ECLI:NL:RBAMS:2023:5966

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2023
Publicatiedatum
27 september 2023
Zaaknummer
AMS 22/1868
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en proceskostenvergoeding na intrekking van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. E.H.J. aan de Stegge, en het UWV. Eiseres had eerder een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen in arbeid (Wet WIA) aangevraagd, waarbij haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op 80-100%. Het UWV had haar bezwaar tegen een eerder besluit ongegrond verklaard, waarna eiseres beroep instelde. De rechtbank benoemde een deskundige die aanvullend onderzoek verrichtte. Op 12 juli 2023 herroept het UWV het eerdere besluit en verklaart het bezwaar van eiseres gegrond, waardoor zij recht heeft op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) uitkering per 31 mei 2023.

Eiseres trok haar beroep in en verzocht om vergoeding van proceskosten, waaronder het griffierecht en kosten voor een contra-expertise. Het UWV gaf aan bereid te zijn om de kosten te vergoeden, maar niet voor alle geclaimde kosten. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 3.350,92, inclusief een vergoeding voor het griffierecht van € 50,-. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van deze kosten aan eiseres.

De uitspraak benadrukt de regels omtrent proceskosten in bestuursrechtelijke procedures, zoals vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank heeft de kosten voor rechtsbijstand en deskundigen vastgesteld op basis van de geldende tarieven en heeft de overige geclaimde kosten afgewezen, omdat deze administratieve kosten betroffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/1868

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J. aan de Stegge),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
( [gem. verweerder] ).
Aan dit geding heeft verder deelgenomen:
[derde belanghebbende], gevestigd in Amsterdam, derde partij (hierna: (ex-)werkgever).

Procesverloop

Met het besluit van 5 juli 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen in arbeid (Wet WIA) toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%.
Met het besluit van 21 februari 2022 (het bestreden besluit I) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit I beroep ingesteld.
De rechtbank heeft aanleiding gezien om een deskundige te benoemen. De deskundige heeft aanleiding gezien om aanvullend onderzoek te laten verrichten. Op [medio 1] juni 2023 heeft de rechtbank de rapporten van de deskundigen ontvangen.
Het UWV heeft met het besluit van 12 juli 2023 (het bestreden besluit II) het bestreden besluit I herroepen. Het UWV heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en bepaald dat eiseres per 31 mei 2023
(de rechtbank begrijpt: 31 mei 2021)recht heeft op een Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) uitkering.
De rechtbank heeft het beroep tegen het bestreden besluit I met toepassing van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) mede gericht geacht tegen het bestreden besluit II.
Met het mailbericht van [medio 2] juli 2022 (en [medio 3] juli 2023) heeft eiseres het beroep ingetrokken en aanspraak gemaakt op vergoeding van de proceskosten in beroep, het griffierecht en de gemaakte kosten van een in bezwaar door eiseres overlegde contra-expertise van het [naam arbeidsdeskundige] .
Met de brief van [medio 3] augustus 2023 heeft het UWV aangegeven aanleiding te zien om de geclaimde kosten deels te vergoeden.
De (ex-)werkgever heeft verklaard als derde partij aan het geding te willen deelnemen, maar uitsluitend een kopie van de uitspraak te willen ontvangen.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten in bestuursrechtelijke gedingen is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 in de kosten worden veroordeeld.
3. Eiseres heeft bij intrekking van het beroep verzocht om vergoeding van het griffierecht en de proceskosten in beroep, bestaande uit de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Ook heeft zij verzocht om vergoeding van de gemaakte kosten van een in bezwaar overlegde contra-expertise ten bedrage van € 2.904,-. Ter onderbouwing van deze kosten heeft zij een factuur van het [naam arbeidsdeskundige] van 22 augustus 2021 overgelegd. Van deze factuur is later nog een specificatie verstrekt.
4. Het UWV heeft in de brief van 27 juli 2023 aangegeven dat hij bereid is het griffierecht en de gemaakte proceskosten in beroep te vergoeden voor zover deze de normbedragen niet te boven gaan. Met de brief van [medio 3] augustus 2023 heeft het UWV aangegeven dat hij de geclaimde 15,50 uur (onderzoek verzekeringsarts en arbeidsdeskundige) redelijk acht en de rechtbank verzocht de vergoeding vast te stellen met toepassing van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts). Het UWV ziet geen aanleiding de ‘door te belasten kosten á € 110,94’ en de ‘administratiekosten á € 80,-’ te vergoeden, omdat die kosten administratieve werkzaamheden betreffen. Het UWV verwijst naar de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 19 november 2020 [1] en 14 april 2022. [2] De geclaimde kosten inzake [adviesbureau] kan het UWV niet volgen, omdat hij niet bekend is met een medisch advies van [adviesbureau] .
5. In het mailbericht van [medio 4] augustus 2023 geeft eiseres aan dat zij vindt dat de bestreden kosten wel voor een vergoeding in aanmerking moeten komen. Zij verwijst daarbij naar de uitspraak van de CRvB van 4 mei 2016. [3]
6. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
7. Ook komen voor vergoeding in aanmerking de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken voor het inschakelen van een verzekeringsarts en arbeidsdeskundige van het [naam arbeidsdeskundige] . Eiseres heeft verzocht om een vergoeding van de factuur van het [naam arbeidsdeskundige] van 22 augustus 2021. Uit deze factuur volgt een totaalbedrag van € 2.904,- inclusief btw (€ 2.400,- exclusief btw). De rechtbank stelt de maatstaf voor vergoeding van de kosten van de deskundige die aan eiseres advies heeft uitgebracht, vast op grond van artikel 2, eerste lid, aanhef en onder b, van het Bpb en overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken (Wtsz). Op grond van artikel 6 van het Bts geldt voor werkzaamheden als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de Wtsz, waarvoor geen speciaal tarief is bepaald, naar gelang de werkzaamheden niet of in meer of mindere mate van wetenschappelijke of bijzondere aard zijn, een maximumtarief, dat voor opdrachten verstrekt in 2021 € 134,04 bedraagt. In artikel 15 van het Bts is bepaald dat de bedragen genoemd in het Bts, worden verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. Het uurtarief van het [naam arbeidsdeskundige] in de factuur van 22 augustus 2021 is hoger dan het maximum uurtarief. Op basis van het Bpb en het Bts kan voor de vergoeding van de kosten van de deskundige in dit geval een bedrag van € 2.513,92 (15,5 uur x € 134,04 x 1,21 (BTW)) worden toegekend De rechtbank is het eens met het UWV dat de overige kosten niet voor een vergoeding in aanmerking komen, omdat het om administratieve kosten gaat. De rechtbank verwijst hierbij naar artikel 1 van het Bpb en vaste rechtspraak van de CRvB. [4]
8. Het totaalbedrag van de te vergoeden kosten bedraagt daarmee € 3.350,92 (€ 837,- + € 2.513,92).
9. Omdat eiseres het griffierecht heeft voldaan en het UWV aan het beroep is tegemoetgekomen, moet het UWV aan eiseres het griffierecht van € 50,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 3.350,92.
Deze uitspraak is gedaan op 25 september 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

4.Zie onder andere de uitspraak van 1 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:3010.