Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking van de kantonrechter
[verweerster]
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Feiten
3.7 De kantonrechter kan de uitleg van Connexie van artikel 25 lid 6 van de cao niet volgen. Immers, uit artikel 25 lid 4 en 5 van de cao volgt dat de term “passende arbeid” onder a. nader wordt gespecificeerd als “arbeid die zich bevindt binnen dezelfde functiegroep (…)”. Vervolgens wordt er een onderscheid gemaakt in hoeverre mag worden afgeweken van de functiegroep, namelijk onder lid 4 hooguit één (of bij uitzondering twee) functiegroep(en) lager en onder lid 5 tot twee functiegroepen lager. In lid 6 wordt de categorie arbeid uitgebreid naar iedere arbeid, zodat logischerwijs ervan uit moet worden gegaan dat het gaat om alle functiegroepen. Hieruit is niet op te maken dat dit lid zo ver gaat dat van [verweerster] verwacht kon worden dat zij bij derden zou gaan solliciteren.3.8 Bovendien zou het voorgaande ertoe leiden dat, als [verweerster] de functie bij een derde zou krijgen, haar arbeidsovereenkomst bij Connexie zou eindigen en [verweerster] haar ontslagbescherming kwijt zou zijn. Connexie heeft ter zitting aangegeven dat ermee rekening moet worden gehouden dat zij een terugkeergarantie geeft voor het geval dat het werk bij Connexie aantrekt of als [verweerster] in de proeftijd wordt ontslagen. [verweerster] had echter bij Connexie een overeenkomst voor onbepaalde tijd, terwijl haar bij een nieuwe werkgever mogelijk weer een uitzendovereenkomst of een overeenkomst voor bepaalde tijd zou worden aangeboden. Het voorgaande zou ertoe leiden dat [verweerster] haar ontslagbescherming alsnog zou verliezen. Voor zover Connexie dit had bedoeld met artikel 25 lid 6 van de CAO, kan dit in redelijkheid niet van de werknemer verwacht worden.3.9 Het voorgaande leidt ertoe dat Connexie de loonstop onterecht heeft doorgevoerd. (…)3.10 De loonvordering (inclusief vakantiegeld en bijkomende vergoedingen) zal worden toegewezen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de loonvordering te matigen, nu Connexie niet heeft onderbouwd dat [verweerster] zich niet meer beschikbaar voor arbeid zou hebben gehouden, nadat ze een loonstop had gekregen. Bovendien heeft zij ter mondelinge behandeling aangegeven dat zij [verweerster] ook niet meer opgeroepen heeft. Dit komt, mede gelet op het bepaalde in artikel 7:628 lid 1 BW, voor haar rekening en risico.
Verzoek
€ 142,80 bruto per week, en de gevorderde billijke vergoeding komt neer op 8 maandsalarissen, hetgeen onredelijk is. [verweerster] heeft vanaf september 2021 geen werkzaamheden meer voor Connexie verricht en heeft over die periode (nu) wel loon ontvangen, inclusief rente, zodat zij daarvoor al gecompenseerd is. De arbeidsmarkt is bovendien erg gunstig zodat [verweerster] op korte termijn ander werk kan vinden.
Verweer
Beoordeling
dat het er bij de begroting van de billijke vergoeding, kort gezegd, om gaat dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. De rechter kan daarbij rekening houden met de gevolgen van het ontslag voor zover die zijn toe te rekenen aan het aan de werkgever van het ontslag te maken verwijt. De Hoge Raad heeft in dat verband een niet-limitatieve lijst van gezichtspunten geformuleerd die van belang kunnen zijn bij de begroting van de vergoeding, waaronder:
BESLISSING
€ 500,00 bruto, en veroordeelt Connexie tot betaling daarvan;