Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Feiten
all kinds of disputes that may arise out of or in connection with this Agreement’.
Regional Court of Justice (21st Chamber)met zaaknummer 2019/327 E, waarin – samengevat – is geoordeeld dat Nurol zich niet mag verhalen op het vermogen van [appellant] , aangezien Ressula niet in staat van faillissement of surseance van betaling verkeert en omdat er geen reden is te veronderstellen dat de door Ressula verstrekte zekerheid niet voldoende is of zal zijn om de vordering te voldoen;
Regional Court of Justice (12th Chamber)met zaaknummer 2019/1850, waarin – samengevat – op dezelfde gronden als in de onder a bedoelde uitspraak, is beslist dat de conservatoire beslagen ten laste van [appellant] moeten worden opgeheven.
4.Motivering van de beslissing in hoger beroep
Internationale bevoegdheid Nederlandse rechter
perpetuatio fori-beginsel). Nu het beslag niet is opgeheven omdat het ten onrechte is gelegd, faalt de incidentele grief, waarin wordt betoogd dat de Nederlandse rechter niet langer internationaal bevoegd is omdat het beslag is opgeheven.
“Is dat niet het geval, dan zal er dus geen sprake zijn van de in artikel 12 Rv bedoelde situatie van litispendentie, omdat de eerder in het buitenland gestarte procedure niet voor executie in Nederland in aanmerking komt.”(TK 1999-2000, 26 855, nr. 3, p. 45-46). Hieruit volgt dat de wetgever met ‘voor tenuitvoerlegging vatbaar’ in artikel 12 Rv doelt op een vorm van directe tenuitvoerlegging van het buitenlandse vonnis in Nederland. Dat strookt met de bepaling in artikel 12 Rv, dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaart indien de buitenlandse beslissing voor erkenning en, in voorkomend geval, voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar blijkt te zijn. Het in het Gazprombank-arrest geformuleerde uitgangspunt dat bij de nieuwe behandeling op de voet van artikel 431 lid 2 Rv, het buitenlandse vonnis wordt erkend indien aan de ‘Gazprombank-criteria’ is voldaan, zet deze bedoeling van de wetgever niet opzij en laat onverlet dat executie van een op grond van artikel 431 lid 2 Rv verkregen titel geen tenuitvoerlegging van een buitenlands vonnis is.