ECLI:NL:RBAMS:2023:5759

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
10159041 WM VERZ 22-5848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kentekenaansprakelijkheid en huurovereenkomst in verkeershandhaving

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene is opgelegd wegens het verkeerd parkeren van een bromfiets, waarvoor hij als kentekenhouder aansprakelijk was. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, stelde dat de sanctie ten onrechte was opgelegd omdat de bromfiets ten tijde van de constatering nog verhuurd was. De gemachtigde voerde aan dat de huurovereenkomst pas eindigde na het voldoen aan de voorwaarden in de algemene voorwaarden van de verhuurder, waaronder het correct parkeren van het voertuig.

De kantonrechter heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en vastgesteld dat de huurovereenkomst niet was beëindigd op het moment van de overtreding. De rechter oordeelde dat de gemachtigde niet voldoende bewijs had geleverd dat de huurovereenkomst nog van kracht was ten tijde van de gedraging. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene niet kon aantonen dat hij niet aansprakelijk was voor de boete, omdat de huurovereenkomst niet aantoonde wie de huurder was op het moment van de overtreding. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af, omdat de betrokkene in het ongelijk was gesteld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor kentekenhouders om duidelijke en eenduidige bewijsstukken te overleggen wanneer zij zich beroepen op de uitzondering van kentekenhouderaansprakelijkheid, zoals vastgelegd in artikel 8 Wahv. De rechter bevestigde dat de verklaring van de verbalisant voldoende was om de gedraging vast te stellen, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven tot matiging van de opgelegde boete.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. H.M. Patijn
zaaknummer: 10159041 WM VERZ 22-5848
beslissing van: 27 juli 2023
func.: 40546
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 27 juli 2023 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[naam BV] B.V.

( [naam 1] )
[postbus]
(verder: “gemachtigde”)
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 7 maart 2022 en is gericht tegen de beslissing van 2 februari 2022 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van:

Check Netherlands B.V.

Van Slingelandtstraat 8 - D
1051 CH Amsterdam
(verder: “betrokkene”)

CJIB-nummer: [CJIB-nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 29 december 2021 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 27 juli 2023. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde heeft bij een op 12 juli 2023 gedateerde brief aanvullende gronden aangevoerd.
Gemachtigde is ter zitting verschenen bij [naam 2] . Betrokkene is niet verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wet administratieve handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Betrokkene wordt verweten dat de bromfiets met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, is geplaatst waar dit niet is toegestaan (Bord E3) op 5 november 2021 om 16:45 uur op de [adres] .
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert bij het (aanvullende) beroepschrift aan dat de sanctie ten onrechte aan betrokkene in de hoedanigheid van kentekenhouder van de bromfiets is opgelegd omdat dat voertuig ten tijde van de constatering van de gedraging nog was verhuurd. Gemachtigde verwijst in dit kader naar de – bij het aanvullend beroepschrift gevoegde – algemene voorwaarden van betrokkene, op basis waarvan een huurovereenkomst pas eindigt als voldaan wordt aan de verplichtingen die in die voorwaarden worden genoemd. Een van die voorwaarden is het parkeren overeenkomstig de geldende verkeersvoorschriften. Nu dit in de onderhavige zaak niet is gebeurd, stelt gemachtigde zich op het standpunt dat de huurovereenkomst ten tijde van de constatering van de gedraging niet was beëindigd. Gemachtigde beroept zich in dit verband op een door betrokkene overeenkomstig de algemene voorwaarden opgesteld zogenoemd “trip receipt” waaruit eenduidig blijkt dat het einde van de huur en de overeenkomst de starttijd van het eerstvolgende huurmoment is. Nu op grond van het vorenstaande dient te worden geconcludeerd dat voldaan is aan de eisen van het gerechtshof en artikel 8 sub b. van de Wahv, dient de initiële beschikking te worden vernietigd.
Ten slotte verzoekt gemachtigde om een proceskostenvergoeding.
Ter zitting heeft gemachtigde de standpunten van het aanvullende beroepschrift gehandhaafd. De kernvraag is of sprake was van huur en dat moet op basis van het civiele recht beoordeeld worden. Met de algemene voorwaarden is aangetoond dat de huurovereenkomst is blijven doorlopen. Gemachtigde handhaaft in dit verband niet het in het beroepschrift ingenomen standpunt dat “ten tijde van de gedraging” betekent het moment waarop de huurder de scooter heeft geparkeerd.
4. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat zowel de initiële beschikking als de beslissing van verweerder dienen te worden gehandhaafd. Uit de aan het dossier toegevoegde ritgegevens blijkt de eindtijd van de huur van de betreffende bromfiets. Met het afmelden in de app is de huurovereenkomst beëindigd. Aanpassing van het trip receipt aan de hand van de algemene voorwaarden verandert dat niet. Dat is iets tussen huurder en verhuurder. Er was ook geen sprake meer van huur, nu er geen tegenprestatie van de zijde van betrokkene was.
5. Het volgende wordt overwogen.
Kentekenhouderaansprakelijkheid
6. Ingevolge artikel 5 Wahv wordt, als niet aanstonds kan worden vastgesteld wie de bestuurder is van een voertuig, de boete opgelegd aan degene op wiens naam het kenteken was ingeschreven. Het bepaalde in artikel 8 Wahv vormt een uitzondering op deze kentekenhouderaansprakelijkheid. Op grond van artikel 8, aanhef en onder b, Wahv vernietigt de officier van justitie de beschikking indien de kentekenhouder een voor een termijn van ten hoogste drie maanden schriftelijk bedrijfsmatig aangegane huurovereenkomst overlegt waaruit blijkt wie ten tijde van de gedraging de huurder van het voertuig was. Onder "ten tijde van de gedraging" moet worden verstaan "ten tijde van de vaststelling van de gedraging" (vgl. ECLI:NL:GHARL:2022:11123).
7. De kantonrechter overweegt dat wanneer een beroep op de uitzonderingssituatie als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder b Wahv wordt gedaan, uit de door de kentekenhouder overgelegde huurovereenkomst eenduidig en zonder nadere uitleg moet blijken wie de huurder ten tijde van de gedraging was. De kantonrechter stelt vast dat Check niet een dergelijke huurovereenkomst heeft overgelegd waaruit dat blijkt. Namens Check is een beroep gedaan op de uitzondering van de kentekenhouderaansprakelijkheid, onder verwijzing naar haar algemene voorwaarden.
8. In de overgelegde Check algemene voorwaarden (geldig vanaf 1 december 2019) staat over dit onderwerp:
15 Beëindiging van de huur(1) Als de klant de huur wil beëindigen (d.w.z. een afzonderlijke huurovereenkomst), dan is hij verplicht:a) het Check voertuig naar behoren en met inachtneming van de verkeersregels te parkeren op een niet betaalde parkeerplaats in de openbare ruimte.(…)(3) Het einde van een huurproces wordt geïnitieerd wanneer de klant het huurproces beëindigt via zijn account (de app). (…) Wanneer het Check voertuig het einde van het huurproces heeft bevestigd door het centrale vergrendelsysteem te vergrendelen, is de huurperiode daadwerkelijk beëindigd.
9. Check beroept zich op artikel 15 lid 1 van de algemene voorwaarden. Daaruit zou volgens haar volgen dat de overeenkomst pas eindigt als het gehuurde voertuig met inachtneming van de regels is geparkeerd. Dat staat er echter niet. De klant heeft wel een contractuele verplichting het voertuig goed te parkeren, maar dat is niet gekoppeld aan een (later) einde van de huurovereenkomst. Het einde van de huurovereenkomst wordt in artikel 15 lid 3 geregeld. Daar staat – kort gezegd – dat als huurder via de app de huur beëindigt en het voertuig zichzelf vervolgens vergrendelt, de huur op dat moment eindigt.
10. Het standpunt van Check dat de huur doorloopt bij fout parkeren wordt dan ook niet gevolgd.
11. Uit de bewijsstukken waarnaar Check verwijst – de ritlog van het voertuig en de GPS-gegevens van voor en na de gedraging – blijkt niet dat de huurovereenkomst met de laatste huurder pas is geëindigd na vaststelling van de gedraging, enkel dat een nieuwe huurovereenkomst is aangegaan door een opvolgend huurder na dat tijdstip. Uit de overgelegde ritgegevens blijkt dat het voertuig ten tijde van de gedraging niet was verhuurd. Het door betrokkene overeenkomstig de algemene voorwaarden opgestelde tweede “trip receipt” maakt dat niet anders. Nu niet blijkt dat het voertuig ten tijde van de gedraging was verhuurd, komt aan betrokkene dus geen beroep op het hiervoor aangehaalde artikel 8 Wahv toe. Dat brengt mee dat betrokkene zelf jegens de officier van justitie aansprakelijk blijft voor voldoening van de boete.
Gedraging
12. In het dossier bevindt zich een zaakoverzicht. In de toelichting van dit zaakoverzicht is door de verbalisant vermeld dat is geconstateerd dat de bromfiets, waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, in strijd met bord E3 geparkeerd stond. De verbalisant zag dat het voertuig niet in het vak geparkeerd stond.
13. In Wahv-zaken biedt de verklaring van de verbalisant in het zaakoverzicht (en in dit geval is nog een aanvullend proces verbaal met foto’s aan het dossier toegevoegd) in beginsel voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken. (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12 oktober 2018, ECLI:NL:GHARL:2018:8983).
14. De kantonrechter ziet in wat namens betrokkene is aangevoerd of in het dossier, geen aanleiding te twijfelen aan deze verklaring van de verbalisant. De gedraging staat naar het oordeel van de kantonrechter dan ook voldoende vast en rechtvaardigt de opgelegde boete. Er zijn ook geen feiten of omstandigheden gebleken die aanleiding geven tot matiging van de opgelegde boete.
15. Gelet op het voorgaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.
16. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. De (boete)beschikking blijft in stand en ook inhoudelijk wordt betrokkene in het ongelijk gesteld. Vanwege het ontbreken van voldoende rechtens te respecteren belang is redelijkerwijs geen aanleiding tot toekenning van een proceskostenvergoeding aan betrokkene (zie Hoge Raad, 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:563). Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt daarom afgewezen.
17. Op grond van het vorenstaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.