In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 maart 2023 uitspraak gedaan over een bezwaar van een minderjarige veroordeelde tegen de afname van zijn DNA-profiel op grond van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift werd op 20 december 2022 ingediend en de behandeling vond plaats in besloten raadkamer op 8 maart 2023. De veroordeelde was niet verschenen, maar zijn raadsvrouw heeft het bezwaar toegelicht. De veroordeelde, geboren in 2006, was eerder veroordeeld tot jeugddetentie en had sindsdien een behandeling ondergaan in een jeugdzorginstelling. De raadsvrouw voerde aan dat er geen recidivegevaar was, gezien de persoonlijke omstandigheden van de minderjarige en de begeleiding die hij ontving.
Het Openbaar Ministerie stelde echter dat het bezwaar ongegrond verklaard moest worden, omdat de Wet DNA zeer streng is en er geen uitzonderingen van toepassing waren. De rechtbank oordeelde dat de afname van DNA-materiaal noodzakelijk was, gezien de aard van de gepleegde misdrijven en het feit dat de veroordeelde een voorwaardelijke straf had gekregen. De rechtbank benadrukte dat, ondanks de zorg rondom de veroordeelde, het recidivegevaar niet kon worden uitgesloten. De rechtbank concludeerde dat de afname van het DNA-profiel van belang was voor de opsporing van toekomstige strafbare feiten en verklaarde het bezwaar ongegrond.