Op 20 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en dateert van 7 mei 2019. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder een tussenuitspraak van 22 april 2021, reeds aandacht besteed aan de grondslagen van het EAB en de relevante juridische context. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Polen, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is niet verschenen op de zitting, evenmin als zijn raadsman. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde en de mogelijke gevolgen daarvan voor het recht op een eerlijk proces. De opgeëiste persoon heeft documenten overgelegd die zouden wijzen op inmenging van de Poolse overheid in zijn strafzaak, maar deze zijn als niet-authentiek beoordeeld. De rechtbank concludeert dat er geen individueel reëel gevaar is aangetoond voor schending van het recht op een eerlijk proces in Polen. Daarom staat artikel 11 van de Overleveringswet niet in de weg aan de overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft derhalve de overlevering toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. van Mourik als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 april 2023. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.