ECLI:NL:RBAMS:2023:2009

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
C/13/716392 / HA ZA 22-315
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting van bankrelatie en aansprakelijkheid bij opzegging door bank

In deze zaak vordert eiseres, een ondernemer die actief is in de mode- en e-sigarettenbranche, dat de rechtbank de bank Knab gebiedt om de bankrelatie voort te zetten. Eiseres heeft in 2017 een zakelijke rekening aangevraagd bij Knab, maar in 2020 heeft Knab de bankrelatie beëindigd, omdat eiseres niet meer zou voldoen aan de acceptatievoorwaarden. Eiseres stelt dat Knab onterecht heeft opgezegd, omdat zij geen smartshop of tabakszaak exploiteert en dat de opzegging in strijd is met de zorgplicht van de bank. Knab betwist dit en stelt dat eiseres bij de aanvraag niet eerlijk is geweest over haar bedrijfsactiviteiten. De rechtbank oordeelt dat Knab de opzegging niet heeft onderbouwd en dat er geen individuele belangenafweging is gemaakt. De rechtbank concludeert dat de opzegging onzorgvuldig is en gebiedt Knab om de bankrelatie met eiseres voort te zetten. Daarnaast wordt Knab veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/716392 / HA ZA 22-315
Vonnis van 29 maart 2023
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. R.G.M. Michels te Veghel,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. N. Mambi te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna [eiseres] en Knab genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 5 april 2022 met producties,
  • de conclusie van antwoord tevens een incident inhoudende een exceptie van onbevoegdheid (artikel 93 sub b Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)) met producties,
  • de incidentele conclusie van antwoord,
  • het vonnis in incident van 20 juli 2022,
  • het tussenvonnis van 17 augustus 2022, waarbij een mondelinge behandeling is bevolen,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 9 december 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Op 1 februari 2023 is vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] drijft een onderneming onder de handelsnamen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Zij heeft daarvoor twee winkels, genaamd [bedrijf 1] , waar zij modeartikelen verkoopt. In [bedrijf 1] is de
shop-in-shop[bedrijf 2] gevestigd, waarin [eiseres] onder andere e-sigaretten en truffels verkoopt.
2.2.
[bedrijf 2] heeft een eigen website, waarop staat vermeld dat [bedrijf 2] is uitgegroeid tot een toonaangevende en vertrouwde naam op het gebied van cannabiszaden, smart- en headproducten.
2.3.
Op 20 april 2017 heeft [eiseres] online een zakelijke bankrekening aangevraagd bij Knab, die volledig online diensten aanbiedt. Bij die aanvraag heeft [eiseres] een uittreksel van haar eenmanszaak uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel overgelegd, waarop staat (en stond) vermeld dat het bedrijf van [eiseres] een
“Kleinhandel in kleding, schoenen, accessoires, graffiti, cadeau artikelen” is. Ook vermeldt het uittreksel bij de activiteiten drie SBI-omschrijvingen: ‘
Winkels in bovenkleding en mode-artikelen (…)’, ‘Winkels in schoenen’, ‘Winkels gespecialiseerd in overige artikelen’.
2.4.
Op dezelfde dag heeft Knab de aanvraag van [eiseres] geaccepteerd.
2.5.
In de toen geldende acceptatievoorwaarden van Knab stond: “
(…) Is je onderneming actief in een van onderstaande sectoren of heeft het een belang hierin? Dan kunnen wij helaas geen zakelijke rekening voor je openen: (…)

tabaksindustrie en soft- en/of harddrugs; (…)”.
2.6.
Op de tussen partijen gesloten relatie zijn de Algemene Bankvoorwaarden van toepassing.
2.7.
Knab heeft eind 2019 haar acceptatievoorwaarden voor zakelijke klanten gewijzigd. In de gewijzigde versie is vermeld: “
(…) Los van de persoon of de organisatievorm kan Knab je als zakelijke klant ook weigeren als je bedrijf betrokken is bij onderstaande activiteiten.
  • Uitbaten van (….) smartshops en coffeeshops en alle andere activiteiten die samenhangen met hard-, soft- en designerdrugs (…), al dan niet strafbaar of gedoogd
  • diensten en producten inzake tabak, elektronische sigaretten en overige tabaksgerelateerde producten (…)”.
2.8.
Knab heeft in augustus 2020 [eiseres] verzocht om aan de hand van een vragenlijst informatie over haar bedrijfsactiviteiten op te geven. [eiseres] heeft deze vragenlijst op 13 september 2020 ingevuld en bij de vraag in welke handel en/of industrie haar bedrijf actief is, de volgende antwoordopties aangevinkt: “
CBD-producten”,
“smartshop of coffeeshop”,
“tabakswaren”en
“kleding, mode en textiel”.
2.9.
Op 17 december 2020 heeft Knab [eiseres] bericht dat zij de bankrelatie met haar beëindigt. In de opzeggingsbrief staat, voor zover van belang:
“(…) We zien dat je bedrijf ‘ [bedrijf 2] ’ niet (meer) aan onze acceptatievoorwaarden voldoet. Dit betekent dat je je zakelijke rekening bij Knab niet langer kunt aanhouden. We begrijpen dat dit vervelend nieuws is, dus we lichten dit graag toe.
Knab is een relatief kleine bank. Daardoor moeten we keuzes maken in welk type klant wij wel en niet bedienen. Klantgroepen die specifieke maatwerkoplossingen vragen – of tijdrovend zijn qua klantonderzoek – accepteren wij daarom niet. Zo houden we de kosten beheersbaar en kunnen we ons product tegen een scherpe prijs blijven aanbieden.
Waarom voldoet je bedrijf niet (meer) aan onze voorwaarden?
Uit controle blijkt dat de bedrijfsactiviteiten van je onderneming niet (meer) binnen onze acceptatievoorwaarden passen. Bedrijfsactiviteiten die wij niet accepteren zijn onder andere activiteiten rondom:
- Tabakswaren
- Smartshopproducten
Wij zijn als bank verplicht om onze klanten te screenen op mogelijke risico’s. Om
aan deze verplichting te kunnen voldoen, moeten we bepaalde sectoren uitsluiten. Doordat wij relatief klein zijn, vormen deze sectoren een te groot potentieel risico voor ons. Daarom – en om onze pakketkosten zo laag mogelijk te houden – kiest Knab ervoor om deze organisaties niet te ondersteunen. (…)”
2.10.
Nadat [eiseres] schriftelijk bezwaar heeft gemaakt, heeft Knab per e-mail van 25 januari 2021 de reden van de opzegging onderbouwd aan [eiseres] . Knab heeft, samengevat, aangegeven dat zij vanwege strijd tegen witwassen en terrorismefinanciering bepaalde bedrijfsactiviteiten niet kan accepteren, omdat deze een verhoogd risico vormen. Volgens Knab handelt de onderneming van [eiseres] in activiteiten die Knab vanwege die verhoogde risico’s uitsluit.
2.11.
Knab heeft de betaalrekeningen van [eiseres] in afwachting van de uitkomst van de procedure nog niet gesloten.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. voor recht verklaart dat Knab bij opzegging van de bankrelatie in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld, althans dat de opzegging naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is,
II. voor recht verklaart dat Knab is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eiseres] , en dus aansprakelijk is voor de daardoor ontstane schade,
III. Knab gebiedt de bankrelatie met Knab voort te zetten, primair voor onbepaalde tijd, subsidiair totdat [eiseres] een zakelijke bankrekening bij een andere bank heeft kunnen openen, meer subsidiair tot 24 maanden na vonnisdatum, en
IV. Knab veroordeelt in de (proces)kosten.
3.2.
[eiseres] vindt dat Knab onterecht de bankrelatie heeft opgezegd, primair omdat [eiseres] geen smartshop of tabakszaak exploiteert. Zij heeft slechts op 13 september 2020 op een vragenlijst bepaalde dingen aangevinkt omdat ze een zo compleet mogelijk beeld wilde geven van haar assortiment. Ook stelt [eiseres] dat Knab op grond van de met haar overeengekomen voorwaarden niet om die reden mocht opzeggen. Als [bedrijf 2] wel als smartshop of tabakszaak wordt aangemerkt, stelt [eiseres] subsidiair dat Knab de bankrelatie niet mocht opzeggen omdat categoriale uitsluiting in strijd met het overheidsbeleid is. Volgens [eiseres] heeft Knab haar zorgplicht geschonden door geen (voldoende) rekening te houden met haar belangen. Daardoor is er geen zwaarwegende grond die het opzeggen van de bankrelatie rechtvaardigt en is de opzegging gelet op de omstandigheden van het geval naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar.
3.3.
Knab betwist dat zij zonder gerechtvaardigde grond is overgegaan tot beëindiging van de bankrelatie. Knab voert aan dat zij op grond van haar acceptatievoorwaarden geen zakelijke klanten die actief zijn in de tabaks- en smartshopindustrie accepteert. Daarnaast betwist Knab haar zorgplicht te hebben geschonden en voert in dat kader aan dat [eiseres] haar zorgplicht tegenover Knab heeft geschonden, omdat zij bij aanvraag van haar zakelijke bankrekening niet eerlijk is geweest over haar bedrijfsactiviteiten.

4.De beoordeling

Toetsingskader

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Knab de bankrelatie met [eiseres] mocht opzeggen. Bij het beantwoorden van die vraag gelden de volgende uitgangspunten.
4.2.
Knab heeft in haar voorwaarden bedongen dat zij de bankrelatie mag opzeggen (artikel 35 Algemene Bankvoorwaarden). Deze mogelijkheid is gebaseerd op het beginsel van de contractsvrijheid, wat meebrengt dat iedereen – dus ook een bank – het recht heeft om niet te worden verplicht een contractuele relatie aan te gaan of aan te houden met een ander. Daarnaast kunnen banken een gerechtvaardigd belang hebben om klanten te weigeren vanwege toezichtrechtelijke eisen of integriteitsrisico’s.
4.3.
Het recht om klanten te weigeren of de klantrelatie te beëindigen is fundamenteel en zwaarwegend, maar is niet onbegrensd. Dat komt onder andere omdat banken vanwege hun maatschappelijke functie een zorgplicht hebben. [1] Op grond daarvan moeten banken bij hun dienstverlening rekening houden met de belangen van derden. Zo mag een bank een klantrelatie niet beëindigen als die opzegging in een concreet geval onredelijk zou zijn. [2] Zowel consumenten als ondernemingen hebben een zwaarwegend belang om te kunnen beschikken over een betaalrekening, omdat het vrijwel onmogelijk is deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer zonder een betaalrekening. Daarom kan een bank onder bijzondere omstandigheden worden verplicht een contractuele relatie aan te gaan of aan te houden. Om te bepalen of die verplichting in een concreet geval bestaat, moet het belang van de bank worden onderzocht en afgewogen tegen het belang van de klant. [3]
4.4.
De rechtbank moet daarom de belangen van zowel Knab als [eiseres] onderzoeken en deze tegen elkaar afwegen. Bij die belangenafweging komt gewicht toe aan de verschillende onderzoeks- en controleverplichtingen van Knab op grond van bijvoorbeeld de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Zo is Knab verplicht om relaties met klanten tegen te gaan die het vertrouwen in de financiële onderneming of financiële markten kunnen schade, en onder bepaalde omstandigheden cliëntenonderzoek en onderzoek naar verrichte transacties uit te voeren.
4.5.
[eiseres] moet op haar beurt voldoen aan haar zorgplicht tegenover Knab. Die zorgplicht houdt in dat zij (na eventuele vragen van Knab) openheid van zaken moet geven, zodat Knab kan voldoen aan haar wettelijke verplichtingen. [4]
4.6.
Een bank kan haar acceptatiebeleid wijzigen of aanscherpen. Een bank die een bestaande relatie opzegt omdat zij geen zaken meer wil doen in een bepaalde sector, zonder enige aandacht voor de concrete omstandigheden rondom de individuele klant, zal evenwel al snel in strijd met haar zorgplicht handelen. [5]
Mocht Knab de klantrelatie met [eiseres] opzeggen?
4.7.
Knab heeft de klantrelatie opgezegd omdat, zo schrijft zij (zie hiervoor onder 2.9), [eiseres]
“niet (meer) aan de acceptatievoorwaarden”van Knab voldeed. In deze procedure is Knab wat specifieker en stelt zij dat [eiseres] :
  • op het moment van de aanvraag niet aan de toen geldende acceptatievoorwaarden voldeed en
  • op het moment van opzegging niet aan de eind 2019 gewijzigde acceptatievoorwaarden voldeed.
Acceptatievoorwaarden op moment van aanvraag
4.8.
De rechtbank gaat er vanuit dat [eiseres] bij haar aanvraag kennis heeft genomen van de destijds geldende acceptatievoorwaarden (zie onder 2.3), omdat Knab onbetwist heeft aangevoerd dat een aanvraag niet kan worden voltooid als een potentieel nieuwe klant niet heeft aangevinkt te voldoen aan die acceptatievoorwaarden. Als [eiseres] destijds duidelijk moest zijn dat zij niet aan die acceptatievoorwaarden voldeed, is dat enkele feit in beginsel reden genoeg om de relatie op te zeggen.
4.9.
[eiseres] heeft echter voldoende onderbouwd gesteld dat zij niet hoefde te begrijpen dat ze op grond van die acceptatievoorwaarden niet als klant zou worden geaccepteerd. In de toen geldende voorwaarden staat dat Knab geen klanten accepteert die een onderneming hebben die actief is of een belang heeft in
“een van onderstaande sectoren”waarbij onder andere vermeld staat
“tabaksindustrie en/of soft- en/of harddrugs”. [eiseres] verkoopt wel producten die met tabakswaren geassocieerd worden, namelijk vloeitjes, aanstekers, vaporizers en e-sigaretten, maar deze producten bevatten geen van alle tabak. Dat ze omdat ze die producten verkoopt in de sector “tabaksindustrie” valt ligt dan zonder nadere toelichting, die door Knab niet wordt gegeven, niet voor de hand. Onder “softdrugs” wordt over het algemeen hasj en wiet verstaan. Ook die verkoopt [eiseres] niet. Van cannabiszaden, die [eiseres] wel verkoopt, valt zonder toelichting, die door Knab niet is gegeven, niet in te zien dat ze onder de noemer “softdrugs” vallen. Ten slotte staat buiten kijf dat [eiseres] geen “harddrugs” verkoopt. Knab kan de klantrelatie dus niet opzeggen omdat [eiseres] bij het moment van aanvraag niet onder de acceptatievoorwaarden viel.
Gewijzigde acceptatievoorwaarden op moment van opzegging
4.10.
[eiseres] betwist niet, ook al stelt zij dat zij geen smartshop uitbaat, dat haar onderneming buiten de in 2019 gewijzigde acceptatievoorwaarden valt. De vraag ligt daarmee voor of Knab de bestaande klantrelatie mocht opzeggen op basis van die gewijzigde acceptatievoorwaarden, dus op basis van een algemeen beleid dat zij klanten die activiteiten verrichten rondom tabaksgerelateerde producten en smartshopproducten niet accepteert. Knab heeft in algemene bewoordingen betoogd dat die klantgroepen voor haar een verhoogde last vormen om aan haar verplichtingen op grond van de Wwft te kunnen voldoen. Zij heeft in nog algemenere bewoordingen gesteld dat smartshops deel uitmaken van een branche waarin witwassen veel voorkomt en een link met de criminele wereld bestaat. Knab heeft echter niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat zich verhoogde risico’s voordoen bij [eiseres] . Evenmin heeft zij gekwantificeerd in hoeverre sprake is van een verhoogde controlelast. Knab heeft daarmee haar opzegging gebaseerd op niets anders dan (categoriale) bezwaren over tabakszaken en smartshops. Knab heeft dan ook geen individuele belangenafweging gemaakt, terwijl dat op grond van haar maatschappelijke zorgplicht wel mocht worden verwacht. Het belang aan de zijde van [eiseres] is (zie hiervoor onder 4.3) groot en om dat terzijde te schuiven moet Knab met meer komen dan algemeenheden. Er is sprake van categoriale opzegging en die is in strijd met de zorgplicht van Knab.
Vertrouwensbreuk?
4.11.
Verder betoogt Knab in deze procedure – hoewel zij daar in de opzeggingsmail niet over rept – dat [eiseres] niet te goeder trouw klant is geworden, dat [eiseres] in strijd met haar zorgplicht jegens Knab heeft gehandeld en dat daardoor sprake zou zijn van een vertrouwensbreuk, die de opzegging van de klantrelatie rechtvaardigt.
4.12.
Hiervoor heeft de rechtbank al overwogen dat [eiseres] toen op het moment van de aanvraag niet hoefde te begrijpen dat zij buiten de acceptatievoorwaarden viel. Dat [eiseres] in de handelsregisterinschrijving van haar onderneming niet vermeldt dat zij ook smartshopproducten verkoopt geeft wel te denken, maar er zijn te weinig aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat [eiseres] bij haar aanvraag van een zakelijke bankrelatie bij Knab bewust informatie heeft achtergehouden of verdraaid. De rechtbank kan niet vaststellen dat [eiseres] willens en wetens een verkeerde indruk heeft willen maken bij haar aanvraag bij Knab. Op het moment dat Knab [eiseres] vroeg meer informatie over haar bedrijfsactiviteiten te geven (hiervoor onder 2.8), heeft zij de vragen naar het oordeel van de rechtbank open en eerlijk beantwoord. In de opstelling van [eiseres] na het aangaan van de relatie is daarmee ook geen rechtvaardiging te vinden voor de opzegging.
Conclusie: Knab moet bankrelatie voortzetten
4.13.
Knab heeft geen individuele belangenafweging gemaakt en de door Knab aangevoerde belangen staan niet in verhouding tot het belang van [eiseres] bij het aanhouden van haar bankrekening(en) en voortzetting van haar onderneming. Knab heeft daarom onzorgvuldig gehandeld door de bankrelatie met [eiseres] op te zeggen, en die opzegging is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Knab moet de bankrelatie met [eiseres] voortzetten.
4.14.
De rechtbank zal het primair onder (zie 3.1) III. gevorderde toewijzen, dus de bank gebieden de relatie voor onbepaalde tijd voort te zetten. Dit laat onverlet dat in de toekomst sprake zou kunnen zijn van (concrete) omstandigheden die maken dat het belang van Knab bij beëindiging van de bankrelatie zwaarder komt te wegen dan het belang van [eiseres] bij voortzetting daarvan.
4.15.
Gesteld noch gebleken is welk belang [eiseres] heeft bij toewijzing van de onder I. gevorderde verklaring voor recht naast toewijzing van het onder III. gevorderde gebod de relatie voort te zetten, zodat de rechtbank deze vordering afwijst.
4.16.
Onder II. wordt gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaart dat Knab aansprakelijk is voor de schade van [eiseres] als gevolg van de opzegging. Onduidelijk is echter op welke schade [eiseres] doelt. De rechtbank kan in elk geval niet vaststellen dat [eiseres] als gevolg van de opzegging van Knab schade heeft geleden, aangezien Knab juist heeft aangegeven dat zij in afwachting van deze gerechtelijke procedure de bankrekeningen van [eiseres] zal aanhouden. Daarom wordt ook deze vordering afgewezen.
Proces- en nakosten
4.17.
Knab wordt veroordeeld in de proceskosten, omdat zij overwegend in het ongelijk is gesteld. De kosten van [eiseres] worden begroot op:
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
1.196,00(2,0 punten × tarief € 598,00)
Totaal € ‭ ‭1.510‬,00‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
4.18.
Ook wordt Knab veroordeeld in de nakosten. Dit zijn kosten die worden toegewezen aan de partij die (overwegend) in het gelijk is gesteld (in dit geval [eiseres] ), als vergoeding voor advocaatkosten en eventuele betekeningskosten die ontstaan na het wijzen van dit vonnis. Onder de beslissing staat om welk(e) bedrag(en) het gaat.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
gebiedt Knab om de bankrelatie met [eiseres] voort te zetten,
5.2.
veroordeelt Knab in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € ‭‭1.510‬,00‬, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
5.3.
veroordeelt Knab in de nakosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat. Als Knab niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en het vonnis wordt betekend, dan moet Knab daarnaast de explootkosten van betekening door de deurwaarder en € 90,00 aan salaris advocaat betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
5.5.
verklaart dit vonnis onder 5.1 en 5.3 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2023.

Voetnoten

1.Dit volgt ook uit artikel 2 lid 1 Algemene Bankvoorwaarden.
2.Op grond van artikel 6:248 lid 2 BW, Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929.
3.Hoge Raad 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1652.
4.Op grond van artikel 2 lid 2 en artikel 3 Algemene Bankvoorwaarden.