ECLI:NL:RBAMS:2023:4986

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
3 augustus 2023
Zaaknummer
13/728018-18 (A) en 13/308817-21 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en pogingen tot moord in buurthuis Wittenburg, Amsterdam

In de zaak tegen [verdachte] heeft de rechtbank Amsterdam op 4 augustus 2023 uitspraak gedaan in de strafzaken 13/728018-18 (A) en 13/308817-21 (B), waarin [verdachte] wordt beschuldigd van moord op [slachtoffer 1] en pogingen tot moord op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4]. De feiten vonden plaats op 26 januari 2018 in het buurthuis Dock in de wijk Wittenburg, Amsterdam. Tijdens een schietpartij werden meerdere mensen geraakt, waaronder het 17-jarige slachtoffer [slachtoffer 1], die overleed aan zijn verwondingen. De rechtbank oordeelde dat [verdachte] samen met medeverdachte [medeverdachte] de schietpartij had gepleegd, waarbij zij met een Kalasjnikov en een handvuurwapen op de slachtoffers schoten. De rechtbank legde een levenslange gevangenisstraf op aan [verdachte] voor zijn rol in deze ernstige misdrijven. De rechtbank oordeelde dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs was voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de schietpartij, onder andere door getuigenverklaringen, forensisch bewijs en OVC-gesprekken. De rechtbank sprak [verdachte] vrij van de moord op [slachtoffer 3] in de zaak 13Glanskop, wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen behandeld, waarbij schadevergoeding werd toegewezen aan de nabestaanden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/728018-18 (A) en 13/308817-21 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 4 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1993 [geboorteplaats] ,
vanwege een andere zaak gedetineerd in [naam PI] , [adres PI] en daar ook ingeschreven.

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 10, 11, 12, 16, 22, 24 en 26 mei 2023 (inhoudelijke behandeling). Het onderzoek is gesloten ter terechtzitting van 4 augustus 2023.
Op de zitting van 10 mei 2023 heeft de rechtbank de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de hierboven genoemde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Zaak A met parketnummer 13/728018-18 betreft de zaak 13Riverton en zaak B met parketnummer 13/308817-21 betreft de zaak 13Glanskop.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. [officier van justitie 1] , [officier van justitie 2] en [officier van justitie 3] (hierna: de officier van justitie) en van wat verdachte en zijn raadslieden mrs. K. Canatan en S.J. Römer naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van dat wat naar voren is gebracht door of namens de nabestaanden van [slachtoffer 1] , bijgestaan door
mr. W.A. Monster, het slachtoffer [slachtoffer 2] , bijgestaan door mr. W.A. Monster en de nabestaanden van [slachtoffer 3] , bijgestaan door mr. W. van Egmond. Zij hebben zich eveneens in het strafproces gevoegd als benadeelde partij en hebben vorderingen tot schadevergoeding ingediend.

2.Inleiding

Dit vonnis vloeit voort uit twee politieonderzoeken genaamd 13Riverton en 13Glanskop. De zaken zullen hieronder worden ingeleid.
13Riverton
De zaak 13Riverton ziet op de schietpartij in het buurthuis Dock gelegen in de wijk Wittenburg in Amsterdam op 26 januari 2018. Hierbij zijn twee slachtoffers, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] , door kogels ernstig gewond geraakt en is de 17-jarige [slachtoffer 1] aan zijn schotverwondingen overleden. Na de schietpartij zouden de twee daders zijn gevlucht in een zwarte BMW, welk voertuig diezelfde avond brandend is aangetroffen in Amsterdam-Zuidoost.
In het onderzoek 13Riverton is naar voren gekomen dat op een petje, naast de uitgebrande BMW, DNA zat dat matchte met DNA van [verdachte] . In informatie van het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) werd [verdachte] genoemd als één van de schutters. Hij zou daarbij in opdracht van en in samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] hebben heeft gehandeld. [slachtoffer 4] zou het beoogde doelwit zijn geweest. Naar aanleiding van deze informatie is onderzoek gedaan naar mogelijke betrokkenheid van [verdachte] en [medeverdachte] bij de schietpartij, waarbij onder meer telefoon- en telecomgegevens en vertrouwelijke gesprekken zijn opgenomen van [verdachte] , [medeverdachte] en mensen in hun naaste omgeving. Ook zijn in het onderzoek getuigen gehoord die [verdachte] en [medeverdachte] hebben genoemd als de mogelijke schutters.
Op 3 oktober 2018 is [verdachte] aangehouden voor de zaak 13Riverton en in verzekering gesteld. Een dag later werd hij heengezonden. Op 20 januari 2020 is [verdachte] opnieuw aangehouden en in voorlopige hechtenis gesteld. De voorlopige hechtenis is geschorst, zodat [verdachte] een andere straf kon uitzitten. Op dit moment zit hij niet vast voor de zaak 13Riverton, maar wel voor een andere strafzaak.
13Glanskop
De zaak 13Glanskop ziet op de schietpartij in de nacht van 10 op 11 februari 2015 op de Leerdamhof in Amsterdam-Zuidoost waarbij de 24-jarige [slachtoffer 3] (bijnaam ‘ [bijnaam slachtoffer 3] ’) om het leven is gekomen. Getuigen hebben verklaard dat zij kort nadat zij schoten hoorden, twee mannen op een scooter zagen wegrijden. Vlakbij de plaats delict werd op de Maldenhof een brandende scooter aangetroffen. Bij deze scooter lag een kentekenplaat die gestolen bleek te zijn.
Op 11 februari 2015 werd een Team Grootschalig Onderzoek opgestart. Uit TCI informatie kwam naar voren dat [slachtoffer 3] betrokken zou zijn geweest bij een ruzie in het criminele circuit, wat aanleiding zou zijn geweest voor zijn dood. Getuigen hebben verklaard dat (onder meer) [medeverdachte] en [verdachte] daarbij betrokken waren. Uit hun verklaringen volgt dat [slachtoffer 3] de bewuste nacht door [verdachte] is opgehaald. Hierna zou [medeverdachte] hem hebben doodgeschoten. Uit onderzoek van telecomgegevens kwam naar voren dat [slachtoffer 3] de avond voor zijn dood meerdere keren werd gebeld door ‘ [bijnaam verdachte] ’, dit zou de bijnaam zijn van [verdachte] .
[verdachte] is in 2015 wel als verdachte aangemerkt in de zaak 13Glanskop, maar werd destijds niet aangehouden. Na heropening van het onderzoek in 2021 is [verdachte] op 10 november 2021 aangehouden voor de zaak, maar niet in voorlopige hechtenis gesteld.

3.Tenlastelegging

De verdenkingen komen er – kort en feitelijk weergegeven – op neer dat [verdachte] zich heeft schuldig gemaakt aan:
Zaak A: 13Riverton
Feit 1: (medeplegen van) de moord of doodslag op [slachtoffer 1] op 26 januari 2018 te Amsterdam;
Feit 2: (primair) (medeplegen van) poging tot moord of doodslag op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] op 26 januari 2018 te Amsterdam. Subsidiair is dit feit tenlastegelegd als (medeplegen van) zware mishandeling en meer subsidiair als (medeplegen van) poging tot zware mishandeling.
Zaak B:13Glanskop
(medeplegen van) de moord of doodslag op [slachtoffer 3] op 11 februari 2015 te Amsterdam.
De tekst van de volledige tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

4.Voorvragen

De dagvaardingen in de onderzoeken 13Riverton en 13Glanskop zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten in voornoemde zaken en de officier van justitie is daarin ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Anonieme bedreigde getuigen NN1 en NN2

5.1
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben onder verwijzing naar hun op schrift gestelde pleitnotities aangevoerd dat de verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen NN1 en NN2 van het bewijs moeten worden uitgesloten, omdat deze getuigen niet conform de wettelijke regeling van artikel 226a en verder van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) zijn gehoord en artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) is geschonden. Daarover is het volgende aangevoerd.
De rechter-commissaris heeft de verdediging verzocht schriftelijk vragen op te geven voorafgaand aan de verhoren. De verdediging heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Dat kan ook niet van haar worden gevergd. De na de verhoren door haar opgegeven vragen zijn vervolgens niet gesteld. Dit is in strijd met de wettelijke regeling. De rechter-commissaris heeft op grond van artikel 226d lid 3 Sv uitsluitend de bevoegdheid om antwoorden per gestelde vraag te beletten, niet het stellen van vragen als zodanig. De rechter-commissaris heeft bovendien geweigerd gehoor te geven aan het verzoek van de verdediging om een aanvullend verhoor af te nemen. Ook dat is in strijd met de wettelijke regeling van artikel 226d Sv en met het ondervragingsrecht als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daarnaast voldoet de wijze waarop de verhoren hebben plaatsgevonden niet aan de eisen. De rechter-commissaris heeft de getuigen gehoord in het bijzijn van de CI-officier van justitie en – in geval van NN1 – ook in bijzijn van diens advocaat, terwijl de verdediging daarbij niet aanwezig mocht zijn. De wet geeft geen bevoegdheid aan de getuige om zich tijdens het verhoor te laten bijstaan door een advocaat, en op grond van de wettekst mag bij het verhoor ook geen officier van justitie aanwezig zijn als de verdediging van aanwezigheid wordt uitgesloten. De wet maakt daarbij geen onderscheid tussen een zaaksofficier van justitie of een CI-officier van justitie. In beide gevallen kan immers de inhoud van de verklaring van de getuige worden beïnvloed door diens aanwezigheid. Dat de aanwezigheid van de CI-officier van justitie bij het verhoor in overeenstemming is met de werkwijze zoals neergelegd in de werkafspraken van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS), maakt dit alles niet anders. De gang van zaken bij de rechter-commissaris levert daarnaast ook een schending op van artikel 6 EVRM. De rechter-commissaris had geen goede reden voor het niet prijs geven van de identiteit van de bedreigde getuigen, wat wel is vereist blijkens jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM). De dreiging is onvoldoende gemotiveerd. Enkel op basis van de reputatie van [verdachte] is aan de getuigen de status van anonieme bedreigde getuigen verleend. Daar komt bij dat de rechter-commissaris telkens heeft geweigerd om informatie te verschaffen aan de verdediging die noodzakelijk is voor haar om te toetsen of de getuigen anoniem mogen verklaren.
5.2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat de verklaringen van beide anonieme bedreigde getuigen kunnen worden gebruikt voor de bewijsvoering. De procedure van artikel 226a Sv en verder is op de juiste wijze doorlopen. Er is geen sprake van een schending van het bepaalde in artikel 226d lid 1 Sv. Conform de landelijk vastgestelde werkafspraken en het bepaalde in artikel 187c Sv heeft de rechter-commissaris de CI-officier van justitie verzocht om bij de verhoren aanwezig te zijn. De zaaksofficier van justitie was – net als de verdediging – niet aanwezig, zodat ook geen sprake is van strijd met het
equality of arms-beginsel. Er is geen sprake van schending van het ondervragingsrecht, omdat de rechter-commissaris de verdediging de gelegenheid heeft geboden tot het opgeven van schriftelijke vragen. De verdediging heeft er zelf bewust voor gekozen om de eerste vragenronde onbenut te laten.
5.3
Oordeel van de rechtbank
5.3.1
Inleiding en wettelijk beoordelingskader
In het dossier bevinden zich de verklaringen van twee anoniem gebleven personen aan wie op grond van artikel 226a Sv de status is verleend van anonieme bedreigde getuigen. Deze getuigen hebben in de zaken tegen [verdachte] verklaringen afgelegd onder de garantie dat hun identiteit niet zal worden onthuld. Deze personen worden aangeduid als NN1 en NN2.
Omdat in beide zaken tegen [verdachte] de vraag speelt of de rechtbank gebruik kan maken van de verklaringen van deze zogenoemde ‘statusgetuigen’, zal de rechtbank in deze paragraaf beoordelen of de wettelijke procedure zoals die is neergelegd in artikel 226a en verder Sv, juist is doorlopen. Als in deze procedure sprake is van vormverzuimen en/of schending van het
equality of arms-beginsel, zoals door de raadslieden is aangevoerd, zou de rechtbank in dit stadium al tot de conclusie kunnen komen dat de verklaringen van de anonieme bedreigde getuige(n) (al op voorhand) moeten worden uitgesloten van het bewijs.
Wettelijk beoordelingskader
De rechtbank merkt vooraf het volgende op. Als de rechtbank tot het oordeel komt dat de procedure van 226a en verder Sv op zichzelf juist is doorlopen, betekent dit nog niet dat de inhoud van de verklaringen ook daadwerkelijk kan meewerken voor het bewijs. Voordat de rechtbank van deze verklaringen gebruik kan maken, zal zij dan nog moeten beoordelen of deze betrouwbaar zijn en het gebruik van die verklaringen (om andere redenen) geen strijd oplevert met het bepaalde in artikel 344a Sv en/of artikel 6 EVRM.
Nu volgt eerst de bespreking van het verloop van de procedure ex artikel 226a en verder Sv.
5.3.2
Verloop procedure
Voor de leesbaarheid zullen de anonieme bedreigde getuigen NN1 en NN2 steeds met hij/hem worden aangeduid. De procedure van NN2 is op een eerder moment afgerond dan die van NN1. De procedure van NN2 wordt daarom eerst besproken.
Getuige NN2
In 2018 is de CI-officier van justitie mr. Kraker-Koch in contact gekomen met NN2. Deze getuige wilde een verklaring afleggen in de zaak 13Riverton onder de voorwaarde dat hij anoniem zou blijven uit vrees voor represailles. De netto-verklaring van NN2 is opgenomen in het proces-verbaal van de CI-officier van justitie van 5 december 2019. Op vordering van de CI-officier van justitie heeft de rechter-commissaris bij beschikking van 17 april 2020 aan NN2 de status verleend van bedreigde getuige als bedoeld in artikel 226a Sv. Op 29 april 2020 is hiertegen namens [verdachte] hoger beroep ingesteld. Bij beschikking van 1 september 2020 heeft de meervoudige raadkamer van de rechtbank het beroep tegen de statusverlening ongegrond verklaard.
In zijn beschikking van 17 april 2020 heeft de rechter-commissaris bepaald dat de officier van justitie en de verdediging schriftelijk hun vragen konden opgeven die zij aan NN2 gesteld wensten te zien. De rechter-commissaris vond deze werkwijze noodzakelijk om de afscherming van de identiteit van de getuige te kunnen waarborgen. Op 22 april 2020 heeft de rechter-commissaris de raadslieden van [verdachte] de gelegenheid geboden om schriftelijke vragen op te geven voor het verhoor. Daarop hebben de raadslieden kenbaar gemaakt dat zij eerst de beslissing op het hoger beroep wilden afwachten. Op 1 september 2020 werd de statusverlening onherroepelijk. Op 9 november 2020 heeft de rechter-commissaris de officier van justitie en de raadslieden van [verdachte] opnieuw in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken schriftelijke vragen op te geven. De raadslieden lieten daarop weten dat zij geen vragen zouden opgeven voorafgaand aan het verhoor omdat de vragen die zij zouden willen stellen, afhingen van de inhoud van de nog af te leggen verklaring.
Op enig moment heeft de rechter-commissaris NN2 gehoord aan de hand van de door de officier van justitie opgegeven vragen. Ook heeft de rechter-commissaris NN2 zelf uitgebreid bevraagd. De raadslieden van [verdachte] hebben voorafgaand aan dit verhoor geen vragen opgegeven. Blijkens het proces-verbaal van verhoor van NN2 was diens advocaat bij het verhoor aanwezig. Ook was – op verzoek van de rechter-commissaris – de CI-officier van justitie aanwezig om advies te geven over de afscherming van de identiteit van de getuige.
Op 26 januari 2021 is het proces-verbaal van dit verhoor verspreid. Naar aanleiding daarvan hebben de raadslieden van [verdachte] op 16 februari 2021 hun vragen ingediend en verzocht om een tweede verhoor van NN2. De rechter-commissaris heeft dit verzoek afgewezen. In zijn motivering heeft de rechter-commissaris betrokken dat de meeste vragen al waren gesteld en beantwoord en dat de overige vragen niet relevant waren en/of (al) afdoende waren beantwoord door de CI-officier van justitie in het proces-verbaal van 5 maart 2021 en de rechter-commissaris zelf.
In het proces-verbaal van 19 april 2021 heeft de rechter-commissaris overeenkomstig het bepaalde in artikel 226e Sv eveneens rekenschap afgelegd over de betrouwbaarheid van getuige NN2.
Getuige NN1
Medio 2020 is de CI-officier van justitie mr. Kraker-Koch in contact gekomen met getuige NN1. Dit vond plaats op initiatief van twee leden van het Team Bijzondere Getuigen (TBG) en de CI-officier van justitie naar aanleiding van door NN1 als informant gegeven TCI-informatie (TCI-verbaal met nummer 0585/2018). NN1 wilde een verklaring afleggen in de zaken 13Riverton en 13Glanskop als dit anoniem kon. De netto-verklaringen van NN1 zijn opgenomen in twee processen-verbaal van de CI-officier van justitie van 19 februari 2021.
Bij beschikking van 24 oktober 2022 heeft de rechter-commissaris op vordering van de CI-officier van justitie aan NN1 de status van bedreigde getuige als bedoeld in artikel 226a Sv verleend. Tegen de beslissing om aan NN1 de status van bedreigde getuige toe te bedelen, is namens [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] hoger beroep ingesteld.
Bij beschikking van 14 februari 2023 heeft de meervoudige raadkamer het beroep tegen de statusverlening van getuige NN1 ongegrond verklaard.
In zijn beschikking van 24 oktober 2022 heeft de rechter-commissaris bepaald dat NN1 op enig moment zou worden gehoord aan de hand van door de officier van justitie en verdediging schriftelijk op te geven vragen. De rechter-commissaris vond deze werkwijze noodzakelijk om de afscherming van de identiteit van de getuige te kunnen waarborgen.
Over de precieze gang van zaken rondom het inhoudelijke verhoor van NN1 heeft de rechter-commissaris een proces-verbaal opgesteld van 10 mei 2023.
Blijkens het proces-verbaal hebben de officier van justitie en de raadslieden in eerste instantie tot 11 november 2022 de gelegenheid gekregen voor het opgeven van schriftelijke vragen voor het verhoor. In de tussentijd was hoger beroep ingesteld tegen de beschikking tot statusverlening. Op 6 december 2022 heeft de rechter-commissaris een verlengde termijn gesteld voor het indienen van vragen. Deze termijn zou aflopen binnen drie dagen na de datum van de beschikking van de raadkamer indien het hoger beroep tegen de statusverlening ongegrond zou worden verklaard.
Op 6 december 2022 heeft mr. Römer de rechter-commissaris bericht dat de vragen van de verdediging afhangen van de nog af te leggen verklaring van de getuige en dat zij daarom op voorhand geen vragen zouden opgeven.
Op 14 februari 2023 werd de statusverlening onherroepelijk, waarna de rechter-commissaris de raadslieden op 16 februari 2023 de termijn voor het indienen van vragen in herinnering heeft gebracht. Deze zou aflopen op 17 februari 2023.
Op 16 februari 2023 heeft mr. Admiraal, de raadsman van [medeverdachte] , de rechter-commissaris bericht dat hij er vanuit ging dat de termijnstelling op een misverstand berustte, gelet op de systematiek van de wettelijke regeling van artikel 226c en verder Sv. Mr. Admiraal stelde dat eerst het verhoor van de getuige bij de rechter-commissaris moest plaatsvinden
waarnade verdediging na kennisname van de inhoud van de verklaring, de mogelijkheid diende te krijgen om telefonisch of schriftelijk vragen op te geven. Op 16 februari 2023 heeft mr. Römer de rechter-commissaris een bericht gestuurd van dezelfde strekking.
Op 17 februari 2023 heeft de rechter-commissaris de raadslieden (samengevat) het volgende bericht. Uit de wet noch wetsgeschiedenis volgt dat een verhoor bij de rechter-commissaris moet plaatsvinden in twee rondes. Er is geen reden om niet meteen al de vragen van de verdediging aan de getuige voor te leggen. De rechter-commissaris gaat over de vormgeving van het verhoor en in deze zaak zijn er goede redenen om het verhoor te doen aan de hand van schriftelijke vragen, zoals eerder toegelicht. Vervolgens heeft de rechter-commissaris de termijn voor het indienen van vragen uitgesteld tot 21 februari 2023. Hierna zou op enig moment een verhoor worden afgenomen. Daarbij heeft de rechter-commissaris opgemerkt dat het niet opgeven van vragen voor rekening en risico van de raadslieden zou komen, omdat niet gezegd is dat een tweede verhoor noodzakelijk zou zijn.
Op 20 februari 2023 heeft mr. Canatan de rechter-commissaris medegedeeld dat gewacht zou worden met het opgeven van vragen voor NN1 tot het verhoor had plaatsgevonden en de verdediging kennis had kunnen nemen van de inhoud van de afgelegde verklaring. Daarbij heeft de raadsman opgemerkt ten volle gebruik te willen maken van het ondervragingsrecht. Op 23 februari 2023 heeft mr. Admiraal de rechter-commissaris een bericht gestuurd van dezelfde strekking.
Op enig moment heeft de rechter-commissaris NN1 gehoord. De raadslieden hebben voorafgaand aan dit verhoor geen schriftelijke vragen opgeven. Bij het verhoor van NN1 was ook zijn advocaat aanwezig. Bij het verhoor van NN1 was op verzoek van de rechter-commissaris ook de CI-officier van justitie aanwezig om advies te geven over de afscherming van de identiteit van de getuige. De door de officier van justitie opgegeven vragen zijn blijkens het proces-verbaal allemaal aan de getuige gesteld. NN1 heeft op alle vragen antwoord gegeven en ook de rechter-commissaris heeft de getuige uitputtend bevraagd. Het proces-verbaal van verhoor van NN1 is op 21 april 2023 verspreid aan procespartijen. Daarbij heeft de rechter-commissaris de raadslieden verzocht om binnen één week eventuele nadere vragen toe te sturen, waarna de rechter-commissaris zou beoordelen of een nader verhoor noodzakelijk zou zijn.
Op 28 april 2023 heeft mr. Römer de rechter-commissaris een vragenlijst voor NN1 toegestuurd. Ook heeft hij zijn bezwaren kenbaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de CI-officier van justitie en de advocaat van NN1 bij het verhoor en de rechter-commissaris gevraagd om uitleg. Op 2 mei 2023 heeft mr. Admiraal de vragen voor NN1 opgegeven. Ook hij heeft daarbij zijn bezwaren kenbaar gemaakt tegen de aanwezigheid van de CI-officier van justitie bij het verhoor.
Over de aanwezigheid van de CI-officier van justitie bij het verhoor heeft de rechter-commissaris in zijn proces-verbaal van 10 mei 2023 het volgende vermeld:
“Onder verwijzing naar genoemde werkafspraken onderstreep ik dat de aanwezigheid van de CI-officier van justitie bij de verhoren van een statusgetuige uitsluitend tot doel heeft de rechter-commissaris te adviseren omtrent de afscherming van de identiteit van de statusgetuigen. Dit is ook de gebruikelijke werkwijze, die in de jurisprudentie is bestendigd (ECLI:NL:RBROT:2019:8958). De CI-officier van justitie heeft de benodigde expertise en ervaring op het gebied van de afscherming en de bijzondere getuigentrajecten. De CI-officier van justitie heeft geen betrokkenheid bij het onderzoek tegen de verdachten. De CI-officier van justitie heeft geen inhoudelijke bemoeienis bij de verhoren.”
Tot slot heeft de rechter-commissaris beslist dat de vragen die de raadslieden op 2 mei 2023 hebben voorgelegd, op zichzelf niet maken dat er een rechtens te respecteren belang bestaat bij het organiseren van een tweede inhoudelijke verhoor van NN1. Een tweede vragenronde kan niet meer relevante antwoorden opleveren dan al in het proces-verbaal van verhoor zijn weergegeven. Dat gegeven, bezien tegen de achtergrond van het feit dat aan een nieuw verhoor risico’s zijn verbonden voor de afscherming van de identiteit van NN1, maakt dat de rechter-commissaris heeft beslist een volgend verhoor achterwege te laten.
In het proces-verbaal van 10 mei 2023 heeft de rechter-commissaris overeenkomstig het bepaalde in artikel 226e Sv rekenschap afgelegd over de betrouwbaarheid van NN1.
5.3.3
Statusverlening
In het kader van het verweer dat sprake is van schending van artikel 6 EVRM, hebben de raadslieden onder meer gewezen op de rechtspraak van het EHRM waarin een stappenplan is ontwikkeld om te toetsen of sprake is van schending van het ondervragingsrecht. [1] De eerste vraag van dit stappenplan luidt:
“Is er een goede reden voor het niet horen van de getuige of het niet prijsgeven van zijn identiteit?”De verdediging heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat voornoemde vraag met “nee” moet worden beantwoord. Dit omdat de getuigen NN1 en NN2 in de ogen van de verdediging niet de status van ‘anonieme bedreigde getuigen’ hadden mogen krijgen.
De rechtbank stelt in dit verband het volgende voorop. De wetgever heeft de beoordeling van de vraag of een getuige kan en moet worden aangemerkt als bedreigde getuige in de zin van artikel 226a Sv exclusief opgedragen aan de rechter-commissaris en de vraag of die status terecht is toegekend willen onttrekken aan het oordeel van de zittingsrechter. Dit is anders wanneer aan de wijze van totstandkoming of aan de inhoud van en door de rechter-commissaris gegeven bevel dat bij het verhoor van de getuige de identiteit verborgen wordt gehouden zodanige fundamentele gebreken kleven dat gebruikmaking van de resultaten van het nadien gehouden verhoor op gespannen voet komt te staan met verdachtes recht op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. [2]
In de beschikking van deze rechtbank van 14 februari 2023 zijn de bezwaren die door de verdediging nu ter gelegenheid van de inhoudelijke behandeling opnieuw naar voren zijn gebracht, gemotiveerd verworpen. De rechtbank heeft daarbij vastgesteld dat aan de totstandkoming van de beschikking van de rechter-commissaris geen wettelijke gebreken kleven. Verder heeft de rechtbank, net als de rechter-commissaris, de dreiging ten aanzien van de getuigen voldoende aannemelijk en objectiveerbaar geacht. Daarbij is vastgesteld dat er een causaal verband bestaat tussen de dreiging en de weigering van de getuigen om anders dan anoniem te verklaren. Het door de verdediging ingestelde hoger beroep is ongegrond verklaard.
De verdediging heeft geen andere argumenten genoemd op grond waarvan volgens haar moet worden geoordeeld dat aan de wijze van totstandkoming of aan de inhoud van de beschikking van de rechter-commissaris fundamentele gebreken kleven. De rechtbank ziet geen aanleiding om tot een andere beslissing te komen. Het verweer van de raadslieden wordt verworpen.
5.3.4
Rol CI-officier van justitie
Uit artikel 226d lid 1 Sv vloeit voort dat de rechter-commissaris – indien het belang van het verborgen blijven van de identiteit van de bedreigde getuige dit vordert – kan bepalen dat de verdachte of zijn raadsman, dan wel beiden, het verhoor van de bedreigde getuige niet mogen bijwonen. In het laatste geval is ook de officier van justitie niet bevoegd om bij het verhoor tegenwoordig te zijn.
Zoals blijkt uit de beschrijving van het verloop van de procedure, was de verdediging van bijwoning van de verhoren uitgesloten en was de zaaksofficier van justitie daar ook niet bij aanwezig. Wel was op verzoek van de rechter-commissaris de CI-officier van justitie daarbij, die geen betrokkenheid heeft gehad bij het tactisch onderzoek tegen de verdachten. Uit de processen-verbaal van de rechter-commissaris komt naar voren dat het doel daarvan was
“het de rechter-commissaris gevraagd of ongevraagd adviseren op het gebied van de afscherming van de identiteit van de getuige”. De CI-officier van justitie is bij uitsluiting van andere officieren van justitie belast met en verantwoordelijk voor de afscherming van anonieme bedreigde getuigen en heeft bij uitstek expertise op dit gebied. Er zijn geen aanwijzingen dat de rol van de CI-officier van justitie bij de verhoren anders is geweest dan door de rechter-commissaris in zijn processen-verbaal is verwoord. Niet is gebleken dat de aanwezigheid van de CI-officier van justitie tijdens de verhoren van invloed is geweest op (het verloop van) de verhoren en/of de door de bedreigde getuigen afgelegde verklaringen.
De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de CI-officier van justitie tijdens de verhoren enkel en alleen heeft gelet op de afscherming van de identiteit van de getuigen ten behoeve van het proces-verbaal. Het belang om de identiteit van de getuigen verborgen te houden rechtvaardigt in dit geval de aanwezigheid van de CI-officier van justitie. Deze werkwijze is ook niet ongebruikelijk gelet op de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) op 2 juni 2017 vastgestelde ‘Werkafspraken over de bijzondere getuige in strafzaken’. Uit deze werkafspraken volgt dat met het oog op de veiligheid van bijzondere getuigen, rechter-commissarissen zich committeren om in beginsel het proces-verbaal van verhoor van of de beslissing met betrekking tot een bijzondere getuige, die niet in aanwezigheid van partijen en de CI-officier van justitie is opgemaakt, in concept voor te leggen aan de CI-officier van justitie om (uitsluitend) te worden geadviseerd of de inhoud van dat proces-verbaal of de beslissing de veiligheid van de bijzondere getuige in gevaar kan brengen. Daarbij wordt in de werkafspraken opgemerkt dat het – bijzondere omstandigheden daargelaten – in de rede ligt om de CI-officier van justitie aanwezig te laten zijn bij elk verhoor van een bijzondere getuige, zodat advies over het proces-verbaal met het oog op veiligheidsaspecten ter plekke kan worden ingewonnen.
Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank op dit punt dan ook geen sprake van een schending van het bepaalde in artikel 226d Sv of het beginsel van
equality of arms. Er is geen ongelijkheid geconstateerd tussen het (zaaks) Openbaar Ministerie en de verdediging om op het getuigenverhoor zelf invloed en controle uit te oefenen. Het verweer van de raadslieden strekkende tot uitsluiting van de verklaringen van getuigen NN1 en NN2 van het bewijs op deze gronden, wordt verworpen.
5.3.5
Ondervragingsrecht
Op grond van artikel 226d lid 2 Sv kan de rechter-commissaris – indien dit nodig is voor het verborgen blijven van de identiteit van de getuige – bepalen dat een anonieme bedreigde getuige zal worden gehoord aan de hand van door de verdediging schriftelijk op te geven vragen. In onderhavige zaken heeft de rechter-commissaris daartoe beslist in zijn beschikkingen van 17 april 2020 als het gaat om het horen van NN2 en 24 oktober 2022 als het gaat om het horen van NN1.
Naar aanleiding van deze beslissingen heeft de rechter-commissaris de raadslieden uitgenodigd om eventuele schriftelijke vragen voor NN1 en NN2 voorafgaand aan de verhoren op te geven. Daarop hebben de raadslieden de rechter-commissaris kenbaar gemaakt dat zij de wettelijke volgorde van 226d lid 2 Sv wensten aan te houden en vragen pas na het plaatsvinden van de verhoren bij de rechter-commissaris en na kennisneming van de inhoud van de verklaringen, zouden worden opgegeven.
De opvatting van de raadslieden dat artikel 226d lid 2 Sv een vaste wettelijke volgorde voorschrift die daarop neerkomt dat het horen van de anonieme bedreigde getuigen altijd in twee rondes plaatsvindt: eerst een ronde zonder en daarna een verhoor met door de verdediging opgegeven vragen, vindt naar het oordeel van de rechtbank geen steun in de wet, wetsgeschiedenis of jurisprudentie.
De raadslieden hebben zelf de afweging gemaakt om hun vragen eerst op te geven nadat de verhoren van NN1 en NN2 hadden plaatsgevonden, nadat hij door de rechter-commissaris erop was gewezen dat het niet eerder opgeven van vragen voor zijn rekening en risico zou komen. De rechter-commissaris heeft vervolgens de – na het verhoor – door de raadsman toegezonden vragen zorgvuldig getoetst en beslist dat nadere verhoren niet nodig waren. In zijn processen-verbaal van 5 maart 2021 als het gaat om getuige NN2 en zijn proces-verbaal van 10 mei 2023 als het gaat om NN1, heeft de rechter-commissaris ook (per categorie vragen) van de raadslieden toegelicht waarom een nader verhoor niet meer relevante antwoorden zou kunnen opleveren dan de antwoorden die al waren opgenomen in de processen-verbaal van verhoor. Uit het bepaalde in artikel 226d lid 3 Sv vloeit ook voort dat het de rechter-commissaris vrij staat om niet relevante vragen (vragen die niet kunnen bijdragen aan de waarheidsvinding of aan de controle op de wijze waarop het opsporingsonderzoek is verricht) en/of vragen die de identiteit van de bedreigde getuige zouden kunnen onthullen, te beletten.
De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat de rechter-commissaris de voorschriften zoals die voortvloeien uit artikel 226d lid 2 Sv in acht heeft genomen, de rechter-commissaris deze procedure zorgvuldig heeft ingevuld en de rechter-commissaris daarbij de rechten van de verdediging voldoende heeft gerespecteerd. Er is dan ook geen sprake van vormverzuimen of schending van artikel 6 EVRM op dit punt. Indachtig het bepaalde in artikel 6 EVRM heeft de rechter-commissaris de raadsman meermaals een adequate gelegenheid geboden om de bedreigde getuigen schriftelijk te bevragen. Het verweer van de raadsman strekkende tot uitsluiting van de verklaringen van NN1 en NN2 van het bewijs op deze gronden, wordt verworpen.
5.3.6
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de procedure die in acht is genomen bij de totstandkoming van de verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen NN1 en NN2 in overeenstemming is met de voorschriften en waarborgen die zijn neergelegd in artikel 226a en verder Sv. In deze procedure vervult de rechter-commissaris een centrale rol. Hij beschikt per definitie over meer informatie dan de procesdeelnemers. Het is aan de rechter-commissaris voorbehouden om te beoordelen op welke wijze de verhoren zullen plaatsvinden om de afscherming van de identiteit van de getuige te waarborgen. Evenmin is gebleken van schending van het
equality of arms-beginsel op dit punt of het recht op een eerlijk proces. De verweren van de raadslieden worden verworpen.

6.13Riverton

6.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte] heeft schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer 1] (feit 1) en de pogingen tot moord op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] (feit 2 primair). Daarvoor heeft zij samengevat het volgende aangevoerd.
Het dossier bevat voldoende redengevend bewijs voor de stelling dat [verdachte] de schutter is geweest met een Kalasjnikov die in nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] , die zich bediende van een handvuurwapen, schoten heeft gelost op de slachtoffers in het buurthuis. Het bewijs hiervoor is afkomstig uit zendmastgegevens, kentekenregistraties, camerabeelden, de inhoud van in beslaggenomen telefoons, getuigenverklaringen, afgeluisterde telefoon- en OVC-gesprekken en de verklaringen van twee anonieme bedreigde getuigen.
6.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft onder verwijzing naar de op schrift gestelde pleitnotities bepleit dat [verdachte] volledig dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten. Daarvoor is het volgende aangevoerd.
[verdachte] is niet op de plaats delict te plaatsen en ook niet in of nabij de vluchtauto. Dat op een petje naast de vluchtauto zijn DNA-profiel is aangetroffen, zegt niets. Het gaat hier namelijk om een verplaatsbaar voorwerp, zodat – zonder steunbewijs – niet vast te stellen is dat [verdachte] in of bij de vluchtauto is geweest. [verdachte] past niet in het (overigens niet eensluidende) signalement van de schutters of de inzittenden van de vluchtauto. De zendmastgegevens zijn niet bruikbaar voor het bewijs, omdat deze niet controleerbaar zijn. In ieder geval kan uit deze gegevens niet de conclusie worden getrokken dat [verdachte] bij de aflevering van de vluchtauto aanwezig was. De verklaringen van de anonieme bedreigde getuigen zijn niet bruikbaar voor het bewijs vanwege de gebreken die kleven aan de totstandkoming van deze verklaringen, zoals hiervoor al door de verdediging is toegelicht. De verklaringen kunnen daarnaast ook niet voor het bewijs worden gebruikt vanwege de inhoud zelf en de (on)mogelijkheid de betrouwbaarheid te toetsen en anderzijds omdat NN1 en NN2 geen informatie verstrekken die niet al uit openbare bronnen bekend was. [medeverdachte] betwist dat het OVC-gesprek over het schietincident gaat. De verschillende vertalingen van dit OVC-gesprek wijken op essentiële onderdelen van elkaar af en uit de inhoud volgt bovendien ook niet dat over [verdachte] en de schietpartij in het buurthuis wordt gesproken. Mocht hier anders over worden gedacht, dan geldt voor dit OVC-gesprek een verzwaarde bewijslast overeenkomstig de Vidgen-jurisprudentie. Het gaat immers om een belastende verklaring van [medeverdachte] , terwijl de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om hem daarover als getuige te horen. Een gedegen bewijsconstructie met wettig bewijs, zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het recht op een eerlijk proces, is niet mogelijk.
6.3
Oordeel van de rechtbank
6.3.1
Inleidende feiten en omstandigheden [3]
Op 26 januari 2018 rond 19:18 uur kregen verbalisanten de melding dat een schietpartij gaande was in de Grote Wittenburgerstraat in Amsterdam, waarbij mogelijk automatische vuurwapens werden gebruikt. [4] Verbalisanten kwamen rond 19:22 uur ter plaatse en zagen bij het inrijden van de Wittenburgergracht een groep mensen staan tegenover de Albert Heijn. Op een van de parkeervakken stond [slachtoffer 4] met een bebloed kledingstuk tegen zijn nek. [5] Hij verklaarde dat hij was beschoten. Verbalisanten zagen dat een groot stuk vlees van zijn onderkin los hing en zijn strottenhoofd en ademsappel tot op het bot zichtbaar waren. [6] Hij bloedde hevig. [7] [slachtoffer 4] was ook gewond geraakt aan zijn borstholte en schouders. Het letsel aan het strottenhoofd is later door een arts beoordeeld als potentieel levensbedreigend. [8]
Mensen rondom [slachtoffer 4] wezen de politie naar het buurthuis gelegen aan de Fortuinstraat. Daar zou iemand zijn neergeschoten. [9] Ter hoogte van de ingang van het buurthuis zagen verbalisanten een jonge vrouw met fysieke ondersteuning aan komen lopen. [10] Er zat een theedoek rond haar bovenbeen gebonden. [11] Deze vrouw bleek [slachtoffer 2] te zijn. [12] De ambulancebroeder constateerde in het linkerbeen van [slachtoffer 2] een in- en uitschot van een kogel. [13] [slachtoffer 2] is afgevoerd met de ambulance. [14] Later is ook in haar rechterbeen een in- en uitschot geconstateerd. [15]
Verbalisanten troffen bij het buurthuis een wirwar van mensen aan. [16] In het buurthuis waren een stuk of twintig jongeren aanwezig. [17] Er heerste grote paniek en mensen waren hevig geëmotioneerd. In de kantoorruimte links van de ingang lag een persoon op zijn buik op de grond. [18] Dit bleek [slachtoffer 1] te zijn. [19] Overal lag bloed. In de romp van [slachtoffer 1] waren meerdere kogelgaten zichtbaar. Er werd een reanimatie gestart, maar de hulpverlening mocht niet meer baten. [20] [slachtoffer 1] is op 17-jarige leeftijd overleden. Uit het schouwverslag blijkt dat hij van heel dichtbij is neergeschoten. [21] Bij sectie op zijn lichaam zijn 13 schotverwondingen geconstateerd. In zijn lichaam werden projectielen aangetroffen in de buikwand, rechterschouder en rechterflank. De kogels zijn vanaf de (onder)rug en flanken door het lichaam van [slachtoffer 1] heen gegaan. Hierdoor zijn inwendig onder andere letsels ontstaan aan zijn hart, lever en linker nier, waardoor het overlijden kan worden verklaard. [22]
Op de vloer van de kantoorruimte waar [slachtoffer 1] is aangetroffen, lagen meerdere munitiedelen van het kaliber 7,62 x 39 mm. [23] Ook in andere ruimtes van het buurthuis zoals in de hal, nabij de sportzaal, op het gangpad van de keuken en bij de berging achterin de keuken, zijn munitiedelen van dit kaliber aangetroffen. In de hal lag een patroon van het kaliber 9 x 17 mm en ook bij de deur van de sportzaal lag een huls van dit kaliber. [24]
Deze aangetroffen munitiedelen zijn door het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) onderzocht. Volgens de rapporteur zijn de afgevuurde munitiedelen van het kaliber 7,62 x 39 allemaal verschoten met een (semi-) automatisch werkend aanvalsgeweer van het type Kalasjnikov (AK-47) of een afgeleide hiervan. De huls van het kaliber 9mm Browning kort is vermoedelijk verschoten met een semiautomatisch werkend pistool van het kaliber 9mm Browning Kort en de kogel van het kaliber 9mm Parabellum kan zijn verschoten met een vuurwapen van het kaliber 9mm Parabellum of een vuurwapen van het kaliber 9mm Browning Kort. [25]
6.3.2
Getuigen
Schietpartij in het buurthuis
[slachtoffer 4] verklaarde dat hij de bewuste avond in het buurthuis was om te koken met de andere jongens. Op een gegeven moment kwamen er twee mannen binnen, een met een lang groot geweer en een met een handvuurwapen. [26] [slachtoffer 4] stond op dat moment voor de bar. [27] Hij zag dat er op hem werd geschoten met een Kalasjnikov en hij door de kogels werd geraakt. Hij viel op de grond, [28] maar kon opstaan en is vervolgens via de achteringang naar buiten gerend. [29] De daders waren donkere jongens, Antillianen. [30] Ze spraken Antilliaans. Eentje was lang en de ander was kort. [31] Ze hadden bivakmutsen op. [32]
[slachtoffer 2] was in de keuken. Op een gegeven moment hoorde ze geschreeuw en knallen. [33] Ze zag schoten, keek naar beneden en zag ze dat ze geraakt was in haar benen. [34] Ze keek de schutter aan. [slachtoffer 2] is zich in de kast gaan verstoppen. [35] Een van schutters was lang en dun en had een groot wapen. [36] Deze was voorzien van twee handvatten. [slachtoffer 2] zag dat er vuur uit kwam. [37] De andere man had een wapen dat leek op een politiepistool. De mannen verschilden in lengte. De man die op [slachtoffer 2] geschoten heeft met het grote wapen was de langste van de twee. De mannen droegen allebei bivakmutsen en waren in het zwart gekleed. [38]
Een getuige, die anoniem is gebleven maar wiens gegevens bekend zijn bij het Openbaar Ministerie, zag de schutters aan komen lopen voordat zij het buurthuis in gingen. Deze getuige was in zijn woning toen hij een harde knal hoorde. Hij keek naar buiten en zag bij het buurthuis mensen over het grasveld rennen. Bij het hekje van het buurthuis stond een man van ongeveer 1.70m. Deze man was in het donker gekleed, bewoog vreemd en had een handvuurwapen vast. Hij viel over het hekje en verloor daarbij het vuurwapen. [39] Toen de man het vuurwapen weer vast had, richtte hij daarmee op de jongeren op het grasveld. Het vuurwapen leek te haperen. De man sloeg tegen het vuurwapen, waarna deze weer op de grond viel. Er kwam vervolgens een tweede in het donker geklede man aan die een capuchon op had. Deze man was lang, ongeveer 1.80m of 1.85m. Het leek alsof er een [naam 28] uit zijn mouw stak. Deze man liep naar de deur van het buurthuis en deed deze open. Vervolgens klonken er schoten. Uiteindelijk kwamen de mannen naar buiten, gingen over het hek en liepen in een gematigd tempo weg in de richting van de Fortuinstraat. [40] De getuige heeft zijn verklaring in vergelijkbare bewoordingen herhaald bij de rechter-commissaris. [41]
Een getuige die aanwezig was in het buurthuis, had net boodschappen gedaan met [slachtoffer 1] . Eenmaal terug in het buurthuis bleek dat ze iets waren vergeten. De getuige zou de ontbrekende boodschappen gaan halen. [slachtoffer 1] was op dat moment aan het gamen. Toen de getuige de deur uit wilde lopen, kwamen er twee jongens naar binnen. Een had een pistool in zijn handen en de ander een Kalasjnikov. De jongen met het pistool liep recht op zijn doel af, richting de keuken. Vervolgens klonken schoten. De getuige is daarop naar buiten gerend en is achter het gebouw daar gaan schuilen. [42]
Ook een andere getuige zag de twee bewapende mannen binnen komen. Ze riepen:
“Waar is die kankerneger?”. [43] Ze waren in het zwart gekleed en droegen bivakmutsen. De grote man had een Kalasjnikov, [44] de kleinere man had een pistool. [45] Ze begonnen te schieten. Eerst op een vrouw in de keuken (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ). Ze bleven roepen: “
Waar is die kankerneger?”. [46]
De beste vriend van [slachtoffer 1] was ook in het buurthuis en ook hij heeft de in het zwart geklede daders het buurthuis binnen zien komen en verklaarde dat ze een Kalasjnikov en een pistool bij zich hadden. Toen er werd geschoten, rende iedereen naar het kantoor van de begeleider om zich te verstoppen. [slachtoffer 1] was ook in de kantoorruimte. De dader met de Kalasjnikov kwam de kantoorruimte in en riep:
“Waar is die nigger?”. Toen hij dat zei, schoot hij tegen de grond en raakte [slachtoffer 1] . [47] De dader sprak met een Surinaams of Antilliaans accent. [48] De schutter schoot op [slachtoffer 1] alsof het niets was. [49] De schutters waren mannen met een getinte huidskleur. De persoon met de Kalasjnikov was tenger en lang, ongeveer tussen 1.80m en 1.90m en de persoon met het pistool was mollig en ongeveer 10cm kleiner, tussen 1.70m en 1.80m. [50]
Een andere getuige die ook in de kantoorruimte zat verstopt, hoorde dat de man met het automatische wapen nog wat riep voordat hij naar [slachtoffer 1] toe liep en hem van korte afstand meerdere keren in zijn rug schoot. [51]
Volgens weer een andere jongere die in het kantoortje zat verstopt, zei de man
“wie is dit?”voordat hij op [slachtoffer 1] schoot, die op zijn buik op de grond lag. Hij verklaarde dat de man met de Kalasjnikov langer was dan de ander. De lange man was ongeveer 1.80m en de man met het handvuurwapen 1.68m. [52]
Wegrijden vluchtauto
Een getuige die uit het buurthuis was gerend en aan het schuilen was achter het gebouw, zag op een gegeven moment de twee schutters naar een zwarte BMW 1 serie toe lopen met zwart gesmookte achterlichten. De mannen stapten in. [53] Ook een andere getuige verklaarde dat hij de schutters zag vertrekken in een donkerkleurige auto, welke volgens hem geparkeerd stond in de staat achter de flat. [54] Volgens iemand anders reed een zwarte BMW 1 serie met hoge snelheid weg via de Grote Wittenburgerstraat. [55] Ook [slachtoffer 4] zag een zwarte BMW 1 serie met gedoofde lichten wegscheuren. [56]
Een getuige die onder nummer is gehoord reed rond 19:20 uur ter hoogte van de kruising Panamalaan en Borneolaan en kwam uit de Piet Heintunnel gereden. Ter hoogte van de Borneolaan wilde hij afslaan en stond stil voor het verkeerslicht. Hij zag toen een zwarte auto met snelheid op hem af komen rijden vanaf de Cruquiuskade. De auto reed tegen het verkeer in. Op de kruising vervolgde de auto zijn weg. Hij reed toen, aan de goede kant van de weg, richting de Piet Heintunnel. Het kenteken was [kenteken] , [kenteken] of [kenteken] . Er zaten minimaal twee personen in de auto. [57] De bestuurder, een man, was licht getint en had stijl haar dat onder een donkerkleurig opgerold mutsje uitstak. [58]
Tussenconclusie rechtbank
Op basis van voornoemde onderzoeksbevindingen en getuigenverklaringen stelt de rechtbank vast dat de schutters die het buurthuis op 26 januari 2018 zijn binnengedrongen twee in het zwart geklede mannen waren met een (licht) getinte huidskleur van Surinaamse en/of Antilliaanse afkomst. De ene dader was langer dan de ander. De langere dader was slank van postuur en had een Kalasjnikov bij zich. De kortere dader had een handvuurwapen. Dit correspondeert met de in het buurthuis aangetroffen munitie(delen) van twee soorten kalibers die passen bij dergelijke vuurwapens. De schutters leken op zoek te zijn naar iemand gelet op de door getuigen beschreven wijze van handelen en hun uitlating
“Waar is die kankerneger”. De eerste schoten werden afgevuurd in de richting van de keuken, waar op dat moment [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] stonden. Zij zijn daarbij geraakt. In de kantoorruimte is [slachtoffer 1] door de schutter met de Kalasjnikov doodgeschoten. De daders zijn (met snelheid) weggereden in een zwarte BMW 1 serie.
6.3.3
Vluchtauto
Aantreffen BMW in Dantestraat
Op 26 januari 2018 rond 23:37 uur kregen verbalisanten de melding dat een voertuig in brand stond op de Dantestraat ter hoogte van perceel [nummer] in Amsterdam. Verbalisanten troffen daar rond 23:42 uur een brandende donkerkleurige BMW 1 serie aan met kenteken [kenteken] . [59] Een omwonende verklaarde dat hij de BMW twee uur eerder al had opgemerkt omdat de ramen en deur van de BMW open stonden. [60] Een andere getuige verklaarde dat ze opeens een harde knal hoorde en vervolgens zag dat de auto in brand stond. Hiervan heeft zij om 23:40 uur een filmpje gemaakt. Daarop is ook een explosie te zien. [61] Nadat de brand was geblust, troffen verbalisanten links van de BMW een donkerkleurige pet aan. [62] Op vier meter afstand van de auto lag een witte jerrycan met restanten motorbrandstof. [63] In de directe omgeving van de BMW en in de nabijgelegen portiek lagen glasscherven. [64] Vooral de binnenzijde van de auto bleek te zijn aangetast door hitte en vuur. [65] Tijdens het sporenonderzoek zijn foto’s gemaakt van de achterzijde van de auto. Daarop is te zien dat de achterlichten zwart gekleurd zijn. [66]
In de bemonstering van het petje is in een DNA-mengspoor aangetroffen. Deze bevatte een afgeleid DNA-hoofdprofiel dat matchte met het DNA-profiel van [verdachte] . [67]
Diefstal BMW
Onderzoek naar de BMW wees uit dat het chassisnummer niet hoorde bij het kenteken [kenteken] , maar het kenteken [kenteken] . [68] De BMW met kenteken [kenteken] , BMW 130i Cup (1 serie), is volgens de aangifte in de nacht van 4 op 5 januari 2018 in Houten gestolen. [69]
Het onderzoeksteam heeft de diefstal van de BMW gekoppeld aan [naam 1] en
[naam 2]die in het onderzoek Delta17 naar voren zijn gekomen als leveranciers van vluchtvoertuigen bij liquidaties, daarbij vermoedelijk werkend in opdracht van
[naam 3] . [naam 1] maakte blijkens dit onderzoek gebruik van een Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] , dat op enig moment is voorzien van een baken. Volgens de bakengegevens stond de Volkswagen Polo op 5 januari 2018 tussen 01:21 uur en 01:27 uur stil bij het adres in Houten op loopastand van de plek waar de BMW met kenteken [kenteken] is gestolen. De telefoon van [naam 1] maakte die nacht om 01:25 uur gebruik van een Cell-ID in de omgeving van dit adres. [70]
Op 23 januari 2018 om 10:44 uur stond de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] stil op de Havenkade in Tilburg bij perceel [nummer] waar het bedrijf Besbo Automaterialen is gevestigd. Dit bedrijf vervaardigde destijds onder andere kentekenplaten. De PGP-telefoon van [naam 2] maakte rond 10:37 uur gebruik van de Cell-ID in Tilburg op ongeveer 1 kilometer afstand van dit bedrijf. [71]
Op 26 februari 2018 trof een voorbijganger de originele kentekenplaten van de gestolen BMW (kenteken [kenteken] ) aan op het ijs van het water in het Wilhelminapark, gelegen aan de Benderslaan te Amstelveen. De Benderslaan ligt vlakbij de Van der Leeklaan. Op 5 januari 2018, de nacht na de diefstal van de BMW in Houten, heeft de Volkswagen Polo met kenteken [kenteken] een stop gemaakt ter hoogte van de Van der Leeklaan. [72]
Gesprekken over ‘130i’
Bij het onderzoek aan de telefoon van [naam 1] zijn gesprekken aangetroffen tussen de gebruiker ‘ [gebruiker 1] ’, dit bleek [naam 1] te zijn, [73] en de gebruiker ‘ [gebruiker 2] ’, dit bleek [naam 3] te zijn. [74]
In de avond van 5 januari 2018 voerden [naam 1] en [naam 3] het volgende gesprek: [75]
Tijd
Gebruiker
Bericht
20:04:19
[gebruiker 1]
Ijtje staat ook.
20:43:36
[gebruiker 1]
Tank is half preciess. Jerry zit erin. Aansteker ook. Heb maar 10euro over kan geen sleutel kopen met knopjes
20:59:14
[gebruiker 2] [ACT]
Was alles oke
20:59:16
[gebruiker 2] [ACT]
Daar bij box
21:10:29
[gebruiker 1]
Ja man bro niks aan de hand
21:10:53
[gebruiker 1]
Hebben gister ook onder auto gelegen motorkap kofferbak dashbord alles gekeken en hy is met L3 aangegaan
21:10:58
[gebruiker 1]
Ben byna buurt nu jij
21:11:02
[gebruiker 2] [ACT]
Oké trek die platen er af alvast bro en haal die 130i logo er uit achter zodat ik kan bestellen
21:11:13
[gebruiker 2] [ACT]
Is er niks met stuur kolom
21:12:11
[gebruiker 1]
Nee geen storing niks scherm komt netjes eruit heb net gestart ook.
21:12:20
[gebruiker 1]
Ben al weg daar dat doe k later dan.
21:12:41
[gebruiker 1]
Oke
In dit gesprek wordt door [naam 1] en [naam 3] gesproken over een auto van het type 130i, hetzelfde type als de gestolen BMW. Blijkens de berichten gaf [naam 3] [naam 1] de opdracht om de kentekenplaten eraf te halen en het type aanduiding aan de achterzijde van de auto te verwijderen.
De type aanduiding ‘130i’ was voor de diefstal volgens de aangever nog op de achterzijde van de BMW bevestigd. [76] Bij het aantreffen van de BMW op de Dantestraat ontbrak deze. [77]
In de nacht van 11 op 12 januari 2018 bespraken [naam 1] en [naam 3] het volgende: [78]
Tijd
Gebruiker
Bericht
22:02:23
[gebruiker 2] [ACT]
Heb je de platen al gedaan op die 1 serie en die 130 sticker en knopjes sleutel
22:19:22
[gebruiker 1]
Nee man bro thankss
23:59:13
[gebruiker 2] [ACT]
Vandaag platen
23:59:16
[gebruiker 2] [ACT]
Doen sticker 130 er af halen
23:59:17
[gebruiker 2] [ACT]
Aub
23:59:23
[gebruiker 1]
Waar jij?
00:00:56
[gebruiker 1]
Oke
00:00:56
[gebruiker 2] [ACT]
Niet vergeten mail die kleine zeg breng die platen
00:00:57
[gebruiker 2] [ACT]
En knopjes sleutel had je die behda wel gekocht al
00:04:11
[gebruiker 2] [ACT]
Morgen betekend sta vroeg op om dat te kopen bro serieus want hij is ndogi
00:04:13
[gebruiker 2] [ACT]
En doe platen vandaag en sticker er af aub Jerry aansteker is er al in toch
00:05:11
[gebruiker 1]
Ja
00:06:12
[gebruiker 2] [ACT]
OkA© neef
00:16:49
[gebruiker 1]
Pak ze kom na aveen aub.
01:14:09
[gebruiker 3] [ACT]
Waar jij
02:39:11
[gebruiker 1]
Ff na aveen toe
02:39:12
[gebruiker 1]
Yoo bro
02:39:18
[gebruiker 1]
130 is gefixt
02:39:45
[gebruiker 2] [ACT]
OkA© is goed
02:39:47
[gebruiker 2] [ACT]
Alleen sleutel nog
02:39:52
[gebruiker 1]
Slot heb k gechekt en opgeschreven wat er op staat.
02:40:01
[gebruiker 1]
Morgen sleutel koelie halen en fixen ja
02:40:06
[gebruiker 2] [ACT]
OkA©
Ook in dit gesprek wordt over een BMW 1 serie type 130i gesproken. [naam 3] vraagt of ‘de sticker er al af was’ en ‘de platen al waren gedaan’ omdat de auto nodig is. Even later laat [naam 1] weten dat de ‘130 is gefixt’, alleen de sleutel nog niet.
Op 22 januari 2018 vond het volgende gesprek plaats tussen [naam 1] en [naam 3] : [79]
Tijd
Gebruiker
Bericht
17:10:39
[gebruiker 2] [ACT]
Nee allang wakker al platen gedaan alles
17:17:00
[gebruiker 1]
Ja amaar hy reageerd niet
17:17:04
[gebruiker 1]
Kzij maakt foto’s
17:17:08
[gebruiker 1]
Hij reageerd niet
20:27:32
[gebruiker 2] [ACT]
Morgen 130 afgeven bro
20:27:33
[gebruiker 2] [ACT]
Ij is compleet toch
20:27:34
[gebruiker 2] [ACT]
Hij
20:28:17
[gebruiker 1]
Hoelaat en waar? Ja is klaar die
20:29:09
[gebruiker 2] [ACT]
Jerry aanstekers ales toch sleutel platen hoe was die tank zelf
20:29:24
[gebruiker 1]
Alles ja. Halve tank
20:29:48
[gebruiker 2] [ACT]
Adam gewo bro dus krijg morgen tijd
Uit dit gesprek komt naar voren dat ‘de 130’ de volgende dag, 23 januari 2018, moet worden afgegeven in Amsterdam. [naam 3] schrijft aan [naam 1] dat hij de tijd nog door zou krijgen. [naam 1] bevestigt [naam 3] dat ‘de 130’ compleet is en de jerry, aanstekers, sleutel, platen en de halve tank geregeld zijn.
Tussenconclusie rechtbank
Uit de hiervoor beschreven onderzoeksgegevens trekt de rechtbank de conclusie dat de op de Dantestraat aangetroffen BMW door de schutters is gebruikt om van en naar het buurthuis te rijden. De uiterlijke kenmerken van de BMW: kleur, merk, type en de ‘gesmookte’ achterlichten, zoals omschreven door verschillende getuigen, komen overeen met die van het uitgebrande voertuig. Ook het kenteken correspondeert met de waarneming van een getuige. De omstandigheid dat de BMW op 5 januari 2018 door [naam 1] was gestolen en de originele kentekenplaten hoogstwaarschijnlijk diezelfde nacht al door [naam 1] in het water van het Wilhelminapark zijn gedumpt, de auto in opdracht van [naam 3] was voorzien van valse kentekenplaten, een jerrycan en aansteker en was ontdaan van het identificerende 130i logo, maakt dat de rechtbank vaststelt dat de BMW (al ver voor de schietpartij) als vluchtauto gereed werd gemaakt.
6.3.4
Tijdlijn
De rechtbank zal hierna aan de hand van een tijdlijn vaststellen welke gebeurtenissen in relatie tot de schietpartij hebben plaatsgevonden in de periode voor, op de dag van en de periode na de schietpartij. Daarbij wordt gebruik gemaakt van telefoongegevens. De rechtbank zal daarom eerst uitleggen dat en waarom de hierna te noemen telefoonnummers en personen aan elkaar kunnen worden gekoppeld alsook waarom de telefoongegevens bruikbaar zijn voor het bewijs.
Identificatie gebruikers telefoonnummers
Bij zijn aanhouding op 10 februari 2018 werd onder [verdachte] een iPhone 6s in beslag genomen. Dit toestel maakte gebruik van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . [80] Uit de telefoongesprekken die met dit nummer zijn gevoerd, blijkt dat [verdachte] de gebruiker daarvan was. [81] Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] komt voor als contact in de telefoon in gebruik bij zijn zus [naam zus verdachte] (hierna: [naam zus verdachte] ). [82] Op basis hiervan concludeert de rechtbank dat [verdachte] in de periode rondom de schietpartij gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer. Daarnaast werd in de woning van [verdachte] een Alcatel toestel met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] aangetroffen. [83] Dit was een prepaid telefoon. In deze telefoon stonden drie contacten geregistreerd, waaronder het telefoonnummer eindigend op * [nummer] , in gebruik bij [medeverdachte] (zoals hieronder nader toegelicht). Op basis hiervan is eveneens vast te stellen dat [verdachte] de gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] .
Uit TCI-informatie kwam naar voren dat [medeverdachte] gebruik zou maken van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Dit bleek een prepaidnummer . [84] Het nummer stond in de telefoon van [naam vriendin verdachte] opgeslagen als contact ‘ [medeverdachte] ’. [85] In een WhatsApp-gesprek tussen [naam vriendin verdachte] en [verdachte] op 1 januari 2018 kwam dit nummer ter sprake. [verdachte] vroeg aan [naam vriendin verdachte] of zij ‘die mattie’ even voor hem kon bellen. [naam vriendin verdachte] vroeg daarop welke ‘mattie’, waarop [verdachte] antwoordde:
“ [nummer] . [medeverdachte] ”. [86] [medeverdachte] is de voornaam van [medeverdachte] . Op 9 januari 2018 stuurde [verdachte] [naam vriendin verdachte] om 20:59 uur het bericht:
“Bel die mattie van me zeg hem ben voor. Scherp ff daar ja.”,waarop [naam vriendin verdachte] reageerde met:
“Welke die [nummer] ofzo”. Daarop antwoorde [verdachte] :
“ [nummer] ”. [87] Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] werd ook aangetroffen in de Alcatel One telefoon van [verdachte] . [88] [naam vriendin verdachte] verklaarde tijdens haar verhoor in het kader van de zaak 13Itasca op de vraag hoe ze aan het nummer van [medeverdachte] kwam, dat [verdachte] tegen haar had gezegd dat zij naar dat nummer kon bellen in het geval zij [verdachte] niet kon bereiken als ze hem moest ophalen. [naam vriendin verdachte] verklaarde dat het telefoonnummer van [medeverdachte] eindigde op ‘ [nummer] ofzo’. [89] Het telefoonnummer * [nummer] bleek in de telefoon van [naam zoon medeverdachte] , de zoon van [medeverdachte] , opgeslagen als het contact ‘PA’. [90] Gelet op deze bevindingen in samenhang bezien, kan het niet anders kan zijn dan dat [medeverdachte] de vaste gebruiker was van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] , in ieder geval vanaf 1 januari 2018 tot 29 januari 2018. Na 29 januari 2018 is dit telefoonnummer niet meer gebruikt. [91]
Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] werd gebruikt door [naam vriendin verdachte] . [92] [naam zus verdachte] , maakte gebruik van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . [93] Ook was zij blijkens haar eigen verklaring de gebruiker van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . [94]
Bruikbaarheid telefoongegevens
De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de verdediging dat de historische telefoongegevens van de telefoonnummers die naar voren zijn gekomen in het onderzoek niet kunnen worden getoetst en deze daarom moeten worden uitgesloten van het bewijs. De gegevens die ten grondslag liggen aan het proces-verbaal van bevindingen ‘Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis’ zijn middels een USB-stick aan de rechtbank en verdediging verstrekt en zijn voldoende controleerbaar gebleken. Hierdoor zijn de onderzoeksbevindingen in voornoemd proces-verbaal naar het oordeel van de rechtbank voldoende verantwoord.
5 januari 2018
In de nacht van 4 op 5 januari 2018 is in Houten de vluchtauto gestolen. Op 5 januari 2018 om 21:54 uur stuurde [verdachte] naar [naam vriendin verdachte] het bericht:
“ik ga 1 van deze dagen goed geld maken dan gaan we vakantie”. [95]
11 januari 2018
[naam vriendin verdachte] maakte gebruik van een Kia Rio met kenteken [kenteken] . Deze was van haar moeder. [96] Uit het dossier is gebleken dat [naam vriendin verdachte] [verdachte] met deze auto regelmatig van vervoer voorzag. [97] Op 11 januari 2018 rond 20:14 uur reed de auto van [naam vriendin verdachte] vanaf de afslag S111 op de A10 richting Amsterdam-Oost. [98] Om 21:05 uur probeerde [medeverdachte] [verdachte] te bellen, maar de telefoon van [verdachte] ging direct over op voicemail. Vervolgens belde [medeverdachte] naar [naam vriendin verdachte] . Zij nam wel op. Er vond een gesprek plaats van 21 seconden. [99]
Rond 21:17 uur was [naam vriendin verdachte] met [naam zus verdachte] aan het chatten. [naam vriendin verdachte] stuurde dat zij al een uur aan het wachten was en zij het koud had. [100] De telefoon van [naam vriendin verdachte] maakte op dat moment contact met een zendmast aan de Von Zesenstraat. [101] Dit is niet ver van de wijk Wittenburg.
Even later werd de auto van [naam vriendin verdachte] rond 21:32 uur op de Gooiseweg richting Amsterdam-Zuidoost geregistreerd. [102] Om 21.37 uur berichtte [naam vriendin verdachte] [naam zus verdachte] dat ‘ze’ zo thuis zouden zijn. Ze vroeg of de kinderen al sliepen. [103] [naam vriendin verdachte] zat op dat moment dus samen met iemand in de auto. Dit is vermoedelijk [verdachte] geweest, gelet op het feit dat [naam vriendin verdachte] eerder aan het wachten was, [medeverdachte] rond die tijd telefonisch contact heeft geprobeerd te zoeken met [verdachte] en hij, toen dit niet lukte, [naam vriendin verdachte] heeft gebeld. De telefoon van [verdachte] maakte om 22:16 uur gebruik van een zendmast in Badhoevedorp en om 22:27 uur straalde hij aan in de directe omgeving van Zwanenburg. [104] [naam vriendin verdachte] en [verdachte] woonden destijds samen op het adres [adres] .
Om 22.32 uur belde [verdachte] uit naar [medeverdachte] . Er heeft toen een gesprek plaatsgevonden van 52 seconden. [105] Om 22:43:57 uur, 10 minuten na dit telefoongesprek, stuurde [verdachte] aan [naam vriendin verdachte] de tekst:
“Kleine witten brurgerstraat”. [106] Vervolgens zocht [naam vriendin verdachte] om 22:49 uur en 22:50 uur via de site van de ANWB twee routes op om naar de Kleine Wittenburgerstraat te rijden. De eerste route had als vertrekpunt de 1e Van Swindenstraat te Amsterdam. Vanaf daar is het volgens Google Maps 6 minuten rijden naar de Kleine Wittenburgerstraat. De tweede route liep vanaf het toenmalige woonadres van [verdachte] en [naam vriendin verdachte] naar de Kleine Wittenburgerstraat. [107]
12 januari 2018
Op 12 januari 2018 om 20:23 uur stuurde [verdachte] aan [naam vriendin verdachte] het bericht dat hij om 9 uur ‘daar’ moest zijn. [108] Om 20:37 uur straalde zijn telefoon de zendmast aan bij de Meibergdreef in Holendrecht. [109] [medeverdachte] woonde destijds met zijn partner [naam partner medeverdachte] en hun twee kinderen op het adres [adres] . [110] Een paar minuten later, rond 20:42 uur, registreerde de auto van [naam vriendin verdachte] op de afrit van de A9 richting Meibergdreef. [111] Kennelijk bracht [naam vriendin verdachte] [verdachte] naar Holendrecht. Vervolgens vroeg [verdachte] [naam vriendin verdachte] om 22:16 uur via WhatsApp naar ‘die adres’ waarop [naam vriendin verdachte] antwoordde:
“Kleine witten brurgerstraat”. [112]
23 januari 2018
Uit de hiervoor weergegeven gesprekken tussen [naam 1] en [naam 3] van 22 januari 2018, komt naar voren dat de vluchtauto op 23 januari 2018 in Amsterdam moest worden afgeleverd.
In de nacht van 22 op 23 januari 2018 tussen 01:56 uur en 02:00 uur, maakte de telefoon van [medeverdachte] gebruik van drie zendmasten in de omgeving van Wittenburg waar het buurthuis is gevestigd. [113] De rechtbank gaat ervanuit dat [medeverdachte] zich op dat moment verplaatste in een voertuig gelet op het tijdsbestek waarbinnen het aanstralen van de drie zendmasten plaatsvond. Tijdens deze rit, om 01:59 uur, belde [medeverdachte] naar [verdachte] . Het gesprek duurde 56 seconden. Het telefoonnummer van [medeverdachte] maakte op dat moment gebruik van een zendmast op [adres] . Het telefoonnummer van [verdachte] bevond zich op dat moment in de omgeving van Zwanenburg. [114]
In de middag om 12:33 uur stuurde [verdachte] aan [naam vriendin verdachte] het bericht
: “3 uur heb ik ff een afspraak dan weer ff iets op halen ja moetje me ff rijden ja”. [115]
Om 14:48:04 uur werd de vluchtauto (kenteken [kenteken] ) geregistreerd op de A2 op de afrit van de A9 op de Meibergdreef in oostelijke richting. [116] De auto van [naam 1] (kenteken [kenteken] ) registreerde op dat moment op dezelfde locatie. [117] De vluchtauto en de auto van [naam 1] reden toen dus achter elkaar aan. Om 14:55 uur belde [medeverdachte] naar [verdachte] . Het gesprek duurde 37 seconden. [medeverdachte] bevond zich op dat moment in Holendrecht. [118] Om 14:58:53 uur werd de auto van [naam vriendin verdachte] (kenteken [kenteken] ) op dezelfde afrit geregistreerd als waar de vluchtauto en de auto van [naam 1] 10 minuten daarvoor reden. [119]
In de avond werd de vluchtauto (kenteken [kenteken] ) op de volgende tijdstippen en locaties geregistreerd: [120]
Tijdstip
Locatie
20:20:24
Ringweg Oost/A10 richting Noord; 50 meter voor Zeeburgerbrug/Westelijke Merwedekanaaldijk.
20:22:03
IJburglaan richting Noordwest 150 meter na Ringweg Oost/A10 net na kruising)
20:23:27
IJburglaan richting Noordwest 50 meter na Zuiderzeeweg; naar Piet Heintunnel
20:25:25
Piet Heinkade richting Noordwest; 100 meter na afslag Piet Heintunnel
20:34:32
Afslag: Panamalaan richting Noord naar Piet Heintunnel richting Oost
20:47:30
Gooiseweg richting Zuidoost; 80 meer na Gaasdammerweg/A9; na kruising/afrit
20:49:36
Gooiseweg richting Zuidoost; 80 meter na Gaasdammerweg/A9; na kruising/afrit
Blijkens deze gegevens is op 23 januari 2018 met de vluchtauto een reisbeweging gemaakt naar de omgeving van de wijk Wittenburg. Hierna is de auto in de richting van Amsterdam-Zuidoost gereden.
In de telefoon van [naam vriendin verdachte] zijn sms-berichten van [medeverdachte] aangetroffen van 23 januari 2018 om 21:21 uur en 21:37 uur met daarin de tekst ‘Bel’. [121] Daarop belde de telefoon van [naam vriendin verdachte] uit naar [medeverdachte] . De telefoon van [medeverdachte] maakte op dat moment gebruik van een zendmast in Amsterdam-Zuidoost en die van [naam vriendin verdachte] in Zwanenburg. [122] Ongeveer een half uur na het laatste telefoongesprek tussen de telefoon van [naam vriendin verdachte] en [medeverdachte] , werd de auto van [naam vriendin verdachte] rond 22:09 uur op de afrit van de A9 richting Holendrecht geregistreerd. [123]
26 januari 2018: dag van de schietpartij in Wittenburg
Op 26 januari 2018 appte de moeder van [verdachte] om 16:46:18 uur naar [verdachte] “
Ze is jarige toch vandaag” waarop [verdachte] om 17:06:11 uur antwoordde:
“Ja man klop. Ze heeft mij uitgenodigd. Maar ik kan niet gaan. Ik ben bezig geen tyd ff voor dat ik moet zowieso ff langs daar voor [medeverdachte] ”. [124] Uit het dossier blijkt dat de dochter van [medeverdachte] , [naam dochter medeverdachte] , op 26 januari 2018 jarig was. [125] Na 17:19 uur zijn geen loggegevens meer te zien. [126]
Aan het einde van de middag maakten de telefoons van [naam vriendin verdachte] en [verdachte] nog gebruik van zendmasten in hun woonplaats Zwanenburg. Vervolgens maakten de telefoons en de auto van [naam vriendin verdachte] tussen 18:00 uur en 18:14 uur een reisbeweging van Zwanenburg naar Amsterdam-Zuidoost. Om 18:14:20 uur werd op het verkeersknooppunt Holendrecht de afrit genomen naar de Meibergdreef. [127]
De vluchtauto verplaatste zich vanaf 18:57 uur volgens de registraties als volgt: [128]
Tijdstip
Locatie
18:57:23
Ringweg Oost/A10 richting Noord; 50 meter voor Zeeburgerbrug/Westelijke Merwedekanaaldijk.
19:00:50
IJburglaan richting Noord; 50 meter na Zuiderzeeweg naar Piet Heintunnel.
19:03:25
Piet Heinkade richting Noordwest; 100 meter na afslag Piet Heintunnel.
Dit is dezelfde route die de vluchtauto op 23 januari 2018 tussen 20:20 uur en 20:25 uur heeft gereden.
Vervolgens verscheen de vluchtauto rond 19:04:08 uur (deze tijdsindicatie loopt vermoedelijk iets achter) op de camerabeelden van het Scheepvaartmuseum. De vluchtauto werd herkend aan de kleur, het type en de opvallende 5 spaaks velgen. [129] Vervolgens reed de vluchtauto over het Oosterdok (de rechtbank begrijpt dat dit Kattenburgergracht moet zijn), waarna deze linksaf sloeg het Kattenburgerplein (de rechtbank begrijpt dat dit Wittenburgergracht moet zijn) op. [130] Om 19:07:07 uur is de vluchtauto te zien op de camerabeelden van de Albert Heijn gelegen aan de Kleine Wittenburgergracht. De vluchtauto reed richting de Fortuinstraat waar het buurthuis is gelegen. [131]
Rond 19:18 uur kwamen bij de meldkamer de eerste meldingen binnen van een schietpartij in het buurthuis.
Op de camerabeelden van Albert Heijn is te zien dat om 19:19:13 uur een scooter kwam aangereden over de Grote Wittenburgerstraat. De scooter reed richting de Wittenburgergracht. Vervolgens kwam een donker voertuig, met hoge snelheid, over de Grote Wittenburgerstraat aangereden, gaande in de richting van de Wittenburgergracht. [132] Ooggetuigen hebben de vluchtauto rond dat tijdstip met hoge snelheid zien wegrijden. Vervolgens is op de beelden te zien dat verschillende politiewagens arriveerden in de wijk. [133]
Rond 19:20 uur zag een getuige vanaf de Cruquiuskade de vluchtauto, tegen het verkeer in, aan komen rijden met daarin minimaal twee personen. De auto reed in de richting van de Piet Heintunnel.
Om 19:22:16 uur is op camerabeelden van de P + R Zeeburg te zien dat een (op de vluchtauto gelijkend) voertuig over de IJburglaan aan kwam rijden vanuit de richting van de Piet Heintunnel. Deze auto reed met een hogere snelheid dan het andere verkeer. [134]
Vanaf 18:07 uur tot 19:52 uur werden de telefoons van [verdachte] niet gebruikt. [135] Om 19:52 uur werd met de telefoon van [verdachte] de nieuwssite van AT5 bezocht. Er is niet doorgeklikt op een nieuwsitem. Vier minuten nadat [verdachte] de website had geraadpleegd, plaatste AT5 het eerste nieuwsbericht over het schietincident bij Wittenburg. [136] Om 20:54 uur keek [verdachte] op Crimesite naar een foto van de ingang van het buurthuis die als plaats delict was afgezet. [137]
Om 20:59:48 uur vroeg [verdachte] aan [naam vriendin verdachte] via WhatsApp of zij hem kon komen halen bij ‘die mattie’. [138] Vervolgens stuurde [naam vriendin verdachte] [verdachte] een audiobericht waarin zij zei: “
[naam zus verdachte] is half elf klaar, dan gaan we nu… dan ga ik jou halen, dan gaan we naar huis en dan gaan we weer [naam zus verdachte] halen en dan gaan we weer naar huis. Wat is dat nou weer voor gekkigheid. Blijf daar bij je vriend hoor”. [139] Om 21:11 uur peilde de telefoon van [verdachte] uit in Holendrecht in Amsterdam-Zuidoost. [140]
[naam zus verdachte] had op 26 januari 2018 tot 22:30 uur gewerkt bij Albert Heijn op de Van Woustraat te Amsterdam. [141] Om 22:31:40 uur straalde de telefoon van [verdachte] nog een zendmast aan in Amsterdam-Zuidoost. [142] Om 22:47 uur reed de auto van [naam vriendin verdachte] op de President Kennedylaan te Amsterdam in Oostelijke richting. [143] Dit is op 5 tot 6 minuten rijden van Albert Heijn gelegen aan de Van Woustraat. Om 22:53:36 uur stuurde [naam vriendin verdachte] aan [verdachte] een WhatsApp-bericht dat ze bij [naam zus verdachte] was. [144] Vervolgens appte zij [naam zus verdachte] dat zij moest opschieten. [145] Om 22:56 uur stuurde [naam vriendin verdachte] aan [verdachte] het bericht dat ze eraan kwamen. [146] [naam zus verdachte] heeft verklaard dat zij wel eens door [naam vriendin verdachte] werd opgehaald van haar werk en dit ook op 26 januari 2018 kan zijn gebeurd. [147] De auto van [naam vriendin verdachte] registreerde om 23:01:07 uur op de Nieuwe Utrechtseweg/A2 richting Zuid; 400 meter na Utrechtsebrug. [148] Deze weg leidt naar de wijk Holendrecht.
Rond 23:23 uur maakte de telefoon van [naam zus verdachte] contact met een zendmast op Huntum in Amsterdam-Zuidoost. [149] Een paar minuten later, om 23:30 uur, maakte haar telefoon gebruik van een zendmast op de Wisselwerking 50 te Diemen. Deze zendmast staat in de directe omgeving van de Dantestraat. [150] [naam zus verdachte] heeft verklaard dat ze op dat moment met zijn drieën ( [naam zus verdachte] , [naam vriendin verdachte] en [verdachte] ) in de auto zaten. [151]
Omstreeks 23:37 uur werd melding gemaakt van een brandend voertuig op de Dantestraat ter hoogte van perceel [nummer] in Amsterdam-Zuidoost. Het bleek te gaan om de vluchtauto.
Om 23:39:52 uur, vlak na de eerste melding van de brand, registreerde de auto van [naam vriendin verdachte] op de Daalwijkdreef richting Noordoost, 200 meter na de Gooiseweg. [152] De Daalwijkdreef is op 850 meter afstand en ongeveer 3 minuten rijden van de Dantestraat. [153] Om 23:55:17 uur reed de auto van [naam vriendin verdachte] voorbij de oprit van de Daalwijkdreef, de Gooiseweg op in noordelijke richting. [154]
27 januari 2018
De auto van [naam vriendin verdachte] en de telefoons van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] en [naam zus verdachte] maakten tussen 26 januari 2018 om 23:55 uur en 27 januari 2018 om 00:17 uur een reisbeweging van Amsterdam-Zuidoost naar Zwanenburg. [155] Ondertussen belde [medeverdachte] om 00:06 uur en om 00:12 uur naar het telefoonnummer van [naam vriendin verdachte] . [156] Hierna vonden er om 00:52 uur en 01:36 uur nog twee uitgaande oproepen plaats vanaf de telefoon van [naam vriendin verdachte] naar de telefoon van [medeverdachte] . [157]
Verder is in nacht van 27 januari 2018 met de telefoon van [verdachte] meerdere keren gekeken naar nieuwsberichten over het schietincident in het buurthuis op Crimesite en AT5. Om 00:53 uur, een minuut na de uitgaande oproep naar [medeverdachte] , is de website Crimesite bezocht met de telefoon van [naam vriendin verdachte] en is een nieuwsitem over de schietpartij bekeken. [158]
Rond 01:40 uur, een paar minuten na het laatste telefoongesprek met [medeverdachte] , maakten de telefoons van [naam vriendin verdachte] , [verdachte] en [naam zus verdachte] en de auto van [naam vriendin verdachte] een reisbeweging van Zwanenburg, via Holendrecht naar het Leidseplein in Amsterdam. [159] Om 01.48 uur werd met de telefoon van [naam vriendin verdachte] naar [medeverdachte] gebeld. De telefoon van [medeverdachte] maakte tijdens dit gesprek gebruik van een zendmast in Holendrecht, waar de telefoon van [naam zus verdachte] om 01.53 uur eveneens gebruik van maakte. [160]
Tussen 02.38 uur en 07.30 uur waren de telefoons van [verdachte] , [naam vriendin verdachte] en [naam zus verdachte] actief in de omgeving van het Leidseplein. De telefoon van [medeverdachte] bleef in Amsterdam-Zuidoost. [161]
28 januari tot en met 10 februari 2018
Ook in de periode van 28 januari tot en met 10 februari 2018 zijn met de telefoon van [verdachte] nog dagelijks diverse nieuwsitems over het schietincident bij Wittenburg geraadpleegd. [162] Nieuwsberichten over de (uitgebrande) vluchtauto zijn meerdere malen bekeken. [163]
Het telefoonnummer * [nummer] van [medeverdachte] , werd na 29 januari 2018 helemaal niet meer gebruikt. [164]
Op de iPhone van [naam vriendin verdachte] is in de ochtend van 31 januari 2018 gezocht naar ‘Wat te doen bij eerstegraads verbranding’ en ‘welke zalf kan je gebruiken bij brandwonden’. [165]
Verder is uit onderzoek naar voren gekomen dat de telefoonnummers van [verdachte] eindigend op * [nummer] en * [nummer] tot en met 26 januari 2018 bijna dagelijks gebruik maakten van zendmasten in Holendrecht, maar na 26 januari 2018 tot en met de dag van de aanhouding van [verdachte] in de zaak 13Itasca, nagenoeg niet meer. [166]
1 tot en met 5 maart 2018
Tussen de verwijderde WhatsApp-berichten op de telefoon van [naam vriendin verdachte] zijn gesprekken aangetroffen tussen [naam vriendin verdachte] en [naam partner medeverdachte] . [167] [naam partner medeverdachte] schreef op 1 maart 2018 om 18:34 uur naar [naam vriendin verdachte] :
“Me man wil die spullen”, waarop [naam vriendin verdachte] vroeg welke spullen. [naam partner medeverdachte] schreef:
“Wat je man aan had (…) Je moet naar holendrecht komen.” [168]
Op 2 maart 2018 liet [naam vriendin verdachte] [naam partner medeverdachte] om 16:49 uur weten:
“Ik kom straks ja. Breng ik die dingen.”.[naam partner medeverdachte] reageerde daarop dat ze thuis was. [169]
Op 5 maart 2018 bezocht [naam vriendin verdachte] [verdachte] in de [naam PI] . Uit een afgeluisterd gesprek is naar voren gekomen dat [naam vriendin verdachte] contact had gezocht met [naam partner medeverdachte] omdat ze met [medeverdachte] wilde spreken. [naam vriendin verdachte] vertelde dat ze ‘die zaterdag’ naar zijn huis is gegaan en ‘hij’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) naar buiten is gekomen, omdat hij had gevraagd om die kleren van hem. [naam vriendin verdachte] zei vervolgens dat ze die kleren van hem (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte] ) had gewassen en die trui helemaal gescheurd, helemaal verbrand was. [170]
Tussenconclusie
Op grond van de hiervoor weergegeven onderzoeksbevindingen, in samenhang bezien, stelt de rechtbank het volgende vast.
[verdachte] en [medeverdachte] kunnen in de periode voorafgaand aan de schietpartij in verband worden gebracht met de wijk Wittenburg. [verdachte] in het bijzonder op 11 januari 2018 en [medeverdachte] op 23 januari 2018.
Ook kunnen zij aan de aflevering van de vluchtauto worden gekoppeld. Vlak nadat de vluchtauto op 23 januari 2018 de afrit naar Holendrecht had genomen, belde [medeverdachte] naar [verdachte] . De auto van [naam vriendin verdachte] nam kort na het telefonisch contact met [medeverdachte] dezelfde afslag als de vluchtauto. [verdachte] had [naam vriendin verdachte] eerder al gevraagd of ze hem op 23 januari 2018 naar een afspraak kon brengen die om 15:00 uur stond gepland. Dit bleek precies het tijdstip te zijn waarop de vluchtauto in de woonwijk van [medeverdachte] arriveerde.
Met de vluchtauto heeft vervolgens op 23 januari 2018 een voorverkenning plaatsgevonden; de vluchtauto heeft de route naar het buurthuis gereden. Kort hierna was er wederom telefonisch contact tussen [medeverdachte] en [verdachte] .
[verdachte] is op 26 januari 2018 rond 18:15 uur door [naam vriendin verdachte] afgezet bij [medeverdachte] , in Holendrecht. Enkele uren daarvoor had [verdachte] zijn moeder bericht dat hij sowieso nog langs [medeverdachte] moest en verder geen tijd had voor andere dingen. Tussen 18:07 uur en 19:52 uur (het tijdsbestek waarbinnen de schietpartij heeft plaatsgevonden) heeft de telefoon van [verdachte] uit gestaan. De telefoon van [medeverdachte] werd op 26 januari 2018 helemaal niet gebruikt.
[verdachte] was betrokken bij het in brand zetten van de vluchtauto. Naast de vluchtauto is een petje aangetroffen met daarop het DNA-profiel dat matcht met het DNA van [verdachte] . [naam vriendin verdachte] auto registreerde rond het tijdstip van de brand nabij de Dantestraat. Ze was daar met [naam zus verdachte] en [verdachte] . [verdachte] heeft mogelijk brandwonden opgelopen. Op de iPhone van [naam vriendin verdachte] is in de ochtend van 31 januari 2018 gezocht naar ‘Wat te doen bij eerstegraads verbranding’ en ‘welke zalf kan je gebruiken bij brandwonden’. Niet lang daarna wordt gesproken over kleding die [verdachte] kennelijk gedragen had, die van [medeverdachte] was en kennelijk was verscheurd en verbrand.
[verdachte] heeft direct na de schietpartij bijzondere belangstelling voor nieuws daarover.
6.3.5
Kalasjnikov
In de telefoon van [verdachte] zijn filmpjes en foto’s aangetroffen van een vuurwapen, patroonmagazijn en munitie. [171] Een wapendeskundige heeft het vuurwapen op de filmpjes herkend als een aanvalsgeweer van het type Romarms, model MD90 van kaliber 7,62 x 39 mm, [172] van het type Kalasjnikov (AK-47). [173] Het patroonmagazijn met munitie is geschikt voor een AK-47 systeem van het kaliber 7,62 x 39 mm, dat bestemd is voor een aanvalsgeweer van het model AK-47 en afgeleiden daarvan. Het patroon is herkend als een patroon van het kaliber 7,62 x 39 mm, bestemd voor een aanvalsgeweer van het model AK-47 en afgeleiden daarvan. [174]
Deze foto’s en video’s zijn gemaakt op 7 en 8 januari 2018. [175] De achtergrond op het beeldmateriaal is door een verbalisant herkend als het schuurtje achter de (toenmalige) woning van [verdachte] en [naam vriendin verdachte] op het adres [adres] . [176] [naam vriendin verdachte] heeft in haar verhoor erkend dat dit het muurtje van de schuur achter haar woning in [woonplaats] was en verklaarde dat niemand anders toegang had tot die schuur behalve zijzelf en [verdachte] . [177]
Op het beeldmateriaal is te zien dat het vuurwapen wordt vastgehouden door [verdachte] , zo is vastgesteld aan de hand van zijn langere pinknagel en het bloeduitstortinkje onder de nagel van de ringvinger aan zijn linker hand. [178]
Uit tapgesprekken tussen [naam vriendin verdachte] en [naam 4] op 10 februari 2018 is naar voren gekomen dat zij het hebben over een ‘stok’ die [naam 4] twee weken daarvoor (rond 26 januari 2018) aan [verdachte] heeft gegeven. [179] Uit de context van het gesprek volgt dat met ‘stok’ een vuurwapen wordt bedoeld. Op 10 februari 2018 sprak [naam vriendin verdachte] telefonisch met de moeder van [verdachte] . Uit dit gesprek is op te maken dat in de auto van de moeder van [naam vriendin verdachte] kennelijk een vuurwapen is aangetroffen en [verdachte] ‘zulke dingen heeft gedaan’ en vuurwapengevaarlijk is. Het vuurwapen dat nu (de rechtbank begrijpt: in verband met de zaak 13Itasca) in haar voertuig is aangetroffen, zou kleiner zijn dan die van ‘de vorige keer’. [180]
Tussenconclusie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte] in de periode voorafgaand aan de schietpartij over een zelfde type vuurwapen en munitie beschikte als gebruikt is bij de schietpartij, namelijk een Kalasjnikov waarmee kogels van het kaliber 7,62 x 39 mm kunnen worden afgevuurd.
6.3.6
Lengtes
De rechtbank heeft tijdens de inhoudelijke behandeling naar de lengtes van [medeverdachte] en [verdachte] gevraagd. In eerste instantie wilden [medeverdachte] en [verdachte] daarop niet antwoorden of gaan staan. De rechtbank stelde later, toen ze achter elkaar de rechtszaal inliepen, een lengteverschil tussen hen vast van 5 tot 10cm. [181] Op 11 mei 2023 heeft de rechtbank op verzoek van de verdediging een tweede waarneming gedaan, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat [medeverdachte] en [verdachte] 3 tot 5cm in lengte verschilden. [182] Op dat moment stonden zij naast elkaar en droegen geen schoenen. [verdachte] was bij beide waarnemingen de langere van de twee. In hun paspoorten is te lezen dat [verdachte] 1.83m is en [medeverdachte] 1.80m. [183]
6.3.7
Anonieme bedreigde getuigen
Inleiding
In het onderzoek 13Riverton zijn door anonieme bedreigde getuigen NN1 en NN2 verklaringen afgelegd. Zoals hiervoor onder kopje 5.3 besproken, zijn deze getuigen gehoord in overeenstemming met de regeling van artikel 226c tot en met 226f Sv.
Getuige NN1
Getuige NN1 heeft ten overstaan van de rechter-commissaris de volgende verklaring afgelegd:
“Ik heb van anderen gehoord dat [verdachte] hen verteld heeft dat hij en [medeverdachte] de uitvoerders zijn van de schietpartij in het buurthuis, [verdachte] heeft gezegd dat hij [slachtoffer 4] heeft geschoten. [verdachte] heeft hen ook verteld dat hij bij het incident een AK heeft gebruikt en [medeverdachte] een handvuurwapen. [verdachte] en [medeverdachte] kwamen samen het buurthuis binnen waarbij geroepen werd: “Waar is die neger?!”
Ik heb van meerdere mensen gehoord dat [slachtoffer 4] deel uitmaakte van een groep die betrokken was bij het conflict dat enkele dagen voor de schietpartij bij het buurthuis plaatsvond.
In de media heb ik gelezen dat een stagiair is doodgeschoten en dat een andere jongen zwaargewond was geraakt.”
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van getuige NN1 een zogenoemde
de auditu-verklaring is. Deze verklaring is niet gebaseerd op een eigen waarneming van getuige NN1. Het gaat om een verklaring van horen zeggen.
De auditu-verklaringen dienen om die reden met grote voorzichtigheid te worden benaderd. In dit geval geldt dat te meer omdat degene die de verklaring heeft afgelegd alsook degenen van wie de informatie afkomstig is, anoniem zijn gebleven. De verklaring is kort en algemeen en geeft niet prijs van wie de informatie vernomen is. Dit kan alles te maken hebben met de bescherming van de identiteit van de getuige. Echter, dit maakt dat de rechtbank geen goed oordeel kan geven over de betrouwbaarheid van de inhoud van de verklaring van getuige NN1. De rechtbank zal deze verklaring daarom niet voor het bewijs gebruiken. Het standpunt van de raadsman over getuige NN1 behoeft daarom voor het overige geen bespreking.
Getuige NN2
Getuige NN2 heeft ten overstaan van de rechter-commissaris de volgende verklaring afgelegd:
“ [bijnaam verdachte] heeft mij verteld over de schietpartij in het buurthuis dat ze op zoek waren naar iemand. Iedereen in die ruimte rende een andere kant op. Toen zag hij iemand op de grond met een capuchon op en hij dacht dat dat de persoon was die ze zochten. Toen heeft [bijnaam verdachte] hem geschoten met een AK.
Ik weet de naam niet van de jongen die ze zochten. Ik weet ook niet waarom ze hem zochten.” [184]
Betrouwbaarheidsoordeel
De rechter-commissaris heeft NN2 als betrouwbaar beoordeeld. Dit oordeel is gebaseerd op de volledige (bruto) antwoorden die de getuige heeft geven op de vragen die door de rechter-commissaris zijn gesteld. Uit het proces-verbaal van de rechter-commissaris van 19 april 2021 blijkt dat de getuige twee keer door de rechter-commissaris is gehoord en tussen deze verhoren een behoorlijke tijdspanne zat. De rechter-commissaris heeft geen inconsistenties waargenomen tussen de inhoudelijke verklaringen en de redenen van wetenschap. Vanwege het belang van het afschermen van de identiteit van de getuige, heeft de rechter-commissaris hier geen nadere toelichting op kunnen geven. Op dezelfde grond zijn de gegeven antwoorden die betrekking hebben op de redenen van wetenschap van de getuige buiten het proces-verbaal van verhoor gehouden. De rechter-commissaris had niet de indruk dat NN2 relevante zaken achterhield, details verzon of dat hij de verklaring onder druk, dwang of valselijk heeft afgelegd. Wanneer NN2 een bepaalde vraag niet of niet uit eigen wetenschap kon beantwoorden, draaide hij daar niet om heen. Over de motieven om een verklaring af te leggen heeft de getuige verklaard dat
“ [bijnaam verdachte] moet worden berecht voor zijn daden”, maar ook de beloning van
€ 25.000,00 die door de hoofdofficier van justitie is uitgeloofd, speelde een rol. De CI-officier van justitie heeft op enkele onderdelen nader onderzoek gedaan. De informatie die daaruit kwam, strookte met de informatie in de bruto verklaring van de getuige.
Ook de rechtbank beoordeelt NN2 als betrouwbaar. Hierbij weegt het betrouwbaarheidsoordeel van de rechter-commissaris – die over veel meer informatie kon beschikken dan de rechtbank in dit kader – in sterke mate mee. Verder betrekt de rechtbank bij dit oordeel dat de netto-verklaring zoals weergegeven in het proces-verbaal van de CI-officier van justitie van 5 december 2019 overeenkomt met de verklaring bij de rechter-commissaris. Bovendien vindt wat [verdachte] aan getuige NN2 heeft verteld steun in andere onderzoeksbevindingen, waaronder de verklaringen van ooggetuigen. Zoals de rechtbank hiervoor heeft besproken, is uit het dossier naar voren gekomen dat de daders op zoek leken naar een specifiek doelwit, dat er paniek ontstond in het buurthuis, dat jongeren zich probeerden te verstoppen en dat [slachtoffer 1] – die, gelijk de verklaring van NN2, op de bewuste avond een trui droeg met een capuchon [185] – zich net als de andere jongeren probeerde te verstoppen in het kantoor, maar daar door de schutter met de Kalasjnikov werd aangezien voor het beoogde doelwit. Dat NN2 een deels financieel motief had om de verklaring af te leggen, betekent op zichzelf nog niet dat daarmee de getuige en de verklaring als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven.
Is de verklaring van NN2 bruikbaar voor het bewijs?
Vervolgens is aan de orde of de verklaring van NN2 gebruikt kan worden voor het bewijs.
Beoordelingskader
Artikel 342 lid 2 Sv verbiedt de rechter om tot een bewezenverklaring te komen als de feiten en omstandigheden die door één getuige naar voren zijn gebracht op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De wet sluit daarmee niet uit dat een bewezenverklaring in beslissende mate rust op de verklaring van één getuige. Bij verklaringen van getuigen ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht in volle omvang heeft kunnen uitoefenen, ligt de lat niet hoog wat betreft de mate waarin hun verklaring steun moet vinden in ander bewijsmateriaal. In dat geval kan algemeen steunbewijs van beperkt gewicht voldoende zijn om tot een veroordeling te kunnen komen.
Voor getuigen die als anonieme bedreigde getuigen zijn aangemerkt, gelden bijzondere regels die vooral te maken hebben met de beperkte ondervragingsmogelijkheden. In het geval van anonieme bedreigde getuigen kunnen sommige vragen niet worden beantwoord omdat anders de identiteit van de getuige bekend kan worden. De verdediging kan hierdoor hindernissen ondervinden bij het aanvechten van de betreffende verklaringen.
De Nederlandse regeling voor het gebruik van verklaringen van anonieme getuigen, is neergelegd in artikel 344a Sv en is als volgt.
Artikel 344a lid 1 Sv bepaalt dat het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend of in beslissende mate kan worden gegrond op schriftelijke bescheiden houdende verklaringen van personen van wie de identiteit niet blijkt. De wet vereist daarmee dat er stevig steunbewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte uit andere dan de anonieme bron. Het gaat daarbij om de bewezenverklaring als geheel.
Uit artikel 344a lid 2 Sv volgt dat een proces-verbaal van verhoor bij de rechter-commissaris van een persoon die als bedreigde getuige is aangemerkt, alleen dan kan meewerken tot het bewijs als:
  • de getuige een bedreigde getuige is en als zodanig door de rechter-commissaris is gehoord met toepassing van de wettelijke regeling zoals opgenomen in de artikelen 226c tot en met 226f Sv en
  • het gaat om een ernstig misdrijf zoals omschreven in artikel 67 lid 1 Sv die gezien de aard, het georganiseerd verband waarin het is begaan of de samenhang met andere door verdachte begane misdrijven, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Uit artikel 344a lid 3 Sv volgen nog de vereisten dat:
  • de bewezenverklaring in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal en
  • de verdediging niet op enig moment te kennen heeft gegeven de persoon wiens identiteit niet blijkt te (doen) ondervragen.
Ook het EHRM heeft – onder verwijzing naar artikel 6 EVRM – eisen gesteld aan het gebruik van verklaringen van getuigen ten aanzien waarvan voor de verdediging geen behoorlijke en effectieve gelegenheid heeft bestaan om het ondervragingsrecht uit te oefenen, zoals het geval bij de anonieme bedreigde getuige. Uit de rechtspraak van het EHRM komt naar voren dat hiervoor de uiteindelijke evaluatie van ‘
the overall fairness of the trial’ bepalend is. Van belang hierbij is (1) of er een goede reden was voor het niet kunnen ondervragen van de getuige, (2) het gewicht dat de verklaring aan de verklaring van de getuige heeft in de bewijsconstructie en (3) het bestaan van compenserende factoren voor het ontbreken van de mogelijkheid te getuige de ondervragen. Deze beoordelingsfactoren moeten in onderling verband worden beschouwd. Naarmate het gewicht van de verklaring van de getuige groter is, is het des te meer van belang dat er een goede reden bestond voor het niet bieden van een behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid en dat er compenserende factoren bestaan, wil de verklaring voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
De rechtbank merkt bij dit alles op dat de Nederlandse wettelijke regeling voor het gebruik van verklaringen van anonieme bedreigde getuigen zoals neergelegd in artikel 344a Sv, in zekere zin strenger is dan de rechtspraak van het EHRM. Zoals hiervoor is opgemerkt, volgt uit de rechtspraak van het EHRM dat een bewezenverklaring die in beslissende mate is gebaseerd op verklaringen van getuigen ten aanzien waarvan geen behoorlijke en effectieve ondervragingsgelegenheid heeft bestaan mogelijk, op voorwaarde dat een goede reden bestond voor het ontbreken van die ondervragingsgelegenheid en het nadeel van de verdediging voldoende is gecompenseerd. Die mogelijkheid biedt de Nederlandse wettelijke regeling niet.
Toepassing beoordelingskader
De eerste vraag die voorligt is of NN2 een bedreigde getuige is en als zodanig door de rechter-commissaris is gehoord met toepassing van de wettelijke regeling zoals opgenomen in de artikelen 226c tot en met 226f Sv en of het in deze zaak gaat om een ernstig misdrijf zoals omschreven in artikel 67 lid 1 Sv die gezien de aard, het georganiseerd verband waarin het is begaan of de samenhang met andere door verdachte begane misdrijven, een ernstige inbreuk op de rechtsorde opleveren.
Zoals in 5.3 is overwogen is NN2 overeenkomstig het bepaalde in artikel 226a Sv als een bedreigde getuige aangemerkt en als zodanig door de rechter-commissaris gehoord, met toepassing van de wettelijke regeling zoals opgenomen in de artikelen 226c tot en met 226f Sv. De verdenking betreft ernstige misdrijven. De onder 1 en 2 tenlastegelegde levensdelicten zijn opgenomen in artikel 67 lid 1 Sv en deze feiten maken vanwege hun aard en het georganiseerd verband waarin zij zijn begaan, zoals in de tijdlijn ook uiteen is gezet, een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
De volgende vraag die beantwoord moet worden is of een eventuele bewezenverklaring in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal, en dus niet in beslissende mate zou berusten op de verklaringen van NN2. Voor de beoordeling hiervan is van doorslaggevend belang het gewicht dat de verklaring van NN2 zou hebben in de bewijsconstructie en, in het verlengde daarvan, in hoeverre de verklaring van de getuige steun vindt in andere bewijsmiddelen. Dat steunbewijs moet betrekking hebben op die onderdelen van de verklaring die de verdachte betwist, zo luidt de vaste jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt. Of er voldoende steunbewijs aanwezig is, wordt mede bepaald door het gewicht van het steunbewijs in het licht van de bewijsvoering als geheel.
De rechtbank is van oordeel dat een bewezenverklaring niet in beslissende mate zou berusten op de verklaring van getuige NN2 nu zijn verklaring op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door de inhoud van andere wettige bewijsmiddelen, zoals de verklaringen van ooggetuigen in het buurthuis, bevindingen uit het forensisch onderzoek, het aantreffen van beeldmateriaal van een Kalasjnikov, patroonhouder en bijbehorende munitie op de telefoon van [verdachte] en forensisch onderzoek.
Gelet op het bovenstaande, is het gebruik van de verklaring van NN2 in overeenstemming met het bepaalde in artikel 344a Sv.
Uit het voorgaande volgt dat het gebruik van de verklaring van NN2 voor de bewijsvoering evenmin een schending oplevert van het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 EVRM.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat uit inhoud van de verklaring van NN2 volgt dat [verdachte] een van de schutters was bij de schietpartij in het buurthuis. De verklaring van NN2 voldoet aan de wettelijke vereisten en kan betrokken worden in de bewijsvoering.
6.3.8
OVC-gesprekken [medeverdachte]
Inleiding
Vanuit het strafrechtelijk onderzoek 26Marsman-II is vertrouwelijke communicatie opgenomen waaraan [medeverdachte] heeft deelgenomen op 16 en 17 februari 2018. De uitgewerkte gesprekken zijn gebruikt in het onderzoek 13Riverton. Het vermoeden is dat [medeverdachte] en zijn gesprekspartners op een aantal momenten spraken over de betrokkenheid van hemzelf en [verdachte] bij de schietpartij in het buurthuis. Dat [medeverdachte] deze gesprekken heeft gevoerd, staat niet ter discussie.
Het taalgebruik in de gesprekken is een mengeling van Papiamento, Spaans, Sranantongo (Surinaams) Nederlands en straattaal. Van elk gesprek bevinden zich telkens drie vertalingen in het dossier. De eerste betreft de vertaling vanuit het onderzoek 26Marsmann-II, opgenomen in processen-verbaal van 24 mei en 4 juni 2018. Later zijn de audiofragmenten technisch verbeterd door het onderzoeksteam 13Riverton en is op basis daarvan een tweede vertaling tot stand gekomen. Dit betreft de tweede versie, opgenomen in het proces-verbaal van 3 juli 2019. Achter dit proces-verbaal is de oorspronkelijke uitwerking (eerste versie) van de gesprekken als bijlage gevoegd. Vervolgens zijn de OVC-gesprekken naar aanleiding van een onderzoekswens van de raadsman van [medeverdachte] opnieuw beluisterd, uitgewerkt en vertaald door beëdigde tolken. Dit betreft de derde versie. De audiofragmenten van de gesprekken zijn aan zowel de rechtbank als de verdediging verstrekt.
Algemene overwegingen over de bewijswaarde van OVC-gesprekken en het recht op een eerlijk proces
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de OVC-gesprekken blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] de schutters waren bij het schietincident in het buurthuis. De Vidgen-jurisprudentie is niet op het gebruik van OVC-gesprekken van toepassing.
De raadslieden hebben betoogd dat de OVC-gesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt gelet op de grote verschillen op essentiële onderdelen tussen de verschillende vertalingen en transcripties van de gesprekken. Bovendien geldt voor het gebruik daarvan een verzwaarde bewijslast gelet op de Vidgen-jurisprudentie. De verdediging heeft [medeverdachte] niet (effectief) over het gesprek kunnen ondervragen. Ook daarom kunnen de OVC-gesprekken niet voor het bewijs worden gebruikt.
De rechtbank stelt in dit kader het volgende voorop. Voor de beoordeling van de bewijsbaarheid van de ten laste gelegde feiten is (onder andere) van belang welke bewijswaarde moet worden toegekend aan de inhoud van de OVC-gesprekken. Uit de jurisprudentie volgt dat wanneer de verdachte de inhoud van de gesprekken ontkent of wanneer de gesprekken niet voor één uitleg vatbaar zijn, niet zonder meer kan worden aangenomen dat de gesprekken over bepaalde strafbare gedragingen gaan. De rechter zal dan behoedzaam moeten zijn bij het interpreteren van die gesprekken. Deze behoedzaamheid brengt mee dat aan opgenomen gesprekken de door het Openbaar Ministerie voorgestelde betekenis alleen dán kan worden gegeven wanneer de inhoud, het onderling verband en het verband met eventuele andere bewijsmiddelen daarvoor voldoende basis bieden. Meer in het bijzonder zal moeten worden nagegaan of de voor het bewijs te gebruiken verslagen van die gesprekken, gelet op hun inhoud, de chronologie en de deelnemers van die gesprekken in een met het oog op de bewijslevering betekenisvolle samenhang kunnen worden geplaatst. Bij dat onderzoek kan betekenis worden toegekend aan dat wat ten aanzien van één of meer van die deelnemers is gebleken, meer in het bijzonder over zijn of haar betrokkenheid bij het feit.
Daarnaast zal de rechtbank voordat zij einduitspraak doet, moeten nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Indien nodig zal zij ambtshalve alsnog overgaan tot het oproepen en het horen van (een) getuige(n), of bij haar beslissing over de bewezenverklaring onder ogen moeten zien of en zo ja, welke gevolgen moeten worden verbonden aan de omstandigheid dat de verdediging, ondanks het nodige initiatief daartoe, geen gebruik heeft kunnen maken van de mogelijkheid om de relevante getuige(n) in enig stadium van het geding te (doen) ondervragen.
De rechtbank zal hieronder eerst ingaan op de inhoud van de OVC-gesprekken en bespreken wat hieruit volgt. Vervolgens zal zij bespreken of de OVC-gesprekken kunnen bijdragen aan het bewijs of dat het gebruik daarvan strijdig is met het in artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
Inhoud OVC-gesprekken
Uit de OVC-gesprekken komt naar voren dat [medeverdachte] het met zijn gespreksdeelnemers onder andere heeft over ‘de [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’. ‘ [bijnaam verdachte] ’ is een bijnaam van [verdachte] , zoals is gebleken uit een OVC-gesprek van 1 oktober 2018 tussen [verdachte] en zijn celgenoot [naam celgenooot] . [186] In de telefoon die op 15 juli 2019 in de cel van [verdachte] werd ontdekt, is een chatbericht aangetroffen waarin [verdachte] zichzelf voorstelde als ‘ [bijnaam verdachte] ’. [187] Verder is uit tapgesprekken naar voren gekomen dat [verdachte] wordt aangesproken met ‘ [bijnaam verdachte] ’. [188] Ook uit de context van de gesprekken waarin eveneens over de zaken 13Afleider en 13Itasca (waarvoor [verdachte] destijds (ook) is aangehouden) werd gesproken, volgt dat met de benamingen ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’ wordt gedoeld op [verdachte] . [189]
Op 16 februari 2018 om 23:50 uur vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en [gebruiker 4] . Hieronder volgt een weergave van dat gesprek. Deze weergave is gebaseerd op de drie vertalingen van dit gesprek in samenhang bezien en alleen voor zover de vertalingen inhoudelijk met elkaar in overeenstemming zijn.
[gebruiker 4] zegt:
“Jullie gaan dertig dagen. Voor wat? Waar zit ie?”[medeverdachte] antwoordt:
“Voor niks. Ik weet het niet. Ik wil geen contact.”. [medeverdachte] zegt: “
Sinds die torie [190] was ik echt boos op hem. (…)
Hij heeft zijn torie gepakt en heeft het eruit gegooid. (…) Hij heeft het eruit gegooid, en daarna toen die man ging vlammen… hij heeft geluk dat ze hem niet hebben gepakt omdat … (ntv [191] ) waren ze zo snel ter plaatse toch? Snap je?” [gebruiker 4] zegt:
“dat ding is geen Jerrycan.”[medeverdachte] antwoordt:
“Deze is zachter.”[gebruiker 4] zegt:
“Ik was kaolo/schijt bang, deze man (ntv) kinderen (…) Voor deze shit gaat die man naar binnen.” [192]
De rechtbank maakt uit dit OVC-gesprek op dat [medeverdachte] en [gebruiker 4] spreken over iemand die dertig dagen vast moet blijven zitten. Dit kan duiden op [verdachte] , die op 10 februari 2018 is aangehouden vanwege het onderzoek 13Itasca. [gebruiker 4] vraagt waarvoor de persoon dertig dagen moeten blijven zitten. [medeverdachte] laat weten dat hij dat niet weet, omdat hij geen contact meer heeft met deze persoon sinds ‘die gebeurtenis’. Dit gaat mogelijk over [verdachte] nu zijn telefoonnummers sinds de dag van de schietpartij – behoudens een enkele keer – niet meer uitpeilden in de woonomgeving van [medeverdachte] , terwijl dat in de periode daarvoor wel het geval was. Het lijkt er dus op dat [medeverdachte] en [verdachte] inderdaad het contact hebben verbroken. Dat de persoon waarover wordt gesproken [verdachte] betreft, strookt ook met de opmerking dat hij iets zachts op de grond heeft gegooid, voordat ‘het ging vlammen’. Dat zou namelijk kunnen doelen op het in brand zetten van het vluchtauto, waar [verdachte] bij betrokken was, zoals is te lezen onder 6.3.4 en het daarbij laten vallen van een petje.
Op 17 februari 2018 om 11:20 uur vond een gesprek plaats tussen [medeverdachte] en een persoon genaamd ‘ [naam 5] ’. Gelet op de door procespartijen ingenomen standpunten ten aanzien van dit OVC-gesprek, zal de rechtbank hieronder de drie vertalingen van dit gesprek volledig weergeven en vervolgens bespreken hoe zij deze beoordeelt.
Versie 1 (origineel afkomstig uit Marsman II): [193]
[medeverdachte]: Ik snap het al (ntv) één (1) rol en plus die één van euh... (ntv) zo gedaan, [naam 6] .. in een drive inn woning.. van die (ntv) alleen maar.. die man zei (ntv) [bijnaam verdachte] zijn (ntv) huis.. (ntv) op straat domineren ( [medeverdachte] maakt geluid met zijn mond) prapapapp en (ntv) en dan met dat ding (geluid nabootsen) bradammm en gerend tot hier zo.. met die dingen geslagen/geschoten.. ik dacht.. (ntv) die man.. deze klootzaak hier.. was met mij.. (ntv) geschoten op.. (ntv) loop naar.. (ntv). slaan en euh.. [naam 7] (fon.) sla hier en dan euh.. (ntv) goed.. [bijnaam verdachte] , en dan kameraad, en daar geschoten en en (geluid nabootsen) drammdamm.. overheen gesprongen en.. en daar uit gekomen.. (ntv) is daar gegaan met een wapen.. ik heb tegen [naam 6] gezegd.. we kwamen hem zo tegen toch.. (ntv) ik kom die man zo tegen G, ach broer..
[naam zoon medeverdachte] [194] : (ntv)
[medeverdachte]: G.. achter hem aangerend.. [naam 8] achter hem aangerend.. man broer.. (ntv) dat is wat ik je zeg.. ik had een.. een (1) van 3 seconde.. dus dat gaat heel erg snel, daarna G.. (ntv) we moesten toch?.. (ntv) gelost.. bleef achter hem aanrennen en euh.. (ntv) die andere was al.. (ntv) geslagen.. (ntv) zo toch? (geluid nabootsen) praapapap op een stick.. die ene die al gedaan was toch?.. (ntv) en dan (geluid nabootsen) die gast bleef heel veel gekke dingen doen daar binnen G.. (ntv) en nog meer dingen...we zijn aan het rennen daarvan, ik zeg tegen hem.. die man is.. (ntv) G.. hij zei nee broeder.. ik zei broeder hou op om die gekke dingen te zeggen G.. hij zei nee. lk zei rustig.. kom hier naar toe en dan zie je het maat.. ik zei.. ze je dit klote ding hier broeder.. heb je het wel gezien, hoofdpijn echt hoofdpijn.. (ntv) deze mensen.. willen deze klootzaak hier doen toch? De klojo met de snor. En nu ga ik zo naar een gesprek.. bij die mensen en ik ga zeggen nee, zonder gekheid/zonder dollen.. want jullie geven mij dingen.. (ntv) dus jullie moeten mij nu tenminste iets geven voor G.. (ntv. begrijp je mij ..(ntv)
[naam zoon medeverdachte]: natuurlijk..
[medeverdachte]: en [bijnaam verdachte] loopt de 'straten' te verzieken.. sowieso G.. (ntv) ik zeg het tegen hem G.. je ziet dat ding.. je ziet het toch.. je ziet het toch ook goed toch?.. (ntv) portret nog een keer.. je ziet het toch?
Ik sowieso zie ik het (geluid nabootsen) tjajajaj, broeder.. je het wel kunnen zien ..(ntv) je moet het wel zien.. ik zei ja papa, het is goed .. (ntv) [naam 9] (fon [195] ), heel erg snel.. 3 seconde G.. zo snel G.. (geluid nabootsen) gelijk heeft hij hij kwam en deed gelijk.. (geluid nabootsen) bragabbb, hij viel zo G en dan.. (ntv) gerend en euh.. (ntv) en toen portret van sturen ..(ntv) want dinges komt nooit hier naartoe G.. dus ..(ntv) chauffeur (geluid nabootsen) vroemmm.. en kwam ze tegen.. bij mensen zodat ze het weten.. (ntv) nog niet gemeld.. [bijnaam verdachte] loopt heel veel te stomme dingen te doen..(ntv) als een gast die voor niks doet (ntv) op die gast geschoten.. om niks maat.. geen één gedoe.. helemaal niks gewoon een hele jonge gast..
Loopt maar rond te klooien.. (ntv) nu heb je dat mogelijk heb je die andere is van hier in de buurt.
Versie 2 (technisch verbeterde versie met documentcode R18-0400): [196]
[medeverdachte]: Ik had hem al door en heb een "rol" gespeeld.. lk heb die persoon ontmoet.. me omgedraaid.. draai me om.. draai me om.. om te weten dat het zo is. lk heb niets gezegd. Hij is midden in die plaats (lugá) plaats gevallen.. "zo gevallen". (ntv) zo natuur.. (mechanisch geluid) dat ding doet patatata patatat ( [medeverdachte] doet geluid mitrailleur na), toen kwam geen na schot.. die dingen checken.. toen heb ik zo gedaan. Die domme lul eigenaar die was samen met mij.. die heeft geschoten. Daarna ben ik daar gegaan.. "gecrenkt".. 2 seconde zo gedaan.. daar geslagen en toen gevallen.. (noot T-334: mechanisch geluid te horen, gelijkend op doorladen pistool).. .even terug padappadap ( [medeverdachte] doet geluid van mitrailleur na) ntv) [bijnaam verdachte] is met de dingen terug gekomen.. daar ben ik gelijk ontsnapt.. toen heeft hij die man gelijk gevonden en heeft gelijk tadap.. tadappp ( [medeverdachte] doet geluid van mitrailleur na) gedaan. (lopend en sloffend geluid door de kamer te horen..) Die man vouwde (dobla) gelijk bijna zo.. Je weet net als (ntv) ffffffff ( [medeverdachte] maakt geluid).. daar naar toe gegaan.. hij houdt mij alleen in de gaten om weg te komen.. "slow press" geluid. Er mee spelend en achter hem aangerend er mee vechtend (noot T-334: volgens tolk: [medeverdachte] beschrijft kennelijk een probleem dat hij met zijn wapen had en al rennend probeerde te verhelpen).
[naam 5]: Even real blijven (ban real)
[medeverdachte]: Ach [naam 10] (broer): dat wilde ik je zeggen G. lk had er een die "crenkt" snel 3 seconde,"crenkt' erg snel. Daarna hoe [slachtoffer 4] (fon) naar buiten rent ( [medeverdachte] loopt en doet het kennelijk voor). lk was daar al weg toch! .. rennen. Ze weten niet hoe te lossen.. Naar binnen gerend om dat ding naar beneden te doen.. zo. Die ene die hij al gemaakt heeft toch? ( [medeverdachte] sloffend door de woning) tatatata en tattatatat ( [medeverdachte] doet geluid van mitrailleur na. (Noot T334: [medeverdachte] plots met opgewonden stem:) Die man ga je voorbij.. die gek G.. gek. Daarna heb ik tegen hem gezegd: [naam 10] die man is weg (get) G. Hij zei neen broer.. die man is "strept" (verm gewapend) Toen zei ik: hou op met die domme dingen zeggen.
Hij zei nee.. ik zei rustig kom deze kant.. zoals ik het gezegd (aangegeven) had: je moet deze klotezooi zien..'je kan niks doen" Hoofdpijn.. hoofdpijn.. Binnen willen ze het klotezooi doen.. vermoedelijk die klootzak met die snor. Ik ga meteen op gesprek bij die mensen want broer, "ze" hebben [naam zoon medeverdachte] opgesloten.. Want zij krijgen problemen door te zondigen (ku ta peka) .. dus "jullie moeten iets teruggeven om verder/door te kunnen gaan".. Begrijp je " [naam 5] " (fon).
[naam 5]: Jaaah
[medeverdachte]: De [bijnaam verdachte] loopt de straat te verkloten. De straat sowieso te verkloten G sowieso en daarna moe.. "ik zeg tegen hem " lk zeg tegen hem : "kijk naar dat ding".. je moet goed naar dat ding kijken.. toch!.
lk geef hem weer de foto.. dan zie je het toch.. lk kijk sowies.. cha cha cha (noot T-334: [medeverdachte] doet geluid na).. ik sna(e)p.. ik ben snel.." [naam 10] " je moet wel kijken.. jaah [naam 10] ja.. Broer je moet wel kijken.. zeker.. parapp ( [medeverdachte] doet geluid van mitrailleur na)..(sloffend).. Kruipend.. makkelijk.. erg makkelijk nog geen 3 seconde.. en dan valt ie erg snel.. 3 seconden G. lk ben weggegaan.. ik ben weggegaan die man bellen en hij deed gelijk patatapat ( [medeverdachte] doet geluid na van mitrailleur) daar gevallen G.
Toen is hij gaan rennen.. hij is gevallen op zijn buik.. hij deed (geluid) bonk en is verder "get" G.
Gasgevend in de BMW, chauffeur (geluid) roeeerrr, hij is ze tegen gekomen, de mensen ontmoet maar die wisten van niks omdat ze toen nog geen melding binnen hebben gekregen.
Die [bijnaam verdachte] loopt veel stress dingen te doen, die vent voor niks beschoten.. kijk hoe hij die vent beschoten heeft "voor niks". Die man had geen problemen niets.. die jongen was jong, Erg jong. Die vent vermoeid "asa" (fon). Nee G die man.. Nu heb je deze, wellicht heb je die andere. Het is voor het geld niet nodig, je zit al in veel problemen.
[naam 5]: Hij gaat het hard krijgen.
Versie 3 (naar aanleiding van de onderzoekswens van de verdediging): [197]
N1: (fluisterend) (ntv). Ik had hem/haar door/in de gaten/in de smiezen. Ik had hem/haar gewoon door (ntv)/in de gaten/in de smiezen. Ik had hem/haar al door/in de gaten/in de smiezen. Ik had de (ntv) al onder controle. Onder controle/Beheerst. Ik had hem/haar door/in de gaten/in de smiezen. Ik deed deed alsof. Ik trof hem verborgen daarachter/achter school (ntv). Deze gozer kwam gewoon deze man tegen. (ntv) zo (ntv).. [bijnaam verdachte] had de plek onder controle, uitkijken (ntv) babap (fon). (ntv) dat ding doet BADAM! (fon). (ntv).. pak hem/haar bij zijn hand (ntv) .. slaan ermee (ntv) ding om te branden/prikken, toch. De man deed “dadam” (fon) zo, die sukkel/die lul zomaar (ntv) ding om te schieten bij mij. (ntv) hij/zij mij beschieten. (ntv) heen en weer lopen (ntv). Er waren slechts drie secondes over. (ntv) rennen daar beneden vallen, ermee blijven slaan. (ntv). [bijnaam verdachte] (ntv). Daar, volgens mij was hij aan het schieten, hij kwam en trof die man alleen aan. Hij deed “tatam” (fon). (ntv) de hele plaats/de hele plek/het hele gebouw. (ntv) Daar (ntv). De man rende en bijna (ntv). Als het ware daar naartoe rennen (ntv). Ik was de enige die zag waar hij heen ging (ntv) mijn trainingspak. We hebben hem toch zo aangetroffen. Dji (fon), ik trof die man zo, Dji. (ntv) met hem vechten, achter hem aan rennen, daarna ..
N2: Je moet echt kijken ..
N1: Jeetje broer/vriend .. Dat zeg ik je toch, Dji. (ntv) drie seconde, dus heel erg snel. Daarna (ntv) wat deed die, Dji? De man ging die plaats/dat gebouw/de zaak uit, toch.. Ik bleef rennen en rennen achter hem zo. (ntv) Nadat ik aan het rennen was en vanuit daar kwam (ntv).. de andere heeft hem/haar al geslagen, toch.. (ntv) zo, toch. De man draaide (letterlijk vrij vertaald deed) “tatatatata” (fon).. (ntv) “tatatap” (fon). (ntv) Dji, de man heeft (ntv) een hoop gekkigheid daarbinnen, Dji! Lukraak, deed een hoop dingen lukraak. Later toen wij in het ding om te rijden weggingen, zei ik tegen hem: “Broer/vriend, die man is ervandoor, Dji!” Hij zegt tegen mij: “Nee, broer/vriend! De man heeft hem neergegooid!” Ik zei tegen hem: “Broer/vriend, stop met onzin praten!” Zei tegen mij: “Nee!” Zei tegen hem:“Rustig. Wij komen deze kant op en je zult het zien.” Dap (fon)! Zo gezegd! Zo gedaan! Ik zei tegen hem: Zie je deze kutzooi, broer/vriend? Heb je het wel gezien? Hoofdpijn. Hoofdpijn!” De mensen die deze kutzooi gedaan hebben, toch. (ntv). Deze kutzooi (ntv).. En ik ga nu zo meteen op gesprek bij de mensen. Ik zal tegen ze zeggen: “Broer/vriend, jullie moeten even serieus zijn, Dji. Want jullie krijgen (ntv) die zondigen, plus jullie moeten tenminste iets geven om te/voor (ntv) om verder te gaan, Dji. Begrijp je wel, (ntv vermoedelijk Sna fon)?
N2: Nou en of!
N1: [bijnaam verdachte] loopt de straat te verneuken. Straat sowieso verneuken, Dji. Zomaar lopen ze vermoeide dingen (letterlijk) te doen. Ik zeg het tegen hem. Zie je het. Je ziet het ding (ntv) toch? Weer de foto geven. Je ziet het, toch? Ik zie sowieso: “Chachacha.. (fon)” Ik snep (fon). “Broer/vriend, zie je het wel?” “Ja broer/vriend… Ja!” “Broer/Vriend, je moet wel zien/kijken.” (ntv) zeker! Papap (fon)! Hij heeft geschoten. Dji. Dji Makkelijk makkelijk (letterlijk. Vrij vertaald Appeltje eitje). Niet eens drie seconde. Er was een en je sloeg de man/In één sloeg je de man. BAKAP! (fon)!” We gingen/vluchtten verder maar (ntv). Toen we hier beneden kwamen, Dji, (ntv) BMW… Chauffeur RRRR (fon)! Daarna kwamen we hen tegen. We gingen zo en kwamen de mensen tegen. Ze weten het niet. Ze weten de melding nog niet, toch. (ntv). [bijnaam verdachte] loopt een hoop onzin te doen. Mensen zijn nodeloos gevallen. Zomaar! Hij heeft die jongen gewoon geschoten. Voor niets/Nodeloos, sua! Die jongen had geen enkel gezeik, geen moer. Hele jonge jongen. Die gozer is moe (letterlijk vrij vertaald: die gozer is gestoord/die gozer is niet goed snik)! (Er wordt een poos niet gesproken. Wel is de tjilpende vogel te horen). Alleen maar lopen kloten deze [bijnaam verdachte] . Nu heb je deze. Misschien heb je deze aan deze kant. Je hebt nodig… Denk eraan, al die dingen heb je op je. Je hebt een hoop gezeik.
N2: (ntv)..
Uit voornoemd OVC-gesprek komt naar voren dat [medeverdachte] in de ik-vorm spreekt over een gebeurtenis in een gebouw waarbij hij een persoon ‘in de smiezen had’. Een persoon is ten val gekomen en heeft weg kunnen komen. Er waren ten minste twee personen bij betrokken, ook iemand genaamd ‘ [bijnaam verdachte] ’. Ze zijn van de plaats weggereden/gevlucht met een BMW. ‘ [bijnaam verdachte] ’ heeft kennelijk een fout, een vergissing, gemaakt waarbij een jonge onschuldige jongen is neergeschoten. Gedurende het gesprek maakt [medeverdachte] geluiden van een automatisch vurend wapen/mitrailleur.
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat dit OVC-gesprek betrekking heeft op de schietpartij in het buurthuis in Wittenburg. De combinatie van elementen die ter sprake komen in het OVC-gesprek, past naadloos in dat wat de rechtbank onder 6.3.1 en 6.3.2 heeft vastgesteld over de schietpartij. Blijkens het OVC-gesprek was [medeverdachte] zelf als dader betrokken bij de schietpartij, waar hij het doelwit al in de gaten had, het doelwit viel in de ruimte en is gaan rennen. Deze passage past op de verklaring van [slachtoffer 4] dat hij ten val kwam toen hij geraakt werd, maar vervolgens toch heeft kunnen ontkomen. [medeverdachte] doet geregeld het geluid van een automatisch vuurwapen/mitrailleur na en impliceert dat de ‘ [bijnaam verdachte] ’, waarvan is vast komen te staan dat daarmee gedoeld wordt op [verdachte] , daarmee schoot. Dit impliceert dat [medeverdachte] de dader met het handvuurwapen was. Dit wordt ondersteund door het feit dat de langere man, zoals de rechtbank eerder al heeft vastgesteld, een Kalasjnikov bij zich had en de kleinere man een handvuurwapen in combinatie met de waarneming van de rechtbank dat [verdachte] langer is dan [medeverdachte] . [medeverdachte] vertelt over een kennelijk haperend vuurwapen dat hij al rennend probeerde te verhelpen. Dit past op de verklaring van een getuige die een van de daders op het grasveldje voor het buurthuis met een handvuurwapen bezig zag. [medeverdachte] vertelt verder verwijtend over de [bijnaam verdachte] die ‘de straat loopt te verkloten’ en ‘niet goed heeft gekeken’. [medeverdachte] vervolgt dat zij wegscheurden in de BMW. Ook dat komt overeen met wat de rechtbank eerder heeft vastgesteld over de wijze waarop de daders na afloop zijn gevlucht, namelijk dat zij in een BMW zijn weggereden. [medeverdachte] zegt dat een jonge jongen is geschoten ‘voor niks’, wat impliceert dat er een verkeerd slachtoffer is beschoten. [slachtoffer 1] was slechts 17 jaar oud en kon niet in verband worden gebracht met criminaliteit. Hij was een onschuldig slachtoffer.
Beoordeling rechtbank
De rechtbank zal allereerst ingaan op het verweer van de verdediging dat voor het gebruik van de OVC-gesprekken van [medeverdachte] een verzwaarde bewijslast geldt nu de Vidgen-jurisprudentie [198] van toepassing is. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt voorop dat de rechtspraak van de Hoge Raad en de daarmee samenhangende rechtspraak van het EHRM over het ondervragen van een
prosecution witness, betrekking heeft op de situatie dat de verdediging heeft verzocht om een getuige te horen ten aanzien van wie de verdediging het ondervragingsrecht nog niet heeft kunnen uitoefenen, terwijl deze getuige al (in het vooronderzoek of anderszins) een verklaring heeft afgelegd met een belastende strekking. In deze zaak is deze situatie strikt genomen niet aan de orde omdat [medeverdachte] niet op enig moment in deze procedure als getuige een verklaring heeft afgelegd die [verdachte] belast.
Dit laat echter onverlet dat [medeverdachte] in de OVC-gesprekken uitlatingen heeft gedaan die belastend zijn voor [verdachte] . Nu de verdediging geen behoorlijke en effectieve mogelijkheid heeft gehad om [medeverdachte] als getuige over deze belastende uitlatingen te bevragen, dient naar het oordeel van de rechtbank, in lijn met dat wat de Hoge Raad heeft overwogen over niet-ondervraagde getuigen, te worden beoordeeld of het proces desondanks als geheel eerlijk is verlopen. Bij die beoordeling acht de rechtbank de volgende omstandigheden van belang.
Het verzoek van de verdediging om [medeverdachte] over de OVC-gesprekken te bevragen, is toegewezen. [medeverdachte] heeft echter tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris een beroep gedaan op het hem toekomende verschoningsrecht. Er is dus een goede reden waarom [medeverdachte] niet als getuige kon worden ondervraagd.
Bij de waardering van het gewicht van de belastende uitlatingen die [medeverdachte] heeft gedaan is van belang dat deze uitlatingen (op directe en indirecte wijze) steun vinden in de overige onderzoeksbevindingen, die in onderlinge samenhang dienen te worden beschouwd. Voor de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten is van belang dat – zoals hieronder onder 6.3.9 te lezen – deze kan worden afgeleid uit (onder meer) historische telecomgegevens, berichten, foto’s en filmpjes op de inbeslaggenomen telefoons, kentekenregistraties van onder meer de auto van de toenmalige vriendin van [verdachte] en van de vluchtauto en tot slot de resultaten van het forensisch onderzoek, in het bijzonder het aangetroffen DNA dat matcht met het DNA van [verdachte] op het petje bij de brandende vluchtauto. Onder deze omstandigheden berust het bewijs voor de betrokkenheid van [verdachte] niet in beslissende mate op de uitlatingen van [medeverdachte] in het OVC-gesprek.
Verder is van belang dat er compenserende factoren bestaan voor de door de verdediging ondervonden beperkingen bij het onderzoek naar de betrouwbaarheid van de uitlatingen van [medeverdachte] . Allereerst zijn de audio-opnames aan de verdediging ter beschikking gesteld, zodat deze door haarzelf konden worden beluisterd en beoordeeld. Ook zijn de gesprekken tot drie keer toe uitgeluisterd door tolken, waaronder door beëdigde en onafhankelijke tolken. Daarnaast werkt als compenserende factor mee dat de rechtbank ook de inhoud van de gesprekken betrouwbaar acht. Daarbij hecht zij waarde aan de omstandigheid dat [medeverdachte] de indruk wekt vrijuit te spreken en zich schijnbaar onbespied voelde. Hij vertelt tijdens de gesprekken namelijk ook (in voor hemzelf belastende zin) over zijn eigen aandeel.
Tot slot overweegt de rechtbank met betrekking tot de OVC-gesprekken nog het volgende. De verdediging heeft naar voren gebracht dat er verschillen bestaan in de vertalingen van (onderdelen van) de gesprekken. Ook de rechtbank constateert kleine verschillen tussen de verschillende uitwerkingen, maar dat betekent niet dat geen betekenis kan worden toegedicht aan de bewoordingen, ook als die soms iets anders (vertaald) zijn. In essentie komen de uitwerkingen met elkaar overeen, ook als het gaat om de context en strekking. Er is geen sprake van cruciale tegenstrijdigheden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de versie van 3 juli 2019 een technisch verbeterde versie betreft en om die reden meer delen van het gesprek konden worden verstaan en vertaald ten opzichte van de oorspronkelijke versie.
De rechtbank vindt gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, dat de OVC-gesprekken in de zaak van [verdachte] bruikbaar zijn voor het bewijs en is van oordeel dat onder de hiervoor genoemde omstandigheden het feit dat de verdediging [medeverdachte] niet als getuige heeft kunnen ondervragen, onverlet laat dat de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. De verweren van de verdediging worden verworpen.
Tussenconclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat de inhoud van voornoemde OVC-gesprekken kunnen bijdragen aan het bewijs en deze gesprekken het scenario bevestigen dat [verdachte] en [medeverdachte] de schutters zijn geweest in het buurthuis, waarbij [verdachte] een Kalasjnikov heeft gebruikt en [medeverdachte] een handvuurwapen.
6.3.9
Was [verdachte] een van de schutters?
De rechtbank is van oordeel dat uit al het voorgaande volgt dat de vraag of [verdachte] op 26 januari 218 een van de schutters was in het buurthuis, bevestigend moet worden beantwoord. De rechtbank overweegt daarover in het bijzonder nog het volgende.
[verdachte] kan op 26 januari 2018 op de plaats delict worden geplaatst. Dit volgt uit de verklaring van NN2. Blijkens deze verklaring heeft [verdachte] aan NN2 verteld dat hij in het buurthuis op iemand heeft geschoten, waarvan hij dacht dat het degene was naar wie ze op zoek waren. Dit volgt ook uit het heimelijk opgenomen gesprek op 17 februari 2018 waarin [medeverdachte] vertelt over de schietpartij en de rol van [verdachte] (de ‘ [bijnaam verdachte] ’) daarbij. [medeverdachte] spreekt hierbij in de ik-vorm. Dit gesprek plaatst aldus niet alleen [verdachte] , maar ook [medeverdachte] op de plaats delict.
[verdachte] en [medeverdachte] passen in het door ooggetuigen gegeven signalement van de schutters. [medeverdachte] is Antilliaans en [verdachte] Surinaams. [verdachte] is langer dan [medeverdachte] . De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte] de langere schutter is geweest die met een Kalasjnikov heeft geschoten. Vast staat ook dat hij de beschikking had over een Kalasjnikov met bijbehorende munitie, zo blijkt uit het op de telefoon van [verdachte] aangetroffen beeldmateriaal van een vuurwapen, patroonmagazijn en munitie. Ook vindt het voorgaande steun in het eerdergenoemde OVC-gesprek van [medeverdachte] .
Uitgerekend op de dag van de schietpartij maakte [medeverdachte] geen gebruik van zijn telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Enkele dagen na de schietpartij, werd dit nummer zelfs helemaal niet meer gebruikt. De rechtbank vindt dit redengevend voor het bewijs, omdat dit telefoonnummer op basis van de verkregen telefoongegevens in verband kan worden gebracht met de wijk Wittenburg op 23 januari 2018, de aflevering van de vluchtauto op 23 januari 2018 in Holendrecht en omdat met dat telefoonnummer in de periode voorafgaand aan de schietpartij veelvuldig telefonisch contact werd onderhouden met [verdachte] , in het bijzonder tijdens of (kort) na gebeurtenissen die in relatie staan met de schietpartij. Na de schietpartij was er nagenoeg geen (telefonisch) contact meer tussen [verdachte] en [medeverdachte] . Dit valt te verklaren omdat de schietpartij blijkens het OVC-gesprek volgens [medeverdachte] niet is verlopen zoals gepland. De telefoon van [verdachte] stond op 26 januari 2018 tussen 18:07 uur en 19:52 uur uit terwijl hij rond 18:15 uur in het gezelschap van [medeverdachte] was. Vervolgens is met de telefoon van [verdachte] gezocht naar berichtgeving rond de schietpartij en de daarbij gebruikte vluchtauto. Dit gegeven acht de rechtbank belastend. [verdachte] heeft geen verklaring afgelegd en heeft dus ook niet uitgelegd waarom dit nieuws zijn bijzondere aandacht had.
Zoals hiervoor opgemerkt, kunnen [verdachte] en [medeverdachte] – op basis van de telefoongegevens en kentekenregistraties – in de periode voorafgaand aan de schietpartij in verband worden gebracht met de wijk Wittenburg en de aflevering van de vluchtauto. [verdachte] is ook degene geweest die de vluchtauto in brand heeft gestoken en daarbij kennelijk kleding aan had van [medeverdachte] . De rechtbank baseert zich daarbij mede op het feit dat DNA dat matcht met zijn DNA is aangetroffen op een petje naast de brandende vluchtauto. Het verweer van de raadslieden dat deze bevinding – zonder steunbewijs – niet kan bijdragen aan het bewijs wordt aldus verworpen. Immers, de betrokkenheid van [verdachte] bij de feiten blijkt uit meer dan alleen zijn DNA op het petje.
Bij het oordeel acht de rechtbank tot slot redengevend dat [verdachte] op geen enkele vraag antwoord heeft willen geven, terwijl de onderzoeksbevindingen schreeuwen om een verklaring.
Eindconclusie
De rechtbank komt op grond de hiervoor besproken bewijsmiddelen, in onderling verband en in samenhang met elkaar bezien, tot de conclusie dat buiten redelijke twijfel kan worden bewezen dat [verdachte] als schutter betrokken is geweest bij de schietpartij in het buurthuis in Wittenburg op 26 januari 2018 tezamen met [medeverdachte] .
6.3.10
Kwalificatie van de feiten
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen van moord op [slachtoffer 1] en medeplegen van poging tot moord op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] moet komen vast te staan dat sprake is van opzet op de dood, voorbedachte raad en dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking, gericht op het voltooien van het delict, tussen [verdachte] en [medeverdachte] .
Opzet op de dood
Uit dat wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen blijkt dat [verdachte] en [medeverdachte] doelbewust naar het buurthuis zijn gegaan en zij daar direct en zonder
aarzelen met een automatisch wapen en een handvuurwapen schoten hebben afgevuurd op een beoogd doelwit. Vast is komen te staan dat [slachtoffer 1] is
aangezien voor dat beoogde doelwit. Van zeer korte afstand is meerdere malen
op hem geschoten met een automatisch vuurwapen. De schoten werden afgevuurd op zijn rug, terwijl hij weerloos op zijn buik op de grond lag. Op basis van de waarnemingen van de getuigen en de locaties waar de inschoten op zijn lichaam werden aangetroffen, was het doel om hem dodelijk te raken. Er is dus evident vol opzet op zijn dood geweest. Die omstandigheid dat is vast komen te staan dat hij niet het beoogde slachtoffer was, maakt dat niet anders, zo blijkt ook uit de rechtspraak. In dit geval was het doel om een mens te doden, wat ook is gebeurd. De rechtbank concludeert dan ook dat ten aanzien van [slachtoffer 1] sprake is van vol opzet op zijn dood.
Uit het dossier komen sterke aanwijzingen naar voren dat [slachtoffer 4] wél het beoogde doelwit was. De schutters waren op zoek naar een ‘neger’. [slachtoffer 4] wordt door verbalisanten ter plaatse omschreven als een negroïde jongen. Bovendien zag een getuige dat de schutter met het handvuurwapen, [medeverdachte] dus, direct naar de keuken liep – recht op zijn doel af – waar [slachtoffer 4] op dat moment stond. In de buurt van die ruimte zijn hulzen gevonden van de twee verschillende vuurwapens die [medeverdachte] en [verdachte] bij zich hadden. [slachtoffer 4] is als getuige tijdens het strafproces onvindbaar gebleken. Dit duidt erop dat hij mogelijk nog vreest voor zijn leven. Het opzet bij [verdachte] en [medeverdachte] was gericht op de dood van [slachtoffer 4] . [slachtoffer 4] is ook daadwerkelijk geraakt door de schoten. De verwondingen die [slachtoffer 4] zijn toegebracht, zijn door de arts beoordeeld als levensbedreigend. Ten aanzien van [slachtoffer 4] geldt dus ook dat sprake is van vol opzet op zijn dood.
Verder is duidelijk geworden dat door de schutters opzettelijk veelvuldig en van dichtbij in korte tijd met een automatisch vuurwapen en handvuurwapen in het buurthuis is geschoten, waar op dat moment een groot aantal personen aanwezig was. Dit impliceert een groot risico dat behalve het beoogde doelwit ook nog andere in die ruimte aanwezige personen zouden worden geraakt en daardoor zouden komen te overlijden. Dat risico dient gezien te worden als een aanmerkelijke kans die door [verdachte] en [medeverdachte] bewust is aanvaard door hun plan op deze manier uit te voeren. Ten aanzien van [slachtoffer 2] die – blijkens haar eigen verklaring en die van andere ooggetuigen – zeer dichtbij [slachtoffer 4] stond en door de schoten in haar benen is geraakt, geldt dat in het bijzonder. [verdachte] en [medeverdachte] hebben in haar geval de aanmerkelijke kans om haar te doden aanvaard. Dat de haar toegebrachte schotverwondingen uiteindelijk niet levensbedreigend zijn geweest, doet hier niet aan af. Gelet op de wijze van handelen hebben [verdachte] en [medeverdachte] op zijn minst genomen bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat ze meerdere slachtoffers zouden maken. Ten aanzien van [slachtoffer 2] stelt de rechtbank het voorwaardelijk opzet op haar dood vast.
Voorbedachte raad
Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat [verdachte] en [medeverdachte] zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of op het genomen besluit en dat zij niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling. Zij moeten de gelegenheid hebben gehad over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te hebben gegeven. De rechtbank is van oordeel dat aan dit criterium is voldaan en overweegt daarover als volgt.
[verdachte] en [medeverdachte] kunnen beiden gekoppeld worden aan de levering van de vluchtauto op 23 januari 2018 die op dat moment al was voorzien van een jerrycan en aansteker met als kennelijke doel om snel sporen te kunnen uitwissen. Vanaf dat moment waren zij dus in elk geval al concreet bezig met het voorbereiden van de moord op het beoogde doelwit [slachtoffer 4] . Maar ook daarvoor, op 11 en 12 januari 2018, was [verdachte] al bezig met de omgeving van en routes naar de Kleine Wittenburgerstraat. Ook bleek uit de filmpjes die op zijn telefoon zijn aangetroffen dat hij op 7 en 8 januari 2018 een soortgelijk automatisch vuurwapen in zijn bezit had als waarmee in het buurthuis is geschoten. Voor [medeverdachte] geldt dat zijn telefoon in de nacht van 22 op 23 januari 2018 uitpeilde in de omgeving van het buurthuis. Op dat moment was er ook contact met [verdachte] . Op 23 januari 2018 is met de vluchtauto dezelfde route gereden als op de avond van de schietpartij. Dit valt – zonder andersluidende uitleg van verdachten – niet anders te zien dan als een voorverkenning. In de maand januari 2018 tot aan 26 januari 2018 hadden [medeverdachte] en [verdachte] veelvuldig telefonisch contact met elkaar.
[verdachte] en [medeverdachte] zijn gezien de aanloop naar de schietpartij en het tijdsbestek waarbinnen voorbereidingen zijn getroffen, berekenend en weldoordacht te werk gegaan. [verdachte] spreekt vlak voor de schietpartij over geld dat snel binnen zal komen. [medeverdachte] zegt in het OVC gesprek dat hij snel met mensen moet gaan praten. Het verkrijgen van de vluchtauto en het in brand steken daarvan na het schietincident, duidt op een professionele planning en werkwijze. Alles wijst op een gedurende langere tijd beraamd plan. Er zijn vele momenten geweest waarop zij op hun voornemen hadden kunnen terugkomen, maar dat hebben zij niet gedaan. Daarmee is sprake van voorbedachte raad. Contra-indicaties voor het aannemen daarvan zijn niet naar voren gekomen.
Medeplegen
De betrokkenheid bij een strafbaar feit kan als medeplegen worden bewezenverklaard indien komt vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verschillende mededaders, welke samenwerking is gericht op het voltooien van het delict. Uit de rechtspraak blijkt ook dat intentionele factoren, zoals een gezamenlijk plan en gezamenlijk optreden, tot de conclusie kunnen leiden dat sprake is van medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat [verdachte] en [medeverdachte] samen in de vluchtauto naar het buurthuis zijn gereden, daar naar binnen zijn gegaan met ieder een wapen in de hand en zij beiden in het buurthuis schoten hebben gelost. Zij zijn vervolgens samen gevlucht in de BMW. Daarmee was sprake van een gezamenlijke uitvoering. Het handelen van zowel [verdachte] als [medeverdachte] was daarmee van voldoende gewicht om als medeplegen te kunnen worden aangemerkt. Dat betekent dat elk van hen niet alleen verantwoordelijk is voor zijn eigen handelen maar ook voor dat van de ander. Vast staat dat met het handvuurwapen van [medeverdachte] minder schoten zijn afgevuurd en de schoten die hebben geleid tot de dood van [slachtoffer 1] door [verdachte] zijn afgevuurd. Door wiens kogels [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] gewond zijn geraakt, is niet komen vast te staan. Dat [slachtoffer 1] en mogelijk ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] zijn geraakt door de kogels uit het wapen van [medeverdachte] , neemt niet weg dat [verdachte] als medepleger verantwoordelijk is voor niet alleen zijn eigen schiethandelingen maar ook voor die van [medeverdachte] gezien hun nauwe en bewuste samenwerking. Daarnaast hadden zij ook beiden een rol van gelijk gewicht in de voorbereiding en planning van de delicten.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat
[verdachte] en [medeverdachte] de moord op [slachtoffer 1] en de pogingen tot
moord op [slachtoffer 4] en [slachtoffer 2] tezamen en in vereniging hebben gepleegd.
Voorwaardelijk verzoek
De raadslieden hebben een voorwaardelijk verzoek gedaan voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van de feiten. Zij wensen inzage in het gehele onderzoeksdossier, inclusief alle resultaten uit het WOD-traject.
De rechtbank wijst het verzoek af. De verantwoording van het WOD-traject bevindt zich in het BOB-dossier waar de verdediging over beschikt, zoals duidelijk is geworden tijdens het onderzoek op de terechtzitting. Uit die stukken blijkt het doel van de inzet en de periode waarbinnen deze inzet heeft plaatsgevonden. Daaruit volgt dat de inzet binnen de periode heeft plaatsgevonden waarvoor toestemming was verleend. Uit die stukken komt eveneens naar voren dat het WOD-traject geen ontlastend of belastend (bewijs)materiaal heeft opgeleverd. De rechtbank ziet ook voor het overige geen aanleiding om het Openbaar Ministerie op te dragen om inzage te verlenen in het onderzoeksdossier en is van oordeel dat het verzoek op dit punt onvoldoende is onderbouwd.

7.13Glanskop

7.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan de moord op [slachtoffer 3] . Daarvoor heeft zij samengevat het volgende aangevoerd.
Uit getuigenverklaringen is naar voren gekomen dat [slachtoffer 3] de bewuste nacht zou worden opgehaald door [verdachte] en hij vervolgens rond half 2 van huis is gegaan. Dit blijkt ook uit telecomgegevens. Voorafgaand aan de schietpartij was er meerdere keren (anoniem) telefonisch contact tussen [verdachte] en [slachtoffer 3] , waarbij de telefoon van [verdachte] uitpeilde nabij de plaatsen delict en de woonomgeving van [slachtoffer 3] . De uitgebrande scooter die kort na het schietincident is aangetroffen op de Maldenhof, is hetzelfde type scooter als waar [verdachte] volgens een getuige gebruik van maakte. Een anonieme bedreigde getuige heeft van [medeverdachte] vernomen dat [medeverdachte] en [verdachte] de uitvoerders zijn geweest van de moord op [slachtoffer 3] . Deze verklaring ondersteunt voor het overige ook het andere bewijs. Tot slot zijn verschillende afgeluisterde gesprekken redengevend voor het bewijs.
7.2
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben onder verwijzing naar hun op schrift gestelde pleitnotities bepleit dat [verdachte] volledig dient te worden vrijgesproken wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. Daartoe hebben zij het volgende aangevoerd.
De verklaring van getuige NN1 is onbetrouwbaar. De door het Openbaar Ministerie gepresenteerde bewijsvoering is gestoeld op ‘roddel en achterklap’ van getuigen. Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] kan niet aan [verdachte] worden gekoppeld. Daar komt bij dat niet kan worden gezegd dat de gebruiker van dit telefoonnummer direct voor de schietpartij, om 01:41 uur, bij [slachtoffer 3] in de buurt was. De telefoon van [slachtoffer 3] was namelijk achtergebleven in de woning, waardoor niet kan worden vastgesteld waar [slachtoffer 3] op welk tijdstip was en met wie. De verklaring van getuige NN1 mag niet bijdragen aan het bewijs, omdat een veroordeling niet uitsluitend of in beslissende mate op de verklaring van een (anonieme) bedreigde getuige mag worden gebaseerd. De verklaring van NN1 is onbetrouwbaar, omdat deze berust op roddels, tegenstrijdigheden en onwaarheden. Verder blijkt niet van een vooropgezet plan. Ook blijkt niet van een nauwe en bewuste samenwerking met een ander of welke rol [verdachte] daarin zou hebben gehad. Bovendien bevatten de onderzoeksbevindingen aanwijzingen dat anderen betrokken zijn bij de dood van [slachtoffer 3] . Zo is het goed mogelijk dat met ’ [bijnaam verdachte] ’ gedoeld wordt op iemand anders, niet op [verdachte] .
7.3
Oordeel van de rechtbank
Inleidende feiten en omstandigheden
De rechtbank zal eerst uiteenzetten wat zij op basis van het dossier kan vaststellen over wat zich in de nacht van 10 op 11 februari 2015 heeft afgespeeld. Vervolgens zal de rechtbank uitleggen waarom niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte] betrokkenheid heeft gehad bij de dood van [slachtoffer 3] .
Op 11 februari 2015 om 01:48 uur kwam bij de politie een melding binnen dat er schoten waren gehoord in het Bijlmerpark in Amsterdam. Op hetzelfde moment kreeg de ambulancedienst de melding dat iemand was neergeschoten op de Leerdamhof. Een scooter met daarop twee personen zou daarbij zijn weggereden.
Op de Leerdamhof werd op het fietspad het levenloze lichaam van een man aangetroffen, liggend op zijn buik. Op basis van een vingerafdruk en de tatoeage ‘ [bijnaam slachtoffer 3] ’ is het slachtoffer geïdentificeerd als de 24-jarige [slachtoffer 3] (bijnaam [bijnaam slachtoffer 3] ). Bij het lichaam van [slachtoffer 3] lagen enkele patroonhulzen en fragmenten van kogels. Tijdens het pathologisch onderzoek zijn in het lichaam van [slachtoffer 3] vijf schotwonden aangetroffen in zijn hoofd, borst en halsregio. Zijn overlijden kan volgens de arts en patholoog worden verklaard door functiestoornissen van de hersenen, de hersenstam en de rechterlong als gevolg van de schotverwondingen. Uit schotrestenonderzoek door het NFI kwam naar voren dat [slachtoffer 3] van achteren is beschoten en dit van korte afstand is geweest. Uit onderzoek naar de aangetroffen munitie zijn aanwijzingen verkregen dat de hulzen zijn verschoten met één en hetzelfde wapen, mogelijk een (semi-)automatisch werkend pistool van het merk Glock, kaliber 9mm Parabellum, of een daarop gelijkend vuurwapen.
Verklaringen omwonenden en aantreffen scooter
Meerdere omwonenden op de Leerdamhof hebben rond 01:50 uur knallen gehoord. Een aantal heeft vlak daarna een zilverkleurige scooter zien wegrijden met daarop twee personen. Deze personen droegen capuchons of hoofdbedekking en grijze en donkere kleding. De scooter reed weg in de richting het Gaasperdammerpad. Dit is in de richting van de onderdoorgang naar de Maldenhof.
Om 01:57 uur trof een verbalisant tegen de zijgevel van perceel [adres] een brandende scooter aan. Deze is uiteindelijk helemaal uitgebrand. Bij het voorwiel lag een versmeulde kentekenplaat met kenteken [kenteken] die afkomstig was van een scooter die geparkeerd stond op de Leerdamhof. Uit het onderzoek naar de mogelijke gebruiker(s) van de uitgebrande scooter kwamen geen personen naar voren die in relatie konden worden gebracht met het onderzoek 13Glanskop. Onderzoek heeft uitgewezen dat het vanaf de plaats delict waar [slachtoffer 3] om het leven is gebracht, één minuut rijden is naar de plek waar de in brand gestoken scooter is aangetroffen. De enige logische route hiernaartoe gaat over het Gaasperdammerpad.
Onderzoek telefoons
In de slaapkamer van [slachtoffer 3] zijn op 11 februari 2015 drie telefoons aangetroffen: een Nokia, een Samsung en een BlackBerry. Op 25 februari 2015 heeft de moeder van [slachtoffer 3] nog een vierde telefoon (een Nokia) van [slachtoffer 3] aan de politie uitgeleverd.
In de Samsung stonden de contacten ‘ [bijnaam verdachte] ’ met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en ‘ [bijnaam verdachte] 2’ met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Uit het dossier is naar voren gekomen dat [verdachte] ook wel ‘ [bijnaam verdachte] ’ wordt genoemd. Op de simkaart in de Samsung werd ook het contact ‘ [medeverdachte] ’ aangetroffen met het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . [medeverdachte] is de voornaam van [medeverdachte] .
De BlackBerry van [slachtoffer 3] betrof een zogenoemde PGP (Pretty Good Privacy) telefoon. Van dit type telefoons is bekend dat deze vaak worden gebruikt in het criminele circuit. Met deze telefoon is op 10 februari 2015 om 22:58 uur een WhatsApp-bericht gestuurd naar het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Dit nummer en het telefoonnummer eindigend op * [nummer] stonden in de BlackBerry opgeslagen als ‘ [medeverdachte] ’. De telefoonnummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] stonden in de Blackberry opgeslagen onder ‘ [bijnaam verdachte] ’.
In de Nokia stond het contact ‘ [bijnaam verdachte] ’ eindigend op nummer * [nummer] opgeslagen.
Uit het dossier is voldoende gebleken dat de telefoonnummers eindigend op * [nummer] en * [nummer] daadwerkelijk gebruikt werden door [medeverdachte] . Ook is gebleken dat [medeverdachte] gebruik maakte van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] . De telefoonnummers eindigend op * [nummer] , * [nummer] en * [nummer] waren in gebruik bij [verdachte] . Het telefoonnummer eindigend op * [nummer] was eveneens in gebruik bij [naam vriendin verdachte] , de toenmalige vriendin van [verdachte] .
Tijdlijn
Op grond van telefoongegevens, getuigenverklaringen en camerabeelden stelt de rechtbank de volgende tijdlijn van gebeurtenissen vast.
10 februari 2015
Op 10 februari 2015 om 15:33 uur kreeg [slachtoffer 3] een oproep van [verdachte] . Deze heeft hij niet beantwoord. Later op de avond is [slachtoffer 3] met [naam 11] , [naam 12] en [naam 13] naar café Picalonga gegaan om te poolen. Hier zijn zij rond 21:42 uur weggegaan. Rond 22:43 uur zijn de mannen in een auto gestapt die geparkeerd stond in de parkeergarage, waarna zij zijn vertrokken. [naam 11] heeft [slachtoffer 3] volgens zijn verklaring rond 23:00 uur thuis afgezet. Om 22:58 uur stuurde [slachtoffer 3] naar [medeverdachte] het bericht: “
Awooo. Waar is die man” waarop [medeverdachte] antwoordde: “
Ik ga nu nr huis ik denk in de buurt bel hem”. Om 23:03 uur heeft [verdachte] [slachtoffer 3] gebeld. Het gesprek duurde 35 seconden. Vervolgens belde [verdachte] om 23:05 uur met [medeverdachte] (telefoonnummer * [nummer] ). Dat gesprek duurde 10 seconden. De telefoon van [verdachte] maakte op dat moment contact met de zendmast in de buurt van de Gaasperdammerweg, dit is vlakbij de Maldenhof gelegen. Na dit gesprek heeft [medeverdachte] het telefoonnummer eindigend op * [nummer] niet meer gebruikt.
11 februari 2015
Op 11 februari 2015 om 00:44:32 uur werd [slachtoffer 3] gebeld door een anoniem nummer. Er kwam geen gesprek tot stand. Enkele seconden later werd [slachtoffer 3] weer anoniem gebeld. Het gesprek dat volgde duurde 12 seconden. Om 01:04 en 01:05 uur heeft [naam buurjongen] , de buurjongen van [slachtoffer 3] , [slachtoffer 3] proberen te bellen. [slachtoffer 3] nam niet op. Kort daarna zag [naam buurjongen] de deur van de woning van [slachtoffer 3] open gaan en [slachtoffer 3] naar buiten komen. [naam buurjongen] vroeg hem waarom hij zijn telefoon niet op nam. [slachtoffer 3] lachte en zei dat hij een beetje ziek was, dat hij net thuis was en zijn telefoons boven lagen. [slachtoffer 3] zei toen dat er iemand bij hem langs zou komen om iets te bespreken en hij verder thuis zou blijven. Daarbij noemde [slachtoffer 3] ene ‘ [bijnaam verdachte] ’ of ‘ [bijnaam verdachte] ’ , aldus [naam buurjongen] . Volgens [naam broer slachtoffer 3] , de broer van [slachtoffer 3] , was [slachtoffer 3] rond 01:10 uur binnen in de woning toen hij werd gebeld. Er volgde een kort gesprek. [naam broer slachtoffer 3] hoorde [slachtoffer 3] zeggen:
“Ok, is goed”. [slachtoffer 3] is toen naar boven gegaan. Vermoedelijk gaat het om het telefoongesprek van 01:06 uur waarbij [slachtoffer 3] anoniem is gebeld. Dat gesprek duurde slechts 6 seconden. Volgens [naam broer slachtoffer 3] is [slachtoffer 3] ongeveer 20 minuten na het telefoongesprek naar buiten gegaan. Om 01:41 uur is [slachtoffer 3] opnieuw anoniem gebeld. Dit gesprek duurde 4 seconden. De telefoon van [slachtoffer 3] peilde op dat moment uit in de buurt van zijn woning.
Uit de netwerkmeting in de omgeving van de plaatsen delict kwam naar voren dat de anonieme telefoontjes afkomstig waren van het telefoonnummer van [verdachte] eindigend op * [nummer] . Blijkbaar had [verdachte] zijn nummerherkenning uitgezet. Na het telefoontje om 01:41 uur naar [slachtoffer 3] werd dit telefoonnummer van [verdachte] helemaal niet meer gebruikt. Toen [verdachte] om 01:06 uur naar [slachtoffer 3] belde, bevond [verdachte] zich op de Leerdamhof. Om 01:41 uur straalde de telefoon van [verdachte] aan vlakbij de woning van [slachtoffer 3] , in de omgeving ’s-Gravendijkdreef.
Om 01:48 uur kwam de melding binnen van een schietpartij op de Leerdamhof. Kort daarna werd [slachtoffer 3] dood aangetroffen. Onderzocht is of het mogelijk is dat [slachtoffer 3] op de avond van zijn dood met een scooter kan zijn opgehaald en naar de plek is gereden waar hij om het leven is gebracht. Tussen het laatste telefoontje om 01:41 uur waarbij [slachtoffer 3] nog bij zijn woning uit peilde en het tijdstip waarop schoten waren gehoord om 01:48 uur, zit 7 minuten. Gebleken is dat de afstand van de woning van [slachtoffer 3] tot de plaats delict met de scooter binnen een tijdsbestek van 4 minuten afgelegd kan worden.
Om 01:49 uur heeft [naam 14] geprobeerd om [verdachte] te bellen. De telefoonnummers van [verdachte] maakten op dat moment geen gebruik van het mobiele netwerk. Om 02:18 uur kwam op het telefoonnummer van [verdachte] eindigend op * [nummer] een sms-bericht binnen van de voicemail. De telefoon van [verdachte] straalde op dat moment de zendmast aan op de [adres] .
Om 02:47 uur en 02:56 uur is [naam 14] gebeld door een telefoonnummer eindigend op * [nummer] . Dit telefoonnummer stond op naam van [naam 15] . [naam 14] had niet eerder contact gehad met dit telefoonnummer. Blijkens de netwerkmeting op de Maldenhof is gebleken dat het telefoonnummer van [naam 15] om 01:57 uur daar aanstraalde. Er werd op dat moment uitgebeld naar [naam partner medeverdachte] . [naam 15] heeft verklaard dat iemand anders die nacht mogelijk gebruik heeft gemaakt van zijn telefoon. Hij verklaarde [naam partner medeverdachte] niet te kennen. [medeverdachte] kende hij wel. Mogelijk was [medeverdachte] die nacht bij hem omdat [medeverdachte] soms wiet verkocht, aldus [naam 14] .
[naam 12] is ook verdachte geweest in de zaak. In dat kader is zijn telefoon onderzocht waarbij chatberichten zijn aangetroffen. Om 11:08 uur vond een chatsessie plaats tussen [naam 12] en [naam 13] . Om 13:23 uur stuurde [naam 13] [naam 12] het bericht:
“ [bijnaam verdachte] kwam hem halen G”. [naam 12] antwoordde daarop dat hij de volgende dag met [verdachte] zou afspreken. Volgens [naam 13] heeft [verdachte] [slachtoffer 3] sowieso opgehaald. Later stuurde [naam 12] :
“Als ze bloed van [bijnaam verdachte] op [bijnaam slachtoffer 3] vinden van die gevecht is klaar”.
12 februari 2015
Op 12 februari 2015 wilde [verdachte] van [naam 12] weten waar hij was omdat [verdachte] in persoon met hem wilde afspreken. Om 10:29 uur stuurde [naam 12] naar een contact onder de naam ‘ [naam 16] ’ het volgende bericht:
“Ik weet niet op wat voor een klote [bijnaam verdachte] zit. [bijnaam slachtoffer 3] vertrouwde die man blind ging dood voor hem”.Verder blijkt uit de chats dat [naam 12] en [verdachte] elkaar op 12 februari 2015 rond 15:06 uur hebben ontmoet. Om 17:41 uur stuurde [naam 12] naar [naam buurjongen] :
“De man die hem kwam halen”waarbij hij een screenshot meestuurde van de chat met [verdachte] . Later op de avond, vanaf 23:04 uur, stuurde [naam 12] naar een persoon genaamd ‘ [naam 17] ’ dat [naam 12] met ‘hem’ (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) was die middag en [verdachte] ‘hem’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) is komen halen ‘op de brom’.
13 februari 2015
Op 13 februari 2015 rond 09:15 uur hebben [naam 12] en [verdachte] elkaar normaals ontmoet.
15 februari 2015
In de [naam PI] is een gesprek onderschept tussen de broer van [medeverdachte] , genaamd [naam broer medeverdachte] , en [naam 18] . Het gesprek ging over ‘ [bijnaam slachtoffer 3] ’. In het gesprek vroeg [naam broer medeverdachte] hoe ‘ie’ (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 3] ) is geschoten en of hij iemand bestolen heeft. [naam 18] zei dat [slachtoffer 3] in een setup is gegooid. Een ‘mattie’ van [slachtoffer 3] is hem gaan halen toen heeft die ‘mattie’ hem naar de Leerdamhof gebracht. [naam 18] gaat verder:
“Enne toen stond er nog iemand daar zo te wachten en hebben ze gevochten, gevochten, ging [bijnaam slachtoffer 3] wegrennen en toen hebben ze hem van achteren geschoten”. Vervolgens vroeg [naam broer medeverdachte] of het 2 tegen 1 was waarop [naam 18] bevestigend antwoordde. [naam broer medeverdachte] vroeg vervolgens of [naam 18] ‘ [bijnaam verdachte] ’ zijn nummer heeft, waarop ze zei dat ze klaar was met hem. Ze zei:
“Je weet toch wat ik je net zei?”waarop [naam broer medeverdachte] antwoordde:
“Serieus dus hij doet die dingen?”.
Na 15 februari 2015
Uit verschillende bronnen is naar voren gekomen dat [verdachte] na het schietincident zou zijn ondergedoken. Op enig moment heeft de begeleider van [verdachte] bij [naam moeder verdachte] de moeder van [verdachte] een bezoek gebracht. De begeleider maakte zich zorgen, omdat [verdachte] sinds 9 februari 2015 niet meer op het werk was verschenen. Volgens de begeleider wist de moeder van [verdachte] niet waar hij was en maakte zij zich erg zorgen om haar zoon vanwege mogelijke betrokkenheid bij het schietincident op de Leerdamhof. Op 12 februari 2015 heeft [verdachte] voor het laatst een bezoek gebracht aan de Reclassering. Hij verklaarde tijdens dat bezoek dat het niet goed met hem ging. Vervolgens is er geen contact meer geweest.
Op 6 maart 2015 is [verdachte] aangehouden vanwege diefstal van een brommer. Bij een zoeking zijn toen mobiele telefoons, een handmitrailleur en een patroonhouder in beslag genomen. Op 1 en 15 april 2015 kreeg [verdachte] bezoek van zijn zus [naam zus verdachte] en van [naam vriendin verdachte] in de PI. De gevoerde gesprekken zijn afgeluisterd. Het drietal sprak over een grijs trainingspak van [verdachte] dat volgens [naam zus verdachte] al was weggegooid en over een ‘baby’ die overal mee naartoe ging. [verdachte] zei dat die al ‘verspreid’ was. Volgens het onderzoeksteam wordt met ‘baby’ een vuurwapen bedoeld.
Getuigen
Verschillende familieleden van [slachtoffer 3] hebben verklaard dat zij van bekenden en mensen op straat hebben gehoord dat [verdachte] en [medeverdachte] betrokken waren bij de dood van [slachtoffer 3] . Deze getuigen hebben echter niets zelf waargenomen en verklaren ook niet van [verdachte] en/of [medeverdachte] zelf te hebben gehoord dat zij [slachtoffer 3] hebben gedood. De rechtbank gebruikt deze
de auditu-verklaringen daarom niet voor haar beoordeling.
Voor het bewijs dat [verdachte] zich aan de moord op [slachtoffer 3] heeft schuldig gemaakt is van belang dat op zijn minst kan worden vastgesteld dat [verdachte] op de plaats delict aanwezig was. De rechtbank stelt vast dat alleen een anonieme bedreigde getuige NN1 hierover heeft verklaard. De verklaring van getuige NN1 zoals die ten overstaan van de rechter-commissaris is afgelegd, houdt het volgende in:
“Ik ken [medeverdachte] uit de Bijlmer. Ik weet dat [medeverdachte] eerst drugs op
straat verkocht, daarna ripdeals deed en wapens verkocht. Later is [medeverdachte]
liquidaties gaan plegen.
[medeverdachte] heeft mij verteld dat hij [bijnaam slachtoffer 3] heeft geschoten. Dat [medeverdachte] heeft geschoten, is bij meerdere mensen bekend.
[bijnaam slachtoffer 3] is geliquideerd omdat er een conflict was ontstaan na de liquidatie van [naam 19] .
Ik heb van meerdere mensen gehoord dat [medeverdachte] en [bijnaam verdachte] , [bijnaam slachtoffer 3] hebben vermoord. [medeverdachte] en [bijnaam verdachte] zijn door meerdere mensen binnen een uur voor de liquidatie bij de Gaasperplas samen op een scooter gezien. Een halfuur later werd een uitgebrande scooter aangetroffen en was er een dode man.
Ik heb in de media gelezen dat er een man was geliquideerd en dat er een uitgebrande scooter was gevonden. Deze man bleek later [bijnaam slachtoffer 3] te zijn. Ik heb dat gelezen op een misdaad internet site en AT5. Voor zover ik mij herinner heb ik niet veel details gelezen. Pas na het lezen van deze berichten in de media heb ik [medeverdachte] gesproken.
[bijnaam slachtoffer 3] was gelokt. Omdat hij het niet vertrouwde, heeft hij voor hij vertrok een brief aan zijn oma geschreven. In deze brief stond dat als er iets met hem zou gebeuren dat dit degene was die hem gebeld had voordat hij wegging. Ik heb gehoord dat [naam 20] [bijnaam slachtoffer 3] had gebeld voordat hij wegging.
Ik heb niet gehoord hoe [bijnaam slachtoffer 3] naar de plek is gegaan waar hij is vermoord.
Ik heb vanuit het nieuws vernomen dat [bijnaam slachtoffer 3] is doodgeschoten bij de Gaasperplas op een afgelegen, donkere, beboste plek. (…)”
Deze verklaring van NN1 zegt niet iets uit eerste hand over [verdachte] . Op dit punt verschilt deze verklaring van NN1 ten opzichte van de netto-verklaring zoals neergelegd in het proces-verbaal van de CI-officier van justitie van 19 februari 2021. Toen heeft NN1 namelijk verklaard:
“ [medeverdachte] vertelde mij dat [verdachte] en hij de uitvoerders van de liquidatie op [bijnaam slachtoffer 3] zijn geweest.”
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of deze netto-verklaring van NN1 kan bijdragen voor het bewijs. Zij overweegt daarover het volgende.
Volgens artikel 344a lid 3 Sv kan een proces-verbaal met daarin de verklaring van een persoon wiens identiteit niet blijkt (zoals de netto-verklaring van NN1) alleen voor het bewijs worden gebruikt als deze (1) in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal en (2) door of namens de verdachte niet op enig moment in het geding de wens te kennen is gegeven om de persoon wiens identiteit niet blijkt te (doen) ondervragen. Gelet op het feit dat de raadslieden van [verdachte] wel om het horen van NN1 hebben verzocht, is niet aan deze tweede voorwaarde voldaan. Dit maakt dat de netto-verklaring in beginsel niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Zoals blijkt uit een uitspraak van de Hoge Raad van 30 juni 1998, kan redelijke wetstoepassing met zich brengen dat de netto-verklaring wel aan het bewijs kan bijdragen, maar dan is wel van belang dat de netto-verklaring geen verschillen vertoont met het proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris. [199] In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het verschil tussen de netto-verklaring van NN1 en zijn verklaring bij de rechter-commissaris in essentie en wat betreft strekking dermate afwijkt, dat de netto-verklaring niet kan worden betrokken in de bewijsconstructie.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van getuige NN1 voor het overige, waar het gaat om de betrokkenheid van [verdachte] bij de schietpartij, een zogenoemde
de auditu-verklaring is, ofwel een verklaring van horen zeggen. Deze verklaring is niet gebaseerd op een eigen waarneming van NN1, maar afkomstig van onbekende derden. Zoals de rechtbank in verband met de zaak 13Riverton ook al overwoog, dienen
de auditu-verklaringen met voorzichtigheid te worden benaderd. In dit geval des te meer omdat degene die de verklaring heeft afgelegd anoniem is gebleven alsook degenen van wie de informatie afkomstig is. Dit maakt dat de betrouwbaarheid van de verklaring van NN1 ten aanzien van de betrokkenheid van [verdachte] niet goed te beoordelen is. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze verklaring niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Het standpunt van de raadsman over getuige NN1 behoeft daarom verder geen bespreking.
Conclusie
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de conclusie dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor betrokkenheid van [verdachte] bij de dood van [slachtoffer 3] . De rechtbank zal dit toelichten.
Zoals uit het voorgaande blijkt, ontbreekt direct bewijs dat [verdachte] bij de dood van [slachtoffer 3] betrokken is in de vorm van bijvoorbeeld camerabeelden of getuigen die daadwerkelijk zelf hebben gezien dat het ten laste gelegde feit werd gepleegd of hoe en met wie [slachtoffer 3] op de plek waar hij werd doodgeschoten is gekomen. Ook heeft forensisch onderzoek geen sporen opgeleverd die wijzen in de richting van [verdachte] . Dat brengt met zich dat de rechtbank moet beoordelen of de feiten en omstandigheden uit de bewijsmiddelen die er wel zijn, de betrokkenheid van [verdachte] buiten gerede twijfel stellen. De bewijsconstructie die in dat geval moet worden gebouwd, zal in beginsel logisch sluitend moeten zijn en geen reële ruimte mogen laten voor alternatieve verklaringen of scenario’s waarin [verdachte] niet als dader of medepleger valt aan te merken. Dergelijke scenario’s moeten als uiterst onwaarschijnlijk buiten de deur kunnen worden gezet.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier verschillende omstandigheden naar voren komen die doen vermoeden dat [verdachte] [slachtoffer 3] bij zijn woning heeft opgehaald en naar de plaats delict heeft gebracht. Een sterke aanwijzing daarvoor is het telefoontje rond 01:41 uur van [verdachte] naar [slachtoffer 3] , waarbij de telefoons van zowel [verdachte] als [slachtoffer 3] in de woonomgeving van [slachtoffer 3] aanstraalden. Gezien het feit dat er op dat moment een telefoongesprek van enkele seconden heeft plaatsgevonden, leefde [slachtoffer 3] op dat moment nog. Het is niet ondenkbaar dat [verdachte] [slachtoffer 3] opbelde om te laten weten dat hij op dat moment voor zijn deur stond. Hard bewijs daarvoor ontbreekt echter. De route van de woning van [slachtoffer 3] naar de plaats delict kon binnen 4 minuten worden afgelegd. Dat past binnen het tijdsbestek van het telefoontje om 01:41 uur en de eerste 112-meldingen om 01:48 uur. [verdachte] kan ook al eerder die nacht, om 01:06 uur, toen hij [slachtoffer 3] ook (anoniem) belde, in de omgeving van de latere plaats delict op det Leerdamhof worden geplaatst. Er zijn daarnaast nog meer zaken die vragen oproepen, zoals waarom [verdachte] de dag voor de moord en de uren daaraan voorafgaand opeens zo veelvuldig contact had met [slachtoffer 3] , waarom [verdachte] op enig moment zijn nummerherkenning heeft uitgezet, waarom [verdachte] na het telefoontje van 01:41 uur geen gebruik meer heeft gemaakt van het telefoonnummer eindigend op * [nummer] en de omstandigheid dat hij na de schietpartij een tijdje is weggeweest uit de Bijlmer.
Verder roept informatie uit afgeluisterde gesprekken vragen op. Zo had [naam 18] klaarblijkelijk kennis van specifieke details van de moord. Anders dan zij ten overstaan van de rechter-commissaris heeft verklaard, waren niet al deze details bij de media bekend. Of zij deze details van [verdachte] heeft vernomen en (in)direct uit zijn mond heeft gehoord dat hij [slachtoffer 3] heeft gelokt of heeft neergeschoten, blijft ongewis. Het dossier bevat verder aanwijzingen dat [verdachte] in die periode over een vuurwapen beschikte en een grijs joggingspak had. Dat past in het door een getuige opgegeven signalement van een van de opzittenden van de scooter.
Toch is dit alles niet voldoende redengevend voor een veroordeling. Alternatieve scenario’s waarbij andere personen betrokken zijn of aan [verdachte] een andere rol kan worden toegedicht dan die van (mede)pleger van de moord, kunnen niet als (uiterst) onwaarschijnlijk terzijde worden geschoven. De enkele mogelijkheid dat het door de officier van justitie geschetste scenario juist kan zijn, is onvoldoende voor een bewezenverklaring.
De rechtbank zal [verdachte] dan ook vrijspreken van het hem ten laste gelegde feit.

8.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte] :
Zaak A: 13 Riverton
1.
op 26 januari 2018 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers hebben verdachte en/of zijn mededader met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg met een vuurwapen meerdere schoten afgevuurd op die [slachtoffer 1] , ten gevolge waarvan [slachtoffer 1] is overleden;
2. ( primair)
op 26 januari 2018 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, met één of meerdere vuurwapen(s) één of meerdere malen in de richting van die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten stonden, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

9.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

10.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

11.Motivering van de straf

11.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan [verdachte] voor de feiten die zij bewezen vindt een levenslange gevangenisstraf zal worden opgelegd.
11.2
Standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben betoogd dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet aan de orde kan zijn. Zij hebben daartoe het volgende aangevoerd. De levenslange gevangenisstraf zoals wij die kennen in Nederland is in strijd met artikel 3 EVRM en alleen al om die reden zou deze straf niet moeten worden opgelegd. Daar komt bij dat in vergelijkbare zaken ruimte werd gezien voor de oplegging van een tijdelijke gevangenisstraf. Tot slot is van belang dat [verdachte] in de tenlastegelegde periode begin 20 jaar oud was en dat hij al sinds 2018 vast zit vanwege een andere veroordeling. Bij de oplegging van de langste tijdelijke gevangenisstraf zal [verdachte] halverwege de 60 jaar oud zijn als hij vrijkomt. Niet kan worden betoogd dat er tegen die tijd nog steeds een torenhoog recidiverisico is.
11.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf die aan [verdachte] zal worden opgelegd, houdt de rechtbank rekening met de ernst van de feiten die zij bewezen heeft verklaard, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan en de persoon van [verdachte] .
Aard en ernst van de feiten
[verdachte] is op 26 januari 2018 samen met [medeverdachte] bewapend met een automatisch vuurwapen en een pistool het buurthuis Dock binnengegaan. Op dat moment waren er veel personen, waaronder jonge mensen en kinderen aanwezig. Het was een huiselijke sfeer, een veilige omgeving met begeleiders, waar net begonnen werd met het koken van een maaltijd voor de groep. Bij binnenkomst hebben [verdachte] en [medeverdachte] onmiddellijk het vuur geopend. De enorme paniek die ontstond, blijkt uit de vele verklaringen van getuigen in het dossier, maar ook uit wat de politie na aankomst aantrof.
[verdachte] en [medeverdachte] waren zeer waarschijnlijk op zoek naar [slachtoffer 4] . Zij hebben eerst op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] geschoten en hen allebei ernstig verwond. Vervolgens hebben zij op dezelfde koelbloedige wijze van dichtbij op de 17-jarige [slachtoffer 1] geschoten. Hij lag weerloos op zijn buik op de grond, op zoek naar een schuilplek om te ontkomen aan de schietende mannen. [slachtoffer 1] is ter plekke overleden. [verdachte] en [medeverdachte] zijn daarna gevlucht en hebben de gewonden en alle aanwezigen zonder omkijken voor dood en in angst en ontreddering achter gelaten. [verdachte] heeft sporen proberen te wissen, door het vluchtvoertuig in brand te steken.
Het handelen van [verdachte] en [medeverdachte] geeft blijk van een ongekende koelbloedigheid en meedogenloosheid. Zij hadden geen enkel respect voor één of meer mensenlevens. De wijze van voorbereiding en vlucht duidt op een professioneel handelen, wat doet vermoeden dat er tegen betaling een opdracht werd uitgevoerd. Daar zijn enige aanwijzingen voor in het dossier, maar een opdrachtgever is niet in beeld gekomen.
Voor [slachtoffer 2] heeft de gebeurtenis ernstige gevolgen, zowel lichamelijk als geestelijk. Dat is ter zitting door haar advocaat duidelijk naar voren gebracht.
[slachtoffer 4] heeft zich tijdens het strafproces onvindbaar gehouden, vermoedelijk uit angst voor zijn leven.
De pijn en het onvoorstelbare leed als gevolg van [slachtoffer 1] ’s dood hebben zijn familieleden helder en krachtig tot uitdrukking gebracht in de verklaringen die zij ter zitting hebben voorgelezen. Duidelijk is dat de familie en vrienden van [slachtoffer 1] onherstelbaar gebroken zijn. De familie is bij elke zitting aanwezig geweest. Dat heeft indruk gemaakt op de rechtbank. Zij zullen het verlies van hun geliefde de rest van hun leven met zich moeten dragen.
Het hoeft geen betoog dat de feiten zeer schokkend zijn voor de rechtsorde in het algemeen. In het bijzonder geldt dit voor alle getuigen, veelal jonge mensen en buurtbewoners. Kort na de schietpartij liepen honderden mensen mee in een stille tocht ter nagedachtenis van [slachtoffer 1] . Mensen waren boos en geschokt, ook omdat de kogelregen zich had voorgedaan in een buurthuis voor de ogen van vele kinderen. Ook uit getuigenverklaringen die bij de rechter-commissaris in 2022 zijn afgelegd bleek dat het leed op dat moment nog steeds gevoeld werd.
Strafmaat
[verdachte] heeft zich schuldig gemaakt aan de meest ernstige delicten uit het strafrecht: moord en twee pogingen tot moord. Deze feiten worden bedreigd met de hoogste maximumstraf: een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf tot maximaal 30 jaar.
Naar het oordeel van de rechtbank kan voor het plegen van deze feiten niet worden volstaan met een andere sanctie dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het op deze lichtvaardige wijze plegen van extreem geweld vraagt niet alleen om vergelding, maar ook om beveiliging van de samenleving en om een duidelijk signaal dat anderen zich ervan dienen te weerhouden dit soort misdrijven te begaan.
Ten aanzien van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank, naast de ernst van de feiten, met het volgende rekening gehouden. [verdachte] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen inzicht gegeven in de beweegredenen van zijn daden en de nabestaanden en slachtoffers in het ongewisse gelaten over de reden van zijn handelen. Zij blijven met vragen over het waarom achter. Er zijn in het dossier aanwijzingen voor betalingen, wat zou betekenen dat geldelijk gewin het enige motief was en hij gehandeld heeft volgens een nietsontziend bedrijfsmodel. Over zijn persoonlijke omstandigheden heeft [verdachte] niets willen verklaren. De rechtbank zal daarom geen rekening houden met enige persoonlijke omstandigheden.
Een levenslange gevangenisstraf dient alleen in uitzonderlijke gevallen en met grote behoedzaamheid te worden opgelegd.
Uit het strafblad van [verdachte] van 6 juni 2023 blijkt dat hij eerder meermalen onherroepelijk is veroordeeld, onder meer voor geweldsdelicten waaronder ook poging tot moord. [verdachte] is door het Gerechtshof op 25 maart 2022 onherroepelijk voor deze poging moord tot een gevangenisstraf van 14 jaar en 5 maanden veroordeeld. Dit is gebeurd ná de bewezenverklaarde feiten in 13Riverton, die zich hebben afgespeeld op 26 januari 2018. De rechtbank zal moeten overwegen wat een passende straf zou zijn geweest als beide zaken tegelijk zouden zijn beoordeeld.
[verdachte] heeft meermalen zodanig grensoverschrijdend gehandeld dat ook de grenzen voor strafoplegging in beeld zijn gekomen. Een tijdelijke gevangenisstraf, ook de maximale, doet onvoldoende recht aan de aard en ernst van de door de verdachte gepleegde misdrijven. Met name vanuit het oogpunt van beveiliging van de maatschappij kan niet meer worden volstaan met een tijdelijke gevangenisstraf. [verdachte] herhaalde handelen doet het ergste vrezen voor de toekomst. Het is onverantwoord dat hij na ommekomst van een tijdelijke gevangenisstraf weer op vrije voeten komt.
Concluderend komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat in deze zaak uitsluitend het opleggen van een levenslange gevangenisstraf aan de orde kan zijn. De rechtbank zal deze dan ook opleggen.
Hierbij merkt de rechtbank op dat de oplegging van een levenslange gevangenisstraf niet in strijd is met artikel 3 EVRM. Het Nederlandse systeem ten aanzien van levenslanggestraften is thans, mede gelet op de invoering van het Besluit Adviescollege levenslanggestraften – en het op grond daarvan ingestelde Adviescollege levenslanggestraften – in overeenstemming met de eisen die het EVRM ter zake stelt. Het Nederlandse systeem voorziet thans in een stelsel van herbeoordeling na 25 jaar, waarbij kan worden overgegaan tot verkorting van de levenslange gevangenisstraf.
Overschrijding redelijke termijn
De rechtbank doet uitspraak nadat meer dan 16 maanden zijn verstreken na het moment waarop [verdachte] vanwege de zaak 13Riverton voor de eerste keer is aangehouden en in voorlopige hechtenis is gesteld op 3 oktober 2018. Aangezien de aan de [verdachte] opgelegde levenslange gevangenisstraf zich naar haar aard niet voor vermindering leent, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de rechtbank met dat oordeel volstaan.
Conclusie
Alles afwegende legt de rechtbank [verdachte] een levenslange gevangenisstraf op.
De rechtbank zal in de zaak 13Riverton (zaak A met parketnummer 13/728018-18) de gevangenneming bevelen.

12.Beslag

12.1
Beslaglijst 13Riverton
Onder [verdachte] zijn in de zaak 13Riverton voorwerpen in beslag genomen zoals opgenomen op de beslaglijst die als
bijlage IIaan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Verbeurdverklaring
Niet kan worden vastgesteld aan wie de hierna te noemen voorwerpen toebehoren. Nu het gaat om voorwerpen met behulp waarvan de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarden feiten zijn begaan dan wel met behulp waarvan de opsporing van het misdrijf is belemmerd zullen zij verbeurd worden verklaard:
  • Kentekenplaat [kenteken] voorzijde goednummer 5522215 (nr. 11);
  • Kentekenplaat [kenteken] achterzijde goednummer 5522216 (nr. 13);
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot de na te noemen voorwerpen de onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde feiten zijn begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze onttrokken aan het verkeer:
  • Huls 7.62 bij bordje 6 goednummer 5522177 (nr. 6);
  • Huls 7.62 bij bordje 4 5522175 (nr. 8);
  • Huls 7.62 bij bordje 5 5522176 (nr. 9);
  • Huls 7.62 bij bordje 2 goednummer 5522172 (nr. 14);
  • Kogelpunt bij bordje 9 goednummer 5522180 (nr. 15);
  • Huls 7.62 bij bordje 3 goednummer 5522174 (nr. 16);
  • Huls 7.62 bij bordje 8 goednummer 5522179 (nr. 17);
  • Huls 7.62 bij bordje 7 goednummer 5522178 (nr. 18);
  • Kogelpunt bij bordje 10 goednummer 5522181 (nr. 19);
  • Huls 7.62 bij bordje 13 goednummer 5522182 (nr. 20);
  • Huls 9 x 17 (9MM KORT) bij bordje 14 goednummer 5522183 (nr. 21);
  • Kogelpunt bij bordje 15 goednummer 5522184 (nr. 22);
  • Kogelpunt bij bordje 16 goednummer 5522185 (nr. 23);
  • Kogelpunt bij bordje 19 goednummer 5522186 (nr. 24);
  • Deels platgeslagen kogelpunt goednummer 5522552 (nr. 29);
  • Projectiel I goednummer 5524158 (nr. 39);
  • Projectiel J goednummer 5524160 (nr. 40);
  • Projectiel P goednummer 5524161 (nr. 41);
  • Projectiel vanuit jas goednummer 5525002 (nr. 44).
Teruggave aan rechthebbenden
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende goederen aan de na te noemen rechthebbenden:
  • Telefoon goednummer 5521836 (nr. 1): aan nabestaanden [slachtoffer 1] ;
  • Notebook (BlackBerry) goednummer 5523469 (nr. 30): aan [slachtoffer 4] ;
  • Telefoons met goednummers 5523479, 5523466, 5523467, 5523474 (nrs. 33, 34, 35 en 36): aan [slachtoffer 4] ;
  • Jas goednummer 5523519 (nr. 37): aan [slachtoffer 4] ;
  • Telefoon goednummer 5570171 (nr. 43): aan [naam vriendin verdachte] ;
  • Telefoon goednummer 5693314 (nr. 45): aan [naam zoon medeverdachte] ;
  • Telefoon goednummer 5712098 (nr. 47): aan [naam 4] ;
  • iPhone goednummer 5714072 (nr. 48): aan [naam 4] ;
  • Alcatel goednummer 5714076 (nr. 49): aan [naam 4] ;
  • Macbook goednummer 5714102 (nr. 50): aan [naam 4] ;
  • Sim goednummer 5779199 (nr. 51): aan [verdachte] ;
  • Telefoon goednummer 5799233 (nr. 52): aan [naam 21] .
Bewaring voor rechthebbenden
De rechtbank bepaald dat de na te noemen goederen zullen worden bewaard voor de rechthebbenden:
  • Zwarte Nike pet goednummer 5522057 (nr. 2);
  • Louis Vuitton schoenen goednummer 5521836 (nr. 3);
  • Spijkerbroek goednummer 5522048 (nr. 4);
  • Helm goednummer 5522188 (nr. 5);
  • Helm goednummer 5522187 (nr. 7);
  • Bordje 1 9 x 17 goednummer 5522170 (KOR) (nr. 10);
  • Paar handschoenen vanaf plein buiten goednummer 5522189 (nr. 12);
  • Schoenen goednummer 5522190 (nr. 25);
  • Glas vanaf grond goednummer 5522198 (nr. 26);
  • Glas vanuit sponning auto goednummer 5522199 (nr. 27);
  • Stuk karton naast uitgebrande auto goednummer 5522201 (nr. 28);
  • Snorfiets met kenteken [kenteken] goednummer 5285651 (nr. 31);
  • Snorfiets (betrokken bij achtervolgingen) goednummer 5132177 (nr. 32);
  • Linker schietmouw [naam 22] goednummer 5523374 (nr. 38);
  • Telefoon goednummer 5567954 (nr. 42);
  • Telefoon met oplader goednummer 5711130 (nr. 46);
  • Telefoon goednummer 5869013 (nr. 53);
  • Telefoon goednummer 5876346 (nr. 54);
  • Telefoon goednummer 6068003 (nr. 55);
  • Telefoon goednummer 6068011 (nr. 56);
  • Telefoon goednummer 6256383 (nr. 57).
12.2
Beslaglijst 13Glanskop
Onder [verdachte] zijn in de zaak 13Glanskop voorwerpen in beslag genomen zoals opgenomen op de beslaglijst die als
bijlage IIaan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Teruggave aan rechtbebbenden
De rechtbank gelast de teruggave van de volgende goederen aan de na te noemen rechthebbenden:
  • USB-stick goednummer 4924532 (nr. 1): aan nabestaanden [slachtoffer 3] ;
  • BlackBerry Q10 goednummer 4924534 (nr. 2): aan nabestaanden [slachtoffer 3] ;
  • Samsung goednummer 4924533 (nr. 3): aan nabestaanden [slachtoffer 3] ;
  • Nokia goednummer 4948295 (nr. 4): aan [naam vriendin verdachte] ;
  • Nokia goednummer 4931940 (nr. 5): aan nabestaanden [slachtoffer 3] ;
  • Nokia goednummer 4924531 (nr. 6): aan nabestaanden [slachtoffer 3] ;
  • Apple iPhone 6s goednummer 6137870 (nr. 7): aan [verdachte] ;
  • Apple iPhone X goednummer 6128852 (nr. 8): aan [verdachte] .

13.Vorderingen van de benadeelde partijen

13.1
Vorderingen benadeelde partijen in de zaak 13Riverton
13.1.1
Inleiding en standpunten
In de zaak 13Riverton hebben de nabestaanden van [slachtoffer 1] en het slachtoffer [slachtoffer 2] zich als benadeelde partijen gevoegd met vorderingen tot schadevergoeding voor door hun geleden materiële en immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Waar het toekomstige schade betreft van [naam vader slachtoffer 1] (vader) en [naam zus slachtoffer 1] (zus) verzoekt de officier van justitie deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen.
De raadslieden hebben zich – gelet op de bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. Ook bij een veroordeling kan de gevorderde schadevergoeding volgens hen niet worden toegekend, omdat de behandeling van de vorderingen een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Dit ziet dan met name op de shockschade, het verlies aan arbeidsvermogen van [slachtoffer 2] en de studievertraging van dochter [naam zus slachtoffer 1] . Deze vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd en worden betwist, terwijl voor een nadere bespreking met bewijsopdrachten over en weer in het strafgeding geen plaats is.
13.1.2
Vordering van de benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] (vader)
De benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 50,76 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit kosten voor het opvragen van medische informatie, en een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit schokschade. Daarnaast vordert hij een bedrag van € 400.000,00 aan toekomstige schade. Hierbij wordt ook de wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsvordering gevorderd.
Mr. Monster heeft verzocht om de vordering voor de toekomstige schade niet-ontvankelijk te verklaren en voor het overige toe te wijzen.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
Door de benadeelde partij is schokschade als immateriële schade gevorderd.
De rechtbank verwijst voor de beoordeling van schokschade naar hetgeen is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 28 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:958), zoals hieronder weergegeven:
“3.4 Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, kan – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel. (…)
3.5
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
-
De aard, de toedracht en de gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad, waaronder de intentie van de dader en de aard en ernst van het aan het primaire slachtoffer toegebrachte leed.
-
De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij door fysieke aanwezigheid of anderszins onmiddellijk kennis kreeg van het onrechtmatige handelen jegens het primaire slachtoffer, of dat hij nadien met de gevolgen van dit handelen werd geconfronteerd. Bij een latere confrontatie kan een rol spelen in hoeverre zij onverhoeds was.
-
De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire slachtoffer en het secundaire slachtoffer, waarbij geldt dat bij het ontbreken van een nauwe relatie niet snel onrechtmatigheid kan worden aangenomen.
(…)
3.7
Het recht op vergoeding van schade die is veroorzaakt door het onrechtmatig teweegbrengen van een hevige emotionele schok is beperkt tot de schade die volgt uit geestelijk letsel. Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van dat geestelijk letsel is vereist dat het bestaan van dat geestelijk letsel naar objectieve maatstaven is vastgesteld. In de rechtspraak overschokschade
is in dat verband steeds overwogen dat dit in het algemeen slechts het geval zal zijn indien sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Daarmee is beoogd tot uitdrukking te brengen dat die emotionele schok moet hebben geleid tot geestelijk letsel dat gelet op aard, duur en/of gevolgen ernstig is, en in voldoende mate objectiveerbaar. Dit brengt mee dat als de rechter op grond van een rapportage van een ter zake bevoegde en bekwame deskundige – waarbij gedacht kan worden aan een ter zake bevoegde en bekwame psychiater, huisarts of psycholoog – tot het oordeel komt dat sprake is van geestelijk letsel in de hiervoor bedoelde zin, hij tot toewijzing van schadevergoeding kan overgaan, ook als in die rapportage geen diagnose van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld wordt gesteld. (…).”
De rechtbank heeft hiervoor in dit vonnis overwogen dat [slachtoffer 1] op een gruwelijke wijze om het leven is gebracht. Hierdoor is ook ten aanzien van de nabestaanden, zijn vader, moeder, broer en zus een onrechtmatige daad gepleegd.
Vader [naam vader slachtoffer 1] is direct na de gebeurtenis naar het buurthuis gegaan en is daar geconfronteerd met alle paniek die daar was ontstaan. Zijn zoon was daar niet en het heeft enige tijd geduurd voordat hij op het politiebureau op de hoogte is gebracht van de dood van zijn zoon. Later heeft hij [slachtoffer 1] in het mortuarium gezien, waarbij het letsel van de schietverwondingen zichtbaar waren. Hij is in de periode daarna geconfronteerd geweest met alle aandacht die het misdrijf in de media heeft gekregen en heeft bij de voorbereiding van de strafzaak en tijdens de zittingsdagen de gruwelijkheden uit het strafdossier meegekregen.
Deze gebeurtenissen hebben, deels doordat [naam vader slachtoffer 1] daarmee onverhoeds is geconfronteerd, een hevig emotionele schok teweeggebracht. Nu het hier gaat om zijn thuiswonende zoon, is de aard en hechtheid van hun relatie voor de rechtbank een gegeven.
De rechtbank heeft zich vervolgens gebogen over de vraag of deze schok ook geestelijk letsel heeft veroorzaakt. Bij deze benadeelde partij is door de huisarts verwezen naar een psycholoog voor begeleiding in verband met het rouwproces. De psycholoog heeft een depressieve stoornis als diagnose gesteld met als hoofddoel voor de behandeling het verminderen van klachten in het kader van rouwverwerking.
Hoewel het in een situatie als de onderhavige niet kan worden verlangd dat met zekerheid kan worden gesteld dat het geestelijk letsel alleen het gevolg is van de emotionele schok en niet ook van het verdriet van het verlies van een kind, is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat (mede) als gevolg van de emotionele schok geestelijk letsel is ontstaan. In de brieven van de huisarts en van de psycholoog wordt alleen gesproken over rouwverwerking en niet over het verwerken van een trauma.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade afwijzen.
Toekomstige schade
De benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] heeft voorts vergoeding van toekomstige schade gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd, zal de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Materiële schade
De benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] heeft als materiële schade de kosten opgevoerd van het opvragen van medische informatie. Hiertoe is een nota van de huisarts overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit geen kosten zijn die vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek, nu deze kosten zijn gemaakt teneinde de vordering tot schadevergoeding te kunnen opstellen en derhalve vallen onder de uitzondering van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank kwalificeert deze kosten als proceskosten. Nu de rechtbank de vordering van [naam vader slachtoffer 1] tot vergoeding van schokschade, waar deze vordering mee samenhangt, zal afwijzen, kunnen deze proceskosten niet worden toegewezen.
Conclusie
De rechtbank zal [naam vader slachtoffer 1] niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering voor toekomstige schade en zal de vordering tot vergoeding van schokschade en de gevorderde proceskosten afwijzen.
13.1.3
Vordering van de benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 1] (moeder)
De benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 50,76 aan vergoeding van materiële schade bestaande uit kosten voor het opvragen van medische informatie en een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit shockschade, te vermeerderen met wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank verwijst naar het beoordelingskader voor de aanspraak op vergoeding wegens shockschade zoals hierboven bij [naam vader slachtoffer 1] (vader) is weergegeven.
Ten aanzien van [naam moeder slachtoffer 1] acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat er sprake is van een hevige emotionele schok, die is veroorzaakt door de gewelddadige dood van haar zoon [slachtoffer 1] . Ook hier acht de rechtbank de aard en de hechtheid van de relatie een gegeven.
Ten aanzien van het geestelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende.
[naam moeder slachtoffer 1] heeft direct na het gebeuren twee kalmeringstabletten voorgeschreven gekregen. Later is zij door de huisarts verwezen naar een psycholoog voor begeleiding bij de rouw om haar zoon. De psycholoog heeft aangegeven dat mevrouw somber was en dat steunende gesprekken hebben geholpen.
Hoewel het in een situatie als onderhavige niet kan worden verlangd dat met zekerheid kan worden gesteld dat het geestelijk letsel alleen het gevolg is van de emotionele schok en niet (ook) ook van het verdriet van het verlies van een kind, is de rechtbank van oordeel dat ook bij [naam moeder slachtoffer 1] onvoldoende is onderbouwd dat (mede) als gevolg van de emotionele schok geestelijk letsel is ontstaan.
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade afwijzen.
Materiële schade
De benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 1] heeft als materiële schade de kosten opgevoerd van het opvragen van medische informatie. Hiertoe is een nota van de huisarts overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit geen kosten zijn die vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek, nu deze kosten zijn gemaakt teneinde de vordering tot schadevergoeding te kunnen opstellen en derhalve vallen onder de uitzondering van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank kwalificeert deze kosten als proceskosten. Nu de rechtbank de vordering van [naam moeder slachtoffer 1] tot vergoeding van schokschade, waar deze vordering mee samenhangt, zal afwijzen, kunnen deze proceskosten niet worden toegewezen.
Conclusie
De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade en de gevorderde proceskosten afwijzen.
13.1.4
Vordering van de benadeelde partij [naam broer slachtoffer 1] (broer)
De benadeelde partij [naam broer slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 50,76 aan vergoeding van materiële schade bestaande uit kosten voor het opvragen van medische informatie en een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit schokschade, te vermeerderen met de wettelijke rente en onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Oordeel van de rechtbank
Immateriële schade
De rechtbank verwijst naar het beoordelingskader voor de aanspraak op vergoeding wegens schokschade zoals hierboven bij [naam vader slachtoffer 1] (vader) is weergegeven.
Ten aanzien van [naam broer slachtoffer 1] acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat er sprake is van een hevige emotionele schok, die is veroorzaakt door de gewelddadige dood van zijn broer [slachtoffer 1] . Ook hier acht de rechtbank de aard en de hechtheid van de relatie een gegeven.
Ten aanzien van het geestelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende.
Bij [naam broer slachtoffer 1] is door een psycholoog de diagnose PTSS gesteld. Hij heeft een trauma als gevolg van de moord op zijn broer.
Daarmee is het geestelijk letsel voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag komt overeen met wat in dergelijke gevallen in de rechtspraak is toegewezen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade toewijzen.
Materiële schade
De benadeelde partij [naam broer slachtoffer 1] heeft als materiële schade de kosten opgevoerd van het opvragen van medische informatie. Hiertoe is een nota van de huisarts overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit geen kosten zijn die vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek, nu deze kosten zijn gemaakt teneinde de vordering tot schadevergoeding te kunnen opstellen en derhalve vallen onder de uitzondering van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank kwalificeert deze kosten als proceskosten.
Conclusie
De rechtbank zal een totaalbedrag van € 25.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan is ontstaan, te weten 26 januari 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij volledig zal worden toegewezen, zal [verdachte] worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op € 50,76, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
In het belang van [naam broer slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan hem, de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan [verdachte] opgelegd ter hoogte van het toegewezen totale bedrag.
[verdachte] heeft het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander gepleegd, zij zijn daarvoor daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is [verdachte] in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
13.1.5
Vordering van de benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] (zus)
De benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 34.445,76 aan materiële schade, bestaande uit € 50,76 aan kosten opvragen medische informatie, € 22.725,00 aan kosten door studievertraging en € 11.670,00 aan kosten door inkomstenderving. Ook vordert zij een bedrag van € 25.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit schokschade en een bedrag van € 27.480,00 aan toekomstige schade. Tot slot vordert zij de wettelijke rente over de schadebedragen en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
Mr. Monster heeft verzocht de vordering toe te wijzen, behalve voor wat betreft de gevorderde toekomstige schade. Voor dit deel dient te vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] heeft als materiële schade de kosten opgevoerd van het opvragen van medische informatie. Hiertoe is een nota van de huisarts overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat dit geen kosten zijn die vallen onder artikel 6:96 lid 2 sub b van het Burgerlijk Wetboek, nu deze kosten zijn gemaakt teneinde de vordering tot schadevergoeding te kunnen opstellen en derhalve vallen onder de uitzondering van artikel 241 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De rechtbank kwalificeert deze kosten als proceskosten.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van studievertraging en inkomstenderving stelt de rechtbank voorop dat aannemelijk is dat benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] door deze gruwelijke gebeurtenis vertraging in haar studie heeft opgelopen. De vordering die is ingediend en betwist roept echter bij de rechtbank zodanig veel vragen op dat niet – op een binnen het strafproces aanvaardbare manier – is vast te stellen welke schade voor vergoeding in aanmerking komt. [naam zus slachtoffer 1] is gestopt met haar studie. Of daarmee het gevorderde bedrag uit de richtlijn Studievertraging voor vergoeding in aanmerking komt, is de rechtbank op grond van de aangeleverde stukken onvoldoende duidelijk. Daarnaast kan niet eenvoudig worden vastgesteld of het verschil in inkomen in de verschillende jaaropgaven alleen het gevolg is van onrechtmatig handelen jegens de benadeelde partij. De rechtbank kan daarom op basis van de beschikbare informatie niet zonder meer beoordelen in hoeverre de gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Dit alles betekent dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Immateriële schade
De rechtbank verwijst naar hetgeen hierboven bij [naam vader slachtoffer 1] (vader) is overwogen ten aanzien van schokschade.
[naam zus slachtoffer 1] is niet direct na de schietpartij naar het buurthuis gegaan. Zij hoorde op haar werk van de schietpartij, toen zij werd gebeld door haar buurjongen. Zij heeft toen [slachtoffer 1] getracht te bellen. Dat hij niet opnam, zorgde voor haar voor grote ongerustheid. Vervolgens is zij naar het politiebureau gereden en heeft hetzelfde meegemaakt als haar vader, moeder en broer.
Ten aanzien van [naam zus slachtoffer 1] acht de rechtbank voldoende onderbouwd dat er sprake is van een hevige emotionele schok, die is veroorzaakt door de gewelddadige dood van haar broer [slachtoffer 1] . Ook hier acht de rechtbank de aard en de hechtheid van de relatie een gegeven.
Ten aanzien van het geestelijk letsel overweegt de rechtbank het volgende.
Bij [naam zus slachtoffer 1] is door een psycholoog de diagnose PTSS gesteld. Zij heeft een trauma als gevolg van de moord op haar broer. Daarmee is het geestelijk letsel voldoende onderbouwd. Het gevorderde bedrag komt overeen met wat in dergelijke gevallen in de rechtspraak is toegewezen. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade toewijzen.
Toekomstige schade
De benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] heeft vergoeding van toekomstige schade gevorderd. Nu de verschuldigdheid en de omvang van deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd, zal de rechtbank de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
Conclusie
De rechtbank zal het totaalbedrag van € 25.000,00 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, te weten 26 januari 2018. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, maar kan dit deel van haar vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel zal worden toegewezen, zal [verdachte] worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op € 50,76, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
In het belang van [naam zus slachtoffer 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd ter hoogte van het toegewezen totale bedrag.
[verdachte] heeft het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander gepleegd, zij zijn daarvoor daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is [verdachte] in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
13.1.6
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 498.131,70 aan materiële schade, bestaande uit € 1.303,23 aan kosten voor het betalen van het eigen risico, € 1.155,00 aan kosten voor lesgeld voor het schooljaar 2018 – 2019,
€ 493.556,00 aan kosten vanwege verlies arbeidsvermogen (uiteengezet in het rapport van Laumen Expertise) en € 2.117,50,00 aan kosten voor het opstellen van het rapport van Laumen Expertise. Daarnaast vordert zij een bedrag van
€ 100.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit € 75.000,00 smartengeld en
€ 25.000,00 schokschade.
Mr. Monster, heeft verzocht de vordering in het geheel toe te wijzen. Zij heeft in aanvulling op de schriftelijke onderbouwing van de vordering ter terechtzitting nog aangevoerd dat de kosten van het eigen risico zorg voor 2018 niet zijn onderbouwd, maar het aannemelijk is dat ze gemaakt zijn. Voorts heeft zij verzocht om – als de rechtbank het verlies aan arbeidsvermogen te complex vindt voor een toewijzing in dit strafgeding – een schatting te maken voor het verlies aan arbeidsvermogen van de afgelopen vijf jaar.
Oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat is vast komen te staan dat de benadeelde partij door het onder 2 primair bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht bestaande uit kosten voor het betalen van het eigen risico in het jaar 2018 (€ 1.303,23) en de kosten voor het lesgeld voor het schooljaar 2018 – 2019
(€ 1.155,00). Omdat deze schade voldoende is onderbouwd en niet is betwist door de verdediging, zal de vordering voor die kosten (totaal € 2.458,23) worden toegewezen.
Ten aanzien van de gevorderde kosten van inkomstenderving stelt de rechtbank voorop dat door benadeelde partij [slachtoffer 2] schade is geleden door onrechtmatige handelen, zoals bewezen onder feit 2. De vordering ten aanzien van de inkomstenderving, die is betwist, roept echter bij de rechtbank zodanig veel vragen op dat niet – op een binnen het strafproces aanvaardbare manier – is vast te stellen welke schade voor vergoeding in aanmerking komt.
De vragen zien vooral op de inschatting dat mevrouw [slachtoffer 2] tot aan haar pensioenleeftijd geen inkomen uit arbeid zou kunnen genereren. De rechtbank kan op basis van de beschikbare informatie niet zonder meer beoordelen in hoeverre de gestelde schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Aan het maken van een schatting ten aanzien van het gestelde inkomensverlies gedurende de afgelopen vijf jaar, zoals subsidiair is verzocht door de raadsvrouw, komt de rechtbank niet toe. Uit de gegevens van het rapport van Laumen lijkt – gezien de inschattingen onder punt 6 en punt 8 over het inkomen voor en na het voorval – er geen inkomensschade geweest te zijn over die periode.
Dit alles betekent dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor dit gedeelte niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering en bepalen dat dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De gevorderde kosten van het opmaken van het rapport door Laumen hangen zodanig samen met deze vordering, dat de rechtbank de benadeelde partij ook ten aanzien van dit gedeelte niet-ontvankelijk zal verklaren.
Immateriële schade
De gevorderde immateriële schade ligt op grond van het bepaalde in artikel 6:106 lid 1 sub van het Burgerlijk Wetboek voor toewijzing gereed omdat de benadeelde partij door het forse geweld dat op haar is toegepast op andere wijze in haar persoon is aangetast.
De rechtbank is van oordeel dat in het bewezenverklaarde feit 2 op zichzelf al besloten ligt dat het gaat om een extreem traumatische ervaring voor [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft zij zeer ernstig en blijvend lichamelijk letsel aan de schietpartij over gehouden. De gevolgen raken haar in het dagelijks leven: ze heeft te kampen met chronische zenuwpijn aan haar linkerbeen waardoor zij niet lang kan lopen of staan. Ook heeft zij aanhoudende hoofdpijn en migraineaanvallen. Daarnaast heeft het gebeuren en de gevolgen op haar ook een mentale impact.
De rechtbank acht, gelet op wat in vergelijkbare zaken wordt toegewezen, het gevorderde bedrag van € 75.000,00 passend en toewijsbaar.
De vordering tot vergoeding van schokschade zal de rechtbank afwijzen. Onvoldoende is gebleken van een bijzondere aard en hechtheid in de relatie tussen de benadeelde partij en [slachtoffer 1] . Het feit dat zij elkaar kenden en op dat moment samen in het buurthuis waren is daarvoor onvoldoende.
Conclusie
De rechtbank zal het totaalbedrag van € 77.458,23 toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan is ontstaan, te weten 26 januari 2018. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van schokschade afwijzen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, maar kan dit deel van haar vordering nog wel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de vordering van de benadeelde partij voor een deel zal worden toegewezen, zal [verdachte] worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de eventuele kosten van de tenuitvoerlegging.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling aan haar, de maatregel van artikel 36f Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd ter hoogte van het toegewezen totale bedrag.
[verdachte] heeft het strafbare feit ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend samen met een ander gepleegd, zij zijn daarvoor daarom ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededader de benadeelde partij betaalt, is [verdachte] in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
13.2
Vorderingen benadeelde partijen in de zaak 13Glanskop
13.2.1
Inleiding en standpunten
In de zaak 13Glanskop hebben de nabestaanden van [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd met vorderingen tot vergoeding van materiële en/of immateriële schade.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van
[naam moeder slachtoffer 3] kan worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts verzoekt de officier van justitie de rechtbank om te bepalen dat [verdachte] van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij of zijn mededader de schade heeft vergoed.
De vorderingen van [naam zus slachtoffer 3] en van [naam broer slachtoffer 3] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, nu op dit moment in de procedure nog onvoldoende onderbouwing gegeven kon worden voor de gevorderde schokschade en kosten van studievertraging.
De raadslieden hebben zich – gelet op de bepleite vrijspraak – op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
13.2.2
Vordering van de benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 3] (moeder)
De benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 11.291,50 aan materiële schade, bestaande uit € 8.509,50 aan kosten van de uitvaart en € 2.782,00 aan kosten voor een grafmonument.
De raadvrouw van de benadeelde partij heeft hiertoe een begroting van de uitvaartkosten en een factuur van het grafmonument overgelegd. Ter zitting is aangevuld dat het bedrag dat is betaald aan de uitvaartonderneming gelijk is aan het bedrag van de begroting.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat [verdachte] van de moord op [slachtoffer 3] wordt vrijgesproken en hem voor dat feit daarom geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 3] en [verdachte] zullen ieder de eigen kosten dragen.
13.2.3
Vordering van de benadeelde partij [naam zus slachtoffer 3] (zus)
De benadeelde partij [naam zus slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 20.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit schokschade.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft gesteld dat mevrouw [naam zus slachtoffer 3] is geconfronteerd met de zeer ernstige gevolgen van het misdrijf waarbij haar broer is overleden. Zij is onlangs gestart met therapie, maar een diagnose van geestelijk letsel is (nog) niet gesteld. De vordering is gedaan om deze in een eventueel hoger beroep te kunnen aanvullen. Het verzoek is om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing van de schokschade.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in haar vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat [verdachte] van de moord op [slachtoffer 3] wordt vrijgesproken en hem voor dat feit daarom geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De benadeelde partij [naam zus slachtoffer 3] en [verdachte] zullen ieder de eigen kosten dragen.
13.2.4
Vordering van de benadeelde partij [naam broer slachtoffer 3] (broer)
De benadeelde partij [naam broer slachtoffer 3] vordert een (forfaitair) bedrag van € 16.100,00 aan materiële schade aan kosten voor studievertraging en een bedrag van € 20.000,00 aan immateriële schade, bestaande uit schokschade.
De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft gesteld dat de heer [naam broer slachtoffer 3] is geconfronteerd met de zeer ernstige gevolgen van het misdrijf waarbij zijn broer is overleden. Hij is nog niet in staat geweest om met een therapie te starten, maar het gaat op dit moment zo slecht met hem dat het in de rede ligt dat behandeling binnenkort onvermijdelijk is. De vordering is gedaan om in een eventueel hoger beroep te kunnen aanvullen, zowel wat betreft de onderbouwing van de kosten van studievertraging als van de schokschade. Het verzoek is om de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren wegens onvoldoende onderbouwing.
Oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat [verdachte] van de moord op [slachtoffer 3] wordt vrijgesproken en hem voor dat feit daarom geen straf of maatregel wordt opgelegd.
De benadeelde partij [naam broer slachtoffer 3] en [verdachte] zullen ieder de eigen kosten dragen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank heeft aanleiding gezien om in het belang van de benadeelde partijen ter zake van de toegewezen vorderingen tot schadevergoeding telkens de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen. Bij het bepalen van de duur van de gijzeling – die bij gebreke van betaling of verhaal kan worden toegepast – heeft de rechtbank acht geslagen op het bepaalde in artikel 36f lid 5 en artikel 60a Sr. De totale duur van de gijzeling betreft volgens deze bepalingen maximaal een jaar. De rechtbank zal dit maximale aantal dagen gijzeling evenredig verdelen bij de vorderingen van de benadeelde partijen indien het totale aantal dagen gijzeling zonder toepassing van dit maximum boven 365 dagen zou uitstijgen.
De rechtbank heeft onder ogen gezien dat aan [verdachte] een levenslange gevangenisstraf wordt opgelegd. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf, moet de rechterbank echter rekening houden met het feit dat aan [verdachte] op enig moment gratie kan worden verleend. Het verlenen van gratie ontslaat [verdachte] niet van zijn betalingsverplichting. Dit betekent dat het in het belang van de benadeelde partijen is om bij het bepalen van de duur van de gijzeling de gebruikelijke maatstaf te hanteren.

14.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 36f, 45, 47, 57, 63 en 289 Sr.

15.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B met parketnummer 13/308817-21 (13Glanskop) ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart
bewezendat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 8 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
In zaak A met parketnummer 13/728018-18 (13Riverton)
Ten aanzien van feit 1:
medeplegen van moord.
Ten aanzien van feit 2 (primair):
medeplegen van poging tot moord, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
levenslange gevangenisstraf.
Beslissingen op het beslag in zaak A met parketnummer 13/728018-18 (13Riverton):
Verklaart verbeurd:
  • PL1300-2018019461-G5522215 - PLAAT VOORZIEN VAN KENTEKEN [kenteken] VOORZIJDE (nr. 11);
  • PL1300-2018019461-G5522216 - KENTEKENPLAAT UITGEBRANDE BMW [kenteken] ACHTERZIJDE (nr. 13).
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • PL1300-2018019461-G5522177 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 6 (nr. 6);
  • PL1300-2018019461-G5522175 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 4 (nr. 8);
  • PL1300-2018019461-G5522176 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 5 (nr. 9);
  • PL1300-2018019461-G5522172 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 2 (nr. 14);
  • PL1300-2018019461-G5522180 - KOGELPUNT BIJ BORDJE 9 (nr. 15);
  • PL1300-2018019461-G5522174 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 3 (nr. 16);
  • PL1300-2018019461-G5522179 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 8 (nr. 17);
  • PL1300-2018019461-G5522178 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 7 (nr. 18);
  • PL1300-2018019461-G5522181 - KOGELPUNT BIJ BORDJE 10 (nr. 19);
  • PL1300-2018019461-G5522182 - HULS 7.62 BIJ BORDJE 13 (nr. 20);
  • PL1300-2018019461-G5522183 - HULS 9 X 17 (9 MM KORT) BIJ BORDJE 14 (nr. 21);
  • PL1300-2018019461-G5522184 - KOGELPUNT BIJ BORDJE 15 (nr. 22);
  • PL1300-2018019461-G5522185 - KOGELPUNT BIJ BORDJE 16 (nr. 23);
  • PL1300-2018019461-G5522186 - KOGELPUNT BIJ BORDJE 19 (nr. 24);
  • PL1300-2018019461-G5522552 - DEELS PLATGESLAGEN KOGELPUNT (nr. 29);
  • PL1300-2018019461-G5524158 - PROJECTIEL I, TIJDENS SECTIE UIT LICHAAM SO (nr. 39);
  • PL1300-2018019461-G5524160 - PROJECTIEL J, TIJDENS SECTIE UIT LICHAAM SO (nr. 40);
  • PL1300-2018019461-G5524161 - PROJECTIEL P, TIJDENS SECTIE UIT LICHAAM SO (nr. 41);
  • PL1300-2018019461-G5525002 - PROJECTIEL VANUIT JAS SLACHTOFFER (nr. 44).
Gelast de teruggave aan nabestaanden[slachtoffer 1]van:
- PL1300-2018019461-G5521836 - Telefoon slachtoffer (nr. 1).
Gelast de teruggave aan[slachtoffer 4]van:
  • PL1300-2018019461-G5523469 - NOTEBOOK (BLACKBERRY?) [slachtoffer 4] (nr. 30);
  • PL1300-2018019461-G5523479 - TELEFOON [slachtoffer 4] 1.1.1 (nr. 33);
  • PL1300-2018019461-G5523466 - TELEFOON [slachtoffer 4] 2.1.2 (nr. 34);
  • PL1300-2018019461-G5523467 - TELEFOON [slachtoffer 4] 2.1.3 (nr. 35);
  • PL1300-2018019461-G5523474 - TELEFOON [slachtoffer 4] 2.3.1 (nr. 36);
  • PL1300-2018019461-G5523519 - JAS [slachtoffer 4] (nr. 37).
Gelast de teruggave aan[naam vriendin verdachte]van:
- PL1300-2018019461-G5570171 - TELEFOON [naam vriendin verdachte] , 7 mei 2018 (nr. 43).
Gelast de teruggave aan[naam zoon medeverdachte]van:
- PL1300-2018019461-G5693314 - TELEFOON [naam zoon medeverdachte] , BHV 2018111177 (nr. 45).
Gelast de teruggave aan[naam 4]van:
  • PL1300-2018019461-G5712098 - TELEFOON [naam 4] (nr. 47);
  • PL1300-2018019461-G5714072 - IPHONE [naam 4] GEVONDEN IN JASZAK, ZWARTE JAS (nr. 48);
  • PL1300-2018019461-G5714076 - ALCATEL [naam 4] GEVONDEN IN JASZAK, GROENE JAS (nr. 49);
  • PL1300-2018019461-G5714102 - MACBOOK GEVONDEN OP NACHTKASTJE [naam 4] (nr. 50).
Gelast de teruggave aan[verdachte]van:
- PL1300-2018019461-G5779199 - SIM AANGETROFFEN IN CEL [verdachte] , 15-07-2019 (nr. 51).
Gelast de teruggave aan[naam 21]van:
- PL1300-2018019461-G5799233 - TEL UIT FOUILLERING VAN [naam 21] , 29-08-2019 (nr. 52).
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van:
  • PL1300-2018019461-G5522057 – ZWARTE NIKE PET (nr. 2);
  • PL1300-2018019461-G5522044 - 1 PAAR LOUIS VUITTON SCHOENEN IN FO SEALBAG (nr. 3);
  • PL1300-2018019461-G5522048 - SPIJKERBROEK IBN ZIEKENHUIS IN FO SEALBAG (nr. 4);
  • PL1300-2018019461-G5522188 - HELM VANAF PLEIN BUITEN (nr. 5);
  • PL1300-2018019461-G5522187 - HELM VANAF PLEIN BUITEN (nr. 7);
  • PL1300-2018019461-G5522170 - BORDJE 1 9 X 17 MM (KOR) (nr. 10);
  • PL1300-2018019461-G5522189 - PAAR HANDSCHOENEN VANAF PLEIN BUITEN (nr. 12);
  • PL1300-2018019461-G5522190 - SCHOENEN SLO (nr. 25);
  • PL1300-2018019461-G5522198 - GLAS VANAF GROND (nr. 26);
  • PL1300-2018019461-G5522199 - GLAS VANUIT SPONNING AUTO (nr. 27);
  • PL1300-2018019461-G5522201 - STUK KARTON NAAST UITGEBRANDE AUTO TEGEN GEVEL (nr. 28);
  • PL1300-2018019461-G5285651 - SNORFIETS (nr. 31);
  • PL1300-2018019461-G5132177 - SNORFIETS (meerdere keren betrokken bij achtervolgingen) (nr. 32);
  • PL1300-2018019461-G5523374 - LINKER SCHIETMOUW [naam 22] (nr. 38);
  • PL1300-2018019461-G5567954 - TELEFOON (nr. 42);
  • PL1300-2018019461-G5711130 - TELEFOON MET OPLADER (nr. 46);
  • PL1300-2018019461-G5869013 - TELEFOON, 20-01-2020 (nr. 53);
  • PL1300-2018019461-G5876346 - TELEFOON, IMEI: [nummer] . 31-01-2020 (nr. 54);
  • PL1300-2018019461-G6068003 - TELEFOON. 08-06-2021 (nr. 55);
  • PL1300-2018019461-G6068011 - TELEFOON, 08-06-2021 (nr. 56);
  • PL1300-2018019461-G6256383 - TELEFOON, 01-11-2022 (nr. 57).
Beslissingen op het beslag in zaak B met parketnummer 13/308817-21 (13Glanskop)
Gelast de teruggave aannabestaanden [slachtoffer 3]van:
  • PL1300-2015032958-G4924532 - USB Stick (nr. 1);
  • PL1300-2015032958-G4924534 - Blackberry Q10 (nr. 2);
  • PL1300-2015032958-G4924533 - Samsung (nr. 3);
  • PL1300-2015032958-G4931940 - Nokia (nr. 5);
  • PL1300-2015032958-G4924531 - Nokia (nr. 6).
Gelast de teruggave aan[naam vriendin verdachte]van:
- PL1300-2015032958-G4948295 - Nokia (nr. 4).
Gelast de teruggave aan[verdachte]van:
  • PL1300-2015032958-G6137870 - Apple Iphone 6s (nr. 7);
  • PL1300-2015032958-G6128852 - Apple Iphone X (nr. 8).
Beslissingen op de vorderingen benadeelde partij in zaak A met parketnummer 13/728018-18 (13Riverton):
Vordering benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] :
Wijstde vordering van [naam vader slachtoffer 1] ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
af.
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam vader slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 1] :
Wijstde vordering van [naam moeder slachtoffer 1] ten aanzien van de gevorderde immateriële schade
af.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [naam broer slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam broer slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 25.000,00(vijfentwintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam broer slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 50,76(vijftig euro en zesenzeventig eurocent).
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam broer slachtoffer 1] aan de Staat
€ 25.000,00(vijfentwintigduizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
75(vijfenzeventig)
dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] toe tot een bedrag van
€ 25.000,00(vijfentwintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam zus slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
€ 50,76(vijftig euro en zesenzeventig eurocent).
Bepaalt dat de benadeelde partij [naam zus slachtoffer 1] voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam zus slachtoffer 1] aan de Staat
€ 25.000,00(vijfentwintigduizend euro) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
75(vijfenzeventig)
dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer 2] :
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van
€ 2.458,23(tweeduizendvierhonderdachtenvijftig euro en drieëntwintig eurocent) aan materiële schade en
€ 75.000,00(vijfenzeventigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 2] voornoemd, behalve voor zover deze vordering reeds door of namens een ander is betaald.
Wijstde vordering van [slachtoffer 2] ten aanzien van de gevorderde shockschade
af.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige
niet-ontvankelijkin haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat
€ 77.458,23(zevenenzeventigduizendvierhonderdachtenvijftig euro en drieëntwintig eurocent) te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (op 26 januari 2018) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van
215(tweehonderdvijftien)
dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Beslissingen op de vorderingen benadeelde partij in zaak B met parketnummer 13/308817-21 (13Glanskop)
Vordering benadeelde partij [naam moeder slachtoffer 3] :
Verklaart [naam moeder slachtoffer 3]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [naam zus slachtoffer 3] :
Verklaart [naam zus slachtoffer 3]
niet-ontvankelijkin haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Vordering benadeelde partij [naam broer slachtoffer 3] :
Verklaart [naam broer slachtoffer 3]
niet-ontvankelijkin zijn vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Beveelt de gevangenneming van verdachte voor zaak A (met parketnummer 13/728018-18). Dit bevel is eveneens apart op schrift gesteld.
Dit vonnis is gewezen door
mr. N.J. Koene voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. van Breukelen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 augustus 2023.

Voetnoten

1.Zie onder andere: EHRM 15 december 2011, appl. nrs. 26766/05 and 22228/06 ( [naam 23] t. V.K.).
2.Zie HR 24 april 2018, ECLI:NL:HR:2018:666; HR 16 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1664.
3.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier van de zaak 13Riverton bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. ‘Processen-verbaal’ worden afgekort aangeduid met ‘PV’ en processen-verbaal van bevindingen met ‘PVB’.
4.PVB [naam 24] , p. 1, bovenaan.
5.PVB [naam 25] , p. 5, midden.
6.PVB [naam 26] , [naam 27] & [naam 28] , p. 19, onderaan.
7.PVB [naam 24] , p. 1, alinea 3.
8.Een geschrift te weten: Een medische verklaring aanvraag geneeskundige d.d. 2 maart 2020, opgemaakt door chirurg Van den Berg, p. 149 – 152.
9.PVB [naam 25] , p. 5, alinea 4.
10.PVB [naam 25] , p. 6, bovenaan.
11.PVB [naam 29] , p. 13, alinea 4.
12.PVB [naam 24] , p. 2, midden.
13.PVB [naam 30] , p. 8 midden - onderaan.
14.PVB [naam 30] , p. 8 midden - onderaan.
15.Een geschrift te weten: Een letselverklaring d.d. 26 februari 2018 opgesteld door huisarts R.P.A. Otjes, zoals bijgevoegd bij de vordering benadeelde partij als bijlage 7E.
16.PVB [naam 24] , p. 1, alinea’s 5 – 7.
17.PVB [naam 29] , p. 13, alinea 4.
18.PVB [naam 24] , p. 1, alinea’s 5 – 7.
19.PVB [naam 31] en [naam 32] , p. 29, alinea 3.
20.PVB [naam 24] , p. 1, alinea 5 en p. 2, alinea 1.
21.Een geschrift te weten: Een schouwverslag d.d. 27 januari 2018 opgemaakt door drs. M. Balai, forensisch arts, p. 741.
22.Een geschrift te weten: Een deskundigenverslag d.d. 7 juni 2018 opgemaakt door prof. dr. med Jacobs, p. 765 - 766.
23.PV Sporenonderzoek, p. 48.
24.PV Sporenonderzoek, p. 47 – 49.
25.Een geschrift te weten: Een rapport NFI van munitieonderzoek, d.d. 2 maart 2018, p. 691 onderaan tot en met p. 692 bovenaan.
26.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p.140, vanaf alinea 2.
27.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 143, midden.
28.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 143, onderaan.
29.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 144, bovenaan.
30.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 142, midden.
31.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 145, midden.
32.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 143, bovenaan.
33.PV Verhoor [slachtoffer 2] , p. 160, bovenaan.
34.PV Verhoor [slachtoffer 2] , p. 161, onderaan.
35.PV Verhoor [slachtoffer 2] , p. 162.
36.PV Verhoor [slachtoffer 2] , p. 162.
37.PV Verhoor r-c [slachtoffer 2] , p. 2, midden.
38.PV Verhoor r-c [slachtoffer 2] , p. 2, onderaan.
39.PV Verhoor getuige, p. 340, bovenaan en midden.
40.PV Verhoor getuige, p. 339 onderaan.
41.PV Verhoor getuige NN-getuige (proces-verbaal R18-0085, pagina 339 einddossier) 6 september 2022.
42.PV Verhoor getuige 3525503, p. 204, onderaan, en p. 205, bovenaan.
43.PVB [naam 33] , p. 10, midden.
44.PV Verhoor [naam 34] , p. 282, onderaan.
45.PV Verhoor [naam 34] , p. 284, midden.
46.PVB [naam 33] , p. 10, midden.
47.PV Verhoor [naam 35] , p. 189, onderaan.
48.PV Verhoor [naam 35] , p.190, bovenaan, en PV Verhoor r-c [naam 35] , p. 2, onderaan.
49.PVB [naam 36] en [naam 37] , korte verklaring [naam 35] , p. 36 onderaan.
50.PV Verhoor r-c [naam 35] , p. 2 midden en onderaan en p. 3 bovenaan.
51.PV Verhoor [naam 38] , p. 199.
52.PV Verhoor r-c [naam 39] , p. 2, bovenaan.
53.PV Verhoor getuige 3525503, p. 205, bovenaan.
54.PVB [naam 29] , p. 13.
55.PVB [naam 40] & [naam 41] , p. 23, bovenaan.
56.PV Verhoor [slachtoffer 4] , p. 140, onderaan.
57.PV Verhoor getuige 3532241, p. 344.
58.PV Verhoor getuige 3532241, p. 345, bovenaan.
59.PVB [naam 42] , [naam 43] & [naam 44] , p. 42, bovenaan.
60.PVB [naam 42] , [naam 43] & [naam 44] , p. 42, onderaan.
61.PVB beelden brandende auto Dantestraat, p. 44.
62.PVB [naam 42] , [naam 43] & [naam 44] , p. 42, onderaan.
63.PV Sporenonderzoek, p. 113, eerste alinea.
64.PV Sporenonderzoek, p. 113, tweede alinea.
65.PV Sporenonderzoek, p. 113, laatste alinea.
66.PVB M.b.t. uitgebrande BMW, p. 622 bovenaan.
67.Een geschrift, te weten een DNA rapport d.d. 5 februari 2018, p. 671 – 673.
68.PVB Diefstal BMW [kenteken] , p. 547, alinea’s 3 en 4.
69.PVB Aanvullende aangifte BMW, p. 529.
70.PVB Diefstal BMW [kenteken] , p. 548, midden.
71.PVB Diefstal BMW [kenteken] , p. 548, onderaan.
72.PVB Diefstal BMW [kenteken] , p. 549, bovenaan.
73.PVB Berichten in Q10 [naam 1] , p. 626 onderaan.
74.PVB Berichten in Q10 [naam 1] , p. 627.
75.PVB Berichten in Q10 [naam 1] , p. 624 onderaan – p. 625 bovenaan.
76.PVB Gesprek over type aanduiding BMW, p. 629, onderaan.
77.PVB Gesprek over type aanduiding BMW, p. 630, bovenaan.
78.PVB Berichten in Q10 [naam 1] , p. 625 midden - onderaan.
79.PVB berichten in Q10 [naam 1] , p. 626, bovenaan.
80.PVB Onderzoek iPhone 5528802, p. 1851.
81.PVB Identificatie telefoonnummer * [nummer] , p. 1012.
82.PVB Onderzoek iPhone 5528802, p. 1783.
83.PVB Onderzoek Alcatel One 5596798, p. 1917.
84.Een geschrift, te weten: Een CIOT afdrukrapport, p. 1927.
85.PVB Uitlezen GMS [naam vriendin verdachte] , p. 1993, onderaan.
86.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2002, bovenaan.
87.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p, 2007 onderaan.
88.PVB Onderzoek Alcatel One [verdachte] , p. 1918.
89.PV Verhoor [naam vriendin verdachte] 9 mei 2018, p. 1771 bovenaan.
90.PV Telefoon [naam zoon medeverdachte] , (ongenummerd), p. 9 van document R18-0447.
91.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 779, onderaan.
92.PVB Gebruiker telefoonnummer * [nummer] , p. 990 – 991.
93.PVB Identificatie [nummer] , p. 1032.
94.PV Verhoor [naam zus verdachte] , p. 403, bovenaan.
95.PVB WhatsAppgesprekken uit telefoon [naam vriendin verdachte] , p. 2005, onderaan.
96.PV Verhoor [naam vriendin verdachte] 9 mei 2018, p. 1764, bovenaan.
97.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 772, onderaan.
98.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 774, midden.
99.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, bovenaan.
100.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2008, midden.
101.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 774, midden.
102.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, bovenaan.
103.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2008 – p. 2009.
104.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, bovenaan.
105.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, bovenaan.
106.PVB Uitlezen GSM van [naam vriendin verdachte] , p. 1974.
107.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2009 – 2010.
108.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2011, bovenaan.
109.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, onderaan.
110.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 779, midden.
111.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, onderaan.
112.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2011.
113.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, onderaan.
114.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 775, onderaan.
115.PVB WhatsAppgesprekken [naam vriendin verdachte] , p. 2016, bovenaan.
116.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 771, onderaan.
117.PVB Bevindingen diefstal BMW [kenteken] , p, 548, onderaan en PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 771, onderaan.
118.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 773.
119.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 772, onderaan.
120.PV Verstrekking gevorderde gegevens vluchtvoertuig, p. 601.
121.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 777, onderaan.
122.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 777, onderaan.
123.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 778, bovenaan.
124.PV Onderzoek iPhone 5528802, p. 1852 – 1853.
125.Een geschrift, te weten: Een uitdraai van GBA bevraging, p. 1058, onderaan.
126.PV onderzoek iPhone 5528802, p. 1853 bovenaan.
127.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 779, onderaan.
128.PV Verstrekking gevorderde gegevens vluchtvoertuig, p. 601.
129.PVB Onderzoek camerabeelden Albert Heijn, p. 512.
130.PVB Onderzoek camerabeelden Albert Heijn, p. 512.
131.PVB Onderzoek camerabeelden Albert Heijn, p. 511.
132.PVB Onderzoek camerabeelden Albert Heijn, p. 511.
133.PVB Onderzoek camerabeelden Albert Heijn, p. 511.
134.PVB Onderzoek camerabeelden P en R Zeeburg, p. 521, onderaan.
135.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 780, midden.
136.PVB Bezochte nieuwsitems met GSM’s [verdachte] , p. 1864.
137.PVB Onderzoek iPhone 5528802, p. 1853, midden.
138.PVB Uitlezen GSM [naam vriendin verdachte] , p. 1980, bovenaan.
139.PVB WhatsAppgesprekken uit telefoon van [naam vriendin verdachte] , p. 2017, onderaan.
140.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, bovenaan.
141.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, midden.
142.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, onderaan.
143.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, midden.
144.PVB Uitlezen GSM [naam vriendin verdachte] , p. 1980 – 1981.
145.PVB Uitlezen GSM [naam vriendin verdachte] , p. 1980.
146.PVB Uitlezen GSM [naam vriendin verdachte] , p. 1980 – 1981.
147.PV Verhoor [naam zus verdachte] , p. 406, onderaan.
148.Een geschrift: te weten een Excelbestand ‘Vialis [kenteken] ’, regelnummer 152.
149.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, onderaan.
150.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 782, onderaan.
151.PV Verhoor [naam zus verdachte] , p. 407, bovenaan.
152.Een geschrift: te weten een Excelbestand ‘Vialis [kenteken] ’, regelnummer 153.
153.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 783, bovenaan.
154.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 783, onderaan.
155.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 784, bovenaan.
156.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 784, bovenaan.
157.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 784, bovenaan.
158.PVB Bezochte nieuwsitems, p. 1864, midden.
159.Een geschrift te weten: Een Excelbestand ‘Vialis [kenteken] ’, regelnummers 155 – 159.
160.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 784, onderaan.
161.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 784, onderaan.
162.PVB Bezochte nieuwsitems, p. 1865 – 1866.
163.PVB Bezochte nieuwsitems, p. 1865 – 1866.
164.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 779, onderaan.
165.PVB Betrokkenheid [verdachte] bij brand vluchtauto, p. 633, onderaan.
166.PVB Tijdlijn voorbereiding en uitvoering schietpartij buurthuis, p. 785, midden.
167.PVB WhatsApp-gesprek terugbrengen door [verdachte] gedragen kleding, p. 638.
168.PVB WhatsApp-gesprek terugbrengen door [verdachte] gedragen kleding, p. 639.
169.PVB WhatsApp-gesprek terugbrengen door [verdachte] gedragen kleding, p. 639, onderaan.
170.PVB Betrokkenheid [verdachte] bij brand vluchtauto, p. 633 – 634.
171.PVB Onderzoek iPhone 6s, p. 1812 – 1815.
172.PV Onderzoek herkenning vuurwapens, p. 1840 – 1842.
173.PV Aanvulling onderzoek herkenning vuurwapens, p. 1849 – 1850.
174.PV Onderzoek herkenning vuurwapens, p. 1845 – 1848.
175.PVB Onderzoek iPhone 6s, p. 1812.
176.PVB Onderzoek iPhone 6s, p. 1813.
177.PV Verhoor [naam vriendin verdachte] 9 mei , p. 1768, onderaan.
178.PVB Vasthouden Kalasjnikov, p. 1778 – 1799.
179.PVB Vermoedelijke overdracht wapen, p. 796 bovenaan.
180.PVB Vermoedelijke overdracht wapen, p. 795 onderaan – p. 796 bovenaan.
181.Waarneming rechtbank ter zitting 10 mei 2023.
182.Waarneming rechtbank ter zitting 11 mei 2023.
183.Een geschrift te weten: Een informatiestaat SKDB-persoon op 11 april 2022 met daarop een foto van het paspoort van [verdachte] en een geschrift te weten: Een informatiestaat SKDB-persoon op 28 juli 2022 met daarop een foto van het paspoort van [medeverdachte] .
184.PV Verhoor van getuige NN, rc-nummer 18/463 (ongenummerd en ongedateerd).
185.PVB Foto’s kleding en begeleiderspas slachtoffer [slachtoffer 1] (ongenummerd).
186.PVB Bijnaam ‘ [bijnaam verdachte] ’ van [verdachte] , p. 1308.
187.PVB Onderzoek telefoon [verdachte] aangetroffen in PI, p. 1954, bovenaan.
188.Een geschrift te weten: Een gespreksverslag van sessienummer 13873, p. 2253.
189.PVB ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’ in relatie tot 13Riverton in de OVC-gesprekken, p. 1314, onderaan.
190.De rechtbank beschouwd als feit van algemene bekendheid dat ‘torie’ ‘ding’, ‘verhaal’ of ‘gebeurtenis’ kan betekenen.
191.‘ntv’ staat voor: niet te verstaan.
192.PV OVC-gesprekken 26Marsman-II, d.d. 4 juni 2018 (versie 1), p. 1427; PVB ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’ in relatie tot 13Riverton in de OVC-gesprekken (versie 2), p. 1320 en een geschrift, te weten een: Transcriptie OVC 160218-25000, p. 2333 – 2334.
193.PV OVC-gesprekken 26Marsman-II, d.d. 4 juni 2018 (versie 1), p. 1453.
194.In deze oorspronkelijke uitwerking werd als [medeverdachte] zijn gesprekspartner zijn zoon [naam zoon medeverdachte] aangeven. Door een andere tolk is de stem van de gesprekspartner van [medeverdachte] niet herkend als [naam zoon medeverdachte] .
195.‘fon’ staat voor: fonetisch.
196.PVB ‘ [bijnaam verdachte] ’ en ‘ [bijnaam verdachte] ’ in relatie tot 13Riverton in de OVC-gesprekken (versie 2), p. 1334 – 1335.
197.Een geschrift, te weten: Een transcriptie OVC 170218-102000.
198.Vidgen vs. Nederland, NBSTRAF 2012/254, EHRM 10 juli 2012
199.ECLI:NL:HR:1998:ZD1214, NJ 1999,98.