ECLI:NL:RBAMS:2023:5681

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 augustus 2023
Publicatiedatum
6 september 2023
Zaaknummer
13/125621-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegaranties en procedurele waarborgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 30 augustus 2023 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Roemenië. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, ondanks verweren van de raadsvrouw die zich baseerden op artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, had geen vaste woon- of verblijfplaats en was niet op de hoogte van de procedure in hoger beroep. De rechtbank oordeelde dat de detentiegarantie van Roemenië voldoende was en dat er geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon plaatsvond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij de zittingen in hoger beroep, maar dat hij wel op de hoogte was gesteld van zijn verplichtingen met betrekking tot adreswijzigingen. De rechtbank concludeerde dat de overlevering geen schending van de rechten van de opgeëiste persoon met zich meebracht, gezien de omstandigheden van de zaak en de gegeven garanties.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/125621-23
Datum uitspraak: 30 augustus 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 15 juni 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 28 april 2023 door
the Ploiesti Court of Law(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 augustus 2023, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.A. Muntjewerf, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 908van 2 juni 2022 van de
Ploiesti Court of Law. Een behandeling in hoger beroep heeft geleid tot een
criminal sentencing no. 494van
28 maart 2023 van
the Court of Appeal Ploiesti.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar, twee maanden en tien dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Blijkens het EAB zal van deze vrijheidsstraf nog voorarrest worden afgetrokken. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, nu niet blijkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was of had kunnen zijn van de procedure in hoger beroep.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan. Volgens haar staat artikel 12 OLW, gelet op de aan de opgeëiste persoon gegeven adresinstructie die ook zag op de procedure in hoger beroep, niet aan overlevering in de weg.
De rechtbank oordeelt als volgt. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 7 juli 2023 blijkt dat in hoger beroep definitief is geoordeeld over de schuld en straf van de opgeëiste persoon. Om die reden toetst de rechtbank enkel de procedure in hoger beroep die geleid heeft tot het arrest van 28 maart 2023 van
the Court of Appeal Ploiestiaan artikel 12 OLW. [4]
Voor wat betreft de procedure in hoger beroep volgt uit de voornoemde aanvullende informatie dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Er is geen sprake van een van de situaties als bedoeld in artikel 12, sub a tot en met d, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dan ook van toepassing. De rechtbank ziet, om de hierna te noemen redenen, echter reden om af te zien van weigering op grond van de in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond.
Uit de aanvullende informatie van 7 juli 2023 blijkt dat er in hoger beroep twee zittingen hebben plaatsgevonden, op 17 oktober en op 17 november 2022. Ook blijkt hieruit dat de opgeëiste persoon tijdens zijn verhoor als verdachte een adres heeft opgegeven. Tijdens dit zelfde verhoor is de opgeëiste persoon erop gewezen dat hij adreswijzigingen door moest geven aan de autoriteiten. Er is geprobeerd om de oproepingen voor beide zittingsdagen aan de opgeëiste persoon aan te bieden op het adres dat hij tijdens dit verhoor heeft opgegeven. De opgeëiste persoon is niet thuis aangetroffen, waarna de oproeping op de deur van het gerecht is aangebracht. Ten tijde van het opgeven van dit adres is de opgeëiste persoon geïnformeerd dat het niet voldoen aan deze adresinstructie kon betekenen dat hij bij verstek berecht zou worden. Dit is ook gebeurd. Uit aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van
27 juli 2023 blijkt voorts dat deze adresinstructie ook zag op de procedure in hoger beroep.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie door de autoriteiten ondanks de aan hem gegeven adresinstructie niet op de hoogte te stellen van zijn actuele verblijfplaats.
Het verweer slaagt niet.

5.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan voor wat betreft het in het EAB genoemde feit 2 is voldaan.
Dit feit levert naar Nederlands recht op:
zware mishandeling
Voor wat betreft het in het EAB genoemde feit 1, omschreven als
‘disturbance of the peace’, geldt dat dit naar Nederlands recht niet strafbaar is. Daarmee is ten aanzien van dat feit niet voldaan aan het vereiste van dubbele strafbaarheid en dit levert een facultatieve weigeringsgrond op. De rechtbank ziet om de hiernavolgende redenen af van weigering. Blijkens de feitsomschrijving is het feit tenlastegelegd in het kader van de zware mishandeling en is het geen volledig op zichzelf staand feit. Daarnaast heeft het feit in zijn geheel geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Roemenië aan overlevering in de weg staan. De door Roemenië afgegeven detentiegarantie is niet voldoende om het algemeen reëel gevaar weg te nemen.
De officier van justitie vindt dat de door Roemenië afgegeven detentiegarantie voldoende is om het algemeen reëel gevaar weg te nemen.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat een verblijft in Roemeense detentie een algemeen reëel gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) met zich meebrengt. [5] Sinds
22 maart 2023 bestaan er daarbij in het bijzonder zorgen over
Giurgiu Prison, waar het algemeen reëel gevaar ziet op meer dan alleen de overbevolking in de gevangenissen. [6]
Op 5 juli 2023 is namens de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende garantie gegeven:
“Considering your notice (…) regarding the request from the Dutch authorities with regard to the conditions of detention that the named [opgeëiste persoon] (born on [geboortedag] 1997) (…) will benefit from, in the event of his surrender to the Romanian authorities, we inform you of the following:
(…) In the event that the person deprived of liberty is surrendered (…) he will be initially taken to the Bucharest Rahova Penitentiary (…), in a room that will provide him with a space of at least 3 square meters.
(…) In view of the express request from the authorities of The Netherlands, and by virtue of good cooperation in the field of international law, the named [opgeëiste persoon] will not be held in Giurgiu Prison.
(…) The named [opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 sqm, for the whole period of execution of the sentence, including the bed and related furniture, not including the space tor the sanitary group, the number of prisoners being configured in relation to the area of the room. Each prisoner will be provided with an individual bed equipped with specific bedding.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Ploiesti Court of Law(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 augustus 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 10 augustus 2017, C-270/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:628.
5.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629 en rechtbank Amsterdam 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463.
6.Rechtbank Amsterdam 22 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1666.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.