Juridisch kader
90. Uit EHRM Doorson tegen Nederland blijkt dat de vraag of een veroordeling gebaseerd mag worden op anonieme getuigenverklaringen, wordt getoetst aan onder meer de volgende factoren:
- zijn de handicaps van de verdediging voldoende gecompenseerd door de procedures die de justitiële autoriteiten hebben gevolgd?
- is de veroordeling niet uitsluitend of overwegend gebaseerd op anonieme getuigenverklaringen?
91. Indien reeds aan een van deze factoren niet wordt voldaan leidt dat tot een schending van artikel 6 EVRM:
'Finally, it should be recalled that even when 'counterbalancing' procedures are found to compensate sufficiently the handicaps under which the defence labours, a conviction should not be based either solely or to a decisive extent on anonymous statements.'
Vgl. EHRM 26 maart 1996, nr. 20524/92 (Doorson tegen Nederland), NJ 1996, 74
92. Het Europees hof heeft in de zaak Van Mechelen and Others tegen Nederland in verband met compenserende procedures onder meer overwogen:
'Having regard to the place that the right to a fair administration of justice holds in a democratic society, any measures restricting the rights of the defence should be strictly necessary. If a less restrictive measure can suffice then that measure should be applied.'
Vgl. EHRM 23 april 1997, nrs. 21363/93, 21364/93, 21427/93 (Van Mechelen and Others tegen Nederland), NJ 1997, 635
93. De Nederlandse wetgever heeft deze uitgangspunten overgenomen. In de memorie van toelichting bij de Wet Bob wordt in het kader van het treffen van maatregelen door de rechter-commissaris om bijvoorbeeld de identiteit van de getuige geheim te houden, opgemerkt:
'Toepassing van deze voorziening is [..] beperkt tot de situatie waarin zulks is. De rechter zal zich terdege moeten verdiepen in de vraag of aan deze voorwaarde voldaan is. [..] De rechter-commissaris moet zich er derhalve van vergewissen dat niet met minder beperkende maatregelen kan worden volstaan.'
Vgl. Kamerstukken II 1996/97, 25403, nr. 3, pagina 20
94. Bij het toetsen van de betrouwbaarheid van getuigen en de geloofwaardigheid van hun verklaringen is onder meer ook non-verbale communicatie van belang, alsook de mogelijkheid om het gedrag van een getuige gedurende rechtstreekse ondervraging te observeren. Dat laatste wordt door het Europees hof een element van examining geoordeeld. Dit belang blijkt onder andere uit de EHRM-zaken Hümmer tegen Duitsland en Accardi tegen Italië.
Vgl.:
- EHRM 19 juli 2012, nr. 26171/07 (Hümmer tegen Duitsland)
- EHRM 20 januari 2005, nr. 30598/02 (Accardi tegen Italië)
- EHRM 19 juni 2003, nr. 28490/95 (Hulki Güneş tegen Turkije)
- EHRM 20 december 2001, nr. 33900/96 (P.S. tegen Duitsland)
- EHRM 20 november 1989 nr. 11454/85 (Kostovski tegen Nederland)
95. In EHRM Lüdi tegen Zwitserland stelde het Europees hof vast dat artikel 6 EVRM geschonden was, waarbij onder meer werd overwogen:
'In this case the person in question was a sworn police officer whose function was known to the investigating judge. Moreover, the applicant knew the said agent, if not by his real identity, at least by his physical appearance, as a result of having met him on five occasions.'
Vgl. EHRM 15 juni 1992, nr. 12433/86 (Lüdi tegen Zwitserland)
96. In alle gevallen dienen, aldus het Europees hof, anonieme getuigenverklaringen door de rechter moeten worden beoordeeld with extreme care.
Vgl. o.m. EHRM 26 maart 1996, nr. 20524/92 (Doorson tegen Nederland), NJ 1996, 74
97. De bewezenverklaring mag in geen geval, aldus de eisen de het Europees hof stelt, uitsluitend of in beslissende mate steunen op de verklaringen van de anonieme getuigen.
Vgl.:
- EHRM 14 februari 2002, nr. 26668/95 (Visser tegen Nederland)
- EHRM 4 juli 2000, nr. 43149/98 (Robert Mink Kok tegen Nederland)
- EHRM 23 april 1997, nrs. 21363/93, 21364/93, 21427/93 (Van Mechelen and Others tegen Nederland), NJ 1997, 635
De zaak tegen cliënt
98. Cliënts recht op een eerlijk proces zoals bedoeld in artikel 6 EVRM en artikel 14 IVBPR, in het bijzonder diens ondervragingsrecht zoals bedoeld in artikel 6 lid 3 sub d EVRM en artikel 14 lid sub e IVBPR is geschonden doordat tijdens de ondervraging door de verdediging van de politionele informanten aan deze getuigen volledige anonimiteit is verleend. Dat leidde onder de omstandigheden van dit geval tot een te vergaande inbreuk op de verdedigingsrechten. De daaruit voortvloeiende handicaps voor de verdediging zijn in deze zaak onvoldoende gecompenseerd.
99. De getuigen A1274, A1275, A1658 en A1679 zijn vermomd en met stemvervorming gehoord in een zogeheten getuigenbox bij de rechter-commissaris.
100. Vooropgesteld moet worden dat uw hof, ondanks de gevoerde procedure ex artikel 226a e.v. Sv, bevoegd is dit verweer te beoordelen. De Hoge Raad heeft overwogen dat toetsing ter zitting van de statusverlening van bedreigde getuige mogelijk blijft indien aan het bevel daartoe fundamentele gebreken waardoor gebruik van de anoniem afgelegde verklaringen zou indruisen tegen het recht op een eerlijk proces.
Vgl.:
101. In de zaak tegen cliënt is een te vergaande inbreuk op de verdedigingsrechten toelaatbaar geacht.
102. Cliënt kende de getuigen reeds van uiterlijk en stem. Hij heeft over een periode van enkele weken regelmatig contact met hen gehad door met hen te spreken, horecagelegenheden te bezoeken, enzovoorts. Deze contacten dateren van ongeveer een jaar voordat de verhoren van de getuigen zouden plaatsvinden. De overweging van de raadkamer van de rechtbank, dat de kans 'aannemelijk, zelfs aanzienlijk' is dat de getuigen tijdens de ontmoetingen met klager ook enigszins vermomd waren, vindt geen enkele steun in de processtukken, terwijl deze beslissing evenmin nader is gemotiveerd.
103. Eveneens zonder nadere grondslag in de processtukken heeft de raadkamer verfijningen in haar overwegingen aangebracht. Zo blijft geheel onduidelijk waarop het oordeel dat de getuigen ten tijde van de actie vermomd waren 'aannemelijk, zelfs aanzienlijk' is. Evenzeer blijft in het ongewisse waarop het oordeel is gebaseerd, dat de getuigen vermomd of 'enigszins vermomd' waren.
104. Het is dus evident dat de raadkamer van de rechtbank heeft gegist. Dat leidt tot de conclusie dat het oordeel om de getuigen geheel te vermommen en met stemvervorming te horen, gebaseerd is op schijnargumenten. Deze verhouden zich niet met het criterium uit EHRM Van Mechelen and Others, luidend dat 'any measures restricting the rights of the defence should be strictly necessary. If a less restrictive measure can suffice then that measure should be applied.'
105. Opvallend is dat de raadkamer van de rechtbank geen enkele overweging heeft gewijd aan het argument van de verdediging dat cliënt bekend is met de stem van de getuigen.
106. Ik herinner er nog aan dat het Europees hof vindt dat anonieme getuigenverklaringen with extreme care moeten worden behandeld door de rechter.
Vgl. o.m. EHRM 26 maart 1996, nr. 20524/92 (Doorson tegen Nederland), NJ 1996, 74
107. Door al deze omstandigheden zijn artikel 14 IVBPR en artikel 6 EVRM geschonden.
108. Ik verzoek uw hof de verklaringen van de informanten uit te sluiten van de bewijsvoering.
109. De verklaringen van de politionele informanten vormen een essentieel onderdeel van het bewijsmateriaal in de zaak van cliënt. Genoegzaam ander bewijsmateriaal, waaruit cliënts rechtstreekse betrokkenheid bij de hier besproken feiten blijkt, ontbreekt. Dit leidt tot vrijspraak van feit 1."