Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser] ,
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid op grond van litispendentie althans connexiteit van Greenberg Traurig;
- de conclusie in incident houdende verzoek tot aanhouding op grond van litispendentie en connexiteit van [gedaagde] ;
- de rolbeslissing van 13 juli 2022 met een bevel tot geheimhouding van de daarin genoemde stukken;
- de akte houdende overlegging producties onder geheimhouding van Greenberg Traurig, met producties;
- de akte houdende uitlating producties onder geheimhouding van [gedaagde] ;
- de conclusie van antwoord in het incident van [eisers] , met producties;
- de rolbeslissing van 7 september 2022, waarbij een mondelinge behandeling in het incident is bepaald;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 22 november 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de brief van mr. Nass namens Greenberg Traurig van 22 december 2022 met een opmerking bij het proces-verbaal;
- de brief van mr. Interfurth namens [gedaagde] van 2 januari 2023 met een opmerking bij het proces-verbaal.
2.De feiten (voor zover van belang in het incident)
ultimate benificial owner(UBO) van The Eagle, LA en After Midnight.
complaint for declaratory judgmentbij de
United States District Court, District of Colorado. In deze procedure – hierna: de Amerikaanse procedure – verzoekt Greenberg Traurig de rechter om, samengevat en in de eigen deels Nederlandse vertaling van Greenberg Traurig:
assumption of the risk, contributory and/or comparative fault;
intervening or superseding cause, and/or comparative negligenceen ook verder ongegrond zijn vanwege betalingen aan de Amerikaanse belastingdienst als gevolg van foutief advies van andere adviseurs van [eiser] , Greenberg Traurig uitgezonderd;
3.Het geschil in de hoofdzaak
Streamlined Domestic Offshore Procedures, rb] niet accepteert dat de periode van drie jaren bedoeld in paragrafen 3.106 en 5.3 [van de dagvaarding, rb] de jaren 2016-2018 zijn, maar eist dat dit de jaren 2015-2017 zijn;
4.Het geschil in het incident
5.De beoordeling
Is dat niet het geval, dan zal er dus geen sprake zijn van de in artikel 12 Rv bedoelde situatie van litispendentie, omdat de eerder in het buitenland gestarte procedure niet voor executie in Nederland in aanmerking komt.” (
Kamerstukken II1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 45-46). De rechtbank komt gelet hierop, in navolging van zowel de advocaat-generaal als het gerechtshof Den Haag (ECLI:NL:GHDHA:2022:700) en het gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2021:3248), tot de conclusie dat artikel 12 Rv alleen aan de orde kan zijn als de buitenlandse beslissing voor erkenning en/of tenuitvoerlegging vatbaar is op grond van een verdrag of een verordening.
6.De beslissing
1 maart 2022voor conclusies van antwoord;