ECLI:NL:RBAMS:2023:6375

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
13.181.347-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 oktober 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank Arad in Roemenië. Het EAB, dat dateert van 30 december 2022, betreft de overlevering van een opgeëiste persoon die in Roemenië is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden. De opgeëiste persoon, geboren in 1984, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een Roemeense inrichting.

De behandeling van het EAB vond plaats op 27 september 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak met 30 dagen verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft en dat de persoonsgegevens in het EAB correct zijn. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, op basis van garanties van de Roemeense autoriteiten.

De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat de overlevering toe, waarbij de opgeëiste persoon zal worden overgedragen aan de Roemeense autoriteiten voor de uitvoering van de opgelegde straf. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.181.347-23
Datum uitspraak: 11 oktober 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 16 augustus 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 30 december 2022 door de Rechtbank Arad, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1984,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 september 2023, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.L.O. van de Waarsenburg, advocaat in Nijmegen en door een tolk in de Roemeense taal.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
strafvonnis nr. 839, uitgesproken op 9 mei 2022 door de Rechtbank
Arad in zaak met nummer 7941/55/2021, definitief geworden bij strafvonnis nummer 834, uitgesproken op 13 oktober 2022 door het Hof van Beroep in Timişoara.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inleiding
Uit het EAB dat de opgeëiste persoon op 9 mei 2022 in eerste aanleg is veroordeeld en dat op
13 oktober 2022 door het Hof van Beroep arrest is gewezen.
Als een strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld. [4]
Er is geen (aanvullende) informatie verstrekt over het hoger beroep. De rechtbank kan aldus niet vaststellen of in de appelprocedure de zaak opnieuw in feite en in rechte ten gronde is behandeld en definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd.
Gelet daarop zal de rechtbank zekerheidshalve zowel de procedure in eerste aanleg als in hoger beroep aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW toetsen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen informatie over de procedure in hoger beroep beschikbaar is, maar dat dit, nu de raadsman geen verweer op dit punt heeft gevoerd, niet leidt tot weigering op grond van artikel 12 OLW. Gelet op hetgeen de opgeëiste persoon ter zitting voor deze rechtbank heeft verklaard, kan er bovendien geen twijfel over bestaan dat hij de kans heeft gehad in hoger beroep zijn verdedigingsrechten uit te oefenen. Artikel 12 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.
4.2
Het vonnis van 9 mei 2022 van de Rechtbank Arad
De rechtbank stelt vast dat in het EAB is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid.
De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW is daarom niet aan de orde.
4.3
Het arrest van 13 oktober 2022 van het Hof van Beroep Timaşoara
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Ter zitting van deze rechtbank heeft de opgeëiste persoon verklaard dat hij zelf hoger beroep heeft ingesteld, maar niet bij het proces aanwezig was omdat hij Roemenië toen al had verlaten. De advocaat van de opgeëiste persoon was echter wel bij het proces aanwezig en heeft zijn verdediging gevoerd. De opgeëiste persoon had dit aan de advocaat gevraagd.
De opgeëiste persoon was aldus op de hoogte van de voorgenomen procedure en heeft een advocaat gemachtigd om namens hem zijn verdediging in hoger beroep te voeren. De advocaat heeft tijdens het proces ook daadwerkelijk zijn verdediging gevoerd. Gelet hierop doet zich naar het oordeel van de rechtbank de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, aanhef en onder b, OLW voor en mag de rechtbank de overlevering niet op grond van artikel 12 OLW weigeren.

5.Strafbaarheid

5.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een aantal van de strafbare feiten aan als zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 23, te weten:
vervalsing van administratieve documenten en handel in valse documenten
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
5.2
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft één feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (
hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of
voorlopige basis. [6]
Op 31 juli 2023 is namens
the Director General of the National Penitentiary Administrationde volgende garantie verstrekt:
1. For the person named [opgeëiste persoon] (…).
Therefore, in the situation where the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities, pursuant to the detention enforcement warrant issued in the file
7941/55/2021at Henri Coandă Airport Bucharest,
he will initially be sent to Bucharest Rahova Penitentiaryin order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will ensure a minimum space of 3 sqm. (…)
Given the amount of the sentence, he will most likely serve the initial custodial sentence in the semi-open regime. At the same time, given his domicile, he will most likely, to begin with, serve his sentence in the Timisoara Penitentiary. (…)
Considering the perspective of implementing the measures contained in the "Action Plan for the period 2020 – 2025 of measures for the solution of prison overcrowding and detention condition” as well as the number of prisoners currently held by the National Administration of Penitentiaries, as a result of the penal policies adopted by the Romanian State,the National Administration of Penitentiaries guarantees to provide a minimum individual space of 3 sqm for the whole period of execution of the sentence, including the bed and the related furniture,not including the space for the sanitary group.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instelling waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 107 en 177 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank Arad, Roemenië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens en L.E. Poel, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 oktober 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-270/17 PPU (
5.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.