Op 2 mei 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een klaagschrift dat was ingediend door klager, geboren in 1983, met betrekking tot de inbeslagname van zijn auto. Het klaagschrift was eerder ingediend op 25 juli 2022, maar was door verschillende rechtbanken onbevoegd verklaard en uiteindelijk teruggestuurd naar de Rechtbank Amsterdam. De rechtbank heeft het klaagschrift op 18 april 2023 in openbare raadkamer behandeld, waarbij klager en zijn raadsvrouw, mr. A. van Wijk, aanwezig waren, evenals de officier van justitie, mr. M. Diependaal.
De inbeslagname was het gevolg van een Europees onderzoeksbevel (EOB) van de Duitse autoriteiten, die verzochten om de woning van de broer van klager te doorzoeken en beslag te leggen op goederen ter garantie van schadeclaims van slachtoffers van strafbare feiten. Klager stelde dat de auto zijn eigendom was en dat zijn broer deze slechts af en toe gebruikte. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat er sprake kon zijn van een schijnconstructie.
De rechtbank oordeelde dat klager niet buiten redelijke twijfel had aangetoond dat hij de eigenaar van de in beslag genomen auto was. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat er twijfels bestonden over de verklaring van klager en hij deze niet met bewijsstukken had onderbouwd. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de rechters en klager heeft de mogelijkheid om in cassatie beroep aan te tekenen bij de Hoge Raad.