ECLI:NL:RBAMS:2023:3945

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
13/162442-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van moord, cocaïnehandel en deelname aan een criminele organisatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere ernstige misdrijven, waaronder de voorbereiding van een moord, het handelen in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding tot de moord op een specifiek slachtoffer in de periode van 31 januari tot 4 februari 2020, alsook van het handelen in en aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 15 januari tot 28 januari 2020. Daarnaast werd hem ten laste gelegd dat hij zich schuldig had gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de handel in cocaïne en deelname aan een criminele organisatie van februari 2018 tot februari 2020.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij een criminele organisatie die zich bezighield met grootschalige drugshandel en het plegen van geweldsmisdrijven. De bewijsvoering was gebaseerd op chatberichten van versleutelde communicatie via PGP-telefoons, waarin verdachte en zijn medeverdachten gedetailleerd spraken over de voorbereiding van de moord en de handel in cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een cruciale rol speelde in deze organisatie en dat zijn handelingen voldoende bewijs opleverden voor de tenlastegelegde feiten.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, met aftrek van voorarrest. De rechtbank overwoog dat de verdachte een belangrijke schakel was in de cocaïnehandel en dat zijn activiteiten een substantiële bijdrage hebben geleverd aan de instandhouding van de handel in harddrugs, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en de veiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de rol van de verdachte binnen de criminele organisatie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/162442-22
Datum uitspraak: 21 juni 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
(ook bekend onder de naam [naam 1] ),
geboren te [geboortplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 juni 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van wat verdachte en zijn raadsman mr. M.L. van Gessel naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd en na wijziging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1:
Primair:medeplegen van voorbereiding tot moord op [slachtoffer] in de periode van 31 januari 2020 t/m 4 februari 2020 in Den Haag en/of Amsterdam;
Subsidiair: uitlokking van voorbereiding tot moord op [slachtoffer] in de periode van 31 januari 2020 t/m 4 februari 2020 in Den Haag en/of Amsterdam;
Meer subsidiair:medeplichtigheid aan voorbereiding tot moord op [slachtoffer] in de periode van 31 januari 2020 t/m 4 februari 2020 in Den Haag en/of Amsterdam;
Feit 2:
medeplegen van handelen in en/of aanwezig hebben van cocaïne in de periode van 15 januari 2020 t/m 28 januari 2020 in Amsterdam en/of Rotterdam;
Feit 3:
medeplegen van voorbereiding tot handel in cocaïne in de periode van 9 december 2019 t/m 3 februari 2020 in Amsterdam en/of Rotterdam;
Feit 4:
deelnemen aan een criminele organisatie in de periode van 1 februari 2018 t/m 3 februari 2020 in Amsterdam en/of Rotterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.De geldigheid van de dagvaarding

De raadsman heeft betoogd dat de dagvaarding ten aanzien van feit 3 nietig moet worden verklaard, omdat deze in de visie van de verdediging een obscuur libel is. De pleegperiode ziet op de gehele periode waarin chatberichten beschikbaar zijn en er is geen apart zaaksdossier dat ziet op voorbereidingshandelingen. Daar komt bij dat het onder 3 ten laste gelegde zou kunnen vallen onder meerdere processen-verbaal. Het is daarom onduidelijk welke feitelijke handelingen en chatgesprekken door het Openbaar Ministerie worden gezien als eventuele voorbereidingshandelingen.
Tevens is door de raadsman partiële nietigheid van de dagvaarding ten aanzien van feit 4 bepleit, nu het zinsdeel “en/of een of meer (onbekend gebleven) andere perso(o)n(en)” onvoldoende specifiek is om aan de voorwaarden van artikel 261 Sv te kunnen voldoen.
Volgens de rechtbank is een voldoende duidelijke en begrijpelijke omschrijving van het ten laste gelegde gegeven. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is voor de verdachte en zijn raadsman aan de hand van de in de tenlastelegging gebezigde bewoordingen, bezien in samenhang met het procesdossier, voldoende duidelijk geweest welk strafbaar handelen aan verdachte wordt verweten, zodat hij in staat is geweest zich daartegen adequaat te verdedigen. De nietigheidsverweren van de raadsman moeten dan ook worden verworpen. De dagvaarding is geldig.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Aanleiding
Sinds 2018 is verdachte in meerdere strafrechtelijke onderzoeken in beeld gekomen. Op 25 april 2018 wordt het onderzoek ‘13Melle’ gestart naar aanleiding van TCI-informatie die was verstrekt over een op handen zijnde liquidatie. Gaandeweg het onderzoek 13Melle rijst het vermoeden dat de overige verdachten in het onderzoek zich bezig houden met grootschalige handel in cocaïne en het witwassen van crimineel verkregen vermogen. Dit onderzoek heeft uiteindelijk niet geleid tot de vervolging van verdachte.
Een witwasverdenking tezamen met een controle waaruit naar voren kwam dat verdachte in het bezit was van een vuurwapen, resulteert vervolgens in het onderzoek ‘13April’. Op 3 februari 2020 wordt verdachte aangehouden binnen dit onderzoek. Hij verblijft op dat moment bij zijn vriendin aan de [adres partner] . Verdachte is op 1 oktober 2020 door de rechtbank Amsterdam veroordeeld voor voornoemde feiten en zou op vrijdag 1 juli 2022 vervroegd in vrijheid worden gesteld, maar wordt op de dag daarvoor aangehouden in onderhavige zaak.
Direct na de aanhouding van verdachte op 3 februari 2020 wordt de woning aan de [adres partner] doorzocht. Tijdens deze doorzoeking wordt een mobiele telefoon aangetroffen en inbeslaggenomen. Deze telefoon blijkt te zijn voorzien van Sky ECC software en kan op dat moment wegens technische redenen niet worden uitgelezen.
In het strafrechtelijk onderzoek ‘Argus’ wordt ondertussen onderzoek gedaan naar criminele samenwerkingsverbanden van gebruikers van cryptocommunicatie via de aanbieder Sky ECC. Daarbij zijn veel encrypted berichten ontdekt en ontsleuteld, ten aanzien van een door de rechter-commissaris op voorhand gelimiteerd aantal categorieën misdrijven. Binnen Argus is onderzoek gedaan naar die ontsleutelde communicatie. Aanvankelijk kan uit de inhoud van deze berichten geen verdenking worden gemaakt jegens verdachte. Om berichten uit de Sky ECC server te kunnen ontsleutelen zijn onder andere de zogenoemde sleutels nodig van de Sky-accounts. Deze sleutels bevinden zich op de telefoons van de gebruikers.
In de maand april 2022 lukt het de politie om de 3 februari 2020 inbeslaggenomen telefoon te openen. Na het openen van dit toestel kan de Sky ECC sleutel worden verkregen waardoor versleutelde berichten op de Sky ECC server gericht door anderen aan het account van verdachte inzichtelijk kunnen worden gemaakt. Deze berichten zijn half juni 2022 aan het onderzoeksteam ter beschikking gesteld. Ook op het toestel zelf worden berichten aangetroffen die kunnen worden ontsleuteld. Dit alles heeft uiteindelijk geleid tot de aanhouding van verdachte in het onderzoek Brannec op 30 juni 2022, hetgeen in dit vonnis door de rechtbank zal worden besproken.
4.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft uiteengezet dat verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-ID’s [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] . Daarnaast heeft zij verwezen naar de identificatie processen-verbaal ten aanzien van de Sky-ID’s van medeverdachten [medeverdachte 1] , en [medeverdachte 2] . Omdat het proces-verbaal inzake [naam 2] op dit moment wegens zwaarwegende opsporingsbelangen nog niet verstrekt kan worden, heeft zij hem steeds aangeduid als gebruiker van de Sky-ID [gebruikersnaam 4] .
De officier van justitie heeft voorts gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
Gelet op het grote en belangrijke aandeel van verdachte (en de nauwe en bewuste samenwerking met anderen) kan het medeplegen van de voorbereidingshandelingen voor de moord op [slachtoffer] (zoals primair is ten laste gelegd) worden bewezen. Verdachte en zijn mededaders hadden PGP-telefoons, informatie over het beoogde slachtoffer – te weten een foto en zijn verblijfsadres – en een voertuig voorhanden die bestemd waren om de moord op het doelwit te begaan. Er werd informatie gegeven over het doelwit en voor de moord er werd een geldelijke beloning van € 200.000,- uitgeloofd. Er heeft bovendien daadwerkelijk een voorverkenning plaatsgevonden in het eerdergenoemde voertuig.
Ten aanzien van feit 2
In de chats van 18 januari 2020 gaf verdachte aan een potentiële koper aan dat hij nog 65 blokken had van [nummer] . Uit de afbeelding en de prijs kan worden afgeleid dat het gaat om cocaïne. In diezelfde chat sprak verdachte over de verkoop van 2 of 3 (kilo). Uit de afbeeldingen van een grote hoeveelheid geld en cocaïne in de chats en de prijs die betaald moest worden, kan ook hieruit worden afgeleid dat het cocaïne betreft. De cocaïne kon worden opgehaald op een adres in Rotterdam. Het voorhanden hebben van 65 blokken cocaïne in Nederland en het verkopen van 2 of 3 blokken cocaïne in Rotterdam kan dan ook worden bewezen.
Ten aanzien van feit 3
In de periode van 17 december 2019 tot en met 8 januari 2020 voerde verdachte daarnaast chatgesprekken met gebruiker [gebruikersnaam 5] over het bewerken en het verwerken van cocaïne en over (het afgeven van) grote geldbedragen. Gelet op de afbeeldingen van wit poeder in gripzakken of schalen in samenhang met de afbeeldingen met weegschalen, grote pakketten geld en afbeeldingen van locaties betreft het duidelijk cocaïne. De gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam 5] sprak bovendien over de kwaliteit van cocaïne, een testpersoon en over grote geldbedragen. Het medeplegen van de voorbereidingshandelingen van het bewerken, verwerken en verkopen van een hoeveelheid cocaïne in voornoemde periode kan derhalve worden bewezen. Dat wegens het ontbreken van de sleutel van Sky-ID [gebruikersnaam 5] enkel de berichten die aan verdachte zijn verzonden zichtbaar zijn (en niet andersom), doet hier niet aan af.
Ten aanzien van feit 4
Uit de chatberichten in het dossier kan worden afgeleid dat verdachte samen met de gebruiker van de Sky-ID [gebruikersnaam 4] ( [naam 2] ), [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en één of meer onbekend gebleven personen een criminele organisatie vormde in de periode april 2018 tot 3 februari 2020. De organisatie hield zich bezig met de handel in verdovende middelen (cocaïne) en voorbereidingshandelingen voor moord.
Dit blijkt onder andere uit de bevindingen omtrent de voorbereiding liquidatie(s) in onderzoek 13Melle van april 2018 en de bevindingen uit het onderzoek ‘Kralinger’ omtrent de cocaïnehandel. Daarnaast blijkt dit uit de bevindingen omtrent de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] (feit 1) en uit de chatgesprekken die relevant zijn bij feit 2 en 3 en chatgesprekken met de Sky-accounts van [naam 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] over de handel in cocaïne en de daarbij behorende boekhouding.
Er werd samengewerkt om geld te verdienen aan internationale handel in verdovende middelen. Als er een persoon was die dat proces in de weg stond, moest deze “gaan slapen”. Door verdachten werd overleg gevoerd over investeringen in de handel van verdovende middelen, transporten van bakken (containers), de transportroutes van de verdovende middelen, het functioneren van “werknemers” binnen de organisatie, de boekhouding van de organisatie, liquidaties en de uitvoering daarvan en ook het verwerven van vuurwapens. Er was binnen de organisatie een duidelijke hiërarchie en rolverdeling, zo blijkt uit het feit dat in de berichten werd gesproken over “heads” en “spotters van [bijnaam 2] ” als er een opdracht werd gegeven zoals bij feit 1. Tevens was er sprake van duurzaamheid, nu na de aanhoudingen van diverse personen, de organisatie doorging met het plegen van misdrijven of de voorbereiding daarvan.
4.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (partiële) vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten. Hij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1
Primair kan uit de bewijsmiddelen niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat verdachte de intentie had (en daarmee een misdadig doel had) om [slachtoffer] van het leven te beroven. Opzet gericht op het voorbereiden van de moord kan daarom niet worden bewezen. Daarnaast waren de ten laste gelegde voorwerpen niet bestemd tot het begaan van moord en kan niet onomstotelijk worden geconcludeerd dat verdachte bezig was met het voorbereiden van een moord, hooguit het voorbereiden van het spotten.
Subsidiair is de bijdrage van verdachte niet van voldoende gewicht is om als medepleger te kunnen worden aangeduid. Er is van hem een minimaal aantal berichten beschikbaar waar hij informatie heeft doorgestuurd die slechts is gericht op het lokaliseren van [slachtoffer] .
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde geldt dat er geen sprake is van uitlokking, nu uit het dossier op generlei wijze blijkt dat verdachte een gift of belofte heeft voorgesteld of dat hij met een dergelijk uitlokkingsmiddel heeft ingestemd. Tevens kan niet worden opgemaakt dat de informatie en foto’s een ander hebben bewogen het ten laste gelegde feit te plegen. Het verband tussen het uitlokkingsmiddel van het uiteindelijke doel kan niet uit de chatberichten worden gefilterd.
Ook van medeplichtigheid, zoals meer subsidiair is ten laste gelegd, is geen sprake. Verdachte heeft met het doorsturen van de informatie niet de feitelijke uitvoering van de moord bevorderd, maar slechts het lokaliseren van [slachtoffer] . Verder kan op basis van de chatberichten zonder steunbewijs niet worden bewezen dat verdachte opzet had op het bevorderen van het gronddelict noch dat zijn opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op dit misdrijf.
Ten aanzien van feit 2
Er kan slechts worden bewezen dat verdachte 6 blokken cocaïne aanwezig heeft gehad dan wel heeft verkocht, bestaande uit 1 van de 65 blokken die verdachte op 18 januari 2020 aanbood met een foto, 2 blokken die op 15 januari 2020 werden verstrekt door verdachte (nu hij er 3 aanbood en 1 terugnam) en 3 blokken die op 21 januari 2020 door hem werden aangeboden. Het dossier bevat geen steunbewijs voor het chatbericht met de strekking dat verdachte over nog 65 blokken zou beschikken.
Ten aanzien van feit 3
Op basis van de beschikbare chatberichten kan niet worden bewezen dat verdachte opzet had om de handel in cocaïne te bevorderen en/of te vergemakkelijken. Verdachte is slechts de ontvanger van informatie en uit de eenzijdige gesprekken kunnen onvoldoende concrete aanknopingspunten worden gefilterd die de betrokkenheid van verdachte bij specifieke voorbereidingshandelingen kunnen bevestigen. Er komen immers geen feitelijke handelingen naar voren. Ook uit de gesprekken waarin de door verdachte verstuurde berichten wel beschikbaar zijn, blijkt niet van een specifieke betrokkenheid.
Ten aanzien van feit 4
Primair kan niet worden bewezen dat de organisatie moord als oogmerk had, nu uit het dossier niet blijkt dat er concreet over meerdere levensdelicten werd gesproken. De contactmomenten over de drugshandel onder feit 2 kunnen niet meewegen bij de invulling van dit bestandsdeel omdat uit het dossier niet blijkt dat zij hier in welke vorm dan ook betrokken bij zijn geweest. Tevens is het moeilijk voorstelbaar dat het oogmerk van een criminele organisatie is gericht op onvoltooide misdrijven, waardoor ook de voorbereidingshandelingen als oogmerk niet kunnen worden bewezen.
Subsidiair is er op basis van het dossier, de eenzijdige chatgesprekken en de uiterst minimaal beschikbare door verdachte verstuurde berichten te weinig bewijs is om aan te tonen of en welke concrete deelnemingshandelingen hij precies heeft verricht.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit en overweegt als volgt. [1]
4.4.1.
De identificatie van de gebruiker van Sky-ID’s [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] en de gebruiker van de telefoons
De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of verdachte kan worden geïdentificeerd als de gebruiker van de Sky-ID’s [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] .
Tijdens de doorzoeking die op 20 februari 2020 in het onderzoek ‘13April’ plaatsvond is in de woning van [naam partner] , de partner van verdachte, aan de [adres partner] een iPhone met IMEI [nummer] (hierna: * [nummer] ) in beslaggenomen. Uit de gegevens, verkregen van de server van Sky ECC, blijkt dat deze telefoon aan dit IMEI het Sky-ID [gebruikersnaam 3] gekoppeld is. [2] Het Sky-ID [gebruikersnaam 3] heeft veelvuldig in contact gestaan met het Sky-ID [gebruikersnaam 6] met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam 7] ’. Dit Sky-ID is gekoppeld aan IMEI [nummer] . Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres partner] is een iPhone met dit IMEI inbeslaggenomen. Gelet op het aantreffen van de telefoon op deze locatie in combinatie met de gebruikersnaam is het volgens de politie aannemelijk dat deze telefoon in gebruik is geweest bij [naam partner] . Dit wordt bevestigd door de communicatie tussen Sky-ID’s [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 6] die vrijwel geheel sociaal van aard is. [3] Het Sky-ID van [naam partner] heeft slechts met twee Sky-ID’s in contact gestaan: [gebruikersnaam 3] en [gebruikersnaam 8] . Het Sky-ID [gebruikersnaam 8] is gekoppeld aan een telefoon met IMEI [nummer] . Deze telefoon is op 29 november 2019 bij een aanhouding van verdachte in beslag genomen. [4] Uit de vergelijking van de contacten van het Sky-ID [gebruikersnaam 2] is gebleken dat meerdere contacten van dit account met nog een ander Sky-ID in contact hebben gestaan met een soortgelijke gebruikersnaam. Dit betreft het Sky-ID [gebruikersnaam 1] , welke is gekoppeld aan een telefoon voorzien van IMEI [nummer] .
Uit het proces-verbaal van identificatie volgt dat het vermoeden dat de Sky-ID’s door een en dezelfde persoon gebruikt werden, allereerst gebaseerd is op de gebruikte opvolgende periodes (respectievelijk 8 augustus 2019 tot en met 21 september 2019 voor Sky-ID [gebruikersnaam 1] , 21 september 2019 tot en met 29 november 2019 voor Sky-ID [gebruikersnaam 2] en 29 november 2019 tot en met 2 februari 2020 voor Sky-ID [gebruikersnaam 3] ). [5] Daarnaast gebruiken alle Sky-ID’s dezelfde gebruikersnaam, te weten ‘ [gebruikersnaam 9] ’, en zijn er verschillende overeenkomsten in (telecom)locaties. Zo zijn bij de iPhone met IMEI * [nummer] de meeste registraties in de nachtelijke uren opgevangen door de cell-ID locatie [adres] . Deze locatie is gelegen op ongeveer 1,05 kilometer van de woning van de vrouw die volgens TCI-informatie de ‘bijvrouw’ van verdachte was. De telefoon heeft daarnaast in de nachtelijke uren registraties op de cell-ID locatie [adres] . Deze cell-ID locatie is gelegen op ongeveer 177 meter afstand van de [adres partner] ; de woning van [naam partner] . [6] Ditzelfde geldt voor de telefoons gekoppeld aan Sky-ID’s [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 1] . [7] Verder vertonen de accounts overeenkomsten in contacten. Van de 25 contacten van Sky-ID [gebruikersnaam 1] zijn er 14 nog actief nadat het opvolgende Sky-lD [gebruikersnaam 2] in gebruik werd genomen. 6 Van deze 14 accounts hebben contact met zowel Sky-ID [gebruikersnaam 1] als Sky-ID [gebruikersnaam 2] . Van de 25 contacten van Sky-ID [gebruikersnaam 2] zijn er vervolgens 21 nog actief nadat het opvolgende Sky-ID [gebruikersnaam 3] in gebruik wordt genomen. 14 van deze 21 accounts hebben contact met zowel Sky-ID [gebruikersnaam 2] als Sky-ID [gebruikersnaam 3] . [8] Bovendien maakt de telefoon met Sky-ID [gebruikersnaam 3] tussen 8 december 2019 en 11 januari 2020 gebruik van een buitenlands telecomnetwerk en zijn er telecomregistraties met IMEI * [nummer] die overeenkomstig zijn met vluchten [nummer] (8 december 2019) en [nummer] (11 januari 2020). Verdachte is op de betreffende dagen gecontroleerd op de luchthaven Schiphol als passagier van deze vluchten. [9]
Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de Sky-ID’s. De verdediging heeft niet naar voren gebracht dat iemand anders gebruik zou hebben gemaakt van de telefoons. Gelet op het voorgaande is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte als de gebruiker van de Sky-ID’s [gebruikersnaam 1] , [gebruikersnaam 2] en [gebruikersnaam 3] kan worden geïdentificeerd.
4.4.2.
Feiten en overwegingen ten aanzien van feit 1
Chatberichten tussen 31 januari 2020 en 2 februari 2020
Op 31 januari 2020 stuurt de gebruiker van het Sky-ID [gebruikersnaam 4] , dat wordt gelinkt aan medeverdachte [naam 2] [10] , naar verdachte dat ze iemand ‘moeten laten slapen’ en dat er ‘4heads’ op moeten worden gezet. Hij vraagt aan verdachte of ze dat kunnen managen. [11] Op 1 februari 2020 ontvangt verdachte van dezelfde Sky-gebruiker een foto van een adres en van een persoon. Hij stuurt daarbij dat dit het adres is van ‘die hond’. Het adres betreft de [adres] . De gebruiker van het Sky-ID [gebruikersnaam 4] (hierna: [gebruikersnaam 4] ) zegt wederom dat ze er ‘4heads’ op moeten zetten, zodat het zeker goed gaat. Mogelijk zijn ‘2heads’ ook voldoende als hij (het doelwit) daar zit. [12] De man op de foto vertoont sterke gelijkenissen met [slachtoffer] . [13] Uit onderzoek ‘26Douglasville’ is bovendien gebleken dat [slachtoffer] vanaf medio 2019 tot begin maart 2020 en van april 2020 t/m juni 2020 op het adres [adres] verbleef. Ook is er in de maand oktober 2019 informatie binnengekomen bij het Team Criminele Inlichten van de Landelijke Eenheid dat er een half miljoen euro werd uitgeloofd voor diegene die [slachtoffer] zou vermoorden of laten vermoorden. [14]
[gebruikersnaam 4] geeft verdachte opdracht dat hij ‘ze’ morgen moet laten posten maar dat deze persoon niets door mag hebben. Hij is namelijk heel scherp. Ze moeten de route goed uitstippelen en ‘deze snel doen’. [15] [gebruikersnaam 4] stelt voor om ‘ [bijnaam 1] ’ er op te zetten en zegt dat ze ‘200k’ voor geven, met ‘spotters’. Deze is belangrijk, het moet goed gebeuren. Eén minuut daarna zoekt verdachte contact met [medeverdachte 2] , die de bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ [16] heeft. [17] [medeverdachte 2] is geïdentificeerd als de gebruiker van Sky-ID [gebruikersnaam 10] . [18]
[gebruikersnaam 4] zegt verder dat het doelwit niet door moet hebben doorhebben dat hij wordt gespot en vraagt aan verdachte of de mannen van ‘ [bijnaam 2] ’ hiervoor goed zijn. [medeverdachte 1] is geïdentificeerd als de gebruiker van Sky-ID’s [gebruikersnaam 11] en [gebruikersnaam 12] [19] en heeft als bijnaam ‘ [bijnaam 2] ’. [20]
Hij stuurt op 2 februari 2020 naar verdachte dat ‘deze’ morgen of max overmorgen gedaan moet worden. [21] Daarna volgt een conversatie tussen verdachte en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] vraagt verdachte om een foto en zegt dat hij iemand neer zet om te spotten. Hij regelt morgen alles voor een ‘waggie’. Verdachte stuurt vervolgens naar [medeverdachte 1] het adres en de foto door die hij eerder van [gebruikersnaam 4] heeft ontvangen. [medeverdachte 1] bericht dat de [adres] een flat betreft en niet makkelijk te spotten is. [medeverdachte 1] vraagt of het subject echt op nummer [nummer] woont. Verdachte bericht dat ‘die’ zegt dat hij daar echt woont en dat hij heeft begrepen dat hij te voet of per scooter beweegt. [22] [gebruikersnaam 4] stuurt naar verdachte dat een jongen van hem zegt dat het subject de woning heeft gehuurd voor 1 maand en dat hij beweegt als een spook. Verdachte stuurt deze informatie vervolgens door naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stuurt op 2 februari 2020 naar verdachte dat hij straks zelf even een rondje gaat rijden. [23]
Voorverkenning op 3 februari 2020
Uit onderzoek blijkt dat [medeverdachte 1] de voorverkenning op 3 februari 2020 daadwerkelijk heeft uitgevoerd; met een Volkswagen Golf, voorzien van kenteken [kenteken] die op dat moment op naam stond van [naam B.V.] . Dit volgt uit het feit dat [naam B.V.] een bedrijf is van de broer van [medeverdachte 1] , en het gegeven dat de auto de dag ervoor en de dag erna voor langere tijd bij het adres van [medeverdachte 1] stilstond. Bovendien verklaart [medeverdachte 1] zelf op 12 februari 2020 dat dit voertuig zijn auto was. [24] Uit de reisbeweging van dit voertuig blijkt dat [medeverdachte 1] tijdens de voorverkenning met korte ‘stops’ tussen de percelen [nummer] en [nummer] op de [adres] heen en weer rijdt en vervolgens stilstaat in een zijstraat van deze weg. [25]
Conclusie
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zich samen met anderen bezig heeft gehouden met de voorbereiding van de moord op [slachtoffer] . Er werd gesproken over het ‘laten slapen’, een terminologie die binnen het criminele milieu vaak wordt gebruikt als er iemand geliquideerd moet worden. Verdachte heeft de opdracht die hij van [gebruikersnaam 4] ontving eerst bij [medeverdachte 2] uitgezet; en toen deze niet direct reageerde, bij [medeverdachte 1] . Hij stuurde informatie door over het doelwit en zijn vermeende verblijfplaats. Er werd bovendien gesproken over het laten uitvoeren van een voorverkenning, welke ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. Deze handelingen waren naar uiterlijke verschijningsvorm en in samenhang bezien voorbereidingen op de geplande moordaanslag op [slachtoffer] .
Door het handelen van de verdachte werd informatie gegenereerd en doorgegeven die daartoe dienstig was. Uit de onderzochte chatberichten volgt dat het doelwit erg op zijn hoede was en dat er daarom zorgvuldig te werk moest worden gegaan. Er was duidelijk een liquidatieplan voor [slachtoffer] . Er werd gesproken over de inzet van ‘spotters’. Het is gebruikelijk dat het beoogde slachtoffer voorafgaand aan een liquidatie gevolgd wordt, of wel ‘gespot’, zodat duidelijk is hoe en waar het slachtoffer kan worden geliquideerd. Verdachte was op de hoogte van de manier waarop het doelwit zich verplaatste (met een scooter of te voet) en uit de communicatie volgt dat er twijfel bestond over het aantal ‘heads’ dat moest worden ingezet. ‘Heads’ zijn in het criminele circuit de schutters die de liquidatie uitvoeren. [26] Nu verdachte zich kennelijk in deze kringen begeeft, kan het dan ook niet anders dan dat verdachte door deel te nemen aan chats waarin in dergelijke bewoordingen werd gesproken, wist dat de dood van [slachtoffer] het uiteindelijke doel was en dat de acties niet slechts gericht waren op het lokaliseren van het doelwit, zoals door de raadsman is aangevoerd. Dat in het dossier geen responderende berichten van verdachte aan [gebruikersnaam 4] beschikbaar zijn, doet hier niet aan af. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft verricht voor de moord van [slachtoffer] .
Uit de chats blijkt bovendien dat de deelnemers samenwerkten ter voltooiing van de liquidatie, waarbij verdachte voornamelijk een coördinerende rol had. Concluderend kan bij alle gedachtestreepjes medeplegen worden bewezen. De rechtbank acht het primair ten laste gelegde dan ook bewezen.
4.4.3.
Feiten en overwegingen ten aanzien van feit 2
Chatberichten tussen 15 januari 2020 en 22 januari 2020
Op 18 januari 2020 stuurt verdachte naar het Sky-ID [gebruikersnaam 13] , geïdentificeerd als [naam 3] [27] , een afbeelding van een wit blok met daarop de stempel ‘ [nummer] ’ en geeft aan dat hij er daar nog 65 van heeft en deze verkoopt voor € 29.250,-. [naam 3] gaat het rondsturen en laat het verdachte weten. Op 22 februari 2020 vraagt [naam 3] aan verdachte hoeveel hij vraagt voor 15 van die [nummer] blokken. Verdachte geeft dan aan € 29.500,-. [28]
Enkele dagen daarvoor, op 15 januari 2020, vraagt de onbekend gebleven gebruiker van het Sky-ID [gebruikersnaam 14] aan verdachte of hij ‘3’ kan leveren voor donderdag. Verdachte vindt dat goed en zegt dat hij deze donderdag ‘anytime’ kan ophalen. [gebruikersnaam 14] vraagt vervolgens of verdachte er ‘2’ in plaats van ‘3’ klaar kan laten zetten omdat hij niet genoeg geld heeft. Hij vraagt hoeveel het gaat kosten en stuurt een foto naar verdachte waarop een grote hoeveelheid geld is te zien. Hij zegt nu ‘68’ te hebben. Verdachte geeft aan dat het ‘29’ kost. [gebruikersnaam 14] moet naar het adres [adres] gaan. [29]
Op 21 januari 2020 wil deze persoon opnieuw ‘3’ kopen. Verdachte geeft aan dat hij er ‘3’ af kan nemen voor ‘29’. [gebruikersnaam 14] moet wederom naar de [adres] gaan. Verdachte vraagt of [gebruikersnaam 14] in dezelfde auto rijdt en instrueert hem om even verderop in de straat te gaan staan. Vervolgens stuurt [gebruikersnaam 14] een foto van een zak met wit poeder op een weegschaal en een foto van een plastic tas bij een drukpers. [30]
Conclusie ten aanzien van de 65 blokken (eerste gedachtenstreepje)
Bij de beoordeling van feit 2 rijst allereerst de vraag of kan worden vastgesteld dat in de chatgesprekken wordt gesproken over cocaïne. De rechtbank overweegt als volgt. Verdachte biedt een wit blok aan met een ingeperst stempel. Een dergelijke stempel duidt veelal op de herkomst van een blok cocaïne. [31] Uit deze afbeelding en de besproken prijs per afname, leidt de rechtbank af dat het hier gaat om prijzen per blok en dat dit cocaïne betreft. Kennelijk verkoopt verdachte deze blokken voor een lagere prijs bij een hogere afname. Gelet op de opmerking van verdachte na het sturen van het [nummer] blok dat hij er daar nog 65 van heeft, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte in de ten laste gelegde periode weliswaar over ongeveer 65 blokken cocaïne zou kunnen beschikken, maar uit het dossier volgt niet dat verdachte deze blokken daadwerkelijk heeft verkocht dan wel dat verdachte met een ander of anderen op enig moment alle 65 blokken aanwezig heeft gehad. De rechtbank spreekt verdachte voor deze onderdelen van de tenlastelegging vrij.
Conclusie ten aanzien van 2 en 3 blokken (tweede gedachtenstreepje)
Uit het dossier kan voorts worden afgeleid dat verdachte op 15 januari 2020 en op 21 januari 2020 opnieuw sprak over de verkoop van respectievelijk 2 en 3 blokken. Dat het hier eveneens cocaïne betreft, volgt uit de in de chat gestuurde afbeeldingen van een grote hoeveelheid geld, wit poeder op een weegschaal, een plastic tas bij een drukpers en de prijs die betaald moest worden. Het gaat hier kennelijk om € 29.000,- per blok. Verdachte vindt
€ 68.000,- voor 3 blokken te weinig. Bij beide verkopen kan de cocaïne opgehaald worden op een adres in Rotterdam. Er wordt bij beide transacties gesproken over de vertrek- en aankomsttijd van de koper naar dit adres en daartoe beide keren ook een afbeelding ter bevestiging gestuurd. [32] De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de verkoop daadwerkelijk heeft plaatsgevonden en acht bewezen dat verdachte in de periode van 15 januari 2020 tot en met 22 februari 2020 2 en 3 blokken cocaïne heeft verkocht. Nu ook hier niet uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte de verkoop met een ander of anderen heeft doen plaatsvinden, zal de rechtbank verdachte vrijspreken voor het medeplegen.
4.4.4.
Feiten en overwegingen ten aanzien van feit 3
Chatberichten tussen 17 december 2019 en 8 januari 2020
Uit de chatberichten vanaf 17 december 2019 wordt duidelijk dat een onbekend gebleven gebruiker van het Sky-ID [gebruikersnaam 5] (hierna: [gebruikersnaam 5] ) op 19 december 2019 na opdracht van verdachte iets moet overdragen. [33] De hoeveelheid en de afgifte daarvan worden besproken. Zo zegt [gebruikersnaam 5] dat hij maar ‘40’ heeft liggen en vraagt hij of het goed is als hij ‘hem’ dan ‘35’ geeft. [34] [gebruikersnaam 5] stuurt daarbij afbeeldingen van grote hoeveelheden geldbiljetten. [35] Op 19 december 2019 stuurt [gebruikersnaam 5] afbeeldingen naar verdachte waarop te zien is dat hij iets aan het mixen is. [36] Een minpunt daarvan is volgens hem de geur. Op 20 december 2019 stuurt hij vervolgens afbeeldingen van wit poeder op een weegschaal en op 31 december 2019 vraagt hij aan verdachte of hij ‘4 stuks’ voor hem kan regelen. [37] Niet veel later wordt gesproken over een prijs en het ophalen daarvan. Op 1 januari 2020 stelt [gebruikersnaam 5] voor ‘hem’ ‘95’ te geven en er nu ‘4’ te nemen. Verdachte gaat met ‘hem’ overleggen om af te stemmen hoe laat [gebruikersnaam 5] kan komen. [gebruikersnaam 5] laat vervolgens middels een foto op 2 januari 2020 blijken dat hij op het afgesproken adres is. [38] Nog geen twee uur later stuurt hij afbeeldingen naar verdachte waarop wederom te zien is dat hij een wit poeder mixt. Hij vraagt aan verdachte wat hij weet van ‘koken met biocarb’ en zegt dat hij het nu snel kookt om daarna aan iemand te geven om te roken. [39] Enkele minuten later stuurt hij opnieuw foto’s van een blok met wit poeder en wit poeder op een weegschaal. Hij zegt ‘die ene’ te gaan mixen en de andere 3 normaal te gaan versturen. [40] Het gesprek gaat verder tot en met 8 januari 2020, wanneer [gebruikersnaam 5] aan verdachte verzoekt om hem even een week niemand te laten ontmoeten, omdat ‘ze’ een paar dagen terug bij ‘iedereen van de rapper mattie’ van verdachte langsgingen. [gebruikersnaam 5] legt uit dat hij steeds pakt zodra hij een beetje geld binnenkrijgt, omdat verdachte soms vaag is. Kennelijk vindt er daarna een ontmoeting plaats, aangezien verdachte aan [gebruikersnaam 5] moet laten weten als hij er is. [41]
Conclusie
De rechtbank overweegt allereerst dat door het ontbreken van de sleutel van het Sky-ID [gebruikersnaam 5] alleen de chats zichtbaar zijn die verstuurd zijn vanaf [gebruikersnaam 5] aan het Sky-ID [gebruikersnaam 3] van verdachte. [42] Dit doet echter niet af aan een bewezenverklaring. Uit bovengenoemde feiten en omstandigheden, meer specifiek de afbeeldingen van het poeder bij weegschalen en in blokvorm in een gripzak, en daarnaast bewoordingen zoals als ‘koken’, ‘mixen’ en ‘roken’, leidt de rechtbank af dat het om cocaïne gaat. Uit de chats blijkt dat [gebruikersnaam 5] bezig was met het mixen van de cocaïne en deze vervolgens door iemand wilde laten uittesten. Op basis van het voorgaande kan worden bewezen dat verdachte zich bezig hield met de productie daarvan. Dat hij ook in cocaïne handelde, blijkt uit de chatberichten in combinatie met de afbeeldingen van de drugs en grote geldbedragen – waaruit de rechtbank afleidt dat verdachte opdracht gaf om een groot geldbedrag af te leveren – en het feit dat [gebruikersnaam 5] vraagt of verdachte ‘4 stuks’ voor hem kan regelen, waarna kennelijk wordt gesproken over de prijs daarvan.
Voornoemde handelingen van verdachte kunnen worden aangemerkt als voorbereidingshandelingen voor het bewerken, verwerken en verkopen van cocaïne. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen de productie en handel in cocaïne heeft voorbereid en/of bevorderd, en zich daarmee tussen 17 december 2019 en 8 januari 2020 schuldig heeft gemaakt aan strafbare voorbereiding in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Niet bewezen is het medeplegen, nu uit het dossier een onvoldoende nauwe en bewuste samenwerking blijkt. De rechtbank spreekt verdachte hiervan vrij.
4.4.5.
Feiten en overwegingen ten aanzien van feit 4
Aanloop van strafrechtelijke onderzoeken
Uit onderzoek Brannec gecombineerd met de bevindingen uit de onderzoeken 13Melle en 13April is de verdenking gerezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als doel de handel in cocaïne en het (doen) plegen van geweldsdelicten.
Zoals reeds in rubriek 4.1 is beschreven, start het onderzoek 13Melle op 25 april 2018, na TCI-informatie dat verdachte en [naam 4] een liquidatie zouden gaan plegen en hiervoor automatische wapens hadden aangeschaft. Twee dagen later wordt [naam 4] aangehouden door de Franse douane bij de Frans/Spaanse grens. In een verborgen ruimte in de Volvo S60 met kenteken [kenteken] (die op 5 april 2018 was aangeschaft door [verdachte] [43] ) waarin [naam 4] reed, liggen handvuurwapens en patronen. In de koffer van de medepassagier van [naam 4] wordt een factuur van het Okura hotel aangetroffen op naam van [naam partner] . [44] [naam partner] blijkt van 21 april tot 26 april 2018 op naam van [naam 2] drie kamers te hebben gereserveerd in dat hotel in Amsterdam. Aldaar hebben verdachte, [naam partner] , [naam 4] en [naam 2] elkaar in die periode ontmoet, zo blijkt uit de camerabeelden van het hotel waarop onder andere te zien is dat verdachte in de Volvo S60 reed en [naam 2] bijrijder was. [45] Uit het onderzoek 13Melle is eveneens gebleken dat verdachte enkele dagen daarvoor, op 18 april 2018, een ontmoeting had met [naam 2] , [naam 5] en [naam 6] in het Waldorf Astoria hotel in Amsterdam en dat zij rondreden in de eerder genoemde Volvo S60. [46]
Gaandeweg het onderzoek 13Melle blijkt uit tapgesprekken, observaties en camerabeelden dat de overige verdachten in het onderzoek Melle zich vermoedelijk bezig houden met grootschalige handel in cocaïne en het witwassen van crimineel verkregen vermogen. [47] Meerdere personen die in verband worden gebracht met grootschalige internationale drugshandel worden als verdachte aangemerkt binnen het onderzoek. Op 11 september 2018 wordt in Amsterdam Zuidoost een cocaïnetransport van circa 473 kilogram onderschept, dat door TCI-bronnen wordt toegeschreven aan [naam 5] , [naam 2] en [naam 6] . [48] Ook verdachte wordt in verband gebracht met meerdere drugstransporten. Op 21 december 2018 wordt de woning van verdachtes vriendin [naam partner] in [woonplaats] doorzocht. Op de keukentafel ligt de huurovereenkomst van de bus waarin op 11 september 2018 de eerdergenoemde circa 473 kilogram cocaïne was aangetroffen. Ook ligt in de woning van verdachte een huurovereenkomst van een andere bus, die in februari 2018 was aangetroffen in de parkeergarage van een hotel in Barcelona in relatie tot een schietpartij in Pacha. In die bus werden door de Spaanse autoriteiten een dubbele bodem, tasers, een holster voor pistool of revolver, Motorola (portofoon) setjes, twee mobiele telefoons en een aantal stukken plastic met daarop mogelijk resten van cocaïne aangetroffen. [49]
Chatberichten
Van 29 november 2019 tot en met zijn aanhouding op 3 februari 2020 heeft verdachte gesprekken gevoerd met de gebruiker van het SKY-account [gebruikersnaam 4] ( [naam 2] ) en de sky-accounts van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Dit is reeds in rubriek 4.4.1 en 4.4.2 uiteengezet. De rechtbank verwijst hiernaar en de inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. In aanvulling hierop volgen uit het dossier de volgende chatberichten die relevant zijn voor de beoordeling van het onder 4 ten laste gelegde.
Op 25 december 2019 stuurt de gebruiker van het SKY-account [gebruikersnaam 4] ( [naam 2] ) naar verdachte dat hij het morgen direct rond gaat maken en dat hij ‘hem’ top blokken had gegeven om snel te cashen, ‘voor jullie’. Het zijn volgens hem ‘top colo spullen’. Hij wil het morgen direct wegdoen voor ‘hem’ maar de klant van de derde persoon wil enkel een stempel. Hij zegt ‘die’ morgen terug te pakken en dan zal hij vervolgens voor verdachte en ‘beton’ ‘die pap’ laten afgooien. [50] Een minuut later stuurt hij een tekstbestand met een financieel overzicht. In dit bestand staat een kasboek met inkomsten en uitgaven. De inkomsten bestaan onder andere uit ‘colos’, ‘fendis’, ‘no10’ en ‘berlusconi’, [51] hetgeen volgens de politie vermoedelijk wederom stempels op blokken cocaïne zijn die naar de herkomst van de drugs verwijzen. [52] In totaal zit er bijna € 6.775.700,- in kas. Daarna volgt er een opsomming van de uitgaven die onder andere bestaan uit het begeleiden en vervoeren van stash, stashplekken en betalingen aan personen. In totaal € 5.552.510,-. Er zou nog
€ 1.223.190,- (als de ‘no10s’ weg zijn) in kas zitten.
Op 27 december 2019 stuurt [medeverdachte 1] naar verdachte dat er kleine chaos is in Rotterdam. [naam 7] is ‘geklemd’ bij de Terminal. De douane schiet op hen. [53] [medeverdachte 1] zegt dat er ‘pipes’ en ‘sannie’ uit de ‘osso’ van [naam 7] moeten worden gehaald en aan [naam 8] moeten worden gegeven. Anderhalf uur later zegt [gebruikersnaam 4] ( [naam 2] ) tegen verdachte slecht nieuws te hebben. Ze hebben ‘die togo’ verloren, 4000 stuks. Vanochtend zou er ook ‘300’ gepakt zijn en twee jongens van [naam 8] . [54] [medeverdachte 1] stuurt diezelfde avond naar verdachte dat de planning in de soep liep. Vandaag met [naam 7] ook. [55]
Uit onderzoek is gebleken dat op 27 december 2019 316 kilogram cocaïne is aangetroffen en in beslag is genomen in een voertuig in Rotterdam. Hierbij is door de douane een waarschuwingsschot gelost en is onder andere [naam 9] aangehouden. Zijn inbeslaggenomen telefoon blijkt te zijn gekoppeld aan het Sky-ID [gebruikersnaam 15] met gebruikersnaam ‘ [naam 7] ’. Daarnaast blijkt uit onderzoek naar de gemelde vangst van 4000 kilogram cocaïne dat op 27 december 2019 een partij van 4418 kilogram cocaïne is gepakt in de haven van Montevideo, Uruguay met als bestemming Togo. In totaal is in connectie met deze vangst in de haven een partij cocaïne gepakt van 6000 kilogram. [56]
Op 22 januari 2023 stuurt [gebruikersnaam 4] ( [naam 2] ) naar verdachte dat ‘ [naam 10] ’ net naar buiten is gekomen. Hij vraag zich af of ‘ [bijnaam 1] ’ ( [medeverdachte 2] ) ‘heet’ is en stelt voor om morgen met verdachte een indeling te maken. [57] [gebruikersnaam 4] stuurt een tekstbestand met de naam ‘ [bijnaam 1] [bijnaam 3] ’. ‘ [bijnaam 3] ’ is de bijnaam van [naam 11] . Uit het tekstbestand blijkt dat er laatst een klus is geweest waar beiden € 50.000,- (in totaal € 100.000,-) aan hebben verdiend. [58] [gebruikersnaam 4] zegt dat ze veel verlies hadden maar dat ze het verlies Uruguay nu hebben rechtgetrokken. ‘Domi’ gaat nu top; duur, maar werkt goed. Dit betreft ‘ [bijnaam 2] ’ ( [medeverdachte 1] ) zijn lijntje. [59] Even later maakt verdachte een berekening en vraagt hij aan [gebruikersnaam 4] of hij hiervan € 100.000, - kan terugzetten. Hij wil graag € 23.250, - houden om van te leven. [gebruikersnaam 4] vindt dat goed en geeft aan dat [bijnaam 2] ( [medeverdachte 1] ) het hem morgen direct moet geven. [60] Het gesprek gaat verder over het gegeven dat er de hele dag ‘pap’ wordt gebracht naar loodsen en over [medeverdachte 1] , die veel ‘pap’ verdient, autobedrijven heeft en ‘blokken’ verkoopt. [gebruikersnaam 4] stuurt nogmaals een tekstbestand met de titel ‘kasboek’. Hierin worden enorme hoeveelheden inkomsten en uitgaven genoemd. Inkomsten bestaan onder andere uit ‘colos’, ‘fendis’, ‘no10’ en ‘ [nummer] ’. In totaal zit er bijna € 14.000.000,- in kas. Daarna volgt er een opsomming van de uitgaven die onder andere bestaan uit het begeleiden en vervoeren van ‘stash’, ‘bakken/containers’, opslag, loodsen, zegels en betalingen aan personen. In totaal ook bijna € 14.000.000,-. [gebruikersnaam 4] geeft aan dat hij € 100.000,- per ‘rit’ verdient. [61]
Notities in de telefoon van verdachte
Op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte staat ook een aantal notities, foto’s en foto’s van notities. In de notities staat de term ‘colo’, gevolgd door ‘st’ die zijn verkocht. Ook wordt de term ‘fendi’ vermeld, gevolgd door ‘st’. Tevens wordt er in deze notities bijgehouden hoeveel geld er nog ontvangen moet worden en soms van wie dit nog te ontvangen is. [62]
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat bij de toepassing van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht onder een organisatie wordt verstaan “een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen verdachte en ten minste één andere persoon”. Dit kan blijken uit een onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie. Het oogmerk van deze organisatie moet gericht zijn op het plegen van misdrijven als – in dit geval – bedoeld in artikel 46 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en/of artikel 2, 10 en 10a van de Opiumwet. Voor een bewezenverklaring is voldoende dat het plegen van misdrijven door de organisatie wordt beoogd. Om van deelneming aan een criminele organisatie te kunnen spreken, is vereist dat verdachte tot het samenwerkingsverband behoort en dat hij een aandeel heeft in – of ondersteuning geeft aan – gedragingen die strekken tot óf rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. In het bestanddeel deelneming aan een organisatie ligt tevens het opzet van verdachte besloten. Verdachte moet in zijn algemeenheid weten dat de organisatie het plegen van misdrijven beoogt.
Conclusie
De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 4.3.1. genoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, bewezen dat in de periode van april 2018 tot en met 3 februari 2020 sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband bestaande uit in ieder geval (al dan niet gedurende de gehele periode): de gebruiker van het account [gebruikersnaam 16] ( [naam 2] ), [medeverdachte 1] en tot op heden onbekend gebleven personen en verdachte. Die organisatie had als oogmerk het plegen van misdrijven, te weten het verkopen en voorhanden hebben van cocaïne, en het voorbereiden daarvan. Daarmee is aan de vereisten voor deelneming aan een criminele organisatie voldaan. De rechtbank verwijst hiervoor naar de reeds aangehaalde bewijsmiddelen ten behoeve van de intensieve samenwerking, de gestructureerde wijze van het plegen van de misdrijven en de gevoerde communicatie tussen de deelnemers. De deelnemers houden elkaar op de hoogte van hun activiteiten en werkwijze binnen de handel. Ook het uitgeven/ontvangen van opdrachten/klussen, het in het kasboek verwijzen naar vervoersritten, routes en opslaglocaties, periodieke en incidentele betalingen en het vergoeden van onkosten, het gebruik van bijnamen en het bestaan van een rolverdelingen duidt op structuur binnen de organisatie. De duurzaamheid van de organisatie komt tot uiting door de periode van ongeveer twee jaar waarin de criminele organisatie actief lijkt te zijn geweest, vanaf april 2018 tot in ieder geval 3 februari 2020: het moment van aanhouding van verdachte in het onderzoek 13April.
Het verweer van de raadsman dat er op basis van het dossier, de eenzijdige chatgesprekken en de beschikbare door verdachte verstuurde berichten te weinig bewijs is om aan te tonen of en welke concrete deelnemingshandelingen hij precies heeft verricht, slaag niet. In dat kader overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft een cruciale rol gespeeld bij het onderhouden van de criminele organisatie. Zijn deelnemingshandelingen zijn voldoende concreet en bestaan uit in ieder geval het in bezit hebben van het huurcontract van een Mercedes busje (kenteken [kenteken] ) waarin op 11 september 2018 circa 473 kilogram cocaïne is aangetroffen en het in bezit hebben van het huurcontract van een busje (kenteken [kenteken] die in februari 2018 is aangetroffen in de parkeergarage van een hotel in Barcelona waarin onder andere, tasers, een holster voor pistool of revolver, Motorola (portofoon) setjes, twee mobiele telefoons en een aantal stukken plastic met daarop mogelijk resten van cocaïne werden aangetroffen. Tevens blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte zich bezighield met de verkoop van blokken cocaïne en het investeren via [gebruikersnaam 16] ( [naam 2] ) in cocaïnetransporten. Hij verdiende daar ook grote hoeveelheden geld mee. Dat door ontbreken van de sleutel van de accounts [gebruikersnaam 12] en [gebruikersnaam 4] soms slechts de chats zichtbaar zijn die zijn verstuurd vanaf die accounts aan het account [gebruikersnaam 3] van verdachte, doet naar het oordeel van de rechtbank niet aan een bewezenverklaring. De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang beschouwd, dan ook vast dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
De rechtbank verwerpt ook het verweer van de raadsman dat niet kan worden bewezen dat het oogmerk van de criminele organisatie gericht was op onvoltooide misdrijven, waardoor ook de voorbereidingshandelingen als oogmerk niet kunnen worden bewezen. Uit de chatberichten en het uitgebreide kasboek kan worden afgeleid dat de organisatie erop uit was de drugshandel voort te zetten en daartoe gebruik te maken van nieuwe lijntjes (routes). Ook werd al een fictief kasbedrag genoemd, mits de ‘no10’s’ (cocaïne blokken met deze stempel) verkocht zouden worden. Hiermee blijkt voldoende dat de organisatie het oogmerk had het aanwezig hebben van- en verdere handel in harddrugs voor te bereiden.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de organisatie geweldsmisdrijven als oogmerk had, nu uit het dossier niet blijkt dat er buiten de beoogde liquidatie van [slachtoffer] concreet over meerdere levensdelicten werd gesproken. Het onder 1 primair bewezenverklaarde – te weten het voorbereiden van de liquidatie van [slachtoffer] – is onvoldoende om te spreken van een oogmerk hiertoe. De rechtbank spreekt verdachte daarom hiervan vrij. Gelet hierop acht de rechtbank ook niet bewezen dat [medeverdachte 2] deel uitmaakte van de criminele organisatie. Uit de bewijsmiddelen volgt namelijk niet dat ook hij onderdeel was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband om de grootschalige drugshandel te onderhouden.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1 primair:
op meerdere tijdstippen in de periode van 31 januari 2020 tot en met 4 februari 2020 te Den Haag en te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
ter voorbereiding van het misdrijf om een persoon, te weten [slachtoffer] , opzettelijk en met voorbedachten rade van het leven te beroven (zijnde moord, strafbaar gesteld in artikel 289 Wetboek van Strafrecht), waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld,
opzettelijk
- een of meer PGP-toestellen en
- een of meer PGP-toestellen met een afbeelding met informatie over [slachtoffer] (te weten zijn verblijfplaats en/of adres) en
- een of meer PGP-toestellen met een afbeelding van een foto van die [slachtoffer] en
- een voertuig (Volkswagen Golf) voorzien van het kenteken [kenteken] (op naam van [naam B.V.] )
bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
Ten aanzien van feit 2:
op meerdere tijdstippen in de periode van 15 januari 2020 tot en met 28 januari 2020 meermalen, telkens
- 2 blokken cocaïne en 3 blokken cocaïne, opzettelijk heeft verkocht in Rotterdam
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Ten aanzien van feit 3:
op meerdere tijdstippen in de periode van 9 december 2019 tot en met 8 januari 2020 in Nederland, meermalen, telkens om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten bewerken en verwerken en verkopen van cocaïne in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om die feiten te plegen, te doen plegen, en om daarbij behulpzaam te zijn en om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en
- zich en een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van die feiten heeft getracht te verschaffen en
- een of meer voorwerp(en) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of (een) stof(fen) en gelden voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist, dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte, (opzettelijk) (onder meer):
- een cryptotelefoon voorhanden gehad en
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam 3] ) gesprekken gevoerd met een ander over het bewerken en verwerken en verkopen van (handels)hoeveelheden verdovende middelen en
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam 3] ) gesprekken gevoerd met een anderen over het mixen van verdovende middelen en
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam 3] ) gesprekken gevoerd met betrekking tot de prijs van de verdovende middelen en/ de levering van de te betalen geldbedragen
- ( als gebruiker van het account [gebruikersnaam 3] ) foto’s van hoeveelheden verdovende middelen ontvangen
Ten aanzien van feit 4:
in de periode van april 2018 tot en met 3 februari 2020 in Nederland, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit verdachte en een of meer (onbekend gebleven) andere personen en
- de gebruiker van het account [gebruikersnaam 16] ( [naam 2] ) en
- [medeverdachte 1]
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten de handel in en het voorhanden hebben van cocaïne en de voorbereiding daarvan (als bedoeld in artikel 2 jo 10 jo 10a Opiumwet).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 14 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de bepaling van de strafmaat mee te wegen dat – zoal sprake is van een voorbereiding – deze voorbereiding zich in een heel pril stadium bevond. De strafmaat dient te gematigd te worden, gelet op de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 13 december 2016 (ECLI:NL:RBDHA:2022:4585) en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Tevens dient rekening te worden gehouden met artikel 63 Sr en het feit dat verdachte niet vervroegd in vrijheid is gesteld naar aanleiding van de veroordeling door de rechtbank op 1 oktober 2020, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 35 maanden (onderzoek 13April).
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft gedurende bijna twee jaar deel uitgemaakt van een criminele organisatie die tot doel had grote hoeveelheden cocaïne aanwezig te hebben en te verhandelen, en daartoe voorbereidingshandelingen te treffen. Daarnaast heeft hij zelf ook grote hoeveelheden cocaïne aanwezig gehad en verkocht, en voorbereidingshandelingen daartoe getroffen. Verdachte was hiermee een belangrijke schakel in het gehele proces van cocaïnehandel en heeft deze lucratieve en schadelijke activiteiten gedurende een lange periode uitgevoerd. Zo heeft hij, alsmede de criminele drugsorganisatie waartoe de hij behoorde een substantiële bijdrage geleverd aan de instandhouding van de handel in harddrugs. Het gebruik van harddrugs is verslavend en is zeer schadelijk voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in aanzienlijke mate een ondermijnend en corrumperend effect uit, waartegen krachtig moet worden opgetreden. Drugs en de handel daarin leiden, direct of indirect, tot ernstige vormen van geweld en criminaliteit en daarmee tot onveiligheid in de samenleving. Dat is ook in deze zaak nogmaals bevestigd, nu verdachte ook met anderen een liquidatiepoging op [slachtoffer] heeft voorbereid. De wijze van uitvoering van de voorbereiding had een professioneel karakter. Door de verdachten werd met behulp van versleutelde, geëncrypte communicatie (via de PGP-toestellen) de noodzakelijke informatie uitgewisseld. Daarnaast had er al een voorverkenning plaatsgevonden en werd besproken hoeveel mensen er voor nodig waren om het doel – de dood van [slachtoffer] – te bereiken. De inhoud van het intensieve berichtenverkeer, en dan vooral de manier waarop over een mensenleven wordt gesproken, is zeer schokkend. Dat het bij voorbereidingshandelingen is gebleven, is bovendien niet te danken aan enig handelen van de verdachte.
Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten is een lange gevangenisstraf passend. De door de rechtbank op te leggen straf zal echter lager zijn dan de gevangenisstraf van 14 jaar die de officier van justitie heeft geëist. Dit komt onder andere omdat de rechtbank minder bewezen acht. De rechtbank heeft voor de straftoemeting gekeken naar de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). De rechtbank gaat daarbij, gelet op de in de chats genoemde bedragen, uit van een gewicht van 1 kilo per blok. Voor het verkopen van ruim 5 kilo harddrugs in georganiseerd verband geldt als uitgangspunt een minimale gevangenisstraf van 34 maanden. Voor het treffen van voorbehandelingshandelingen voor drugshandel zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld. Ditzelfde geldt voor het voorbereiden van een moord en deelneming aan een criminele organisatie.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Gezien de belangrijke rol van verdachte in het criminele circuit en de periode waarin hij zich bezighield met (de voorbereiding van) zeer ernstige drugs- en levensdelicten, acht de rechtbank het recidiverisico groot. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard nog steeds een relatie te hebben met [naam partner] en in detentie vader te zijn geworden van een tweede kind. Desondanks heeft verdachte geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen door zich vanaf zijn aanhouding consequent op zijn zwijgrecht te beroepen. Het gebrek aan het nemen van verantwoordelijkheid en het tonen van inzicht in zijn drijfveren, rekent de rechtbank de verdachte aan. De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte op 1 oktober 2020 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 35 maanden voor het voorhanden hebben van een wapen en witwassen. Derhalve is artikel 63 Sr van toepassing.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Zij acht, alles overwegende, het opleggen van een gevangenisstraf van 9 jaar met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 46, 47, 57, 63, 140 en 289 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair:
medeplegen van voorbereiding van moord
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3:
een feit bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen, door een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen en voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Thomas, voorzitter,
mrs. R.A. Overbosch en R.J. Bartels, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.S. Schakenraad, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 juni 2023.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 4).
3.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 6).
4.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 7).
5.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8.
6.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 4).
7.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 7).
8.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 7).
9.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p.1-8 (p. 5-6).
10.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 29-32 (p. 29).
11.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 65).
12.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 65-66).
13.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 62) en proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 132.
14.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 62).
15.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 66).
16.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 64).
17.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 66).
18.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p. 10-13 (p. 13).
19.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 63).
20.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 7, p. 73-76.
21.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 67).
22.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 67).
23.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 62-70 (p. 68-69).
24.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 122-128.
25.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 122-128 (p. 124-125).
26.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van Rechtbank Midden-Nederland van 27 maart 2019 (ECLI:NL:RBMNE:2019:1279) en Rechtbank Amsterdam van 31 mei 2021 (ECLI:NL:RBAMS:2021:2732)
27.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 15-16 (p. 15).
28.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 15-16 (p. 16).
29.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 17-24 (p. 18-20).
30.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 17-24 (p. 20-22).
31.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 46).
32.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 17-24 (p. 20-21).
33.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 1).
34.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 2).
35.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 3).
36.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 6-7).
37.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 8).
38.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 8-10).
39.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 11).
40.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 12-13).
41.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 14).
42.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 1-14 (p. 1).
43.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 5, p. 113-120.
44.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlage, rubriek 5, p. 2-31 (p. 8).
45.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, rubriek 5, p. 2-31.
46.Proces-verbaal van bevindingen inclusief bijlagen, rubriek 5, p. 32-49.
47.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 6, p. 1-24 (p. 3-4).
48.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 6, p. 1-24 (p. 3-4).
49.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 6, p. 1-24 (p. 3-4).
50.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 36).
51.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 36-38).
52.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 38).
53.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 29-32 (p. 30).
54.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 29-32 (p. 31).
55.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 29-32 (p. 32).
56.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 33-34.
57.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 39).
58.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 39-40).
59.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 42-43).
60.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 42).
61.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 35-46 (p. 43-45).
62.Proces-verbaal van bevindingen, rubriek 2, p. 47-58 (p. 54-58).