongeacht of dat in opdracht en met goedvinden van deze gebeurt, maakt het vals. [4]
Uit het desbetreffende proces-verbaal blijkt dat [medeverdachte 5] verdachte telkens een afschrift of bevestiging stuurde met het verzoek deze aan te passen. Verdachte ging in samenspraak met [medeverdachte 5] ermee aan de slag. Hij deed niet alleen wat hem gevraagd werd, hij dacht ook actief mee en kwam met suggesties. Dat gaat ook op voor het vervalsen van een handtekening op een koopovereenkomst door verdachte in overleg en met instructie van [medeverdachte 5] . De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en [medeverdachte 5] die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Zij acht daarmee ook het ten laste gelegde medeplegen bewezen (bewijsmiddelen 14-16).
Feit 1. Deelneming aan een criminele organisatie
Onder 1 is aan de verdachte ten laste gelegd dat hij heeft deelgenomen aan een criminele organisatie 1 juni 2018 tot 29 september 2020.
De rechtbank stelt voorop dat van deelneming aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht (een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven) slechts dan sprake kan zijn, indien de verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. [5]
De rechtbank is van oordeel dat verdachte nauw en bewust met [medeverdachte 5] heeft samengewerkt. [medeverdachte 5] vormde in de periode tot 1 maart 2019 een criminele organisatie met onder anderen zijn broer [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] . Na die tijd is [medeverdachte 5] samen met [medeverdachte 1] in georganiseerd verband doorgegaan met het plegen van misdrijven. Verdachte is op een gegeven ook gaan deelnemen aan die organisatie en heeft zich in dat kader schuldig gemaakt aan witwassen en valsheid in geschrift.
Uit het dossier volgt dat [medeverdachte 5] opdrachten geeft aan verdachte. [6] Op 19 juli 2020 geeft [medeverdachte 5] via Threema opdrachten aan verdachte om drie telefoons te kopen en te voorzien van Threema. Verdachte zegt dat hij naar de Mediamarkt gaat en stuurt daarna foto's van verpakkingen van Huawei Y6 telefoons aan [medeverdachte 5] . Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte werd onder andere een aankoopbon van de Mediamarkt aangetroffen van drie Huawei Y6 telefoons. Op de bonnen staan IMEI-nummers vermeld, waarvan één overeenkomt met een onder [medeverdachte 1] in beslag genomen telefoon. [7] Nadat verdachte de telefoons heeft aangeschaft, test hij de werking van Threema op twee telefoons, die hij vervolgens in opdracht van [medeverdachte 5] aan derden moet geven. Kort daarna neemt [medeverdachte 1] (bijnaam: [medeverdachte 1] ) met een van de geteste telefoons via Threema contact op met [medeverdachte 5] . Eveneens kort daarna neemt ene “ [medeverdachte 7] ” ( [medeverdachte 7] ) met de andere geteste telefoon via Threema contact op met [medeverdachte 5] . [8] [medeverdachte 5] communiceert vanaf 19 juli 2020 via Threema ook met [medeverdachte 4] . Op 29 september 2020 is onder [medeverdachte 4] een Huawei Y6 telefoon in beslag genomen. [9] In die periode bespreken zij onder meer het opzetten van een onderneming met katvangers. [10] In diezelfde periode wisselt [medeverdachte 5] ook berichten met [medeverdachte 7] . Hun Threema-gesprekken gaan over het aansturen van personen, over geld en klokjes waarbij zij het hebben over het aansturen van [persoon 4] , [medeverdachte 1] en verdachte. [11] [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] hebben het in hun Threema-gesprekken over stukken die [medeverdachte 1] van de bank heeft ontvangen. [medeverdachte 1] zegt dat hij een ‘stash’ kan bouwen in de kruipruimte van een huisje op een vakantiepark waar [medeverdachte 5] mensen naartoe kan sturen. Uit de berichten blijkt ook dat dat [medeverdachte 1] in opdracht van [medeverdachte 5] 60k moet wegbrengen. [12] Uit berichten tussen [medeverdachte 5] en [medeverdachte 1] blijkt dat [medeverdachte 5] op 26 juni 2020 aan [medeverdachte 1] vraagt of hij een token kan ophalen, waarop [medeverdachte 1] zegt dat het goed is. [medeverdachte 5] zegt vervolgens dat [medeverdachte 1] , Taxi ( [verdachte] ) moet toevoegen. Hij zal het token komen brengen. Op 28 juni 20202 vraagt [medeverdachte 1] of het veel is, waarop [medeverdachte 5] zegt 92.5. [13] Uit de berichtenwisseling tussen [medeverdachte 1] en verdachte kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] verdachte heeft ontmoet voor het token. [14]
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de verdachte heeft behoord tot een op het plegen van de in de tenlastelegging genoemde misdrijven gericht samenwerkingsverband en dat hij daarnaast ook een aandeel heeft gehad in gedragingen die mede strekten tot dan wel verband hielden met de verwezenlijking van het binnen die organisatie bestaande oogmerk. De rechtbank is daarom van oordeel dat is bewezen dat de verdachte heeft deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Zij komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Wel zal de rechtbank, gelet op de verklaring van verdachte, de bewezenverklaarde periode op 1 oktober 2019 laten aanvangen en verdachte van de periode daarvoor vrijspreken.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen die zijn opgenomen in bijlage II die aan dit vonnis is gehecht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het hem onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde met dien verstande dat
1. hij in de periode van 1 oktober 2019 tot 29 september 2020 in Nederland heeft deelgenomen aan een criminele organisatie, welke organisatie bestond uit verdachte, [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] en een of meer andere personen en die tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in:
  • artikel 10, vierde en vijfde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst I van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet;
  • artikel 10a Opiumwet, te weten voorbereidingshandelingen om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen;
  • artikel 11, vierde lid Opiumwet, te weten het binnen het grondgebied van Nederland brengen van (verdovende) middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a lid 5 van de Opiumwet;
  • artikel 420 bis/ter/quater van het Wetboek van Strafrecht, te weten gewoontewitwassen, dan wel opzettelijk witwassen, dan wel schuldwitwassen van voorwerpen, waaronder geldbedragen en voertuigen;
  • artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht, te weten valsheid in geschrift, waaronder bankafschriften en contracten
2. hij in de periode van 1 oktober 2019 tot en met 29 september 2020 te Nieuw-Vennep en/of Bergen op Zoom en/of Den Haag, in elk geval Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij en/of zijn mededader(s) telkens van een of meer (hierna genoemde) voorwerpen de werkelijke aard, herkomst, vindplaats, vervreemding of verplaatsing verborgen en/of verhuld, dan wel verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende van dat/die voorwerp(en) was, en/of telkens verworven, voorhanden gehad, overgedragen, omgezet en/of gebruikt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wisten, dat bovenomschreven voorwerp(en) – onmiddellijk en/of middellijk – afkomstig was/waren uit enig misdrijf, te weten:
  • een contant geldbedrag van 17.000 euro (in opdracht van [medeverdachte 5] overgedragen aan de president van [motorclub] , [persoon 6] );
  • een geldbedrag van 75.000 euro (contant opgehaald in Antwerpen en overgedragen aan [medeverdachte 5] );
  • een geldbedrag van 320.000 euro (contant opgehaald in Antwerpen en overgedragen en afgeleverd in Nederland aan derden (70.000 euro aan de zoon van [medeverdachte 5] en 250.000 euro aan een onbekende persoon in Amsterdam);
  • het ontvangen van contante geldbedragen als vergoeding voor werkzaamheden/klusjes voor [medeverdachte 5] en het uitgeven en gebruiken van die bedragen voor privédoeleinden;
  • het beheren en bewaren van contante geldbedragen ten behoeve van een derde;
3. hij op 29 september 2020 te Nieuw-Vennep, voorhanden heeft gehad:
  • een gaspistool (merk/type Colt / Combat Commander), zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1o van de Wet wapens en munitie;
  • een gaspistool (merk/type Colt / Government 1911 A-1), althans een of meer onderdelen en/of hulpstukken die specifiek bestemd waren voor een wapen (merk/type Colt/Government 1991 A-1) van categorie III en van wezenlijke aard waren, te weten:
  • een kast en
  • een slede en
  • een loop en
  • een patroonmagazijn,
zijnde een vuurwapen van categorie III onder 1o van de Wet wapens en munitie.
4. hij in de periode van 14 april 2020 tot en met 22 april 2020 te Vleuten, in elk geval in Nederland, telkens tezamen en in vereniging met een ander,
een bankafschrift/betaalbevestiging van de Rabobank en
een afschrift/bevestiging van een internationale overboeking (MT103 genaamd) en
een koopovereenkomst tussen [naam bedrijf BV 1] en [naam bedrijf BV 2]
telkens zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers hebben verdachte en zijn mededader opzettelijk in strijd met de waarheid
A. de datum en/of het bedrag en/of invoicenummer en/of het factuurnummer en/of de naam van de verzender van de transactie op een bankafschrift/betaalbevestiging aangepast/gemanipuleerd waarmee een betaling aan een schuldeiser kan worden aangetoond, terwijl deze betaling in werkelijkheid niet heeft plaats gevonden en
de datum en/of code(s) op een MT103 afschrift aangepast/gemanipuleerd waarmee een internationale overboeking kan worden aangetoond, terwijl deze overboeking in werkelijkheid niet heeft plaatsgevonden en
een koopovereenkomst voorzien van een handtekening van de heer [persoon 1] ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.

8.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.De motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren met aftrek van voorarrest.
Het pleidooi van de verdediging
De verdediging heeft samengevat naar voren gebracht dat in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met het feit dat hij aan [medeverdachte 5] is geïntroduceerd door [persoon 7] . Dit was een persoon die hij vertrouwde en zag als een vaderfiguur. Bovendien was het voor verdachte niet makkelijk om afstand te nemen van [medeverdachte 5] door de persoonlijke gevoeligheden en het verleden van verdachte. Verder had verdachte slechts een kleine rol in het geheel. Verdachte wil de fouten die hij heeft gemaakt rechtzetten en heeft sinds zijn schorsing een positieve ontwikkeling doorgemaakt. Hij is vrijwillig bij De Waag in behandeling gegaan en zijn schuldentraject is maximaal verlengd. Verder heeft verdachte een gezin dat hem nodig heeft. Ook de reclassering acht een gevangenisstraf onwenselijk.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft deelgenomen aan een criminele (drugs)organisatie. De organisatie hield zich bezig met het invoeren van grote hoeveelheden verdovende middelen. Zij had daarnaast het oogmerk op het plegen van valsheid in geschrift en witwassen. Een dergelijke organisatie heeft een ontwrichtende werking op de samenleving. Verdachte had een ondergeschikte rol in de organisatie en hoewel dat niet wegneemt dat hij verantwoordelijk gehouden kan worden voor zijn bijdrage daaraan ziet de rechtbank hierin aanleiding een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van meer dan € 400.000,-. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen en dat rekent de rechtbank hem aan.
Voorts heeft verdachte zich ook nog schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Hij heeft samen met [medeverdachte 5] een bankafschrift, afschrift/bevestiging van een internationale overboeking en een koopovereenkomst vervalst of valselijk opgemaakt. Het vervalsen van bankafschriften of overboekingen heeft als doel om te doen voorkomen dat bepaalde betalingen zijn gedaan terwijl dat niet het geval is. Verdachte heeft het vertrouwen dat in dergelijke geschriften gesteld moet kunnen worden beschaamd.
Ten slotte heeft verdachte twee gaspistolen thuis voorhanden gehad. Het is algemeen bekend welke gevaren voortkomen uit het ongecontroleerd bezit van vuurwapens.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad [15] van verdachte van 17 februari 2022. Hieruit blijkt dat verdachte in september 2015 en maart 2016 is veroordeeld tot een (voorwaardelijke) taakstraf van veertig uur wegens het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen of munitie van categorie III. De rechtbank laat dit ten nadele van verdachte meewegen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia-rapport van het psychologisch onderzoek naar verdachte van 1 februari 2021, opgemaakt door J. Yntema, GZ-psycholoog. De deskundige is tot de conclusie gekomen dat bij verdachte sprake is van persoonlijkheidsproblematiek in de vorm van een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische en dwangmatige trekken, met een vermijdende copingstrategie. Ten tijde van de hem ten laste gelegde feiten was de persoonlijkheidsstoornis ook aanwezig. De kwetsbare persoonlijkheidsstructuur maakt dat verdachte zich mogelijk gemakkelijk laat verleiden door geld, en met name door status en aanzien. Het financiële gewin lijkt bij hem op de voorgrond te staan. Verdachte had voldoende mogelijkheden om zijn gedrag af te wegen en om andere keuzes te maken. Op basis van bovenstaande kan verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar worden geacht met betrekking tot hetgeen ten aanzien van hem is bewezen verklaard.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de verschillende reclasseringsrapporten over verdachte waaronder het rapport van 19 april 2022, opgemaakt door [reclasseringswerker] , reclasseringswerker. Het rapport houdt samengevat het volgende in.. De reclassering ziet delictgerelateerde risicofactoren in de langdurige schuldenproblematiek, het gebrek aan dagbesteding en het contact met de medeverdachte. Verdachte zit in een schuldsaneringstraject. Naar verwachting is de schuld over twee jaar afgelost. Hij ontvangt leefgeld en er ontstaan geen nieuwe schulden. Verdachte volgt behandeling bij De Waag waarin hij leert spanningen en emoties te herkennen, te reguleren en er op andere wijze mee om te gaan. Hij wil met deze behandeling bereiken dat hij weerbaarder wordt en grenzen kan stellen. Hiermee lijkt er nu voldoende te worden ingezet om de problemen die een mogelijk risico vormen op recidive aan te pakken. Daarnaast zien we dat verdachte met de zorg voor zijn kinderen, de behandeling en het volgen van een opleiding nu een gestructureerde dagbesteding heeft. Zijn dochters vormen een motivatie om zich in te zetten om aan zichzelf te werken en zijn problemen op acceptabele wijze op te lossen. Hij voelt zich gesteund vanuit zijn sociale netwerk.
De reclassering adviseert bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij heeft te kennen gegeven door de nog fragiele situatie een toezicht te hebben overwogen. De reclassering heeft daarvan afgezien omdat zij naast de behandeling en schuldhulpverlening geen voorwaarden kan formuleren die zullen bijdragen aan het verlagen van het risico, dat ingeschat wordt als laag tot gemiddeld. Een verplicht karakter kan een averechts effect hebben op de opgebouwde behandelrelatie. Een gevangenisstraf zal het schuldentraject doorkruisen hetgeen zeer onwenselijk is gezien de lange termijn waarin dit al loopt en de problemen die ontstaan wanneer dit traject stopt. De reclassering acht verdachte in staat een werkstraf uit te voeren.
De rechtbank ziet aan de ene kant dat verdachte zich gedraagt als een persoon die overal de dupe van is en vindt dat hij als slachtoffer van de situatie moet worden gezien, wellicht door zijn psychische problematiek, maar aan de andere kant ziet de rechtbank ook een persoon die maar ten dele opening van zaken geeft en actief meedeed aan het plegen van valsheid in geschrift. Zij zal daarom als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden opleggen. Mocht verdachte opnieuw in verleiding komen en daaraan toegeven dan kan hij erop rekenen dat hij nog eens zes maanden naar de gevangenis wordt gestuurd.
De rechtbank is alles afwegend van oordeel dat een gevangenisstraf van twaalf maanden waarvan de helft voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar met aftrek van voorarrest en een taakstraf van tweehonderdveertig uur te vervangen door vier maanden hechtenis als die straf niet naar behoren wordt verricht, een passende en geboden reactie is.

11.De in beslag genomen voorwerpen

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen [16] :
  • 4. administratie (mappen met papieren bescheiden);
  • 5. overeenkomst van geldlening;
  • 6. blauwkleurige telefoon van het merk Huawei;
  • 7. zilverkleurige iPhone;
  • 8. computer;
  • 10. dolk.
De officier van justitie heeft – zonder dat toe te lichten – gevorderd de dolk te onttrekken aan het verkeer en de andere voorwerpen verbeurd te verklaren.
De raadsman heeft zich niet over de in beslag genomen voorwerpen uitgelaten.
De rechtbank constateert dat ten aanzien van de onder 4 genoemde administratie in het beslag dossier wordt opgemerkt dat het gaat om mappen met bescheiden waaronder een geheimhouderstuk dat bij de rechter-commissaris ligt. De rechtbank begrijpt dat de onder 5 genoemde overeenkomst van geldlening, de overeenkomst tussen [persoon 4] en [persoon 3] betreft (pagina 936 van het beslagdossier). De rechtbank zal gelasten dat deze overeenkomst wordt bewaard ten behoeve van de rechthebbende. De onder 6 en 7 genoemde telefoons zullen aan verdachte worden teruggegeven. Hetzelfde geldt voor de onder 9 genoemde ‘computer’. Uit het beslagdossier (pagina 552 van het beslagdossier) blijkt overigens dat dit geen computer is maar een externe harde schijf (Expansion+ 1TB) is. Uit het dossier blijkt dat verdachte telefonisch contact had met in elk geval een van de medeverdachten. Dat maakt onder de gegeven omstandigheden nog niet dat de in beslag genomen telefoons vatbaar zijn voor verbeurdverklaring zoals bedoeld in artikel 33a van het Wetboek van Strafrecht. De onder 10 genoemde dolk zal ook aan verdachte worden teruggegeven. Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit wapen bij de lokale dump gekocht heeft en nog heeft gevraagd of je zo’n wapen mag kopen. Bij de stukken zit niet een foto van de dolk. Het is niet duidelijk of dit wapen valt onder categorie I, III of IV van de Wet wapens en munitie. Er is niet zonder meer aanleiding om dit wapen aan het verkeer te onttrekken.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen
  • 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 140, 225 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en
  • 11b van de Opiumwet.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, vierde en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid en artikel 11, vierde lid, van de Opiumwet en deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
Van het medeplegen van witwassen een gewoonte maken.
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie terwijl het feit wordt begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd.
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag tenzij die tijd reeds bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering is gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • 4. administratie (mappen met papieren bescheiden);
  • 6. blauwkleurige telefoon van het merk Huawei;
  • 7. zilverkleurige iPhone;
  • 8. een computer (externe harde schijf);
  • 10. een dolk.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
5. overeenkomst van geldlening.
Heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. C.M. Degenaar en A.C.J. Klaver, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2022.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]
[...]
[....]
[....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[..]
[..]
[..]
[..]
[..]
[..]
[..]
[..]
[..]
[.]
[.]
[.]
[.....]
("">
.
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[.....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]

13.[....]

14.[....]

[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]
[....]

Voetnoten

1.HR 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK3503,
2.‘Het pistool aangetroffen in de plastictas is gefotografeerd zoals het is aangetroffen. Als de FO een vuurwapen of daarop gelijkend voorwerp aantreft, hanteren ze de ontlaadprocedure: patroonhouder uitnemen, daarna slede naar achteren bewegen om een eventueel in de kamer aanwezige patroon uit te werpen. In geval van het bewuste wapen is de (lege) patroonhouder uitgenomen maar kon de slede niet naar achteren bewogen worden. Deze handelingen verricht men niet bij losse onderdelen en losse onderdelen zou men nooit in elkaar zetten. Het is logisch dat op de foto (…) het pistool en de patroonhouder naast elkaar zijn afgebeeld omdat de ontlaadprocedure is gevolgd.’
3.Proces-verbaal uitgewerkt eerste verhoor [verdachte] op 30 september 2020, persoonsdossier [verdachte] , p. 41 tot en met 172, in het bijzonder pagina 165 tot en met 167.
4.HR 14 april 1913,
5.HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
6.Rubriek 05 – Bijlage 88, p. 51.740 – 51742 (Pv onderzoek Threema ( [medeverdachte 5] – [verdachte] ).
7.Rubriek 05 – Bijlage 89, p. 51.743 – 51.744 (Pv onderzoek IMEI-nummers).
8.Rubriek 05 – Bijlage 85, p. 51.731 – 51.734 (Pv onderzoek Gsm [medeverdachte 5] ( [verdachte] )).
9.Rubriek 05 – Bijlage 83, p. 51.726 – 51728 (Pv onderzoek Gsm [medeverdachte 5] ).
10.Rubriek 05 – Bijlage 83, p. 51.726 – 51728 (Pv onderzoek Gsm [medeverdachte 5] ).
11.Rubriek 05 – Bijlage 100, p. 51.792 – 51.796 (Pv chats [medeverdachte 5] – [medeverdachte 7] ).
12.Rubriek 05 – Bijlage 84, p. 51.729 – 51730 (Pv onderzoek Gsm [medeverdachte 5] (T. [medeverdachte 1] ).
13.Rubriek 05 – Bijlage 182, p. 52.554 – 52.569 (Pv chats TCM [medeverdachte 1] – [medeverdachte 5] ).
14.Rubriek 05 – Bijlage 184, p. 52.574 – 52.576 (Pv chats TCM [medeverdachte 1] – [verdachte] ).
15.Uittreksel uit de Justitiële Documentatie.
16.De nummers verwijzen naar de nummers op de ter terechtzitting van 12 mei 2022 door de officier van justitie overgelegde lijst van in beslag genomen voorwerpen.