ECLI:NL:RBAMS:2023:2638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 maart 2023
Publicatiedatum
25 april 2023
Zaaknummer
RK 22-028120
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen DNA-afname op grond van Wet DNA ongegrond verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 maart 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar van een veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA. Het bezwaarschrift werd op 7 december 2022 ingediend, en de rechtbank heeft op 8 maart 2023 de gemachtigde raadsman van de veroordeelde en de officier van justitie gehoord. De veroordeelde was niet verschenen, ondanks een geldige oproep. Het bezwaar richtte zich tegen de opname van zijn DNA in de DNA-databank, waarbij de raadsman aanvoerde dat de mishandeling waarvoor de veroordeelde was veroordeeld, zich in de huishoudelijke sfeer had afgespeeld en dat het DNA-materiaal niet van betekenis zou zijn voor de opsporing van andere strafbare feiten. De officier van justitie betoogde echter dat de uitzonderingen voor afname van DNA niet van toepassing waren en dat recidive niet kon worden uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat de Wet DNA vereist dat bij iedere veroordeelde celmateriaal wordt afgenomen, tenzij er sprake is van uitzonderingen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van de zaak geen uitzonderingssituatie opleverden en dat het bezwaar ongegrond moest worden verklaard. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.W.H.G. Loyson, in tegenwoordigheid van griffier A. Gordon.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-064469-22
raadkamernummer : 22-028120
datum : 22 maart 2023
beschikking van de enkelvoudige raadkamer enkelvoudige raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) van:

[veroordeelde] ,

geboren op 26 mei 1980 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantoor van zijn raadsman
mr. T.P. Schut, Postbus 83005, 1080 AA Amsterdam,
hierna te noemen: veroordeelde.

Het procesverloop

Het bezwaarschrift is op 7 december 2022 (akte opgemaakt 9 december 2022) ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 8 maart 2023 de gemachtigde raadsman van veroordeelde en de officier van justitie in besloten raadkamer gehoord.
Veroordeelde is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het bezwaarschrift en het standpunt van veroordeelde

Het bezwaarschrift is gericht tegen het bepalen van het DNA-profiel van veroordeelde en de opname daarvan in de DNA-databank.
De raadsman van veroordeelde heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. De mishandeling waarvoor veroordeelde (niet onherroepelijk) is veroordeeld heeft in de huishoudelijke sfeer plaatsgevonden en het DNA-materiaal kan om die reden niet van betekenis zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van veroordeelde. Veroordeelde en zijn vrouw zijn weer
closemet elkaar. Ze hebben vier kinderen en zijn goed geïntegreerd in Nederland. Veroordeelde heeft geen documentatie op dit gebied. Veroordeelde rijdt taxi op Schiphol en de opname van zijn DNA-materiaal in de DNA-databank kan een probleem zijn voor het afgeven van een VOG. De raadsman denkt niet dat het ooit weer zal gebeuren.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaarschrift ongegrond dient te worden verklaard omdat de uitzonderingen voor afname DNA zoals in de Wet DNA beschreven niet op veroordeelde van toepassing zijn en recidive niet valt uit te sluiten. Ook het feit van mishandeling, dat in dit geval in de huishoudelijke sfeer heeft plaatsgevonden, valt niet onder de uitzonderingssituatie van de Wet DNA. Het opslaan van DNA-materiaal kan veroordeelde ook op het rechte pad houden. Dat is ook de reden dat de politierechter een voorwaardelijke straf heeft opgelegd.
Indien het gerechtshof anders over de zaak denkt en veroordeelde wordt vrijgesproken, zal het DNA-materiaal worden vernietigd.

De beoordeling

Uit de stukken van het dossier en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Bij bevel van 14 oktober 2022 heeft de officier van justitie bepaald dat van veroordeelde celmateriaal zal worden afgenomen ter bepaling en verwerking van zijn DNA-profiel.
Op 24 november 2022 is het celmateriaal van veroordeelde afgenomen.
Het bezwaarschrift is op 7 december 2022 (akte opgemaakt 9 december 2022) ter griffie van deze rechtbank ingediend, derhalve binnen de in artikel 7 van de Wet DNA genoemde termijn van veertien dagen. Veroordeelde kan in zoverre worden ontvangen in zijn bezwaar.
Als grondslag van het bevel heeft gediend het vonnis van 6 september 2022 van de politierechter in deze rechtbank, waarbij veroordeelde ter zake van mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn echtgenoot (artikel 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht (Sr)) is veroordeeld tot (onder meer) een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren.
Uitgangspunt
De rechtbank stelt, met de Hoge Raad, voorop dat tekst, doel en strekking van de Wet DNA als uitgangspunt hebben dat bij iedere veroordeelde als bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet, celmateriaal wordt afgenomen. De officier van justitie is verplicht een daartoe strekkend bevel te geven, tenzij sprake is van een uitzonderingsgeval (Hoge Raad 13 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8231 en ECLI:NL:HR:2008:BC8234, herhaald in Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:626)
Uitzonderingen
Op grond van artikel 2 lid 1, aanhef en onder b van de Wet DNA beveelt de officier van justitie de afname ‘tenzij redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van veroordeelde’.
Aard van het misdrijf
Blijkens de wetsgeschiedenis ziet de maatstaf ‘aard van het misdrijf’ op misdrijven waarbij DNA-onderzoek geen bijdrage kan leveren aan de opsporing.
Bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd
De maatstaf ‘bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd’ hangt samen met de persoon van veroordeelde. Het gaat daarbij om de situatie dat, ondanks een veroordeling wegens misdrijf, in de gegeven omstandigheden een DNA-onderzoek niet kan worden gerechtvaardigd (Hoge Raad 13 mei 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC8231 en ECLI:NL:HR:2008:BC8234). Hieraan kan worden toegevoegd dat, hoewel in de Wet geen onderscheid wordt gemaakt tussen meerderjarigen en minderjarigen, de rechter bij zijn oordeel of sprake is van ‘bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd’ de omstandigheid dat veroordeelde ten tijde van het plegen van het feit minderjarig was moet betrekken. Of, en in welke mate bijzondere omstandigheden aan de orde zijn, zal afhangen van de omstandigheden van het geval. Een relevante factor in dit verband kan allereerst zijn of de gevolgen van het bepalen en verwerken van het DNA-profiel evident disproportioneel zijn, gelet op de omstandigheid dat het feit is begaan toen veroordeelde minderjarig was. Daarnaast kan de rechter betrekken of, mede gelet op de omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd en de leeftijd van veroordeelde ten tijde van het misdrijf, sprake is van een gering recidivegevaar. Daarvoor kan ook van belang zijn of aanwijzingen bestaan voor eerder gepleegde relevante misdrijven (Hoge Raad 7 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:626).
Beoordeling van het bezwaarschrift
De rechtbank stelt vast dat artikel 300 Sr, waarvoor veroordeelde tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf is veroordeeld, valt onder de categorie misdrijven als bedoeld in artikel 67 lid 1 Sv.
Aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 1, onder c van de Wet is derhalve voldaan. Veroordeelde heeft zijn echtgenote mishandeld waarvoor hij is veroordeeld. DNA-onderzoek kan ook bij een dergelijk misdrijf een belangrijke rol spelen.
Hetgeen namens veroordeelde is aangevoerd, leidt niet tot het oordeel dat sprake is van een uitzonderingssituatie, omdat er omstandigheden zijn die aannemelijk maken dat veroordeelde mogelijk zal recidiveren ter zake van een ander misdrijf waarvoor DNA-onderzoek van belang kan zijn. Niet kan worden uitgesloten dat elk opsporingsbelang of recidivegevaar ten aanzien van veroordeelde ontbreekt.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat geen sprake is van een uitzonderingssituatie en dat het bezwaar ongegrond moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 22 maart 2023 door
mr. J.W.H.G. Loyson, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier.