ECLI:NL:HR:2012:BS7974

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/04031 B en 10/04032 B
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen ongegrondverklaring van klaagschrift inzake beslag op Volkswagen Passat

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2012 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen twee beschikkingen van de Rechtbank te Haarlem. De klager en klaagster, die een relatie hebben, hadden een klaagschrift ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, met het verzoek tot opheffing van het beslag op een Volkswagen Passat, kenteken [AA-00-BB], en teruggave van de auto, het kentekenbewijs en de autosleutels aan de klaagster. De Rechtbank had eerder het klaagschrift ongegrond verklaard, waarbij werd overwogen dat de auto rechtmatig in beslag was genomen en dat het enkele feit dat de auto op naam van de klaagster staat, niet voldoende was om aan te tonen dat de auto uitsluitend aan haar toebehoorde. De Hoge Raad heeft de bestreden beschikkingen van de Rechtbank bevestigd en het beroep verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank de juiste maatstaf had toegepast en dat het oordeel van de Rechtbank niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad benadrukte dat in gevallen van beslag, de rechter moet beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert. In dit geval was er onvoldoende bewijs dat de auto niet vatbaar was voor verbeurdverklaring, en de Hoge Raad concludeerde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat het beslag moest voortduren.

Uitspraak

31 januari 2012
Strafkamer
nrs. S 10/04031 B en S 10/04032 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen twee beschikkingen van de Rechtbank te Haarlem van 22 juli 2010, nummers RK 10/616A en RK 10/616B, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[Klager] (hierna: de klager), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983, ten tijde van de betekening van de aanzegging gedetineerd in het Huis van Bewaring "Zwaag" te Zwaag,
en
[Klaagster] (hierna: de klaagster), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden beschikkingen
De Rechtbank heeft bij de bestreden beschikkingen ongegrond verklaard het door de klager en de klaagster ingediende klaagschrift strekkende tot opheffing van het beslag gelegd op de Volkswagen Passat met kenteken [AA-00-BB], alsmede op het kentekenbewijs en de bij de Volkswagen Passat behorende autosleutels en tot teruggave van deze goederen aan de klaagster.
2. Geding in cassatie
Tegen de beschikking met nummer RK 10/616A is beroep ingesteld door de klager. Tegen de beschikking met nummer RK 10/616B is beroep ingesteld door de klaagster. Namens hen heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, in beide zaken bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikkingen en tot verwijzing van de zaken naar het Gerechtshof te Amsterdam teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
3. Beoordeling van de middelen
3.1. Beide middelen keren zich tegen de ongegrondverklaring van het door de klager en de klaagster ingediende klaagschrift.
3.2. Het klaagschrift houdt onder meer in:
"Op 20 januari 2010 werd bij een huiszoeking in het perceel [a-straat 1] te [plaats], zijnde het adres van verzoeker en verzoekster, een aantal goederen in beslag genomen, waaronder de auto van verzoekster, een Volkswagen Passat met kenteken [AA-00-BB], alsmede het kentekenbewijs van deze auto en de bij deze auto behorende sleutels.
Uit het dossier blijkt dat deze goederen in beslag zijn genomen op basis van art. 94 en 94a WvSv.
(...)
Verzoeker en verzoekster beklagen zich over de in beslagname van de auto en beklagen zich eveneens over het uitblijven van een last tot teruggave.
Bedoelde auto staat op naam van verzoekster, zij is de eigenaresse van de auto. Verzoeker is slechts een gebruiker van deze auto. Ten tijde van de inbeslagname en daarna is uit niets gebleken dat sprake is van een situatie als omschreven in artikel 33a lid 2 onder a WvSr. Daardoor was ten tijde van de inbeslagneming, dan wel in ieder geval kort na de inbeslagneming al duidelijk dat de auto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring, daardoor is niet voldaan aan de eis gesteld in artikel 94 lid 2 WvSV.
De auto is niet gefinancierd met inkomsten afkomstig van de strafbare feiten waarvan verzoeker wordt verdacht en zulks kan ook niet worden aangetoond. Verzoekster heeft de auto kunnen kopen, doordat zij door de jaren heen steeds auto's heeft ingeruild waarvoor zij dan bij de aankoop van een nieuwe (tweedehands) auto (inruil-)korting ontving. Die nieuwe auto kon daardoor iedere keer van een iets betere klasse zijn. Daarnaast heeft verzoekster geld dat zij aan het einde van het jaar ontvangt van een winstdeling van de bank waar zij werkt gebruikt om de Volkswagen Passat te kopen. Verzoekster en verzoeker kunnen een en ander aantonen door middel van administratieve bescheiden welke ook in beslag werden genomen.
Volgens verzoekster en verzoeker is derhalve ook niet voldaan aan het gestelde in artikel 94a lid 3 onder sub a, b en c.
Verzoekster en verzoeker zijn hierdoor van mening dat het belang van de strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de Volkswagen Passat aan verzoekster.
Het onderhavige verzoek strekt tot opheffing van het beslag gelegd op de Volkswagen Passat met kenteken [AA-00-BB], alsmede op het kentekenbewijs en de bij de Volkswagen Passat behorende autosleutels en tot teruggave van deze goederen aan verzoekster."
3.3. De Rechtbank heeft bij de - door de klager bestreden - beschikking met nummer RK 10/616A het klaagschrift ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
"De personenauto, autopapieren en sleutel zijn op 20 januari 2010 rechtmatig onder klager in beslag genomen. Het enkele feit dat de auto op naam van [klaagster] staat, is onvoldoende om aan te tonen dat de auto en bijbehoren buiten enige redelijke twijfel uitsluitend aan [klaagster] toebehoren. Dit geldt temeer nu klager en [klaagster] een relatie hebben, klager gebruik maakte van de auto en ook een financiële bijdrage heeft geleverd aan de auto. Vooralsnog gaat de rechtbank ervan uit dat de auto vatbaar is voor verbeurdverklaring en dat het niet uiterst onaannemelijk is dat de strafrechter, later oordelend, over zal gaan tot verbeurdverklaring van de auto en toebehoren."
3.4. De Rechtbank heeft bij de - door de klaagster bestreden - beschikking met nummer RK 10/616B het klaagschrift ongegrond verklaard en daartoe het volgende overwogen:
"De personenauto, autopapieren en sleutel zijn op 20 januari 2010 rechtmatig onder [klager] in beslag genomen. Het enkele feit dat de auto op naam van klaagster staat is onvoldoende om aan te tonen dat de auto en bijbehoren buiten enige redelijke twijfel uitsluitend aan klaagster toebehoren. Dit geldt temeer nu [klager] en klaagster een relatie hebben, [klager] gebruik maakte van de auto en ook een financiële bijdrage heeft geleverd aan de auto."
3.5.1. Het namens de klager voorgestelde middel klaagt in het bijzonder over de maatstaf die de Rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd.
3.5.2. Zoals de Hoge Raad in zijn beschikking van 28 september 2010, LJN BL2823, NJ 2010/654, rov. 2.8, heeft overwogen, dient de rechter in geval van een beklag van de beslagene tegen een op de voet van art. 94 Sv gelegd beslag te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
3.5.3. In de hiervoor onder 3.3 weergegeven overwegingen heeft de Rechtbank tot uitdrukking gebracht dat het veiligstellen van de belangen waarvoor art. 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Aldus heeft de Rechtbank aan haar oordeel de juiste maatstaf ten grondslag gelegd en deze maatstaf niet onbegrijpelijk toegepast.
3.5.4. Het middel van de klager is tevergeefs voorgesteld.
3.6.1. Het namens de klaagster voorgestelde middel behelst onder meer de klacht dat de Rechtbank heeft verzuimd te beoordelen of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet.
3.6.2. De klacht berust op de opvatting dat in een geval als het onderhavige - waarin een derde op de voet van art. 552a Sv teruggave verzoekt van een onder de verdachte inbeslaggenomen voorwerp - de rechter eerst dient vast te stellen of het belang van strafvordering zich tegen teruggave verzet. Die opvatting is onjuist. Indien degene die in een dergelijk geval in een art. 552a Sv-procedure om teruggave heeft verzocht, niet redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt, dient de rechter - ook als het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet - zijn verzoek om teruggave af te wijzen, zodat de rechter ook zonder nader onderzoek naar het belang van strafvordering het verzoek om die reden mag afwijzen (vgl. HR 6 september 2011, LJN BQ8028). De klacht faalt.
3.6.3. Voor zover het middel klaagt over het oordeel van de Rechtbank dat niet buiten enige redelijke twijfel staat dat de auto en bijbehoren "uitsluitend" aan de klaagster toebehoren kan het evenmin tot cassatie leiden. Mede in aanmerking genomen dat de Rechtbank heeft vastgesteld dat de klager en de klaagster een relatie hebben, de klager gebruik maakte van de auto en hij ook een financiële bijdrage heeft geleverd aan de auto geeft dat oordeel niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is het evenmin onbegrijpelijk.
3.6.4. Ook het middel van de klaagster is tevergeefs voorgesteld.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt in beide zaken het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2012.