ECLI:NL:CRVB:2022:882

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
26 april 2022
Zaaknummer
19/3793 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking hoger beroep en proceskostenvergoeding na gewijzigde beslissing op bezwaar door Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 14 april 2022 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Appellant had hoger beroep ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. Echter, het Uwv had op 17 mei 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waardoor het hoger beroep van appellant werd ingetrokken. Appellant verzocht de Raad om het Uwv te veroordelen in de proceskosten.

De Raad overwoog dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de kosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de bezwaren van de indiener. De Raad oordeelde dat het Uwv volledig aan de bezwaren van appellant had voldaan, wat aanleiding gaf om de proceskosten te vergoeden. De totale kosten werden vastgesteld op € 6.153,14, inclusief kosten voor rechtsbijstand, reiskosten en deskundigenkosten.

De uitspraak benadrukt het belang van de proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedures, vooral wanneer een bestuursorgaan zijn besluit herziet en daarmee aan de bezwaren van de appellant tegemoetkomt. De Raad heeft de kostenveroordeling onderbouwd met een gedetailleerde berekening van de gemaakte kosten in bezwaar, beroep en hoger beroep, evenals de kosten voor deskundigen. Appellant kan zich voor vergoeding van het griffierecht rechtstreeks tot het Uwv wenden.

Uitspraak

Datum uitspraak: 14 april 2022
19/3793 WIA, 19/3794 ZW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 19 juli 2019, 18/2617 en 18/2618 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. T.H.M.M. Kusters, hoger beroepen ingesteld.
Het Uwv heeft op 17 mei 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 10 december 2021 heeft mr. Kusters namens appellant het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het Uwv te veroordelen in de proceskosten.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Op grond van artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Namens appellant is het hoger beroep ingetrokken omdat het Uwv met de gewijzigde beslissing op bezwaar volledig aan de bezwaren van appellant is tegemoetgekomen.
De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de kosten die appellant in verband met de behandeling van het bezwaar, het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor verleende rechtsbijstand begroot op € 1.082,- in bezwaar (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting, met een waarde van € 541,- per punt), € 1.518,- in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde van € 759,- per punt) en € 1.138,50 in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hogerberoepschrift en 0,5 punt voor het indienen van een zienswijze, met een waarde van € 759,- per punt), in totaal € 3.738,50. Ook komen de door appellant gemaakte reiskosten in beroep van € 22,64 voor vergoeding in aanmerking.
De kosten die appellant in hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken voor het inschakelen van deskundigen komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. Deze kosten worden berekend conform het Besluit tarieven in strafzaken 2003 (Bts).
In hoger heeft appellant een deskundigenrapport van 12 augustus 2020 van psychiater M. van Beem en verzekeringsarts K.C. Rammeloo van WPEX ingediend. Voor deze werkzaamheden heeft appellant om vergoeding van € 4.265,25 verzocht (15,25 uur met een uurtarief van € 230,- en administratiekosten van € 17,50). De Raad is van oordeel dat deze vordering gedeeltelijk voor toewijzing in aanmerking komt. Het Uwv wordt gevolgd in het standpunt dat alleen de uren van de medisch adviseurs voor vergoeding in aanmerking komen tegen het in het Bts vermelde uurtarief. De overige administratieve werkzaamheden komen op grond van artikel 1 van het Bpb niet voor vergoeding in aanmerking. Verder geldt op grond van het Bts voor het jaar 2020 een uurtarief van € 129,63. Op grond van artikel 15 van het Bts worden de bedragen verhoogd met de omzetbelasting die daarover is verschuldigd. De vergoeding van de kosten van het door WPEX opgemaakte rapport van 12 augustus 2020 wordt daarom vastgesteld op (15,25 x € 129,63 = € 1.976,86 + € 415,14 =) € 2.392,-.
De totale kostenveroordeling, bestaande uit kosten voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, reiskosten en deskundigenkosten, bedraagt € 6.153,14.
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellant zich rechtstreeks tot het Uwv wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het Uwv in de kosten van appellant tot een bedrag van € 6.153,14.
Deze uitspraak is gedaan door M.E. Fortuin, in tegenwoordigheid van E.X.R. Yi als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 14 april 2022.
(getekend) M.E. Fortuin
(getekend) E.X.R. Yi