Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
ex artikel 5.4.10 in verbinding met artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering(Sv) tevens klaagschrift
ex artikel 5.5.18 in verbinding met artikel 552a Svvan:
1.Procesgang
2.Feiten en omstandigheden
3.Inhoud klaagschrift en standpunt klager
4.Standpunt van de officier van justitie
5.Het oordeel van de rechtbank
“de terugvergoeding van de gedupeerden”moet worden veiliggesteld, had de inbeslagneming moeten - en kon deze uitsluitend - worden gegrond op artikel 5.5.15 in verbinding met artikel 94a Sv. Er had conservatoir beslag moeten worden gelegd. Nu het beslag op het geldbedrag een juiste grondslag ontbeert, is het beslag onrechtmatig. De omstandigheid dat de officier van justitie heeft meegedeeld dat de rechter-commissaris naar verwachting spoedig een machtiging tot het leggen van conservatoir beslag op het geldbedrag (ter uitvoering van het EBB) zal afgeven, maakt het voorgaande niet anders. Zolang het beslag niet is omgezet in een conservatoir beslag, kan de rechtbank niet anders dan van de huidige grondslag uitgaan. De rechtbank ziet in de gegeven omstandigheden, mede gelet op het standpunt van de officier van justitie, geen aanleiding de zaak ambtshalve (opnieuw) aan te houden om de aangekondigde machtiging af te wachten.
buiten enige redelijke twijfelkomen vast te staan dat het geldbedrag aan haar toebehoort en niet aan de beslagene, [persoon] .
6.Beslissing
NIET-ONTVANKELIJK;
ONGEGROND.