ECLI:NL:HR:2011:BR2082
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot teruggave van inbeslaggenomen auto op basis van eigendomsrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2011 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank te Roermond. De zaak betreft een klaagschrift ingediend door klager, die verzocht om de teruggave van een auto die in beslag was genomen. De Rechtbank had eerder geoordeeld dat klager niet als rechthebbende op de auto kon worden aangemerkt, omdat hij de overeengekomen koopsom nog niet volledig had betaald en de auto nog niet geleverd of geaccepteerd was. De rechtbank concludeerde dat de feitelijke beschikkingsmacht over de auto ten tijde van de inbeslagname bij een derde lag, wat de claim van klager ondermijnde.
De Hoge Raad herhaalde in zijn uitspraak dat als degenen die om teruggave verzoeken niet redelijkerwijs als rechthebbenden kunnen worden aangemerkt, de rechter hun verzoeken moet afwijzen, zelfs als het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. Dit betekent dat de rechter niet verplicht is om het belang van strafvordering te onderzoeken als de rechthebbendheid van de verzoeker al in twijfel wordt getrokken. De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank terecht had geoordeeld dat klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt en dat het verzoek om teruggave van de auto dus terecht was afgewezen.
De beslissing van de Hoge Raad bevestigt de noodzaak voor rechters om zorgvuldig te beoordelen wie als rechthebbende kan worden aangemerkt in zaken van inbeslagname, en dat de afwijzing van verzoeken om teruggave niet alleen afhankelijk is van het belang van strafvordering, maar ook van de juridische eigendomssituatie.