ECLI:NL:RBAMS:2023:6382

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13/099624-23 en 23/000016-20 (TUL)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplegen en medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een Rolex en voorbereidingshandelingen

Op 13 oktober 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van medeplegen en medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een Rolex en een telefoon. De tenlastelegging omvatte twee feiten: het primair medeplegen van diefstal met geweld en subsidiair medeplichtigheid aan diefstal met geweld, gepleegd op of omstreeks 18 maart 2023 in Amsterdam. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 29 september 2023 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. G. Dankers, en de raadsman, mr. A.W.J. van Galen, hun standpunten naar voren brachten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangever in de nacht van 17 op 18 maart 2023 werd overvallen door twee personen, waarbij zijn horloge en telefoon werden gestolen. De officier van justitie vorderde vrijspraak van het primair ten laste gelegde en een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, terwijl de verdediging integrale vrijspraak bepleitte. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de beroving, aangezien hij niet in de nabijheid van de plaats delict was en er geen bewijs was van nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de vereisten voor medeplegen en medeplichtigheid. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet opzettelijk handelingen had verricht die de overval bevorderden of vergemakkelijkten. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke veroordeling werd eveneens afgewezen. Dit vonnis is gewezen door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 13 oktober 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/099624-23 en 23/000016-20 (TUL)
Datum uitspraak: 13 oktober 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. G. Dankers, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.W.J. van Galen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd, na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1
primair:medeplegen van diefstal met geweld van een Rolex en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , gepleegd op of omstreeks 18 maart 2023 in Amsterdam;
subsidiair:medeplichtigheid van diefstal met geweld van een Rolex en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , gepleegd op of omstreeks 18 maart 2023 in Amsterdam;
Feit 2
voorbereiding van medeplegen van diefstal met geweld van een Rolex en een telefoon, toebehorende aan [slachtoffer] , gepleegd in de periode van 22 februari 2023 tot en met 18 maart 2023 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Vrijspraak

3.1.
Inleiding
In de nacht van 17 op 18 maart 2023 wordt aangever [slachtoffer] bij het parkeren van zijn (leen)auto nabij zijn woning in [woonplaats] overvallen door twee personen. Hij krijgt een klap met een knuppel tegen zijn achterhoofd, wordt meerdere keren geslagen en zijn horloge en telefoon worden meegenomen. De telefoon van aangever wordt daarna in de buurt teruggevonden. Onder zijn eigen auto, die op dat moment bij een autogarage in Rotterdam staat, wordt een baken aangetroffen. Het vermoeden rijst dat aangever al langer werd gevolgd om de uiteindelijke overval te doen slagen.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het onder 1 primair ten laste gelegde en gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat de handelingen die verdachte heeft verricht niet van voldoende gewicht zijn voor medeplegen, nu het baken niet dienstig is geweest aan de overval en het gewicht van de contactmomenten tussen verdachte en de medeverdachte rondom de overval niet bekend is. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde volgt uit de locatiegegevens en het DNA-spoor op het baken dat verdachte betrokken is geweest bij het installeren van het baken en dat verdachte op 22 februari 2023 heeft geprobeerd het baken onder de auto te plakken, maar dat dit pas op 25 februari 2023 is gelukt. Verdachte wist waarvoor het baken was bedoeld, gezien het contact tussen hem en de medeverdachte rondom de overval. Verdachte zet daar niets tegenover en is eerder voor eenzelfde soort feit veroordeeld. Daarnaast is algemeen bekend dat bakens worden gebruikt voor het plegen van overvallen. Verdachte wist de parkeerplek van aangever en is daar samen met medeverdachte meermaals geweest. Het baken is immers net na het parkeren op 25 februari 2023 onder de auto geplakt door verdachte. Met het naar de parkeerplaats gaan en het contact hebben met de medeverdachte, is verdachte behulpzaam geweest bij het plegen van de overval. Het 2e gedachtestreepje kan niet worden bewezen, nu het baken niet is gebruikt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde leidt de officier van justitie uit de gevolgde overval af dat het plakken van het baken ook bedoeld was om een overval voor te bereiden, zoals dit vaker in criminele kringen gebeurt. Ook is algemeen bekend dat bekende Nederlanders worden gevolgd en met geweld worden beroofd van hun Rolex.
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan de bijzondere voorwaarden te koppelen zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling toe te wijzen en het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij aangevoerd dat de afwezigheid van een verdachte ten tijde van het delict op de plaats-delict in de regel een sterke contra-indicatie biedt voor medeplegen. Er is zelfs een vrij hoge drempel voor het aannemen van medeplegen indien een verdachte zich voor en na, bijvoorbeeld een beroving, in de buurt van het delict ophoudt. In deze zaak was verdachte niet in de nabijheid toen de overval plaatsvond en is hij ook niet weggereden met medeverdachten en/of de buit. Op basis van het dossier is niet meer bekend dan dat met zijn telefoon voorafgaand aan de overval is gebeld naar de telefoon van de medeverdachte en dat nadien contact is geweest met die telefoon van de medeverdachte. Die enkele feitenvaststelling kan – gelet op het toetsingskader en de aangehaalde jurisprudentie – geen medeplegen van diefstal met geweld met zich meebrengen.
Ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid geldt met betrekking tot het 1e en 2e gedachtestreepje dat het dossier niet de conclusie rechtvaardigt dat verdachte betrokken was bij de poging een baken te plaatsen noch bij het plaatsen van het baken zelf. Indien de rechtbank wel enige betrokkenheid vaststelt, geldt dat het baken geplaatst is in een auto die zich ten tijde van het in feit 1 omschreven delict in Rotterdam bevond. Omdat het baken niet is gebruikt, is verdachte met het plaatsen daarvan niet behulpzaam geweest bij of tot het plegen van de overval. Met betrekking tot het 3e gedachtestreepje geldt dat uit het dossier niet volgt dat verdachte de medeverdachte of andere medeverdachten van informatie heeft voorzien over (de locatie van) aangever. Tot slot geldt met betrekking tot het 4e gedachtestreepje dat uit het dossier niet volgt dat het telefonische contact voor en na de beroving enige bijdrage heeft geleverd aan die beroving. Daar komt bij dat de telefoongesprekken voor de beroving hebben plaatsgevonden toen verdachte niet meer in de omgeving van Amsterdam Buitenveldert was.
Ten aanzien van de 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen heeft de raadsman aangevoerd dat naar de uiterlijke verschijningsvorm de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen – ook als die gezamenlijk worden beschouwd – niet zonder meer dienstig zijn aan een overval. Daarvoor moeten goederen worden aangetroffen die in verband kunnen worden gebracht met het te plegen geweld. Daarvan is in dit geval geen sprake. Daarnaast volgt uit het dossier geen misdadig doel, dus is geen sprake van de vereiste opzet op de overval.
De raadsman heeft verder in het kader van de strafoplegging verzocht de eis van de officier van justitie aanzienlijk te matigen. Ter onderbouwing hiervan heeft hij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 mei 2022 (ECLI:NL:RBAMS:2022:3480) aangehaald. Ook heeft de raadsman verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer naar voren zijn gekomen in het recente reclasseringsrapport. De vordering tot tenuitvoerlegging na voorwaardelijke veroordeling dient primair te worden afgewezen nu verdachte ten tijde van het plegen van het nieuwe feit niet op de hoogte was van de uitspraak van de Hoge Raad en dus niet wist dat de eerder aan hem opgelegde deels voorwaardelijke straf met de daaraan gekoppelde voorwaarde dat hij zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, onherroepelijk was geworden. Subsidiair heeft de raadsman met het oog op de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzocht de gevangenisstraf deels om te zetten in een taakstraf en het overige deel af te wijzen of daarvan de proeftijd te verlengen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
3.4.1.
Vrijspraak feit 1
Op basis van de verklaringen van aangever en de camerabeelden kan worden vastgesteld dat de Rolex van aangever met geweld is gestolen door 2 onbekende personen.
Evenals de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte één van de medeplegers van de overval was. De rechtbank is van oordeel dat evenmin kan worden bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Medeplegen
Verdachte heeft iedere betrokkenheid bij de beroving ontkend. Uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende worden afgeleid. Onder de auto van aangever is na de beroving een baken aangetroffen. Het baken is op 22 februari 2023 geactiveerd en waarschijnlijk op 25 februari 2023 geplaatst onder de eigen auto van aangever. Op de simkaart van het baken is DNA van verdachte aangetroffen. Omdat de auto van aangever echter naar een garage in Rotterdam is verplaatst en aangever in een leenauto reed, is het baken niet gebruikt voor de overval op aangever. Verdachte is de gebruiker is van het telefoonnummer * [nummer] , en dat nummer bevond zich volgens de historische gegevens ten tijde van de activatie van het baken ongeveer gelijktijdig in dezelfde omgeving als de medeverdachte. Ook blijkt uit de historische gegevens dat het nummer van verdachte, net als het nummer van de medeverdachte, in de dagen daarna in de buurt van de woning van aangever geweest. Daarnaast en zijn er telefonische contactmomenten geweest met de medeverdachte rondom het moment van de overval. De inhoud van deze gesprekken is echter onbekend. Tot slot staat vast dat verdachte – in tegenstelling tot zijn medeverdachte – niet in de omgeving van de plaats-delict is geweest ten tijde van de overval.
Voorgaande aanwijzingen voor betrokkenheid van verdachte bij de beroving leveren naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs op dat sprake is geweest van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) bij de beroving. Er is geen sprake van een gezamenlijke uitvoering en er is evenmin gebleken van een bijdrage van verdachte die van voldoende gewicht is. De hiervoor genoemd locatiegegevens van de telefoon van verdachte en de contacten met de medeverdachte, zonder dat duidelijk is wat is besproken, zijn hiervoor onvoldoende redengevend. Daarom zal verdachte worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
Medeplichtigheid
De volgende vraag die moet worden beantwoord is of bewezen kan worden dat verdachte bij de beroving medeplichtig is geweest. Hiervoor dient te worden aangetoond dat het opzet van verdachte was gericht op de ten laste gelegde medeplichtigheidshandelingen, maar ook dat zijn opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf dat hij met zijn handelingen heeft bevorderd of vergemakkelijkt (dubbel opzet).
Dat er DNA van verdachte op de simkaart van het baken is aangetroffen, doet vermoeden dat hij op enige wijze betrokken is geweest bij dit baken. Uit het dossier volgt echter niet eenduidig dat verdachte daadwerkelijk betrokken is geweest bij de activatie en/of de plaatsing van het baken onder de auto van aangever. De locatiegegevens van de telefoon van verdachte verschillen immers soms één of zelfs meerdere uren van de locatiegegevens van het baken en de telefoon van de medeverdachte, en er zijn geen andere bewijsmiddelen waaruit volgt dat verdachte het baken heeft geactiveerd en/of geplaatst of hierbij betrokken was. Uit het dossier kan evenmin worden afgeleid dat verdachte wist waar aangever zijn auto parkeerde of dat hij wist waarvoor het baken waarop zijn DNA is aangetroffen was bedoeld. Dat het algemeen bekend is dat bakens worden gebruikt voor criminele doeleinden (waaronder overigens niet alleen voor overvallen), is te algemeen om in dit geval als redengevend bewijs te kunnen dienen. Daarbij komt dat het baken niet is gebruikt, en daarom niet dienstig is geweest aan de overval. Het 1e en 2e gedachtestreepje uit de tenlastelegging zijn reeds om die reden niet bewezen. De bijdrage van verdachte zou dus moeten blijken uit een voorverkenning en/of de telefonische contactmomenten met medeverdachte(n). Het feit dat de telefoon van verdachte op enkele momenten voorafgaand aan de overval aanstraalde op een cell-id in de omgeving van de woning van aangever is van onvoldoende betekenis om aan te nemen dat verdachte op die momenten bezig was met een voorverkenning voor de overval. Zijn aanwezigheid kort voor en na de overval en de telefonische contactmomenten met de medeverdachte maken dit niet anders, nu de inhoud van deze gesprekken onbekend is gebleven. Ook in samenhang met het aangetroffen DNA op het baken beschouwd, komt de rechtbank niet tot het oordeel dat sprake is van voldoende bewijs dat verdachte de gepleegde overval heeft bevorderd of vergemakkelijkt en/of dat zijn opzet daarop was gericht. Dit betekent dat ook het onder 1 subsidiair tenlastegelegde niet is bewezen en dat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
3.4.2.
Vrijspraak feit 2
Toetsingskader
Voor een bewezenverklaring van de tenlastegelegde voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46, eerste lid, van het wetboek van Strafrecht (Sr), is volgens vaste jurisprudentie vereist dat vast is komen te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimtes en/of vervoermiddelen – te weten het baken, de simkaart en de telefoons van verdachte en de medeverdachte, bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen, afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen van de verdachte dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte strekten ter voorbereiding van dat misdrijf en dat zijn opzet op het begaan daarvan was gericht. [1] Verder is van belang dat met de in artikel 46, eerste lid, Sr opgenomen zinsnede “bestemd tot het begaan van dat misdrijf” alleen wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid en dus niet op de voorbereiding zelf. Dit betekent dat het object waarop een in artikel 46, eerste lid, Sr genoemde gedraging betrekking heeft, moet zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf dat is voorbereid. [2]
Niet is vereist dat het misdrijf ter voorbereiding waarvan de tenlastegelegde handelingen plaatsvonden, kon worden voltooid. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekten ter voorbereiding van het feit en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht. [3] Dit betekent dat het feit dat het ten laste gelegde baken uiteindelijk niet is gebruikt voor de voorbereiding van de overval, op zichzelf niet in de weg staat aan een bewezenverklaring van dit onderdeel van het onder 2 ten laste gelegde.
Beoordeling
Uit het dossier kan weliswaar worden afgeleid dat enkele van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen, te weten het baken, de simkaart en de telefoon van de medeverdachte, bedoeld waren om te worden gebruikt bij de voorbereiding van de overval op aangever, maar niet dat deze voorwerpen bestemd waren tot het begaan van het ten laste gelegde misdrijf van het (medeplegen van) diefstal met geweld. Het ten laste gelegde voorhanden hebben van genoemde voorwerpen moet volgens het Openbaar Ministerie zo worden uitgelegd dat het slachtoffer hiermee gevolgd kon worden teneinde hem op een later tijdstip te overvallen. Om aangever daadwerkelijk te kunnen overvallen zijn echter meerdere handelingen vereist, zoals het plaatsen van het baken, het activeren hiervan en het volgen van de auto waaronder het baken is geplaatst. Deze handelingen zijn niet ten laste gelegd. De inhoud van de gesprekken tussen verdachte en medeverdachte in de periode rond de overval is onbekend is gebleven, zodat de misdadige intentie bij het voorhanden hebben van de telefoon niet kan worden vastgesteld. Voor wat betreft het voorhanden hebben van een baken acht de rechtbank het gegeven dat bakens gebruikt worden voor criminele doeleinden en dat algemeen bekend is dat bekende Nederlanders worden gevolgd en met geweld worden beroofd van hun Rolex, onvoldoende redengevend om bewezen te achten dat verdachte het plegen van de overval als misdadig doel voor ogen had en dat hij daartoe een baken bij zich had. Ook de informatie dat verdachte eerder is veroordeeld voor een gewapende overval waarbij het ook een duur horloge betrof, maakt dit naar het oordeel van de rechtbank niet anders.

4 Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

Bij de stukken bevindt zich de op 28 augustus 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 23/000016-20, betreffende het onherroepelijk geworden arrest d.d. 14 maart 2023 van het Hoge Raad, naar aanleiding van het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 15 november 2021 waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf afwijzen.

5 Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Heft ophet – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.
Wijstde vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 23/000016-20 af.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.J. Lourens, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en N.G.H. Verschaeren, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Schakenraad, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 oktober 2023.

Voetnoten

1.HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213.
2.HR 12 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BZ1956 en HR 7 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1198.
3.HR 27 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1233.