Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.De procedure
2.De feiten
dat het verzoek van Leaderland c.s. (…) betrekking heeft op een geschil dat in verband met de executie van de beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juli 2014 is gerezen en dat de beslissing op dit verzoek daarom op de voet van artikel 438 Rv tot de competentie van de gewone burgerlijke rechter behoort (…)”
een contractenregister,
algemene overzichten van openstaande grondstoffen posities (en/of) andere posities en verplichtingen,
cumulatieve journaalposten van de in 2014 uitgekeerde lonen,
onderliggende stukken die betrekking hebben op betalingen die door SC Raw Materials B.V. zijn gedaan op verplichtingen die door Leaderland zijn aangegaan,
onderliggende stukken die betrekking hebben op betalingen die door Leaderland zijn gedaan aan AMEX en aan Mastercard,
onderliggende declaraties van betalingen die hebben plaatsgevonden aan Meijer advocaten,
onderliggende stukken die betrekking hebben op de voldoening van facturen van Wilmar van in totaal USD 4.809.472,51,
stukken die betrekking hebben op betalingen die door Leaderland zijn verricht in verband met een uitstaande lening van Peters mc. aan Leaderland van ruim € 1.000.000,
BTW aangiften,
e-mail correspondentie,
bevestigingen/contracten van afzonderlijke transacties,
jaarlijkse financiële overzichten.
dat [gedaagde] - zoals hij ook ter terechtzitting bevestigde – de beschikking heeft over de sleutels van het kantoor van Leaderland c.s. en bepaalt wie hij daar in of uitlaat,
dat [gedaagde] ook overigens steeds een centrale rol bij Leaderland c.s. is blijven spelen, één die de rol van een (groot)aandeelhouder te boven gaat,
dat op grond van de uiteenzettingen van [naam 1] (…) moet worden aangenomen, dat [gedaagde] niet of onvoldoende eraan meewerkt dat [naam 1] haar taken behoorlijk kan uitvoeren,
dat hij in dat verband niet antwoordt op vragen van [naam 1] en een eerdere toezegging de administratie aan een administratiekantoor over te dragen niet is nagekomen (…),
dat [gedaagde] in zijn verweer in de zaak die heeft geleid tot de beschikking van 11 juli 2014 uitdrukkelijk heeft verklaard dat de gehele administratie van Leaderland c.s. ter beschikking staat van [naam 1] (…),
dat wellicht denkbaar is, dat [gedaagde] zich bij die verklaring niet gedetailleerd bewust is geweest van de al of niet aanwezigheid van al de stukken die tot de administratie behoren, maar dat niet aannemelijk is dat hij bij die verklaring over het hoofd heeft gezien dat tot die administratie ook de stukken behoren waarvan het ontbreken bij de overhandigde stukken hiervoor is komen vast te staan, zodat op die grond aannemelijk is dat [gedaagde] daarover de beschikking heeft dan wel daarover kan beschikken.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
volgendedag.
‘registered and regular mail’zijn verstuurd aan een e-mailadres van [gedaagde] . [eiser] heeft onbestreden toegelicht dat [gedaagde] dat e-mailadres zelf gebruikt.
tenuitvoerleggingvan een in Nederland gegeven beslissing in België mogelijk is indien die beslissing in België (door de Belgische rechter) voor tenuitvoerlegging vatbaar is verklaard (anders gezegd, ‘een exequatur heeft verkregen’).
verbeurenvan dwangsommen. Het gaat hier alleen om het verbeuren van dwangsommen en niet om de incasso van verbeurde dwangsommen. Voor het verbeuren van dwangsommen hoefde dus niet in België een exequatur te worden gevraagd voor de beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juli 2014. Daarvoor is alleen vereist dat de uitspraak waarbij de dwangsom is vastgesteld, is betekend (artikel 611a lid 3 Rv). In dit geval is de beschikking van de Ondernemingskamer van 11 juli 2014 op 26 augustus 2014 aan [gedaagde] betekend, zodat daaraan is voldaan.