ECLI:NL:RBAMS:2023:3243

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
23 mei 2023
Zaaknummer
10354237 EA VERZ 23-177
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige opzegging van de arbeidsovereenkomst en toekenning van vergoedingen aan werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 22 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werknemer, en VarrocCorp Holding B.V., zijn werkgever. [verzoeker] had een verzoek ingediend tot vernietiging van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst, die door VarrocCorp was gedaan op 26 december 2022. Hij stelde dat de opzegging in strijd was met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en vroeg om een billijke vergoeding, transitievergoeding en een bonus. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat VarrocCorp niet had aangetoond dat er sprake was van een van de uitzonderingen die een opzegging zonder instemming van de werknemer rechtvaardigen. De kantonrechter kende [verzoeker] een billijke vergoeding toe van € 250.000,-, een transitievergoeding van € 50.679,57 en een transactiebonus van € 695.497,52, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast werd VarrocCorp veroordeeld tot betaling van een netto pensioentoezegging van € 60.667,-. De kantonrechter oordeelde dat VarrocCorp in de proceskosten moest worden veroordeeld, omdat zij de overwegend in het ongelijk gestelde partij was. De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers tegen onrechtmatige opzeggingen en de verplichtingen van werkgevers bij beëindiging van arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 10354237 EA VERZ 23-177
beschikking van: 22 mei 2023
func.: 33623
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats] (Duitsland),
verzoeker,
nader te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigden: mrs. P.A. Nabben en A.J.W. van Elk,
t e g e n
de besloten vennootschap VarrocCorp Holding B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
verweerster,
nader te noemen: VarrocCorp,
gemachtigden: mrs. J. Stolk en M.W. Prinsze.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoeker] heeft op 23 februari 2023 een verzoek met producties ingediend dat primair strekt tot vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst door VarrocCorp, met nevenverzoeken. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht ten laste van VarrocCorp een billijke vergoeding toe te kennen, met nevenverzoeken.
[verzoeker] heeft ook een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
VarrocCorp heeft een verweerschrift ingediend met producties tevens houdende een voorwaardelijk tegenverzoek.
Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] nog stukken ingediend.
Het verzoek is mondeling behandeld op 24 april 2023. [verzoeker] is op zitting verschenen, vergezeld door de gemachtigden en een tolk Duits. Namens VarrocCorp is [naam 1] verschenen, vergezeld door de gemachtigden en mr. I. Brouwer. Namens VarrocCorp waren daarnaast [naam 2] en [naam 3] met een tolk Engels via een videoverbinding aanwezig.
Partijen hebben hun standpunten aan de hand van pleitnotities toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.
Feiten
1.1. [verzoeker] is met ingang van 1 november 2021 voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij VarrocCorp als Global CEO van Varroc Lighting Systems (VLS), dat onderdeel is van de Varroc-groep. Het salaris bedraagt € 43.333,33 bruto per maand, inclusief 8% vakantietoeslag maar exclusief overige emolumenten.
1.2. In de arbeidsovereenkomst tussen partijen zijn voor zover hier relevant de volgende bedingen opgenomen:

2. Term of contract, termination, release, dismissal
(…)
2.2. This Employment Agreement may be terminated by the CEO with six months’ notice to the end of a calendar month and by the Company with twelve months’ notice to the end of a calendar month.
(…)

3.Remuneration

(…)

3.2. (…)
the CEO shall receive at the discretion of the Company an annual variable compensation under the conditions and in accordance with the applicable guidelines in force in the Company or the Group.
Currently, a variable remuneration referred to as “target bonus” is provided for depending on the achievement of targets set annually by the Company, which are communicated to the CEO separately in writing. If 100% of these personal targets are achieved and the Company achieves the targets set for EBIDTA or sales (cumulative, if applicable), the CEO is entitled to payment of variable compensation equal to 80% of his annual gross base compensation (…) in the relevant fiscal year.
(…)
3.3.
The CEO is at the discretion of the Company entitled to a long-term incentive (3-year long-term bonus) in accordance with the plan applicable in the Group in each case.
The target bonus under this plan is equal to 65% of the annual gross base compensation (…) received for the last fiscal year of each 3-year period.
(…)

4.Special benefits

(…)

4.3.
The parties shall reach a separate agreement on a retirement pension for the CEO.
1.3.
Eind november 2021 is [verzoeker] op de hoogte gebracht van het feit dat VarrocCorp de verkoop van de VLS-activiteiten in gang had gezet. [verzoeker] zou zich vanaf dat moment bezighouden met de begeleiding van de verkoop van VLS. Afgesproken werd dat [verzoeker] na succesvolle verkoop van het onderdeel VLS van start zou gaan als Global CEO van het onderdeel Varroc Engineering Ltd. (VEL).
1.4.
In het geval van een succesvolle verkoop van VLS is bij e-mail van 26 augustus 2022 een mogelijke transactiebonus aan [verzoeker] toegezegd. In de e-mail staat:

Further to the conversations we have had with you on this topic, we confirm a payment of 1% of the equity value net of debt immediately post the closing of the divestment of VARROC 4-wheeler lighting systems operations in the Americas and Europe to Compagnie Plastic Omnium SE of France “Project Aether”
1.5.
De verkoop van VLS is uiteindelijk op 6 oktober 2022 formeel afgerond en VLS is daarbij voor 520 miljoen euro verkocht aan Compagnie Plastic Omnium SE (verder: Plastic Omnium). De afspraken tussen VarrocCorp en Plastic Omnium zijn vastgelegd in de Amendment to the Securities Agreement (verder: SPA) van 5 oktober 2022. In de SPA staan de volgende, hier relevante, bepalingen:

2.1Base Purchase Price
(a)
Seller and Buyer agree to amend the amount of the Base Purchase Price which shall be reduced from
€ 600,000,000 to€ 520,000,000,which is addressed below.
2.2
Estimated Closing Schedule
(…)
(b)
The Estimated Closing Amount is equal to€ 69,549,752.
(…)
2.1
Closing Date
(a)
Seller and Buyer agree to set the Closing Date on 6 October 2022 (provided that all conditions precedent are satisfied or waived).
(…)
2.11
Post-Closing Adjustment
(a)
Seller and Buyer agree that the Final Closing Statement shall be prepared by Buyer within ninety (90) Business Days after the Closing Date.
1.6.
Na de verkoop van VLS is [verzoeker] begonnen als Global CEO van VEL. In de daaropvolgende weken heeft [verzoeker] meermaals zijn ongenoegen geuit bij zijn direct leidinggevende over de verdeling van bevoegdheden. Tussen partijen is op enig moment beëindiging van de arbeidsovereenkomst ter sprake gekomen. In dat kader heeft [naam 2] van VarrocCorp op 18 november 2022 het volgende, voor zover hier relevant, aan [verzoeker] gemaild:

On the 8th of November 2022 during your visit to India, we were informally communicated of your intent to resign and the same was also communicated by you to your manager (our CMD). As per your contract the notice period to be served is 6 months. (…)
[verzoeker] heeft op 24 november 2022 gereageerd, voor zover relevant:

I cannot confirm the content from [naam 2] email of 11/18/2022. (…)
I also told [naam 4] that I would not quit, but that we should look together for a fair solution.
1.7.
VarrocCorp heeft [verzoeker] op 6 december 2022 een voorstel voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden aangeboden. [verzoeker] heeft op 13 december 2022 laten weten niet akkoord te gaan met dit voorstel.
1.8.
Bij brief van 26 december 2022 heeft VarrocCorp de arbeidsovereenkomst opgezegd tegen 31 december 2023.
Verzoek
1. [verzoeker] heeft ter zitting zijn primaire verzoek ingetrokken en verzoekt de kantonrechter thans het volgende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
bij wijze van voorlopige voorziening:
I. VarrocCorp voor de duur van het geding te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van het overeengekomen maandsalaris voor de resterende duur van de opzegtermijn;
II. VarrocCorp te veroordelen tot betaling aan [verzoeker] van een voorschot op de aan hem onvoorwaardelijk toegezegde sales incentive, ten bedrage van
€ 500.000,- bruto;
in de hoofdzaak:
III. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking een transitievergoeding van € 63.114,20 bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking een billijke vergoding van € 350.000,- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
V. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking de transactiebonus (sales incentive) van primair € 2.240.000,-, subsidiair € 1.440.000,-, meer subsidiair € 1.160.000,- en uiterst subsidiair
€ 710.000,- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking de bonus ex artikel 3.1 van de arbeidsovereenkomst van
€ 633.333,- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
VII. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking de LTI bonus ex artikel 3.2 van de arbeidsovereenkomst van
€ 338.000,- bruto te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
VIII. VarrocCorp te veroordelen om aan [verzoeker] binnen vijf dagen na deze beschikking de netto pensioentoezegging van € 60.667,- netto te betalen, dan wel het bruto equivalent daarvan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening;
IX. VarrocCorp primair te veroordelen in alle door [verzoeker] gemaakte kosten van juridisch advies en noodzakelijk tolk/vertaalwerk, welke kosten in totaal zijn begroot op € 45.000,- te vermeerderen met btw, subsidiair in de proceskosten.
2. Aan zijn verzoeken legt [verzoeker] ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:671 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is opgezegd door VarrocCorp. [verzoeker] maakt daarom aanspraak op de wettelijke transitievergoeding en een billijke vergoeding. Verder stelt [verzoeker] zich op het standpunt dat aan hem nog een aantal bonussen en een pensioentoezegging moeten worden toegekend. [verzoeker] verzoekt ten slotte om vergoeding van de werkelijk gemaakte proceskosten, omdat VarrocCorp deze procedure noodzakelijk heeft gemaakt en onjuiste verklaringen heeft afgegeven.
Verweer en tegenverzoek
3. VarrocCorp verweert zich tegen de verzoeken. Zij voert aan – samengevat – dat zij lange tijd in de veronderstelling was dat Duits recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. Dat standpunt heeft VarrocCorp nu verlaten, maar volgens haar is er geen sprake van ernstige verwijtbaarheid aan haar kant. Een billijke vergoeding is dan ook niet toewijsbaar, althans deze moet sterk gematigd worden.
4. VarrocCorp voert verder verweer tegen de door [verzoeker] verzochte bonussen, de hoogte van de door hem verzochte transitievergoeding en het verzoek tot toekenning van de werkelijke proceskosten. Dit verweer zal voor zover relevant bij de beoordeling aan de orde komen.
5. VarrocCorp verzoekt voorwaardelijk, voor het geval de arbeidsovereenkomst tussen [verzoeker] en VarrocCorp nog bestaat, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub g of h of i BW met inachtneming van de opzegtermijn onder aftrek van het tijdsverloop van deze procedure.
Beoordeling
De opzegging
6. [verzoeker] heeft ter zitting laten weten dat hij inmiddels berust in de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, omdat voortzetting hiervan volgens hem onder de gegeven feiten en omstandigheden geen reële mogelijkheid meer is. Daarmee staat vast dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen conform de opzegging van VarrocCorp zal eindigen per 1 januari 2024.
7. In deze procedure gaat het in de eerste plaats om de vraag of VarrocCorp de arbeidsovereenkomst op 26 december 2022 mocht opzeggen tegen 1 januari 2024. Het antwoord daarop luidt dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was. Daarover wordt het volgende overwogen.
8. Tussen partijen is niet langer in geschil dat Nederlands recht op de arbeidsovereenkomst tussen partijen van toepassing was en is. Onder het Nederlandse arbeidsrecht kan een werkgever een arbeidsovereenkomst in beginsel niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij één van de uitzonderingen als genoemd in artikel 7:671 lid 1 sub a tot en met h BW van toepassing is. VarrocCorp heeft niet gesteld dat een van deze uitzonderingen in het onderhavige geval van toepassing is. Voorzover VarrocCorp zich op het standpunt heeft willen stellen dat [verzoeker] heeft ingestemd met de opzegging van de arbeidsovereenkomst, faalt dat verweer. Het tegendeel blijkt immers uit de overgelegde correspondentie, zoals de e-mail van 24 november 2022 van [verzoeker] (zie onder 1.6). Niet gesteld of gebleken is dat partijen overeenstemming hebben bereikt over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden. Integendeel, VarrocCorp stelt zich juist op het standpunt dat er in december 2022 géén minnelijke regeling kon worden bereikt, waarna zij op 26 december 2022 zelfstandig is overgegaan tot opzegging van de arbeidsovereenkomst. De stelling dat [verzoeker] daarmee heeft ingestemd is onbegrijpelijk.
9. De conclusie is dan ook dat VarrocCorp de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW.
Billijke vergoeding
10. Ten aanzien van de verzochte billijke vergoeding wordt overwogen dat uit artikel 7:681 lid 1, onderdeel a, BW volgt dat de kantonrechter een billijke vergoeding kan toekennen als de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Zoals hiervoor reeds overwogen, is dat hier het geval. Door op te zeggen in strijd met artikel 7:671 BW is de opzegging in beginsel ernstig verwijtbaar. Bij de begroting van de billijke vergoeding gaat het er kort gezegd om dat de werknemer wordt gecompenseerd voor het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever (zie onder meer HR 30 juni 2017, ECLI:NL:HR:2017:1187 (New Hairstyle), HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:878 (Zinzia) en HR 30 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2218 (Service Now)).
10. VarrocCorp heeft ernstig verwijtbaar gehandeld door in strijd met de daarvoor geldende Nederlandse wetgeving, die op de arbeidsovereenkomst tussen VarrocCorp en [verzoeker] van toepassing is en waaraan VarrocCorp dus is gebonden, [verzoeker] te ontslaan. VarrocCorp heeft geen rechtens te respecteren standpunt aangevoerd op grond waarvan zij ten tijde van het ontslag meende, of mocht menen, dat Duits recht op de arbeidsovereenkomst van toepassing was. VarrocCorp heeft bij de onrechtmatige opzegging weliswaar een ruime opzegtermijn in acht genomen, waarmee [verzoeker] niet per direct in de financiële problemen is gebracht, maar daar staat tegenover dat [verzoeker] nog wel tot 1 januari 2024 (thans dus nog ruim een halfjaar) verbonden blijft aan VarrocCorp. Feitelijk staat [verzoeker] al sinds begin dit jaar op non-actief en er zijn geen aanwijzingen dat dit in het vervolg van het jaar zal veranderen. Naast het feit dat dit gevolgen heeft voor de gezondheid van [verzoeker] omdat dit tegen zijn karakter ingaat, wordt [verzoeker] hierdoor ook ervan weerhouden om ergens anders in dienst te treden. De gedwongen tijdelijke terugtreding van een jaar van de arbeidsmarkt, waartoe VarrocCorp [verzoeker] feitelijk heeft verplicht, kan voor de naam en positie van [verzoeker] beschadigend zijn. Verder geldt dat [verzoeker] hierdoor niet in staat wordt gesteld de bonustargets te halen, waardoor hij onder meer niet in staat wordt gesteld om 80% van zijn jaarsalaris van € 520.000,-- (3.2.) aan bonus te genereren. Alles afwegende zal de billijke vergoeding worden vastgesteld op € 250.000,- bruto.
10. Het wordt redelijk geacht dat VarrocCorp de billijke vergoeding binnen één maand na het einde van het dienstverband aan [verzoeker] betaald. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 1 februari 2024 tot de dag van voldoening.
De transactiebonus
13. Tussen partijen is niet in geschil dat aan [verzoeker] als
incentiveeen transactiebonus is toegezegd bij succesvolle afronding van de verkoop van VLS. Deze afspraak is bij e-mail van 26 augustus 2022 (zie onder 1.4.) als volgt bevestigd:

we confirm a payment of 1% of the equity value net of debt immediately post the closing (…)
14. Het geschil tussen partijen is tweeledig. In de eerste plaats berekenen partijen de ‘equity value net of debt’ verschillend en in de tweede plaats hanteren zij beiden een andere uitleg van het begrip ‘closing’.
14. Om met dat laatste te beginnen, in de SPA is in artikel 2.10 (a) overeengekomen dat de “Closing Date” 6 oktober 2022 was. Tussen partijen is ook niet in geschil dat de closing op deze datum formeel heeft plaatsgevonden. VarrocCorp stelt zich echter op het standpunt dat op grond van artikel 2.11 van de SPA (Post-Closing Adjustment) de koopprijs thans nog in geschil is tussen haar en Plastic Omnium, waardoor de transactiebonus (nog) niet kan worden vastgesteld.
14. Dit verweer van VarrocCorp faalt. In de e-mail van 26 augustus 2022 is aan [verzoeker] toegezegd dat hem 1% toekomt van de ‘equity value net of debt
immediately post the closing’ (onderstreping kantonrechter), zonder dat daar enig voorbehoud of een begrenzing in is aangebracht. Het begrip ‘immediately post the closing’ wordt in de e-mail niet verder toegelicht. [verzoeker] mocht er dan ook gerechtvaardigd op vertrouwen dat met de ‘closing’ 6 oktober 2022 werd bedoeld, aangezien dit de dag is waarop VLS is verkocht en deze dag in de SPA wordt aangeduid als de Closing Date, alsmede dat direct na deze datum de bonus zou worden uitgekeerd. Indien VarrocCorp, zoals zij stelt, met ‘closing’ heeft bedoeld de materiële closing die conform de SPA intreedt na 90 werkdagen na 6 oktober 2022 (artikel 2.11), indien de koper zich niet op koopcorrecties beroept of de dag dat de uiteindelijke koopsom definitief wordt vastgesteld, had het op de weg van VarrocCorp gelegen dat zij de tekst van de bonustoekenning (oftewel de e-mail van 26 augustus 2022) zo had opgesteld dat deze bedoeling duidelijk en ondubbelzinnig voor [verzoeker] op te maken zou zijn geweest uit het e-mailbericht. Dat heeft zij niet gedaan. Ingevolge het zogenoemde contra-proferentem beginsel dient dit dan ook in het nadeel te worden uitgelegd van degene die de e-mail heeft opgesteld (VarrocCorp).
14. Het voorgaande betekent dat het risico dat de koper Plastic Omnium zich achteraf op koopcorrecties beroept, niet afdoet aan de toegezegde bonus van 1% van de equilty value net of debt, zoals berekend op de dag van de closing, te weten op 6 oktober 2022 en verschuldigd direct na 6 oktober 2022.
14. Dan wordt toegekomen aan het tweede geschilpunt tussen partijen, namelijk de vraag hoe de equity value net of debt moet worden berekend.
14. In artikel 2.2 van de SPA is de Estimated Closing Amount vastgesteld op
€ 69.549.752,-. In beginsel zou de transactiebonus van [verzoeker] 1% van dit bedrag bedragen, ware het niet dat partijen hier enkele opmerkingen bij hebben geplaatst die volgens hen tot een hogere (in de visie van [verzoeker] ), respectievelijk lagere (in de visie van VarrocCorp), transactiebonus zouden moeten leiden.
20. Het gaat dan in de eerste plaats om de Enterprise Value. [verzoeker] heeft gesteld dat de uiteindelijk overeengekomen vermindering van de Enterprise Value van 600 miljoen naar 520 miljoen volledig voor risico van VarrocCorp moet komen en dat voor de berekening van de transactiebonus het verschil van 80 miljoen in zijn voordeel moet worden meegewogen. VarrocCorp heeft volgens [verzoeker] geen redelijke verklaring gegeven voor de daling van de Enterprise Value. VarrocCorp betwist het standpunt van [verzoeker] en voert aan dat door de slechte financiële positie van VLS een vermindering van de Enterprise Value noodzakelijk was om de verkoop veilig te stellen.
21. Uit de SPA (artikel 2.1) volgt dat VarrocCorp en Plastic Omnium zijn overeengekomen dat de Base Purchase Price (of Enterprise Value) verminderd zal worden van 600 miljoen tot 520 miljoen. Aangenomen mag worden dat dit het resultaat is van onderhandelingen tussen deze partijen en dat daar meerdere (zakelijke) motieven aan ten grondslag liggen. Er is geen enkele aanleiding om te veronderstellen dat VarrocCorp de Enterprise Value kunstmatig op een lager bedrag heeft bepaald. Het feit dat [verzoeker] de door VarrocCorp aangevoerde redenen voor de verlaging ongeloofwaardig vindt en dat hij van mening is dat hij zelf een beter resultaat had kunnen behalen, maken de uiteindelijk gesloten deal niet anders en die deal is leidend voor de berekening van de transactiebonus. Er wordt daarom uitgegaan van een Enterprise Value van 520 miljoen.
21. [verzoeker] heeft verder erop gewezen dat in de Equity Bridge die behoort bij de SPA twee keer een Purchase price is opgenomen. Eén keer de koopprijs in de ogen van VarrocCorp (81 miljoen) en één keer de koopprijs in de ogen van Plastic Omnium (69,5 miljoen). Volgens [verzoeker] moet bij de berekening van de bonus worden uitgegaan van het bedrag dat VarrocCorp zelf stelt te zullen ontvangen, namelijk 81 miljoen. VarrocCorp heeft daartegen aangevoerd dat zij overeenstemming met Plastic Omnium heeft bereikt op 69,5 miljoen en dat daarvan moet worden uitgegaan.
21. Nu in de SPA uiteindelijk één bedrag is vermeld, namelijk 69,5 miljoen, wordt geconcludeerd dat dit de tussen VarrocCorp en Plastic Omnium overeengekomen Equity Value net of debt op 6 oktober 2022 was.
21. Ten slotte heeft VarrocCorp nog aangevoerd dat de Equity Value van 69,5 miljoen nog verminderd moet worden met een schuld van 60 miljoen. Dit betreffen leningen die VLS af moest sluiten om een faillissement te voorkomen. [verzoeker] heeft het bestaan van de leningen betwist, en voorzover die leningen al bestaan heeft hij aangevoerd dat deze al zijn meegenomen in de berekeningen tussen VarrocCorp en Plastic Omnium.
21. Ter onderbouwing van het bestaan van de leningen heeft VarrocCorp enkel verwezen naar een overzicht, waarop een zeer korte omschrijving van vijf leningen met een bedrag is vermeld. Mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [verzoeker] , heeft VarrocCorp haar stelling dat deze leningen zijn afgesloten en dat dit tot een verlaging van de transactiebonus van [verzoeker] moet leiden, onvoldoende onderbouwd. Het had op de weg van VarrocCorp gelegen om nader toe te lichten dat en waarom deze leningen zijn afgesloten alsmede dat en waarom deze in mindering dienen te worden gebracht. Nu zij dit niet heeft gedaan, is sprake van een blote stelling, waardoor niet aan het ter zitting gedane bewijsaanbod wordt toegekomen en dit verweer faalt.
21. Al het voorgaande in aanmerking genomen, wordt geoordeeld dat [verzoeker] recht heeft op een transactiebonus van 1% van € 69.549.752,-. Dat komt neer op een bedrag van
€ 695.497,52 bruto. Dit bedrag zal worden toegewezen.
27. [verzoeker] heeft wettelijke rente verzocht over de transactiebonus vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening. Hiervoor is reeds geoordeeld dat deze bonus direct na 6 oktober 2022 verschuldigd was. Nu [verzoeker] echter zelf niet de datum van opeisbaarheid heeft gesteld, noch een ingebrekestelling heeft overgelegd, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van de indiening van het verzoekschrift, te weten 23 februari 2023.
De target bonus en de LTI bonus
28. In de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is bepaald dat hij onder bepaalde voorwaarden aanspraak kan maken op een target bonus en/of een LTI bonus (artikel 3.2 en 3.3, zie onder 1.2.). Voor de toekenning van beide bonussen is vereist dat bepaalde targets zijn behaald. Volgens VarrocCorp zijn deze targets niet behaald.
28. [verzoeker] heeft daartegen onder verwijzing naar mailcorrespondentie aangevoerd dat medewerkers in China en Duitsland wel bonussen hebben ontvangen en hij daar dus ook aanspraak op kan maken. In reactie hierop heeft VarrocCorp toegelicht dat de Duitse medewerkers bonussen hebben ontvangen op basis van de “Tariff structure” en dat deze bonussen niet behoren tot de Annual Incentive bonussen, zijnde het bonusplan waaraan [verzoeker] meedoet. De Chinese (en Vietnamese) werknemers waarnaar [verzoeker] heeft verwezen zijn volgens VarrocCorp in dienst bij separate entiteiten die geen onderdeel uitmaken van Varroc Group.
28. Nu [verzoeker] niet meer heeft gereageerd op de laatste toelichting van VarrocCorp en hij ook niet heeft onderbouwd dat de voor de bonus benodigde targets wél zouden zijn gehaald, worden de verzoeken van [verzoeker] onder VI. en VII. afgewezen.
Transitievergoeding
31. Op grond van artikel 7:673 lid 1 onder a BW kan [verzoeker] aanspraak maken op een transitievergoeding. Partijen zijn het niet eens over de hoogte van de transitievergoeding. In geschil is wat als loon van [verzoeker] moet worden beschouwd en meer in het bijzonder de vraag of daaronder ook de hiervoor genoemde bonussen moeten worden gerekend.
31. Wat in het kader van de transitievergoeding onder loon moet worden verstaan is geregeld in het Besluit loonbegrip vergoeding aanzegtermijn en transitievergoeding (hierna: het Besluit) en de Regeling looncomponenten en arbeidsduur (hierna: de Regeling).
31. In het Besluit is het algemene kader opgenomen om te kunnen bepalen wat bij de berekening van deze vergoeding onder loon moet worden verstaan. In artikel 3 lid 1 aanhef en sub c van het Besluit staat dat voor de toepassing van artikel 7:673 lid 2 BW (de berekening van de transitievergoeding) het loon onder meer moet worden vermeerderd met “de overeengekomen variabele looncomponenten verschuldigd in de drie kalenderjaren voorafgaande aan het jaar waarin de arbeidsovereenkomst eindigt, gedeeld door zesendertig.”. Welke overeengekomen variabele looncomponenten in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de transitievergoeding is bepaald in de Regeling. In artikel 5 van de Regeling worden bonussen, winstuitkeringen en eindejaarsuitkeringen als variabele looncomponenten aangewezen. In de Toelichting op de Regeling staat dat uit de definitie van variabele looncomponenten blijkt dat dit looncomponenten zijn waarvan de hoogte wordt bepaald door het functioneren van de werknemer of de resultaten van de onderneming, dan wel een combinatie van beide. Het gaat dan om bedragen die van tevoren niet vaststaan.
31. Omdat, zoals hiervoor geoordeeld, de target bonus en de LTI bonus niet verschuldigd zijn, tellen deze niet mee in de berekening van de hoogte van de transitievergoeding.
31. De transactiebonus kan daarentegen wel worden beschouwd als een verschuldigd, overeengekomen variabel looncomponent en moet worden meegenomen bij de berekening van de transitievergoeding. De hoogte van de bonusbetaling was afhankelijk gesteld van de verkoopopbrengst van het bedrijfsonderdeel VLS. De transactiebonus werd aan [verzoeker] toegekend vanwege zijn inspanningen bij de verkoop van VLS en een succesvolle verkoop heeft een positief effect op de onderneming.
31. Een herberekening van de transitievergoeding waarbij het voorgaande in aanmerking wordt gehouden, leidt tot een toekenning van een transitievergoeding van € 50.679,57 bruto aan [verzoeker] . Daarbij is uitgegaan van het maandloon van € 43.333,33 inclusief het vakantiegeld met 1/26e deel van de transactiebonus (pro rata berekend conform artikel 3 lid 2 van het Besluit).
31. In het geval VarrocCorp de transitievergoeding niet tijdig betaald aan [verzoeker] , is de wettelijke rente conform het bepaalde in artikel 7:686a lid 1 BW verschuldigd vanaf
1 februari 2024 tot aan de dag van voldoening.
De pensioentoezegging
38. Op grond van artikel 4.3 van de arbeidsovereenkomst en overgelegde e-mails van VarrocCorp aan verzekeraar Athos maakt [verzoeker] aanspraak op een pensioentoezegging van € 60.667,- netto. VarrocCorp heeft aangegeven dat zij bereid is dit bedrag te vergoeden. Dit verzoek van [verzoeker] zal daarom worden toegewezen.
38. [verzoeker] heeft wettelijke rente verzocht over de pensioentoezegging vanaf het tijdstip van opeisbaarheid tot aan de dag van algehele voldoening. [verzoeker] heeft het tijdstip van opeisbaarheid niet onderbouwd. Bij gebreke van een onderbouwing, wordt het redelijk geacht dat VarrocCorp de pensioentoezegging binnen één maand na het einde van het dienstverband aan [verzoeker] betaald. De wettelijke rente zal dan ook worden toegewezen vanaf 1 februari 2024 tot de dag van voldoening.
De voorlopige voorziening
40. Nu in deze beschikking al een beslissing wordt gegeven op de verzoeken van [verzoeker] , is er geen reden meer om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van dat artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding.
40. [verzoeker] heeft de kantonrechter wel verzocht het (voorlopige) verzoek met betrekking tot het salaris uitdrukkelijk bij de beoordeling te betrekken, omdat hij zorgen heeft over de financiële positie van VarrocCorp. Op dit punt wordt overwogen dat VarrocCorp tot het einde van het dienstverband (dus tot 1 januari 2024) het overeengekomen loon aan [verzoeker] is verschuldigd. VarrocCorp heeft dit ook niet betwist.
Het voorwaardelijk tegenverzoek
42. VarrocCorp heeft toegelicht dat het voorwaardelijk tegenverzoek is ingesteld voor het geval er vanaf 1 januari 2024 nog een arbeidsovereenkomst tussen partijen zou bestaan. Nu [verzoeker] zich heeft neergelegd bij een einde van de arbeidsovereenkomst per
1 januari 2024, is de voorwaarde waaronder het tegenverzoek is ingediend niet vervuld.
De proceskosten
43. De proceskosten komen voor rekening van VarrocCorp als de overwegend in het ongelijk gestelde partij.
43. [verzoeker] heeft verzocht tot toewijzing van de werkelijk gemaakte proceskosten, die hij vooralsnog schat op € 45.000,00 exclusief btw.
43. Een vordering tot volledige vergoeding van de proceskosten is alleen toewijsbaar in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, of zoals in dit geval: het voeren van het verweer, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als de gedaagde zijn verweer baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden (HR 29 juni 2007, LJN BA3516, NJ 2007/353). Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (HR 6 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV7828).
43. In dit geval wordt geoordeeld dat niet is voldaan aan de strenge maatstaf die geldt voor misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. [verzoeker] heeft dat niet (afdoende) toegelicht en onderbouwd. De proceskosten worden toegewezen tot het geldende liquidatietarief.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. veroordeelt VarrocCorp tot betaling aan [verzoeker] van:
€ 250.000,00 bruto aan billijke vergoeding;
€ 50.679,57 bruto aan transitievergoeding;
€ 695.497,52 bruto aan transactiebonus, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 23 februari 2023 tot aan de dag der algehele voldoening;
€ 60.667,00 netto aan pensioentoezegging;
voor zover VarrocCorp de bedragen onder a, b en d op 1 februari 2024 nog niet aan [verzoeker] heeft betaald: de wettelijke rente over die bedragen vanaf 1 februari 2024 aan de dag der algehele voldoening;
II. veroordeelt VarrocCorp in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op:
- salaris € 793,00
- griffierecht € 693,00
--------------
totaal € 1.486,00
voor zover van toepassing, inclusief btw;
III. veroordeelt VarrocCorp in de na deze beschikking ontstane kosten, begroot op
€ 66,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
IV. verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en op 22 mei 2023 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter