ECLI:NL:RBAMS:2023:1978

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 april 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
13/323709-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewelddadige overval met poging tot gekwalificeerde doodslag en brandstichting

Op 3 april 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewelddadige overval op een vrachtwagen van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] op 19 mei 2021. Tijdens de overval, die plaatsvond in Amsterdam-Noord, zijn de verdachten met automatische wapens de vrachtwagen binnengedrongen en hebben zij medewerkers van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] bedreigd en vastgebonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overvallers een grote hoeveelheid edelmetalen ter waarde van circa 14,5 miljoen euro hebben gestolen. Na de overval zijn de verdachten gevlucht naar Broek in Waterland, waar zij de buit hebben overgeladen in andere voertuigen en de gebruikte voertuigen in brand hebben gestoken. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van de overval, poging tot gekwalificeerde doodslag op politieambtenaren, bedreiging met geweld en brandstichting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien jaar, met aftrek van voorarrest. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder [bedrijf 1] en de betrokken politieambtenaren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/323709-21
Datum uitspraak: 3 april 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 augustus 2021, 15 november 2021, 24 januari 2022, 20 april 2022, 7 juli 2022 en 1 september 2022 (pro forma-zittingen), 31 oktober 2022, 2 november 2022, 4 november 2022, 8 november 2022, 9 november 2022, 15 november 2022, 16 november 2022, 18 november 2022, 22 november 2022, 28 november 2022 en 5 december 2022 (inhoudelijke behandeling), 22 februari 2023 (pro forma) en 3 april 2023 (sluiting onderzoek en uitspraak).
De zaak tegen de verdachte is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen de medeverdachten [medeverdachte 1] (13/133508-21), [medeverdachte 2] (13/133480-21), [medeverdachte 3] (13/133450-21), [medeverdachte 4] (13/133659-21), [medeverdachte 5] (13/133467-21), [medeverdachte 6] (13/133494-21) en [medeverdachte 7] (13/283395-21). De verdachte en zijn medeverdachten zullen in dit vonnis worden aangeduid met hun achternaam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. A.M. Ruijs, L. van Haeringen en J.G. Louman (hierna gezamenlijk aangeduid als: de ‘
Officier van Justitie’), en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. S. Weening en S.J.F. van Merm, in reactie hierop naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat de politieambtenaren/benadeelde partijen, NP225356, NP122306, NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP198365, NP123997, NP248673, NP249159, NP122738, NP172736, NP248667, NP244936, NP161440, NP249158, NP123202, NP249222, NP160250, NP119606, NP145721, NP235726, NP133681, NP225756, NP181303 en NP117039 en/of hun raadsman, mr. B. Newitt, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat [bedrijf 1] en haar raadslieden, mrs. F. Schneider en I. van Rijckevorsel, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen benadeelde partij die door de medewerkers van [bedrijf 1] , 3849357, 3853710, 3845080, 3853704, 3853707, 3853703 en 3850710, zijn ingediend.

2.Inleiding en tenlastelegging

Het onderzoek Yaros betreft het strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van een overval, die op 19 mei 2021 omstreeks 14 :15 uur, heeft plaatsgevonden op een vrachtwagen met waardevolle edelmetalen, van [bedrijf 2] (hierna: ‘
[bedrijf 2]’). De vrachtwagen van [bedrijf 2] was op dat moment bij het bedrijf [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] (hierna: ‘
[bedrijf 1]’), aan het laden en lossen.
Gedurende de overval is er door de overvallers geschoten met automatische vuurwapens.
De politie was nagenoeg onmiddellijk ter plaatse. Na de overval zijn de overvallers gevlucht in drie voertuigen, te weten:
  • een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 1] (hierna: de ‘
  • een Audi A6 met kenteken [kenteken 2] (hierna: de ‘
  • een Audi A4 met kenteken [kenteken 3] (hierna: de ‘
In het dossier wordt afwisselend gerefereerd aan een Audi A6 of A4 of een Audi S6 of S4. De voertuigen zijn een Audi A6 of A4, type S6 of S4. Het betreft echter steeds hetzelfde voertuig. De rechtbank zal daarom in dit vonnis deze voertuigen aanduiden als ‘Audi A6’ en ‘Audi A4’.
De politie heeft de Audi A4 uit het oog verloren. Later is gebleken dat dit voertuig naar Diemen is gereden. De Porsche en de Audi A6 zijn naar Broek in Waterland gereden.
Een groot aantal politieambtenaren heeft de Porsche en de Audi A6 achtervolgd, sommigen tot in Broek in Waterland. Tijdens de vlucht zou er door de overvallers met automatische wapens uit de voertuigen zijn geschoten, zowel in de lucht als gericht op de achtervolgende politieambtenaren en hun voertuigen.
In Broek in Waterland hebben de overvallers de Porsche en de Audi A6 geparkeerd op een kleine parkeerhaven, gelegen aan de Broekergouw . Daar stonden ook twee andere voertuigen geparkeerd, te weten: een Renault Espace met kenteken [kenteken 4] (hierna: de ‘
Renault’) en een Peugeot 5008 met kenteken [kenteken 5] (hierna: de ‘
Peugeot’). Uit het dossier volgt dat de overvallers daar een deel van de buit hebben overgeladen naar de laatstgenoemde voertuigen en vervolgens de Porsche en de Audi A6 in brand hebben gestoken. Vervolgens hebben zij getracht te vluchten in de Renault en de Peugeot.
De overvallers werden op dat moment echter omsingeld door politie en zijn ter hoogte van Galggouw huisnummers [huisnummer a] en [huisnummer b] de tuinen en het achterliggende weiland in gevlucht.
De politie heeft vervolgens vier overvallers in het weiland en één van hen in een Kliko vuilnisbak op heterdaad aangehouden. Het betreft de verdachten:
  • [medeverdachte 3] , geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
  • [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
  • [medeverdachte 2] , geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
  • [medeverdachte 4] , geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
  • [medeverdachte 6] , geboren op [geboortedag] 1979 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
Hierna gezamenlijk aangeduid als: de ‘
Aanwezige verdachten’.
De zesde overvaller, [medeverdachte 10 (overleden)] , geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ), is in het weiland door een politiekogel getroffen en komen te overlijden.
Uit het dossier volgt dat de buit waardevolle edelmetalen betrof met een waarde van circa 14 ,5 miljoen euro. Een gedeelte van de (waarde van de) buit is inmiddels terug naar de firma’s [bedrijf 2] en [bedrijf 1] , maar er mist nog een gedeelte ter waarde van rond de 4,2 miljoen euro.
De Audi A4 werd diezelfde middag onder het viaduct op de Overdiemerweg/Rijksweg A1 te Diemen brandend aangetroffen. Uit het dossier volgt dat een getuige heeft gezien dat daarbij een voertuig met kenteken [kenteken 16] is weggereden. De kentekenplaat was wit met rode letters. Kort daarna – omstreeks 15:24 uur – is [medeverdachte 5] , geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
[medeverdachte 5]’), aangehouden op de Rijksweg A16 als enige inzittende van een Renault Megane met het voornoemde kenteken (hierna: de ‘
Renault Megane’). Onder [medeverdachte 5] werd een telefoon inbeslaggenomen. Uit onderzoek volgt dat hij op 19 mei 2021, voorafgaand aan zijn aanhouding, om 14 :32 uur een bericht kreeg met daarin vermeld het adres ‘ [adres 2] ’ in Rotterdam. Vermoed wordt daarom dat hij onderweg was naar dat adres.
Door de politie is onderzoek gedaan naar het voornoemde adres. De woning op dit adres bleek via AirBnB te zijn gehuurd van 19 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 door [medeverdachte 8] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
[medeverdachte 8]’), op verzoek van haar toenmalige vriend: [medeverdachte 9] , geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
[medeverdachte 9]’). Het wordt vermoed een ‘
safehouse’ te zijn geweest. Uit camerabeelden gemaakt in de directe omgeving van het Rotterdamse adres blijkt, volgens het dossier, dat er op 19 mei 2021 om 15:44 uur een BMW, voorzien van het kenteken [kenteken 7] , komt aanrijden . Vermoed wordt dat van kenteken is gewisseld en dat het voertuig eerder was voorzien van het kenteken [kenteken 8] (hierna: de ‘
BMW’). In dit voertuig bevonden zich vermoedelijk de vier niet aangehouden verdachten. Vervolgens is op de beelden [medeverdachte 9] te zien met de op 19 mei 2021 ontkomen verdachten. [medeverdachte 9] is op 5 november 2021 in [land] aangehouden. De op 19 mei 2021 ontkomen verdachten staan vooralsnog niet terecht. Uit het onderzoek volgt dat het vermoedelijk betreffen: [overige verdachte 1] , [overige verdachte 2] , [overige verdachte 3] en [overige verdachte 4] . De rechtbank zal in haar vonnis aan deze verdachten refereren als de ‘
Overige verdachten’. Naast deze verdachten heeft het Openbaar Ministerie nog een aantal personen als verdachten aangemerkt. Ook [medeverdachte 8] is als verdachte aangemerkt. Inmiddels is het onderzoek Yaros II gestart, dat ziet op de vervolging (en berechting) van al deze verdachten.
Uit camerabeelden in de directe omgeving van de overvallocatie en verklaringen van [medeverdachte 2] is gebleken dat er mogelijk nog een voertuig bij de overval betrokken was. Dit voertuig betreft een witte Renault Clio (hierna: de ‘
Renault Clio’). Uit de camerabeelden blijkt dat het voertuig voorzien was van het kenteken [kenteken 9] . Echter, uit onderzoek volgt dat het originele kenteken van de Renault Clio vermoedelijk [kenteken 10] betreft. [verdachte] , geboren op [geboortedag] 1977 te [geboorteplaats ] ( [geboorteland ] ) (hierna: ‘
[verdachte]’), wordt vermoed gebruiker te zijn van de Renault Clio. [verdachte] is op 2 december 2021 aangehouden.
[medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] en [verdachte] , die zullen worden aangeduid als de ‘Niet-aanwezige verdachten’, hebben allen ontkend betrokken te zijn geweest bij de overval (en dus ook de daaropvolgende vlucht en brandstichting). [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] hebben bekend dat zij op 19 mei 2021 hebben deelgenomen aan de overval. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben daarnaast verklaard dat zij met automatische wapens hebben geschoten. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] hebben ontkend een wapen te hebben gedragen, dan wel te hebben geschoten. De kernvraag die de rechtbank dient te beantwoorden is, gelet op hetgeen aan de verdachten onder feit 2 is ten laste gelegd, of er door de verdachten ook
gericht oppolitieambtenaren en/of diens voertuigen is geschoten. Dat wordt door alle verdachten stellig ontkend.
Aan [verdachte] is – kort samengevat – ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan:
Feit 1:medeplegen vandiefstal met geweld jegens medewerkers van [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en politieambtenaren met
[medeverdachte 3] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10 (overleden)] , [medeverdachte 9]en/of anderen (
primair), dan wel
medeplichtigheid aanhet voormelde feit (
subsidiair) door:
- het doen van (een) voorverkenning(en), bestaande uit het rijden naar en/of langs de [adres 1] en/of zich in de omgeving van de [adres 1] te begeven en/of het vinden van een mogelijke vluchtroute en/of
- een of meer voertuig(en) aan te schaffen die door een of meer medeverdachte(n) tijdens de overval werd(en) gebruikt en/of
- een of meer simkaart(en) aan een of meer medeverdachte(n) ter beschikking te stellen en/of
- contact te hebben met een of meer medeverdachte(n) en/of
- aanwezig te zijn bij (een) voorbespreking(en) met een of meer medeverdachte(n) en/of
- het appartement aan de [adres 3] in Antwerpen te huren en/of
- geld ter beschikking te stellen aan medeverdachte(n) en/of te betalen voor het huren van een appartement aan de [adres 2] te Rotterdam en/of
- dit appartement beschikbaar te stellen aan (een) medeverdachte(n) na de overval en/of
- op de dag van de overval een drone in de omgeving van de [adres 1] te besturen teneinde de start van de overval te bepalen en/of
- het startsein voor de overval te geven;
Feit 2:medeplegen vanpoging tot (gekwalificeerde) doodslag van NP225356, NP122306, NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP198365, NP123997, NP248673, NP249159 en NP122738 (
primair/subsidiair), en/of medeplegen van bedreiging van de voornoemde politieambtenaren (
meer subsidiair);
Feit 3:medeplegen vanbedreiging van NP172736, NP248667, NP244936, NP161440, NP249158, NP123202, NP249222, NP160250, NP119606, NP145721, NP235726 en NP133681; en
Feit 4:medeplegen vanbrandstichting ten aanzien van de Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 1] , de Audi A6 met kenteken [kenteken 2] en de Audi A4 met kenteken [kenteken 3] (
primair) of vernieling van voornoemde voertuigen (
subsidiair).
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van alle (primair) aan verdachte ten laste gelegde feiten en heeft daartoe de volgens hem relevante bewijsmiddelen gepresenteerd.
De Officier van Justitie heeft gerekwireerd dat ten aanzien van NP198365, één van de politieambtenaren genoemd onder feit 2, partiële vrijspraak dient te volgen. Deze politieambtenaar heeft niet gezien dat er door (één van de) verdachten (gericht) is geschoten (op politieambtenaren).
[verdachte] vervulde een voorbereidende, coördinerende en uitvoerende rol ten aanzien van de gewelddadige overval en dient daarom als medepleger te worden aangemerkt. [verdachte] was weliswaar niet ter plaatse van de overval bij [bedrijf 1] , maar was daar dicht in de buurt in de Renault Clio. Op camerabeelden is te zien dat de Renault Clio net voor de overval achter de [bedrijf 2] wagen aanrijdt. Volgens de verklaringen gaf hij, ‘
[alias 1]’ geheten, het
startseinen versperde de Renault Clio de weg voor andere weggebruikers, om de vlucht van de mede-verdachten te vergemakkelijken. De Renault Clio reed in Nederland met een vals kenteken en werd op meerdere tijdstippen geregistreerd op 19 mei 2021. De Renault Clio stond op naam van een bedrijf van [verdachte] . [verdachte] maakte ook daadwerkelijk gebruik van de Renault Clio. Hij heeft op 27 en 30 april 2021 parkeerboetes gekregen/betaald voor de Renault Clio voorzien van kenteken [kenteken 10] . [verdachte] heeft zelf ook verklaard gebruik te hebben gemaakt van de Renault Clio.
[verdachte] komt bovendien overeen met de beschrijving van de persoon die door [medeverdachte 2] is aangeduid als ‘
[naam 1]’. [medeverdachte 2] verklaarde bij de politie dat hij [naam 1] kan omschrijven als een man van 35 – 40 jaar oud, kaal en brildragend. De afkomst van de man is Algerijns. [medeverdachte 2] wijst hem aan op een van de camerabeelden van het tankstation te [plaats 1] . De persoon op de foto past bij het signalement van [verdachte] . Deze persoon reisde vanuit Parijs in de Renault Clio op de 18e mei, reed later die dag met de Renault Megane naar Nederland voor een voorverkenning en reed tijdens de overval weer in de Renault Clio. Telefoongegevens bevestigen dit ook. [naam 1] liet, volgens [medeverdachte 2] , op zijn telefoon ter voorbereiding op de overval beelden van [bedrijf 1] zien. Deze beelden zou hij met een Drone gemaakt hebben. [naam 1] zou er al drie maanden mee bezig zijn, aldus [medeverdachte 2] . Dat komt overeen met het feit dat [verdachte] , in verband kan worden gebracht met meerdere voorbereidende handelingen.
[verdachte] blijkt ook op 26 februari 2021 bij de FNAC in Parijs een drone te hebben gekocht. Hij heeft hierover verklaard dit soort speeltjes voor zijn kinderen te kopen. Dat strookt niet met het feit dat het gaat om een professionele drone van meer dan 1000 euro.
[verdachte] kan in verband worden gebracht met de aankoop van de Porsche en de Audi A6. Dat hij de Audi A6 heeft aangeschaft, heeft hij ter zitting bevestigd. Hij heeft geld overgemaakt naar [medeverdachte 8] waarmee zeer waarschijnlijk de huur van het appartement aan de [adres 2] in Rotterdam is betaald. Op 21 en 28 april 2021 en 5 mei 2021 heeft hij voorverkenningen uitgevoerd.
Bovendien is [verdachte] de huurder van het appartement aan de [adres 3] in Antwerpen van 18 tot en met 19 mei 2021. [verdachte] heeft bekend dit appartement te hebben gehuurd. Ook heeft hij verklaard dat hij [medeverdachte 10 (overleden)] kende. Tijdens de doorzoeking van de woning van medeverdachte [medeverdachte 5] is een GPS-tracker aangetroffen, waarvan de simkaart werd verkocht en opgewaardeerd in de winkel van [verdachte] : ‘ [naam winkel] ’. [verdachte] heeft het voorbereidende en essentiële werk gedaan om deze overval te doen slagen en was ook aanwezig om zijn deel van de buit in ontvangst te kunnen nemen.
3.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat [verdachte] vrijgesproken dient te worden van alle aan hem ten laste gelegde feiten.
[verdachte] heeft ontkend dat hij de Porsche heeft aangekocht. Niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] de gebruiker was van de telefoonnummers eindigend op # [eindcijfers 1] en # [eindcijfers 2] op 9 april 2021. Ook de verkoper van de Porsche, [naam 2] , heeft [verdachte] niet herkend. [verdachte] heeft ontkend dat hij een voorverkenning heeft uitgevoerd op 21 april 2021. Evenmin kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 28 april 2021 op de [adres 1] was om een voorverkenning uit te voeren. [verdachte] weet niet of hij op genoemde data (nog) beschikte over het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 3] . Het kan zo zijn dat [verdachte] dit telefoonnummer heeft weggegeven. Het nummer eindigend op # [eindcijfers 4] heeft in een toestel gezeten waar ook andere nummers in hebben gezeten die aan [verdachte] worden gelinkt. Het kan zo zijn dat hij dit nummer voor iemand anders heeft geïnstalleerd. Uit het onderzoek volgt niet dat [verdachte] de gebruiker was van dit nummer. Ook kan niet worden vastgesteld dat [verdachte] op 5 mei 2021 en 18 mei 2021 de gebruiker was van het nummer eindigend op # [eindcijfers 5] . Over het huren van het appartement gelegen aan de [adres 3] in Antwerpen, heeft [verdachte] verklaard dat hij dit heeft gedaan voor een derde persoon. Uit onderzoek volgt dat de telefoons van [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10 (overleden)] zijn geactiveerd nabij het woon- en werkadres van [verdachte] . Deze telefoonnummers vinden hun oorsprong bij [verdachte] . Hij heeft deze telefoons weggegeven. De witte Renault Clio was van [verdachte] , maar door zijn ondernemingen weten mensen hem te vinden voor zowel het huren als verkopen van auto’s. [verdachte] heeft de auto waarschijnlijk verhuurd aan [medeverdachte 10 (overleden)] . Niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] in de Renault Clio reed. [verdachte] komt niet overeen met de beschrijving van de persoon die door [medeverdachte 2] is aangeduid als ‘ [naam 1] ’. [medeverdachte 2] heeft immers ter zitting verklaard dat deze persoon een wijnvlek in zijn gezicht zou hebben. Dat heeft [verdachte] niet. Ook heeft [verdachte] ontkend de bestuurder van de Renault Megane te zijn geweest. Er is geen DNA van hem aangetroffen in deze auto, terwijl dat wel geldt voor de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] . Wat betreft 18 mei 2021, geldt dat [verdachte] een alibi heeft: hij was toen aan het werk in de [naam winkel] . Tot slot, heeft [verdachte] ontkend dat hij degene is geweest die op 19 mei 2021 het startsein voor de overval heeft gegeven. Dat er die dag een drone zou zijn gebruikt is zeer onwaarschijnlijk, omdat het een regenachtige dag was. Ook zou er discussie zijn geweest tussen verschillende deelnemers aan de diefstal wie er in de Renault Clio zou moeten rijden.
[verdachte] heeft verklaard dat hij degene is geweest die de Audi A6 heeft aangeschaft, de Renault Clio ter beschikking heeft gesteld en simkaart en/of telefoons ter beschikking heeft gesteld. Ook heeft hij contact gehad met [medeverdachte 10 (overleden)] . Daarnaast heeft hij inderdaad een geldbedrag overgeboekt aan [medeverdachte 8] . Echter, dit was niet met de intentie om een appartement te huren. [verdachte] boekt op professionele basis geld over voor andere mensen. Bij hem konden mensen terecht die zonder identiteitsbewijs geld wilden overboeken. Hij gebruikte dan zijn eigen identiteitsbewijs.
[verdachte] kan op basis van het voorgaande niet worden aangemerkt als medepleger of medeplichtige aan de overval op 19 mei 2021. Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte] wist dat er een overval zou worden gepleegd. Het gegeven dat [verdachte] het een en ander heeft geregeld voor [medeverdachte 10 (overleden)] is onvoldoende om ervan uit te kunnen gaan dat er dus ook afspraken zijn gemaakt tussen hen. Het weten dat een persoon niet ‘schoon’ is en voor diegene wat hand-en-spandiensten verlenen, is onvoldoende om opzet aan te nemen op de concrete gronddelicten, zoals die aan [verdachte] worden verweten.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van het dossier uit van de volgende feiten en omstandigheden.
3.3.1.1 Tijdlijn beelden
Er bevinden zich veel camerabeelden in het dossier, die relevant zijn voor wat betreft de beoordeling van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Er zijn in de eerste plaats beelden van [bedrijf 1] . Daarnaast zijn er beelden afkomstig van beveiligingscamera’s van verschillende omliggende bedrijven in Amsterdam-Noord en van woningen in Broek in Waterland. Ook zijn er beelden van Broek in Waterland, gemaakt vanuit de politiehelikopter (de ‘Zulu’), en zijn er beelden gemaakt in de omgeving van de [adres 2] te Rotterdam.
Uit het dossier volgt dat de tijdstippen van de camerabeelden van [bedrijf 1] enigszins afwijken van de daadwerkelijke tijd. De tijdstippen van de beelden van camerabeelden van [bedrijf 1] sluiten daarom niet naadloos aan op de genoemde tijdstippen bij de beelden van de vlucht.
Bij de camerabeelden van [bedrijf 1] is geen geluid te horen. Bij sommige beelden van beveiligingscamera’s van omliggende bedrijven wel, zo blijkt uit het dossier. Ook bij de helikopterbeelden is geluid te horen.
Naar aanleiding van de aanhoudingen in het weiland te Broek in Waterland, heeft de politie een zestal van de verdachten kunnen identificeren, te weten: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en wijlen [medeverdachte 10 (overleden)] , de Aanwezige verdachten. Deze verdachten zijn op de camerabeelden van [bedrijf 1] als zodanig herkend en worden daarom in de onderstaande tijdlijn bij naam genoemd. De Aanwezige verdachten hebben ter zitting ook bevestigd dat zij te zien zijn op de beelden van [bedrijf 1] en dat de herkenningen van de politie juist zijn. De Overige verdachten worden aangeduid met: ‘NN1’, ‘NN2’, ‘NN3’ en ‘NN4’. Op de beelden die zijn gemaakt bij de [adres 2] in Rotterdam zijn [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] door de politie als zodanig herkend en eveneens de Overige verdachten.
De politie heeft verdachten ook herkend en bij naam genoemd in het proces-verbaal van bevindingen dat zij heeft opgemaakt over de camerabeelden van de politiehelikopter. De verdachten hebben deze herkenningen niet betwist. Ook in dit gedeelte van de tijdlijn zullen deze verdachten daarom bij naam worden aangeduid.
In onderstaande tijdlijn worden de camerabeelden van [bedrijf 1] voor wat betreft de buitenkant van het bedrijf weergegeven. Er zijn ook beelden van de binnenkant van het bedrijf [bedrijf 1] , gedurende de overval.
Deze beelden staan echter niet op tijd en zijn met name van belang voor het in kaart brengen van de verschillende rollen van de verdachten. Deze zijn daarom niet in onderstaande tijdlijn opgenomen.
De beelden laten de in de tabel weergegeven gebeurtenissen zien.
Tijdslijn camerabeelden d.d. 19 mei 2021
Ten aanzien van de Renault Clio
Tijdstip:
Gebeurtenis(sen):
10:18 uur
De Renault Clio ( [kenteken 9] ) rijdt door de ANPR bij de grensovergang Hazeldonk vanuit België Nederland in.
In de twee minuten voordat de Renault Clio door de ANPR rijdt, rijden de, bij de overval betrokken, kentekens [kenteken 11] (Audi A4), [kenteken 8] (BMW), [kenteken 4] (Renault) en [kenteken 5] (Peugeot) door dezelfde ANPR camera.
10:55 uur
De Renault Clio rijdt door de ANPR camera op de A2 ter hoogte van Vianen. In de twee minuten nadat de Renault Clio door de ANPR rijdt, reden de, bij de overval betrokken, auto’s met kentekens [kenteken 11] , [kenteken 8] , [kenteken 4] en de [kenteken 5] door dezelfde ANPR camera.
11:19 uur
Het kenteken van de Renault Clio rijdt door de ANPR camera op de Amsteldijk, ter hoogte van de Berlagebrug, te Amsterdam.
11:24 uur
Het kenteken van de Renault Clio rijdt door de ANPR op het Rhijnspoorplein te Amsterdam.
12 :06 uur
De Renault Clio wordt door een dashcam gezien op de Nieuwendammerkade te Amsterdam Noord. Het voertuig rijdt in de richting van de Nieuwendammerdijk. Op dezelfde beelden is te zien dat direct achter de Renault Clio de, later bij de overval betrokken, voertuigen rijden: Renault ( [kenteken 4] ), Peugeot ( [kenteken 5] ), Porsche ( [kenteken 1] ) en de Audi A6 ( [kenteken 2] ).
12 :09 uur
De Renault Clio wordt door bewakingscamera’s gezien. Het voertuig rijdt over de rode Kruisstraat rechtsaf de Waddenweg op en vervolgens weer rechtsaf de nieuwe Purmerweg in de richting van het Purmerplein. Op deze beelden is te zien dat de Renault Clio nog steeds wordt gevolgd door de Renault, Peugeot, Porsche en de Audi A6.
12 :43 uur
De Renault Clio ( [kenteken 9] ) rijdt langs de ANPR camera op de N247 ter hoogte van hectometerpaal 31.2. In dezelfde minuut rijden ook de, later bij de overval gebruikte Porsche ( [kenteken 1] ) en Audi A6 ( [kenteken 2] ) langs dezelfde ANPR camera.
12 :55 uur
Het kenteken van de Renault Clio rijdt langs de ANPR camera op de Nieuwe Leeuwarderweg te Amsterdam. In dezelfde minuut rijdt ook het, later bij de overval gebruikte, kenteken [kenteken 1] langs de ANPR camera. Zes minuten nadat het kenteken van de Renault Clio langs de ANPR camera is gereden, rijdt ook het, later bij de overval gebruikte, kenteken [kenteken 3] (Audi A4) langs de camera.
13:00 uur
De Renault Clio wordt op camerabeelden gezien op de Johan van Hasseltweg in de richting van de Meeuwenlaan. De Renault Clio gaat op de rotonde rechtsaf de Meeuwenlaan op in de richting van [bedrijf 1] . De Renault Clio wordt gevolgd door de Porsche en de Audi A6.
13:09 uur
De Renault Clio wordt op bewakingsbeelden gezien op de Johan van Hasseltweg komende van de Meeuwenlaan in de richting van de Nieuwe Leeuwarderweg te Amsterdam.
13:46 uur
De Renault Clio wordt op bewakingsbeelden gezien op het Gedempt Hamerkanaal in de richting van de Johan van Hasseltweg.
14 :03 uur
De Renault Clio wordt op bewakingsbeelden gezien op de Johan van Hasseltweg in de richting van de Meeuwenlaan. De Renault Clio rijdt dan op 21 seconde achter de [bedrijf 2] vrachtwagen welke enkele minuten later overvallen wordt op de Meeuwenlaan te Amsterdam.
Camerabeelden [bedrijf 1]
Tijdstip:
Gebeurtenis(sen):
14 :06 uur
Er komt een waardetransport, een vrachtwagen, van [bedrijf 2] aan bij het bedrijf [bedrijf 1] aan de [adres 1] . De vrachtwagen moet even wachten voordat de garagedeur open gaat.
14 :07 uur
De vrachtauto rijdt achteruit de geopende garagedeur in en stopt op de overdekte binnenplaats waarna de garagedeur gesloten wordt. Als deze dicht is komen er twee personeelsleden van [bedrijf 2] uit de vrachtauto en openen de achterklep.
14 : 12 uur
De Porsche komt vanaf de zijde Spijkerkade aanrijden en parkeert aan de rechterzijde van de weg.
14 :13 uur
De Audi A4 komt aanrijden vanaf de zijde Motorkade en parkeert aan de rechterzijde van de weg.
14 : 14 uur
De Porsche ramt met de achterzijde de loopdeur in de gesloten garagedeur waardoor deze open springt. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10 (overleden)] betreden de binnenplaats. Kort na het rammen vlucht het personeelslid van [bedrijf 1] het bedrijf in. [medeverdachte 2] stapt uit de Porsche. Gelijktijdig is ook de Audi A4 opgereden en daar stappen NN1, NN2 en NN4 uit de achterzijde. NN3 stapt uit als bestuurder van de Audi A4. Vervolgens komt de Audi A6 aanrijden vanaf de zijde Spijkerkade. [medeverdachte 4] stapt uit als bestuurder, [medeverdachte 6] stapt uit vanaf de passagierszijde en [medeverdachte 3] vanaf de linker achterzijde. [medeverdachte 3] heeft een lang wapen bij zich en neemt positie in op de parallelweg voor het bedrijf.
14 : 14 uur – 14 :17 uur
NN1, NN2, NN3, NN4, [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] leggen meerdere dozen en pakketten in de Porsche en de Audi A4. Achterin de Porsche gaan 15 dozen en in de Audi A4 zes dozen.
Dit betreft onder andere de lading op de pallet. Op de beelden is te zien dat [medeverdachte 2] een vuurwapen in zijn hand heeft.
14 :17 uur
Er komt een witte Canta aanrijden vanaf de Spijkerkade. [medeverdachte 3] loopt met het lange wapen in de aanslag richting de Canta waarna deze bestuurder omkeert en weg rijdt.
[medeverdachte 1] komt naar buiten en schiet met het lange wapen in de lucht. Vervolgens stapt [medeverdachte 10 (overleden)] aan de passagierszijde in de Porsche en [medeverdachte 1] rechts achterin. Alle drie de auto’s rijden weg richting de Motorkade.
Beelden vlucht
14 : 14 uur
De Renault Clio wordt op bewakingsbeelden gezien op de Motorkade komende uit de richting van [bedrijf 1] aan de Meeuwenlaan te Amsterdam, rijdend richting het Gedempt Hamerkanaal te Amsterdam.
14 :18 uur
De Renault Clio rijdt over de Nieuwendammerkade in de richting van de Nieuwendammerdijk. Kort hierna wordt de Renault Clio gevolgd door de Porsche, de Audi A6 en de Audi A4.
Tussen 14 :15 uur – 14 :21 uur
De Porsche, de Audi A6 en de Audi A4 rijden met hoge snelheid over de Motorkade vanuit de richting van [bedrijf 1] . Op de beelden is zichtbaar dat de bestuurder van de Porsche een bivakmuts op heeft. Ook is te zien dat uit een achterraam een achterraam van de Audi een geweer naar buiten steekt. Alle drie de auto’s rijden met hoge snelheid via het Gedempte Hamerkanaal en de Johan van Hasseltweg naar de G.T. Ketjenweg.
14 :21 uur
De Porsche, de Audi A6 en de Audi A4 rijden over het Meerpad in de richting van de Waddendijk. De drie auto's worden kort daarna gevolgd door de Renault Clio. Kennelijk hebben zij de Renault Clio intussen ingehaald.
14 :22 uur
De Porsche, de Audi A6 en de Audi A4 rijden over de Volendammerweg en rijden tegen het verkeer in de rotonde bij de IJdoornlaan op. Vervolgens rijden zij in één keer de rotonde geheel rond en slaan dan uiteindelijk de Volendammerweg in richting de Markengouw. De Renault Clio komt de Rode Kruisstraat uitgereden, slaat rechtsaf de Waddenweg op en gaat vervolgens weer rechtsaf de Nieuwe Purmerweg op in de richting van de Purmerweg.
14 :23 uur
De Porsche en de Audi A6 rijden met hoge snelheid over de IJsselmeerstraat, op enige afstand gevolgd door de Audi A4. Vermoedelijk zijn zij aan het einde van de Markengouw, via het fietspad, de IJsselmeerstraat in gereden. Zij rijden vanaf de IJsselmeerstraat de rotonde met de IJdoornlaan en de Zuiderzeeweg op om vervolgens richting de A10 te rijden. Vervolgens zijn er vijf schoten te horen en is te zien dat zij enkele politieauto’s hebben gekruist, die richting de rotonde rijden.
Helikopterbeelden
Tijdstip:
Gebeurtenis(sen):
14 :28 uur
De helikopter is aanvliegend en in de verte zijn rookpluimen te zien van wat later blijkt de in brand gestoken Audi A6.
14 :29 uur
Op de locatie kruising Broekergouw en de Kruisweg in Broek in Waterland worden de verdachten gesignaleerd, via de warmtebeeldcamera. Meerdere personen lopen heen en weer tussen aldaar staande voertuigen. Eén voertuig staat in brand, één voertuig staat op de kruising en twee voertuigen staan er naast.
14 :30 uur
Op de kruising staat de Porsche, schuin achter de Porsche staat de Peugeot en achter de Peugeot staat de Renault. De achterklep van de Porsche staat open en meerdere personen lopen heen en weer van de Porsche naar de andere voertuigen. De lading uit de achterbak van de Porsche wordt overgeladen. Uit de beelden volgt dat de Porsche in brand wordt gestoken door [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] stapt als bestuurder in de Renault en [medeverdachte 10 (overleden)] stapt in aan de passagierszijde.
14 :31 uur
De Renault rijdt rechtsaf de Broekergouw op. Kort hierna volgt de Peugeot dezelfde weg. Te zien is dat er achter de Porsche dozen op de weg liggen. Vanaf de Broekergouw rijden beide auto’s de Galggouw op tot de ophaalbrug die geblokkeerd is door een auto. Vervolgens rijden beide auto’s weer achteruit. [medeverdachte 3] stapt vanaf de achterbank uit de Peugeot en rent het erf van Galggouw [huisnummer d] op. Kort hierna rent [medeverdachte 3] weer terug naar de Peugeot en neemt weer plaats op de achterbank. Beide auto’s rijden verder achteruit tot Galggouw [huisnummer a] . Daar wordt de terugweg geblokkeerd door een aanrijdende politieauto.
14 :32 uur
De Renault rijdt het erf van perceel [huisnummer a] op, ramt de poort, rijdt de achtertuin in en komt tegen een boom tot stilstand. De Peugeot wordt op de Galggouw geramd door de politieauto, kort nadat [medeverdachte 3] wederom is uitgestapt. [medeverdachte 3] rent (voorzien van een automatisch wapen) het erf van Galggouw [huisnummer a] op en voegt zich bij de Renault. [medeverdachte 1] stapt vanuit de rechter achterzijde, [medeverdachte 10 (overleden)] vanaf de passagierszijde en [medeverdachte 2] vanaf de bestuurderszijde uit de Renault. Te zien is dat [medeverdachte 1] een op een AK-47 gelijkend vuurwapen vast heeft. Ook [medeverdachte 10 (overleden)] heeft een lang vuurwapen in zijn hand. Hierna loopt [medeverdachte 2] richting de achterzijde van Galggouw [huisnummer b] en springen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10 (overleden)] en [medeverdachte 3] in de sloot om vervolgens het achtergelegen weiland in te gaan. Te zien is dat [medeverdachte 10 (overleden)] zijn wapen in de sloot gooit. Kort hierna is te zien dat ook [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] vanuit de richting van de Peugeot het weiland in rennen.
14 :33 uur
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 10 (overleden)] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 6] rennen naar het einde van het weiland en gaan daar liggen.
14 :37 uur
[medeverdachte 2] loopt door de achtertuin van Galggouw [huisnummer b] en klimt vervolgens in een kliko voor de garage.
Beelden [adres 2] te Rotterdam
11:37 uur
Een Lamborghini Urus met witte kentekenplaten parkeert nabij de ingang van de [adres 2] te Rotterdam, waarna de bestuurder en de bijrijder richting het portiek lopen. Deze personen zijn later herkend als [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] .
15:44 uur
Er arriveert een BMW met kenteken [kenteken 7] die grote gelijkenis vertoont met de BMW die vermoedelijk is gebruikt door de inzittenden van de Audi A4 die in Diemen is uitgebrand en achtergelaten om verder te vluchten.
Vervolgens verschijnen er vier personen in beeld. Vermoed wordt dat dit de Overige verdachten zijn. [medeverdachte 9] is met de Overige verdachten in wisselende samenstellingen te zien bij het pand aan de [adres 2] .
19:23 uur – 19:37 uur
Meerdere personen vertrekken van het adres.
3.3.1.2 Overzicht telecommunicatie
Hieronder volgt een overzicht van welk telefoonnummer bij welke verdachte in gebruik is geweest, waarbij geldt dat niet van elke verdachte een telecommunicatiemiddel bekend is.
Overzicht telecommunicatie
Telecommunicatiemiddel
In gebruik bij:
[telefoonnummer]
[medeverdachte 6]
[telefoonnummer]
Vermoedelijk [medeverdachte 10 (overleden)]
[telefoonnummer]
[medeverdachte 5]
[telefoonnummer]
Onbekend; nummer aangetroffen bij zoeking [medeverdachte 5]
[telefoonnummer]
Onbekend; nummer aangetroffen bij zoeking [medeverdachte 5]
[telefoonnummer]
[medeverdachte 5]
[telefoonnummer]
[medeverdachte 9]
[telefoonnummer]
[verdachte]
[telefoonnummer]
[verdachte]
[telefoonnummer]
[verdachte]
Hierna wordt aangegeven op grond waarvan kan worden vast gesteld dat de genoemde telefoonnummers bij deze verdachten in gebruik zijn geweest. Daarbij worden telkens slechts de laatste vier cijfers van de in de tabel genoemde telefoonnummers genoemd.
[medeverdachte 6]
Op 19 mei 2021 werd onder [medeverdachte 6] een telefoontoestel van het merk Samsung met het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 6] in beslag genomen. In het toestel was één contact opgeslagen met het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 7] . Dit telefoonnummer behoorde toe aan [medeverdachte 10 (overleden)] (zie hieronder). Onderzoek naar de telefoon wees uit dat op 17 mei 2021 de simkaart met het nummer eindigend op # [eindcijfers 6] was geactiveerd in de omgeving van het adres van [verdachte] in [plaats 2] . Hetzelfde geldt voor het nummer eindigend op # [eindcijfers 7] .
[medeverdachte 10 (overleden)]
Op 19 mei 2021 werd er door een aantal verdachten in Broek in Waterland overgestapt in de Renault Espace. Tijdens de doorzoeking in dit voertuig werd een telefoon aangetroffen van het merk Huawai. Uit onderzoek blijkt dat het toestel gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit verder onderzoek blijkt dat de gebruiker van dit toestel contact heeft gehad met de telefoonnummers eindigend op # [eindcijfers 6] , behorende bij het toestel in beslag genomen op 19 mei 2021 onder [medeverdachte 6] , en # [eindcijfers 5] , dat in gebruik was bij [verdachte] (zie hierna). Uit de camerabeelden van de politiehelikopter blijkt dat [medeverdachte 10 (overleden)] op 19 mei 2021 na de overval in Broek in Waterland is overgestapt in de Renault Espace. Gelet hierop en aangezien hij de enige verdachte is waarbij geen mobiele telefoon is aangetroffen wordt ervan uitgegaan dat de mobiele telefoon met het nummer # [eindcijfers 7] in gebruik is geweest bij [medeverdachte 10 (overleden)] .
[medeverdachte 5]
Op 19 mei 2021 werd onder [medeverdachte 5] een iPhone 6 in beslag genomen met het nummer # [eindcijfers 8] .
Uit informatie verstrekt door de Belgische autoriteiten, naar aanleiding van een doorzoeking in de woning van [medeverdachte 5] , bleek dat er vier simkaartverpakkingen aanwezig waren in de woning van (de familie van) [medeverdachte 5] , die betrekking hadden op de volgende Belgische telefoonnummers: # [eindcijfers 8] , # [eindcijfers 9] , # [eindcijfers 10] en # [eindcijfers 11] . De voornoemde nummers zijn op 19 mei 2021 allemaal actief in het Nederlandse mobiele netwerk.
Uit het dossier volgt dat het vermoeden is dat deze vier telefoonnummers en deze vier toestellen zijn aangeschaft en in gebruik zijn geweest bij de verdachten om onderling te communiceren ten behoeve van de voorbereiding van de overval,het vluchten na de overval. Uit het dossier volgt dat # [eindcijfers 8] in gebruik was bij [medeverdachte 5] . Het nummer # [eindcijfers 10] zou in gebruik zijn geweest bij de overvallers die zich op de dag van de overval bevonden in de Audi A4, dus bij (één of meer van) de Overige verdachten. De gebruiker van het nummer # [eindcijfers 9] heeft vermoedelijk met [verdachte] in het voertuig gezeten op 19 mei 2021, dan wel is dit nummer in gebruik geweest bij [verdachte] . De nummers waren beide contacten van [medeverdachte 5] . Op de dag van de overval ontving [medeverdachte 5] via WhatsApp van zijn tegencontact # [eindcijfers 10] het adres: [adres 2] in Rotterdam. Dit adres is op 19 mei 2021 vermoedelijk gebruikt als safe house door de verdachten.
Verder is gebleken dat [medeverdachte 5] gebruikmaakte van het nummer # [eindcijfers 12] . Dit nummer stond op naam van de vader van [medeverdachte 5] en de locatiegegevens peilden ook vaak uit op het adres van de woning van de familie van [medeverdachte 5] en op de locatie van de door [medeverdachte 5] gehuurde Renault Mégane. Dit nummer bevond zich in de directe omgeving toen de nummers # [eindcijfers 8] , # [eindcijfers 9] , # [eindcijfers 10] en # [eindcijfers 11] werden geactiveerd.
[medeverdachte 9]
Uit het dossier volgt dat het nummer # [eindcijfers 11] in gebruik is geweest bij [medeverdachte 9] . Dit telefoonnummer bevond zich op 19 mei 2021 op dezelfde locaties als het telefoonnummer [telefoonnummer] van [medeverdachte 8] , de partner van [medeverdachte 9] , onder meer in de omgeving van de [adres 2] te Rotterdam waar [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] zich op dat moment bevonden gelet op de camerabeelden van de [adres 2] . [medeverdachte 9] heeft niet betwist dat hij op 18 en 19 mei 2021 het toestel met nummer # [eindcijfers 11] in bezit heeft gehad. Uit onderzoek is gebleken dat het nummer op de volgende data actief is geweest in het Nederlandse mobiele netwerk: 21 april 2021, 28 april 2021, 3 mei 2021, 4 mei 2021 en 19 mei 2021.
[verdachte]
Verder volgt uit het dossier dat het nummer # [eindcijfers 5] in gebruik is geweest bij [verdachte] . Uit onderzoek naar de telefoon die onder [medeverdachte 6] in beslag is genomen, is gebleken dat er op 18 mei 2021 telefonisch contact is geweest met het telefoonnummer # [eindcijfers 5] . Onderzoek naar het telefoonnummer # [eindcijfers 5] wees uit dat deze was toegeschreven aan een verzonnen identiteit ' [alias 2] ' en dat deze vanaf 29 april 2021 tot 18 mei 2021 was gebruikt. Binnen deze periode werd gebruik gemaakt van twee telefoons: een iPhone 8 en een Samsung J3. Een belangrijk contact van het telefoonnummer # [eindcijfers 5] bleek te zijn [naam moeder verdachte] , de moeder van [verdachte] . Uit onderzoek is gebleken dat het telefoonnummer # [eindcijfers 5] actief is geweest in het Nederlandse mobiele netwerk op 5 mei 2021, 18 mei 2021 en 19 mei 2021. De locatiegegevens van nummer # [eindcijfers 5] komen op 19 mei 2021 overeen met de ANPR gegevens van de Renault Clio die eveneens aan [verdachte] wordt toegeschreven (zie hierna). Nader onderzoek naar de genoemde Samsung J3 wees uit dat deze gekoppeld kon worden aan vier simkaarten, waaronder het telefoonnummer # [eindcijfers 4] .
Uit verder onderzoek naar de telefoon van [medeverdachte 10 (overleden)] is gebleken dat er op 18 mei 2021 WhatsApp (bel en chat) contact is geweest met het telefoonnummer # [eindcijfers 4] . Uit informatie verstrekt door Google Ireland Limited is gebleken dat de telefoonnummers # [eindcijfers 5] en # [eindcijfers 4] gekoppeld zijn geweest aan hetzelfde Google account ID. Uit het voornoemde onderzoek is gebleken dat de genoemde nummers beide het IMEI-nummer [imeinummer] , ook in Nederland. Gezien de overeenkomsten tussen de twee nummers in gebruik van Google account ID, het gebruikte IMEI-nummer, het contact met het telefoonnummer # [eindcijfers 7] (dat wordt gelinkt aan [medeverdachte 10 (overleden)] ), kan worden vast gesteld dat ook telefoonnummer # [eindcijfers 4] in gebruik is geweest bij [verdachte] . Gebleken is dat dit nummer actief is geweest in het Nederlandse mobiele netwerk op 28 april 2021.
Verder bleek uit onderzoek dat [verdachte] de gebruiker is geweest van het telefoonnummer # [eindcijfers 3] . Uit het dossier volgt dat [verdachte] op 28 april 2021 de gebruiker is geweest van het voertuig voorzien van Spaans kenteken [kenteken 12] . Het telefoonnummer # [eindcijfers 3] straalde telefoonpalen aan in de omgeving van kentekenregistraties (bekeuringlocaties en tolwegovergangen) van dit voertuig in Frankrijk. Ook vonden er betalingen plaats met de bankpas van [verdachte] op locaties die op momenten aansluiting vinden bij de verkeersgegevens van dit telefoonnummer in Frankrijk. Voorts bleek uit onderzoek dat op 19 april 2021 het voertuig voorzien van kenteken FD407RV werd bekeurd waarbij het telefoonnummer # [eindcijfers 3] telefoonpalen aanstraalde in de omgeving. Gebleken is dat dit nummer actief is geweest in het Nederlandse mobiele netwerk op 21 april 2021 en 28 april 2021.
3.3.1.3 Voertuigen
Bij de overval en de daaropvolgende vlucht zijn verschillende gebruikt.
Porsche, Audi A6 en Audi A4
Uit de camerabeelden van [bedrijf 1] is gebleken dat bij de (uitvoering van de) overval op 19 mei 2021 gebruik is gemaakt van drie voertuigen:
  • de Porsche;
  • de Audi A6 en
  • de Audi A4.
Op de beelden van de politiehelikopter is te zien dat om 14 :29 uur, op de kruising Broekergouw met de Kruisweg in Broek in Waterland, de Audi A6 in brand stond en de Porsche daarnaast stond, met daarnaast:
  • de Renault Espace; en
  • de Peugeot.
Uit de beelden volgt dat meerdere mannen – de Aanwezige verdachten – heen en weer lopen tussen de geopende achterklep van de Porsche en de Renault en de Peugeot. Na het overladen stappen de mannen in de Renault Espace en de Peugeot en proberen zij te vluchten voor de politie.
Uit de camerabeelden van de politiehelikopter blijkt dat verdachten steeds dezelfde plek in de auto’s hebben ingenomen.
Porsche en Renault
[medeverdachte 2] was de bestuurder van de Porsche en de Renault. [medeverdachte 10 (overleden)] zat telkens naast hem en [medeverdachte 1] zat op de achterbank.
Audi A6 en Peugeot
[medeverdachte 4] heeft de Audi A6 en de Peugeot bestuurd. Naast hem zat telkens [medeverdachte 6] en op de achterbank zat [medeverdachte 3] .
Audi A4
De inzittenden waren de Overige verdachten, die later zijn gesignaleerd op beelden uit de omgeving van het appartement gelegen aan de [adres 2] in Rotterdam. De Audi A4 is op 19 mei 2021 in Diemen in brand gestoken.
Renault Mégane, BMW en Renault Clio
Naast de genoemde voertuigen heeft nog een aantal voertuigen een rol gespeeld bij de overval.
Renault Mégane
[medeverdachte 5] is op 19 mei 2021 om 15:24 uur aangehouden in dit voertuig op de Rijksweg A16, nadat dit voertuig was gezien in de omgeving van de brandende Audi A4 in Diemen. Hij was vermoedelijk onderweg naar de [adres 2] te Rotterdam. Gebleken is dat de Renault Megane een huurauto was, die door [medeverdachte 5] was gehuurd. Het voertuig beschikte over een ‘Track-and-Trace’ systeem dat de GPS-coördinaten van het betreffende voertuig heeft geregistreerd, waardoor nauwkeurig kon worden vastgesteld waar deze auto zich op welk moment bevond. Volgens het dossier zou dit voertuig onder meer zijn gebruikt bij het ophalen van de Audi A4 op 27 april 2021 en bij een voorverkenning op 18 mei 2021.
BMW
De BMW is gebruikt door de inzittenden van de Audi A4, die in Diemen uitgebrand is achtergelaten om verder te vluchten naar de [adres 2] in Rotterdam. Dit voertuig is op 19 mei 2021 gezien in de buurt van het viaduct waar de Audi A4 in brand is gestoken, onder meer bij een Esso benzinestation daar vlakbij. Blijkens opgevraagde camerabeelden van het Esso benzinestation, gelegen aan de [locatie 1] te Diemen, reed er rond 13:54 uur een BMW weg. Deze BMW was voorzien van het Belgische kenteken [kenteken 8] . De BMW wordt op 19 mei 2021 op ANPR beelden na de overval waargenomen op verschillende plaatsen op de A4 en beweegt kennelijk in de richting van Rotterdam (laatste beelden in de buurt van Rotterdam om 15:24 uur). Op camerabeelden is even later om 15.44 uur een BMW te zien die grote gelijkenis vertoont met de eerdergenoemde BMW, maar nu met het kenteken [kenteken 7] (in plaats van [kenteken 8] ), aan de achterzijde van het adres [adres 2] in Rotterdam. Op grond van het voorgaande, kan worden vastgesteld dat het om dezelfde BMW gaat en dat die is gebruikt door de inzittenden van de Audi A4 om vanuit Diemen (waar de Audi A4 in brand is gestoken) te vluchten naar het genoemde adres in Rotterdam.
Renault Clio
In het onderzoek zijn bij meerdere bedrijven in de omgeving van [bedrijf 1] de beelden van beveiligingscamera’s gevorderd. Uit de eerder bij de tijdlijn vermelde beelden van 19 mei 2021, voorafgaand aan de overval, volgt dat de Renault Clio op die datum opvallend rondjes reed in de omgeving van de [adres 1] te Amsterdam. Ook is op de beelden te zien dat zowel voor als na de overval de Renault Clio mee reed met de Porsche en de twee Audi’s die zijn gebruikt bij de overval. Het kenteken [kenteken 9] is vals, want dit is afgegeven voor een Mercedes. Het kenteken van de Renault Clio ( [kenteken 9] ) rijdt op 19 mei 2021 om 15:09 uur langs de ANPR camera op de A2 ter hoogte van Vianen. Dit is de laatste ANPR registratie van het valse Nederlandse kenteken. Dit duidt erop dat hierna de kentekenplaten zijn vervangen. Om 16:33 uur rijdt het Franse kenteken [kenteken 10] langs de ANPR camera bij de grensovergang Hazeldonk van Nederland in de richting van België. Dit kenteken hoort bij een witte Renault Clio die eerder is waargenomen, te weten op 18 mei 2021 om 7:13 uur bij de grensovergang Frankrijk/België.
Uit het Belgische onderzoek blijkt dat het kenteken [kenteken 10] op 19 mei 2021 vanaf 16.59 uur (op de E19 ter hoogte van Berchem) wordt geregistreerd op Belgische snelwegen en dat het zich in de richting van Frankrijk beweegt. De laatste registratie in België is om 19:33 uur ter hoogte van Saint-Ghislain, in de richting van de Frans-Belgische grens.
Uit het Franse onderzoek volgt dat op 19 mei 2021 om 20:54 uur bij de tolpoort van Chamant een witte Renault Clio passeerde in de richting van Parijs. Hierbij werd met een creditcard op naam van [medeverdachte 6] betaald, terwijl [medeverdachte 6] op dat moment al was aangehouden door de Nederlandse politie. Het telefoonnummer eindigend op * [eindcijfers 5] , dat in gebruik was bij [verdachte] , bevindt zich volgens de historische gegevens om 14 : 14 uur – ten tijde van de overval – in Amsterdam-Noord, vlakbij [bedrijf 1] aan de [adres 1] . Om 14 :38 uur bevindt het nummer zich op de A10, om 14 :55 uur op de A2 bij Utrecht en omstreeks 16:38 uur bevindt het nummer zich bij de grensovergang Hazeldonk. Het telefoonnummer eindigend op * [eindcijfers 5] stond onder bereik van een Cell-Id in de nabije omgeving van de ANPR-registratie van het kenteken [kenteken 9] , dat – zoals volgt uit het voorgaande – ook naar de grensovergang Hazeldonk is gereden. Dit voertuig is in gebruik geweest bij [verdachte] . Dat heeft [verdachte] ook bevestigd. Er werd voor een witte Renault Clio met het kenteken [kenteken 10] meerdere malen tol betaald met een bankpas van [verdachte] (nummer [bankpasnummer 1] ), te weten op 17 maart 2021 (om 18:00 uur bij de tolpoort Hordain en op dezelfde dag om 18:55 uur bij de tolpoort Chamant in Frankrijk).
Volgens het voertuigregistratiesysteem in Frankrijk van de Renault Clio stond deze vanaf 2 maart 2021 op naam van het bedrijf [bedrijf 3] en werd die registratie zestien dagen na de overval gewijzigd. Als directeur van dit bedrijf was geregistreerd: [naam 3] . Hij bleek een klant te zijn van het telefoon reparatiebedrijf ‘ [naam winkel] ’, waar [verdachte] werkzaam was.
[verdachte] heeft verklaard dat hij dit bedrijf heeft overgenomen en zonder medeweten van [naam 3] op diens naam heeft gezet. [verdachte] verklaarde verder dat hij na de overname van het bedrijf begin 2021 onder meer de Renault Clio heeft geregistreerd. Op 19 april 2021 werd [verdachte] in een witte Renault Clio met kenteken [kenteken 13] gecontroleerd en bekeurd op de A4 ter hoogte van Champigny Sur Marne-Villiers Sur Marne. Daarover verklaarde [verdachte] dat hij zich de controle niet kan herinneren, maar dat het mogelijk is dat dit heeft plaatsgevonden. Ook heeft [verdachte] bevestigd dat hij de Renault Clio met kenteken [kenteken 10] op 4 juni 2021 heeft verkocht.
3.3.1.4 Inbeslaggenomen vuurwapens
De politie heeft in Broek in Waterland onder de Aanwezige verdachten zes vuurwapens inbeslaggenomen, waarvan drie aanvalsgeweren, te weten één CZ (model VZ-58) en tweemaal een Zastava. Deze aanvalsgeweren worden doorgaans aangeduid als een AK-47 of Kalasjnikov. Daarnaast zijn er nog twee pistolen en een Shotgun aangetroffen. De CZ werd in de achtertuin van de Galggouw [huisnummer a] gevonden. In de tuin werd verder in de Renault op de passagiersstoel een pistool, merk Star, aangetroffen. In de sloot achter de achtertuin van de Galggouw [huisnummer a] werden de Shotgun en één van de twee Zastava’s aangetroffen. Bij [medeverdachte 1] werd, tijdens zijn aanhouding, een pistool, merk Zoraki, aangetroffen. Op de Galggouw , tussen de percelen [huisnummer c] en [huisnummer a] , werd in de Peugeot achter de bestuurdersstoel nog een Zastava aangetroffen, zonder patroonhouder.
De drie aanvalsgeweren stonden op het moment van aantreffen alle op ‘single action’ (enkelschots-) stand. In de diverse patroonmagazijnen voor de aanvalsgeweren was munitie te zien van het kaliber 7,62x39 mm, bestemd voor scherpe munitie. Ook werden op diverse plaatsen losse patronen aangetroffen. Naast de standaard patronen werden ook zogenaamde lichtspoor patronen, pantser doorborende en pantser doorborende/brandstichtende patronen aangetroffen.
3.3.1.5 Forensisch onderzoek
Uit het forensisch onderzoek volgt dat er op 19 mei 2021 – in ieder geval – met twee van de voornoemde wapens daadwerkelijk is geschoten, te weten: de CZ en één van de twee Zastava’s.
Meeuwenlaan
Op de plek van de overval bij [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] , zijn veertien hulzen aangetroffen. Deze zijn met twee verschillende vuurwapens verschoten. Met één vuurwapen, de CZ, is dertien keer geschoten. Met het andere vuurwapen, een Zastava, is één keer geschoten
Broek in Waterland – Broekergouw
Bij de parkeerhaven, gelegen aan de Broekergouw , zijn aan de zijde van de brug bij de uitgebrande vluchtauto’s vijf hulzen aangetroffen. Drie hulzen bleken te zijn verschoten met de voornoemde Zastava.
Broek in Waterland – Galggouw
Op het wegdek van de Galggouw en in de kant van de weg werden tijdens het onderzoek nog twee hulzen aangetroffen, afkomstig van aanvalsgeweren. Eén van de hulzen is verschoten met de Zastava en de andere huls is verschoten met de CZ. Op die laatste huls is DNA-materiaal aangetroffen van [medeverdachte 3] .
Met het aanvalsgeweer CZ is volgens dit proces-verbaal derhalve minimaal veertien keer geschoten. Met het genoemde aanvalsgeweer Zastava is derhalve minimaal vijf keer geschoten. Voor wat betreft de overige aan de verdachten gerelateerde wapens, geldt dat er geen bewijs is aangetroffen dat daarmee op 19 mei 2021 is geschoten. Voorts maakt de rechtbank uit het forensisch onderzoek op dat er geen hulzen zijn aangetroffen afkomstig van wapens van verdachten op de route die door de verdachten is gereden vanaf de Meeuwenlaan, door Amsterdam Noord, via de Zuiderzeeweg, de A10, de Slochterweg en de N247 naar Broek in Waterland. Eveneens volgt uit het onderzoek dat er nergens inslagen in bijvoorbeeld huizen, auto’s, bomen of andere objecten zijn aangetroffen, afkomstig van de wapens van de verdachten.
Op de beelden van de politiehelikopter is niet te zien dat er door verdachten in Broek in Waterland is geschoten. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal van bevindingen van onderzoek naar de warmtebeeldcamera in relatie tot het mondingsvuur. Uit dit proces-verbaal volgt onder meer dat het feit dat er op de beelden niet te zien is dat er wordt geschoten, niet uitsluit dat er wel is geschoten. Het kan zijn dat de politiehelikopter te ver weg vloog om het schieten te hebben kunnen filmen. Het kan ook te maken hebben met de kleine afmetingen van het object, de resolutie van de camera en de omgevingstemperatuur. Ook kan het zijn dat de rookwolken van de brandende auto’s ervoor hebben gezorgd dat het schieten niet zichtbaar is op de beelden. Kortom: dat er op de beelden niet te zien is dat er is geschoten, sluit volgens dit proces-verbaal niet uit dat er wel is geschoten.
3.3.1.6 Wie van de Aanwezige verdachten was wapendragend en heeft geschoten?
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] waren wapendragend en hebben geschoten
[medeverdachte 3] heeft verklaard gedurende de overval op de [adres 1] meerdere malen in de lucht te hebben geschoten met een aanvalsgeweer en dat het zijn taak was om mensen op afstand te houden. Ook op de camerabeelden van [bedrijf 1] is te zien dat [medeverdachte 3] zich voor het bedrijfspand op de openbare weg begeeft met een lang vuurwapen. Ook heeft hij verklaard tijdens de vlucht naar Broek in Waterland vanaf de achterbank van de Audi A6 in de lucht te hebben geschoten om de achtervolgende politieauto’s op afstand te houden. Daarnaast is op een huls die is verschoten met een CZ aanvalsgeweer en is gevonden op de Galggouw in Broek in Waterland, DNA-materiaal van [medeverdachte 3] aangetroffen. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [medeverdachte 3] degene is geweest die geschoten heeft met deze CZ.
Op de camerabeelden van [bedrijf 1] is te zien dat [medeverdachte 1] na de overval voor vertrek vanaf [bedrijf 1] een keer in de lucht heeft geschoten. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard gedurende de vlucht richting Broek in Waterland vanuit de Porsche in de lucht te hebben geschoten met een automatisch vuurwapen. Gezien de camerabeelden van de helikopter te 14 :32 uur in combinatie met het feit dat het automatisch vuurwapen is gevonden in de sloot achter het perceel Galggouw [huisnummer a] kan het niet anders dan dat het [medeverdachte 1] is die zijn wapen daar heeft achtergelaten Voor wat betreft de in de Peugeot aangetroffen Zastava geldt dat er geen bewijs is dat daarmee is geschoten. Bovendien zat [medeverdachte 1] niet in de Peugeot, maar in de Renault. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat [medeverdachte 1] heeft geschoten met de Zastava die in de sloot achter perceel [huisnummer a] op de Galggouw is aangetroffen.
[medeverdachte 6] was niet wapendragend
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet anders kan dan dat het aanvalsgeweer, dat is aangetroffen in de Peugeot, toebehoorde aan [medeverdachte 6] . In de Renault is een magazijn aangetroffen van het merk Zastava M70. Deze patroonhouder kan onder andere worden gebruikt voor het aanvalsgeweer Zastava dat in de Peugeot is achtergebleven. Ook achter de passagiersstoel in de Peugeot zijn twee magazijnhouders aangetroffen die geschikt zijn voor gebruik in het genoemde aanvalsgeweer. Bovendien missen er 41 kogels in de patroonhouders die bij dit wapen passen. Dat [medeverdachte 6] met dit wapen heeft geschoten, kan verder worden afgeleid uit de tactische verklaringen en uit de omschreven signalementen van de schutters door een aantal verbalisanten.
De verdediging heeft betoogd dat [medeverdachte 6] niet wapendragend was. Hij droeg, anders dan medeverdachten, geen kogelvrij vest, waardoor het onaannemelijk is dat hij de taak van schutter op zich heeft genomen. Er is door de verdachten met twee wapens (een CZ en een Zastava) geschoten. Die waren in gebruik bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat het derde wapen dat is gevonden kan worden gekoppeld aan [medeverdachte 6] . Echter, uit niets blijkt dat het wapen is gebruikt: er is geen magazijn gevonden, het was niet geladen en er is geen huls of projectiel gevonden dat met dit wapen verschoten zou zijn.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier niet is vast komen te staan dat [medeverdachte 6] wapendragend was en dus evenmin dat hij heeft geschoten. Uit de beelden van [bedrijf 1] volgt dat [medeverdachte 6] zonder wapen het bedrijfspand in is gegaan. Ook elders in het dossier zijn er geen beelden van [medeverdachte 6] met een wapen noch is er anderszins bewijs dat [medeverdachte 6] wapendragend was. Daarnaast geldt dat er geen forensisch technisch bewijs is dat er met het aanvalsgeweer, de Zastava, dat is aangetroffen in de Peugeot, is geschoten.
[medeverdachte 2] was wapendragend, maar heeft niet geschoten
Het Openbaar Ministerie heeft betoogd dat [medeverdachte 2] wapendragend was. Dat volgt uit de camerabeelden van [bedrijf 1] . Geconfronteerd met die beelden, heeft [medeverdachte 2] dit, na zijn aanvankelijk ontkenning tijdens het politieverhoor, ook bekend. Ter zitting heeft [medeverdachte 2] verklaard dat hij met het pistool bij de entree moest staan om mensen op afstand te houden. Op de camerabeelden van de politiehelikopter is niet te zien dat [medeverdachte 2] nog bewapend zou zijn. In de Renault, welke auto [medeverdachte 2] in Broek in Waterland bestuurde, is op de bijrijdersstoel een pistool achtergebleven. Het Openbaar Ministerie heeft echter gesteld dat uit onderzoek niet is gebleken dat met dit pistool is geschoten. Dit wordt dan ook niet aan [medeverdachte 2] verweten. De verdediging heeft hierover opgemerkt dat het inderdaad klopt dat [medeverdachte 2] op de camerabeelden met een pistool in zijn hand is te zien, maar dat [medeverdachte 2] hiermee inderdaad niet heeft geschoten. De rechtbank concludeert – met het Openbaar Ministerie en de verdediging – dat uit het dossier niet volgt dat met het pistool (Star), dat is aangetroffen in de Renault, is geschoten.
[medeverdachte 4] was niet wapendragend
Niet is gebleken dat [medeverdachte 4] wapendragend was.
3.3.1.7 Het onderzoek richt- en trefpunt en de verklaringen van de ervaringsdeskundige
Onderzoek richt- en trefpunt
In het dossier bevindt zich een onderzoek naar het richtpunt en het trefpunt van de vuurwapens. Onderzocht is wat de eventuele afwijking is tussen het richtpunt en het trefpunt van elk afzonderlijk wapen.
De politieambtenaar die het onderzoek heeft uitgevoerd, heeft schietproeven met de vuurwapens uitgevoerd. Met ieder wapen zijn steeds vijf kogelpatronen verschoten op een afstand van 25 meter, 50 meter en 100 meter. Uit dit onderzoek blijkt dat de aanvalsgeweren naar behoren functioneerden. Voorts volgt uit het onderzoek dat de aanvalsgeweren op korte afstand, te weten: 25 meter, nauwkeurig genoeg zijn om een persoon te raken. Bij grotere afstanden neemt de nauwkeurigheid af door de (slechte) technische staat van de wapens.
Ten aanzien van de CZ – het wapen dat [medeverdachte 3] gebruikte – volgt uit het onderzoek dat sprake was van een wisselende spreiding van treffers, die zeer waarschijnlijk is veroorzaakt door beschadigingen in de loop. Er bevinden zich beschadigingen vlakbij de loopmonding en dat heeft een nadelig effect op de nauwkeurigheid van het wapen. Bij het schieten (met messing hulzen van S&B) kwamen de treffers rechts van het richtpunt uit. Naarmate de afstand werd vergroot werd de afwijking en de spreiding ook groter. Bij gebruik van munitie met stalen hulzen lag het trefpunt op het richtpunt, maar was de spreiding zeer groot.
Uit het onderzoek volgt voor wat betreft de Zastava – het wapen dat [medeverdachte 1] gebruikte – dat naarmate de afstand toenam, ook de afwijking en de spreiding zeer groot werden. Ook met toepassing van munitie met stalen hulzen. Ook hierbij zal de slijtage van de loop een rol hebben gespeeld.
De ervaringsdeskundige
Gedurende het onderzoek is tweemaal een zogenaamde ‘ervaringsdeskundige’ op het gebied van Kalasjnikovs gehoord, in eerste instantie bij de politie en later bij de rechter-commissaris. De ervaringsdeskundige heeft onder meer in de hoofdstad van Kroatië, Zagreb, een opleiding ‘Klassieke Bewapening’ aan de militaire technische Universiteit gevolgd. Vervolgens is hij in het leger gegaan. Momenteel werkt de ervaringsdeskundige bij het Ministerie van Defensie. Zoals ter terechtzitting aan de orde is gekomen, ziet de rechtbank de voornoemde persoon niet als deskundige in juridische zin, maar als ervaringsdeskundige, die informatie kan verstrekken over de (praktische) werking en benodigde vaardigheden bij gebruik van aanvalsgeweren, zoals de AK-47/Kalasjnikov.
De ervaringsdeskundige heeft onder meer vragen beantwoord over hoe nauwkeurig men met een Kalasjnikov kan schieten. Over het onderzoek richt- en trefpunt heeft de ervaringsdeskundige onder andere verklaard dat het hem is opgevallen dat de wapens niet zijn ingeschoten en de spreiding veel te groot was. Het was daardoor, wat de ervaringsdeskundige betreft, onmogelijk om nauwkeurig met de wapens te schieten. Volgens de ervaringsdeskundige konden de wapens wel worden gebruikt, maar kon er niet gericht mee worden geschoten. De wapens waren in slechte staat. Hoe meer schade er in de loop van het wapen zit, hoe groter de spreiding. De spreiding houdt verband met de slijtage.
Over gericht schieten vanuit een rijdende auto met een snelheid van circa 150 kilometer per uur, heeft de ervaringsdeskundige verklaard dat de kans dat raak geschoten wordt erg klein is. De kans op raak schieten is groter, als de schutter geoefend is. Men heeft, in het algemeen, in een rijdende auto maar moeizaam controle. Een geoefend schutter zou raak moeten kunnen schieten vanuit een stilstaande auto. Als de auto rijdt, is het spreidingsgebied veel groter en wordt de kans op raak schieten daardoor aanzienlijk kleiner. De snelheid van het voertuig is van belang, maar ook de staat van het wegdek en de weersomstandigheden. Een geoefend schutter kan, in de regel, op 50 meter afstand redelijk schieten. Om als geoefend schutter te kunnen worden aangemerkt, zou men – volgens de ervaringsdeskundige – een paar honderd, hij noemt het aantal 200, schoten met het betreffende wapen moeten hebben gelost.
Voorts heeft de ervaringsdeskundige verklaard dat het voor een ongeoefend schutter nagenoeg onmogelijk zou zijn om op 50 meter een doel raken.
De aanvalsgeweren hebben de eigenschap om, bij meerdere schoten achter elkaar, naar boven te gaan, met name als het wapen in de automatische stand staat. Het is dan makkelijk om mis te schieten. Wanneer het wapen in de stand enkelschots staat, is de kans om raak te schieten groter. De ervaringsdeskundige heeft onder meer verklaard dat het verschil in geluid tussen de stand enkelschots en automatisch is dat bij automatisch de interval regelmatig is, de schoten komen in korte tijd.
Verder heeft de ervaringsdeskundige verklaard dat staal en pantser doorborende munitie door een motorblok, in een auto, zou kunnen gaan. Ook bij reguliere munitie zouden eventuele inslagen goed te zien moeten zijn. Die gaat wel door stalen platen, maar niet door de motor.
Tijdens het verhoor bij de politie zijn er aan de ervaringsdeskundige foto’s getoond van locaties, waarvan politieambtenaren hebben verklaard dat zij daar zijn beschoten. Het betreft de plaatsen waar de politieauto’s achter de verdachten aanreden. Bij de rechter-commissaris is de ervaringsdeskundige gevraagd de foto’s te beoordelen, met de kennis die hij inmiddels had over het slingerende rijgedrag van de verdachten, waarbij werd gereden met snelheden van circa 150 kilometer per uur, en de (slechte) staat van de wapens. De ervaringsdeskundige verklaarde dat hij begrijpt dat er geen politieauto is geraakt. Hij acht de kans om een auto te raken, schietend vanuit een andere auto, zowel in stilstaande als in rijdende toestand, met de CZ het kleinste, vanwege de grote afwijking. De Zastava heeft, volgens de ervaringsdeskundige, een iets minder grote afwijking, naar rechts en beneden. Indien er een inslag in het wegdek zou zijn, dan is de kans groot dat dit door een schot uit de Zastava zou komen. Over de CZ heeft de ervaringsdeskundige verder verklaard dat de afwijking van het wapen naar rechts is en dat dit betekent dat er inslagen rechts van het doel zijn te verwachten.
Ook zijn bij de politie aan de ervaringsdeskundige foto’s getoond van de locatie: kruising Kruisweg met Broekergouw te Broek in Waterland. Er werd hem voorgehouden dat hier niet door verdachten vanuit een rijdende auto zou zijn geschoten, maar vanaf de straat. De ervaringsdeskundige verklaarde dat als hier gericht zou zijn geschoten, de kans op raken groot zou zijn. Er zouden dan inslagen zichtbaar moeten zijn. Datzelfde geldt voor de getoonde situatie op een foto genomen vanaf de kruising van de Broekergouw en de Kruisweg in Broek in Waterland van de witte brug met daarop een politievoertuig. De kans op raken zou volgens de ervaringsdeskundige vrij groot zijn. Als de schutter te laag zou hebben gericht, zou er een spoor in het wegdek te zien moeten zijn. Als de schutter iemand had willen raken, dan zou er ergens een inslag moeten zijn geweest, bijvoorbeeld in een auto, in een huis of in een boom.
3.3.1.8 Verklaring verdachte
[verdachte] heeft zich grotendeels op zijn zwijgrecht beroepen. Ter terechtzitting heeft hij een schriftelijk stuk overgelegd. Hierin licht [verdachte] toe dat hij dingen doet in het grijze circuit. Hij heeft bedrijven, zowel in Spanje als in Frankrijk, ook op naam van andere mensen. Zijn administratie is niet zijn belangrijkste bezigheid. Door zijn ondernemingen weten mensen [verdachte] te vinden voor zowel het verhuren als verkopen van auto’s, het regelen van telefoon gerelateerde zaken, zoals bijvoorbeeld (geïnstalleerde) telefoons en trackers en daarnaast bemiddelt [verdachte] in onroerend goed. In de zaak in Parijs had [verdachte] een agentschap van Western Union. Hij weet dat veel van de mensen die hem benaderen niet ‘schoon’ zijn, maar hij houdt zich niet bezig met wat zij doen.
[verdachte] schrijft in zijn schriftelijke verklaring dat hij in deze zaak betrokken is geraakt door zijn bezigheden, zonder dat hij precies wist wat er speelde. Hij heeft eigenlijk gedaan wat hij altijd doet en in dit dossier komen die dingen samen. [verdachte] schrijft verder dat hij niet op de hoogte was van de geplande overval en – op [medeverdachte 10 (overleden)] na – de mensen in dit dossier niet kent. Daarmee wil hij niet zeggen dat hij nooit in contact met hen is geweest in het kader van één van zijn ondernemingen, maar dat kan hij zich niet herinneren. [verdachte] schrijft dat hij niet aanwezig was in Nederland op de dag van de overval en ook niet in Nederland is geweest ter voorbereiding van de overval. Hij heeft de Audi A6 gekocht in het kader van de hiervoor beschreven werkzaamheden en in dat kader ook de Renault Clio verhuurd.
Over de aan hem gelinkte telefoons kan hij weinig zeggen, omdat hij dagelijks met verschillende telefoons en telefoonnummers werkte. Soms gebruikte hij ze zelf en soms gaf hij een gebruikte telefoon ook weer door aan iemand die er één nodig had. Over geldboekingen schrijft [verdachte] dat hij die regelmatig deed op verzoek van klanten.
3.3.2
Bewezenverklaring diefstal met geweld
3.3.2.1 Bewijs ten aanzien van de Aanwezige verdachten
De rechtbank acht bewezen dat [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] en (wijlen) [medeverdachte 10 (overleden)] samen op 19 mei 2021 de overval op de [bedrijf 2] vrachtwagen bij [bedrijf 1] hebben (mede)gepleegd. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachten met automatische vuurwapens op de openbare weg op en/of in de richting van de lichamen van de politieambtenaren hebben geschoten en spreekt verdachten hiervan dan ook vrij (laatste gedachtestreepje). De rechtbank grondt deze bewezenverklaring op de volgende bewijsmiddelen.
Verklaringen medewerkers [bedrijf 2] en [bedrijf 1]
Uit de verklaringen van de medewerkers van [bedrijf 2] , 3845076 en 3845079, volgt dat zij op 19 mei 2021 omstreeks 14 .00 uur ’s middags aankwamen bij [bedrijf 1] , op de [adres 1] , om vracht te laden en te lossen. Toen de poort werd geopend, is de vrachtwagen achterwaarts bij [bedrijf 1] naar binnen gereden. De medewerkers van [bedrijf 2] stapten uit de vrachtwagen om de lading gereed te zetten, zodat deze kon worden uitgeladen. Terwijl zij bezig waren, hoorden zij beiden een harde klap tegen de toegangspoort. Vervolgens liepen er, in eerste instantie, twee gemaskerde en gewapende mannen naar binnen. Beiden droegen wapens lijkend op Shotguns of Riotguns. Uit de verklaringen van de medewerkers van [bedrijf 2] volgt dat de mannen tegen hen schreeuwden dat ze op de grond moesten gaan liggen. De medewerkers van [bedrijf 2] zijn vervolgens door de mannen tegen de grond gewerkt en geboeid met tie-wraps. De medewerkers van [bedrijf 2] hoorden hoe pallets, pakketten en kisten uit de vrachtwagen werden gegooid, open werden gemaakt en mee werden genomen.
3845076 verklaarde dat hij op het moment van de klap op de laadklep van de vrachtwagen stond. Hij zag toen meerdere mannen. Eén van hen wees naar hem met een mes. 3845076 werd van de vrachtwagen afgetrokken en tegen de grond gewerkt.
3845079 heeft verklaard dat één van de twee gewapende mannen een geweer op hem heeft gericht. Ook is hij door deze man geschopt in zijn zij, tegen zijn ribben. Ook verklaarde 3845079 dat hij vele schoten heeft gehoord.
Een medewerker van [bedrijf 1] , 3845080, verklaarde dat hij op 19 mei 2021 omstreeks 14 .00 uur van zijn collega’s begreep dat het [bedrijf 2] transport was gearriveerd en dat er geladen en gelost kon worden. Hij liep vanuit zijn werkplaats richting de binnenplaats. 3845080 had een steekwagen bij zich met daarop een pallet met waardevolle spullen. Hij hoorde een knal. Plotseling zag hij twee mannen om de vrachtwagen van [bedrijf 2] heen lopen en hoorde hen schreeuwen. 3845080 zag op de laadklep een medewerker van [bedrijf 2] staan. Hij zag dat deze persoon van de laadklep viel of werd afgetrokken. De twee mannen waren in het donker gekleed en droegen beiden een bivakmuts. Zij waren beiden wapendragend. Eén van hen had een shotgun vast. Hierop maakte 3845080 rechtsomkeert. 3845080 is de sluis doorgelopen en heeft deze vergrendeld, om te verhinderen dat de overvallers bij de kluis zouden kunnen komen.
Hij is een werkruimte binnengelopen, waar ook andere collega’s waren. 3845080 heeft toen 1-1-2 gebeld. Op camerabeelden zagen hij en zijn collega’s dat de medewerkers van [bedrijf 2] op de grond lagen naast de vrachtwagen en waren vastgebonden met tie-wraps. Verder zagen zij ongeveer acht tot tien personen die bezig waren spullen over te laden naar drie gereedstaande auto’s. Ook hoorden zij af en toe schoten. Er werd tien tot vijftien keer geschoten.
Ook andere medewerkers van [bedrijf 1] , waaronder 3849357, 3853710, 3853704, 3853707, 3853703 en 3850710, hebben verklaard dat zij deze camerabeelden hebben gezien. Een aantal van hen heeft eveneens verklaard schoten te hebben gehoord. Ook hebben enkelen verklaard dat zij dachten dat de medewerkers van [bedrijf 2] waren doodgeschoten. Daarnaast heeft een aantal medewerkers van [bedrijf 1] verklaard dat zij bang waren dat de overvallers naar binnen zouden komen. De medewerkers van [bedrijf 1] konden schimmen van de overvallers zien door een matglazen toegangsdeur en de overvallers hebben aan de deur gevoeld.
Camerabeelden [bedrijf 1]
De bovengenoemde verklaringen van de medewerkers van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] worden bevestigd door de camerabeelden van [bedrijf 1] , zoals hiervoor .is weergegeven in de tijdlijn van de camerabeelden.
Er zijn ook camerabeelden waarop te zien is wat er op de binnenplaats van [bedrijf 1] is gebeurd, gedurende de overval. Daaruit blijkt dat [medeverdachte 10 (overleden)] de eerste verdachte was die [bedrijf 1] binnentrad, gevolgd door [medeverdachte 1] . Beiden hebben hun vuurwapen gericht op één van de medewerkers van [bedrijf 2] . Eén van de Overige verdachten betrad als derde persoon het bedrijf. [medeverdachte 10 (overleden)] richtte vervolgens zijn vuurwapen op de medewerker van [bedrijf 2] , die zich in de laadbak bevond. Eén van de Overige verdachten stond naast de laadbak en had een mes in zijn hand. De tweede medewerker van [bedrijf 2] werd door [medeverdachte 10 (overleden)] en één van de Overige verdachten uit de laadbak van de vrachtwagen gehaald en door [medeverdachte 10 (overleden)] tegen de grond gewerkt. [medeverdachte 10 (overleden)] hield zijn vuurwapen tegen de [bedrijf 2] medewerker. De medewerkers van [bedrijf 2] werden met tie-wraps vastgebonden door één van de Overige verdachten. Eén ander van de Overige verdachten haalde goederen uit de vrachtwagen en legde deze klaar voor de verdachten om naar de gereedstaande auto’s over te brengen. [medeverdachte 1] bracht de steekwagen met daarop een pallet van [bedrijf 1] vanuit het bedrijf naar de toegangsdeur toe. Uit de beelden volgt dat [medeverdachte 10 (overleden)] aanwijzingen gaf. [medeverdachte 1] was inmiddels ook de vrachtwagen ingestapt om goederen klaar te zetten, zodat de anderen deze goederen naar de auto’s konden overbrengen. Op het moment dat de verdachten vertrokken en richting de voertuigen renden, is te zien dat één van de Overige verdachten en [medeverdachte 10 (overleden)] naar de deur van [bedrijf 1] toe renden en aan de deuren voelden. De deuren bleven dicht. Vervolgens renden ook deze laatstgenoemde verdachten naar de auto’s om te vertrekken.
Camerabeelden politiehelikopter
Uit de beelden van de politiehelikopter volgt onder meer dat de Porsche en de Audi A6 om 14 .28 uur in Broek in Waterland waren, bij de parkeerhaven, gelegen aan de kruising Broekergouw met de Kruisweg. De Audi A6 stond op dat moment in brand. De Porsche stond er naast. Ook stonden er twee andere auto’s, te weten: de Renault en de Peugeot. Uit de beelden volgt dat er meerdere mannen heen en weer liepen tussen de geopende achterklep van de Porsche en de (eerder genoemde) Renault en de Peugeot. De lading uit de Porsche werd overgeladen naar de laatstgenoemde voertuigen. Om 14 .30 uur werd ook de Porsche in brand gestoken, door [medeverdachte 2] . Een minuut later reden de Renault en de Peugeot weg. Enkele minuten later werden de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 1] aangehouden.
Waarde van de weggenomen edelmetalen
Uit het dossier volgt dat zich in de vrachtwagen zowel edelmetalen van [bedrijf 2] als van [bedrijf 1] bevonden. Uit de aangiftes, die namens [bedrijf 2] en [bedrijf 1] zijn gedaan, volgt dat er door de verdachten een grote hoeveelheid aan waardevolle edelmetalen weg is genomen. Het betrof onder meer goud en zilver.
Van [bedrijf 2] was een hoeveel goederen weggenomen met een waarde van EUR 12 .199,924. Een deel van deze buit is inmiddels terug bij [bedrijf 2] . Er ontbreken nog edelmetalen met een waarde van EUR 2.809.924,-. Van [bedrijf 1] zijn edelmetalen met een waarde van EUR 2.337,974,72 weggenomen. In totaal zijn edelmetalen met een waarde van EUR 899.255,34 teruggevonden. Er ontbreken nog edelmetalen met een waarde van EUR 1.438.719,-. Uit het voorgaande volgt dat er nog buit mist met een waarde van EUR 4.248.643,38.
Geweldshandelingen
Geweldshandelingen jegens de medewerkers van [bedrijf 2]
Uit de verklaringen van de medewerkers van [bedrijf 2] en de camerabeelden volgt dat zij met tie-wraps zijn vastgebonden. Ook volgt daaruit dat er door verdachten met automatische vuurwapens naar de medewerkers van [bedrijf 2] is gericht, dat hen een mes is getoond en dat zij zijn geschopt.
Geweldshandelingen jegens de medewerkers van [bedrijf 1]
Uit de camerabeelden volgt dat twee van de overvallers naar de deur van [bedrijf 1] zijn gerend en aan de deuren hebben gevoeld. De deuren bleven echter dicht. Een aantal medewerkers van [bedrijf 1] heeft verklaard dat zij bang waren dat de overvallers naar binnen zouden komen. Zij konden schimmen van de overvallers zien door een matglazen deur en hebben waargenomen dat de overvallers aan de deur hebben gevoeld waar zich zojuist een medewerker van [bedrijf 1] uit de voeten had weten te maken. Ook heeft een aantal medewerkers van [bedrijf 1] verklaard dat zij schoten hebben gehoord. Zij hebben op de camerabeelden meegekeken met de overval en dachten dat de medewerkers van [bedrijf 2] waren doodgeschoten. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande eveneens vast dat er sprake is van bedreiging met geweld jegens de medewerkers van [bedrijf 1] en verwerpt hiermee de verweren van de verdediging inzake [medeverdachte 3] en de verdediging inzake [medeverdachte 6] dat door verdachten jegens de medewerkers van [bedrijf 1] geen geweld zou zijn toegepast.
In de lucht schieten op de openbare weg
Uit de camerabeelden van [bedrijf 1] volgt dat [medeverdachte 1] , op het moment van vertrek, in de lucht heeft geschoten. Dit wordt ook ondersteund door het forensisch bewijs. Op de Meeuwenlaan is één huls aangetroffen afkomstig van een Zastava. Dat wapen werd gedurende de overval door [medeverdachte 1] gebruikt. Voorts heeft [medeverdachte 3] verklaard dat hij gedurende de overval buiten, voor [bedrijf 1] , positie heeft ingenomen en in de lucht heeft geschoten om mensen op afstand te houden. Hij heeft verklaard meermalen te hebben geschoten, wel tien keer. Dit wordt ook ondersteund door de camerabeelden van [bedrijf 1] en het forensisch bewijs. Op de [adres 1] zijn dertien hulzen aangetroffen die zijn verschoten met een CZ. Dit wapen was in gebruik bij [medeverdachte 3] .
Schieten in de richting van (voertuigen van) politieambtenaren
De rechtbank stelt vast dat uit het dossier niet volgt dat er, op de locatie van de overval bij [bedrijf 1] , gericht op politieambtenaren dan wel hun voertuigen is geschoten. De tenlastelegging ziet echter op de ‘openbare weg’ en niet op het specifieke adres van [bedrijf 1] , [adres 1] . De rechtbank stelt daarom vast dat sprake is van overlap met het ten laste gelegde onder feit 2 voor wat betreft de laatste twee gedachtestreepjes van het ten laste gelegde onder feit 1.
De rechtbank acht wel bewezen dat verdachten met automatische vuurwapens op de openbare weg een (aantal) kogel(s) in de richting van een voertuig waar zich politieambtenaren in bevonden hebben geschoten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachten op de openbare weg op of in de richting van de lichamen van die politieambtenaren hebben geschoten. De motivering van dit oordeel van de rechtbank zal aan bod komen bij de behandeling van het aan verdachte ten laste gelegde onder feit 2, nu er volgens de rechtbank sprake is van overlap tussen dit deel van het ten laste gelegde onder feit 1 en feit 2 (en 3).
Tussenconclusie rechtbank
Medeplegen de Aanwezige verdachten
De rechtbank is van oordeel dat de Aanwezige verdachten nauw en bewust met elkaar samen hebben gewerkt. Het medeplegen bestaat in de kern uit een gezamenlijke uitvoering. Uit de hiervoor aangehaalde verklaringen van de medewerkers van [bedrijf 2] en van [bedrijf 1] en de camerabeelden volgt dat sprake was van een gecoördineerde overval, waarbij de Aanwezige verdachten met automatische wapens naar [bedrijf 1] zijn toegegaan en vervolgens gezamenlijk zijn overgegaan tot de uitvoering van de overval. Uit de camerabeelden volgt dat sprake was van een duidelijke taakverdeling tussen de verdachten. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 10 (overleden)] gingen – beiden gewapend met een automatisch vuurwapen – als eersten het pand binnen en hielden de medewerkers van [bedrijf 2] onder schot. Samen met de Overige verdachten hebben zij de medewerkers van [bedrijf 2] tegen de grond gewerkt en gekneveld, zodat de anderen – [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en, later ook, [medeverdachte 1] – de waardevolle edelmetalen uit het bedrijf en uit de vrachtwagen konden overhevelen naar de gereedstaande vluchtvoertuigen (de Porsche en de twee Audi’s). Uit de beelden volgt dat [medeverdachte 10 (overleden)] aanwijzingen gaf. [medeverdachte 3] bevond zich voor het pand en had tot taak om mensen op afstand te houden, door in de lucht te schieten met een automatisch geweer. Vervolgens zijn de verdachten voor de politie op de vlucht geslagen en zijn de Aanwezige verdachten in de Porsche en de Audi A6 met hoge snelheid gereden naar een kleine parkeerhaven, gelegen aan de Broekergouw , in Broek in Waterland. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] waren de chauffeurs. Daar hebben zij de buit uit de Porsche en de Audi A6 overgeladen naar de gereedstaande vluchtvoertuigen, te weten: de Renault en de Peugeot, waarmee zij hebben getracht verder te vluchten. De Porsche en de Audi A6 zijn in brand gestoken. Dit delict is gepleegd in georganiseerd verband, waarbij de daders planmatig te werk zijn gegaan. De overval kan enkel zijn begaan na een langere periode van voorbereiding en overeenkomstig een gezamenlijk plan. Op grond van het vorenstaande, is de rechtbank van oordeel dat de Aanwezige verdachten als medeplegers dienen te worden aangemerkt.
3.3.2.2 Voorbereidingen van de overval
Uit onderzoek is gebleken dat de overval is voorbereid. Zo zijn er onder meer simkaarten met telefoonnummers geactiveerd om te gebruiken ten behoeve van de overval, voertuigen bemachtigd, voorverkenningen uitgevoerd en appartementen gehuurd, om de overval in voor te bespreken, dan wel als
safehouseom na de overval in te kunnen onderduiken.
9 april 2021: aankoop Porsche
Op 9 april 2021 zou de aankoop van de Porsche hebben plaatsgevonden. De Porsche werd op 9 april 2021 in de plaats Moncel-sur-Seille (in de buurt van Nancy) verkocht door [naam 2] voor EUR 2.000,- contant. Op dat moment was de Porsche voorzien van het kenteken [kenteken 14] . Volgens [naam 2] was de koper een Afrikaanse man van ongeveer 1.75 meter tot 1.80 meter lang en ongeveer 35 jaar oud. Naast de koper was er nog een tweede persoon aanwezig bij de aankoop. Ze kwamen aanrijden met een witte / grijze Renault Clio. Tijdens het verhoor is [naam 2] een fotoserie getoond. Over de tweede persoon verklaarde [naam 2] dat hij deze persoon herkende op een van de hem getoonde foto’s (foto 10). De persoon afgebeeld op deze foto betrof [medeverdachte 4] . In zijn latere verhoor bij de rechter-commissaris verklaarde [naam 2] anders over de herkenning. Hij verklaarde dat hij gelijkenissen zag, dat de persoon op de foto ongeveer de persoon was die hij heeft gezien bij de verkoop van de Porsche en dat hij erbij had gezegd dat hij het niet zeker wist omdat degene met wie hij sprak (de ander bleef in de auto) een mondkapje op had. Deze man heeft hem een rijbewijs getoond waarvan hij een foto heeft gemaakt. Op de vraag of hij de man op het rijbewijs heeft herkend als de koper van de auto, antwoordde hij “
Min of meer.” Blijkens de bijlage bij het verhoor betrof het een rijbewijs van een man uit de Ivoorkust, genaamd: ‘ [naam 4] ’. De tweede persoon, die volgens [naam 2] , in de auto bleef zitten, kon [naam 2] niet herkennen omdat hij hem niet goed kon zien. Onderzoek naar het telefoonnummer ( [telefoonnummer] ) waarmee de koper van de Porsche communiceerde wees uit dat het nummer werd geactiveerd op een telefoonmast in de buurt van het [naam winkel] , waar [verdachte] werkte, en dat het dezelfde reisbewegingen maakte als het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 2] . Dit laatste nummers is door de politie toegeschreven aan [verdachte] .
Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich, op basis van het voorgaande, op het standpunt gesteld dat [verdachte] de persoon moet zijn geweest die tijdens de aankoop van de Porsche in de auto is blijven zitten, zodat hij niet kon worden herkend door de verkoper [naam 2] . Wat betreft [medeverdachte 4] heeft het Openbaar Ministerie geconcludeerd dat niet met zekerheid kan worden gesteld dat hij bij de koop van de Porsche aanwezig was, nu [medeverdachte 4] duidelijk niet lijkt op de persoon van de foto op het rijbewijs ( [naam 4] ).
Standpunt verdediging inzake [medeverdachte 4] en [verdachte]
[medeverdachte 4] en [verdachte] hebben beiden ontkend dat zij betrokken zijn geweest bij de aankoop van de Porsche. De verdediging inzake [medeverdachte 4] heeft aangevoerd dat [medeverdachte 4] op geen enkele manier lijkt op de persoon op de foto van het rijbewijs. Het betrof immers een zwarte man en [medeverdachte 4] is dat niet. De verdediging inzake [verdachte] heeft aangevoerd dat er ook foto’s, twee stuks, van [verdachte] tussen de serie getoonde foto’s aan [naam 2] zaten. [naam 2] heeft [verdachte] echter niet aangewezen als een van de personen die bij de koop van de Porsche aanwezig zou zijn geweest.
Oordeel rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] en [medeverdachte 4] de Porsche hebben aangekocht, dan wel bij de koop van de Porsche aanwezig waren. [medeverdachte 4] lijkt duidelijk niet op de persoon van de foto op het rijbewijs ( [naam 4] ). Tussen de fotoserie die de politie heeft getoond aan de verkoper [naam 2] bevonden zich ook foto’s van [verdachte] . Daarover heeft [naam 2] niet verklaard, dus kennelijk herkende hij [verdachte] niet als de koper of de persoon die mee was. Het enkele feit dat een nummer dat is toegeschreven aan [verdachte] is meegereisd met het nummer dat contact had met de verkoper, is volgens de rechtbank onvoldoende om met zekerheid te kunnen vaststellen dat [verdachte] één van de twee personen was die de Porsche hebben gekocht van [naam 2] .
11 april 2021: aankoop Audi A6
De rechtbank stelt op grond van de volgende feiten en omstandigheden vast dat de Audi A6 op 11 april 2021 is aangekocht door [verdachte] . Volgens de R.D.W. behoort het serienummer van de Audi A6 bij het Franse kenteken [kenteken 15] . De Audi A6 blijkt op 11 april 2021 te zijn verkocht door de vorige eigenaar, [naam 5] . [naam 5] heeft verklaard dat hij de Audi A6 met het voornoemde kenteken op de site Leboncoin te koop had staan. Een persoon uit Parijs kocht de Audi voor EUR 10.000,- en betaalde contant. De koper kwam op 11 april 2021 op station Metz aan. Hij had geen identiteitsbewijs bij zich en communiceerde met het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 13] . [naam 5] heeft verklaard dat hij de persoon op één van de aan hem getoonde foto’s (foto 4), zijnde [verdachte] , herkent als de koper. De koper droeg die dag een pet, maar [naam 5] herkent hem aan zijn bril en omdat hij glad geschoren was. [naam 5] zag namelijk dat de koper geen haar onder zijn pet had. Uit informatie van de Franse treinmaatschappij, SNCF, blijkt dat [verdachte] op 11 april 2021 om 09:15 uur een treinkaartje heeft gekocht voor diezelfde dag van Paris Est (vertrek om 10:28 uur) met bestemming Metz Ville (aankomst 12 :04 uur). De betaling werd gedaan met de bankpas met nummer [bankpasnummer 2] . Voorts blijkt uit het Franse onderzoek dat onder andere het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 3] , waarvan [verdachte] destijds gebruikmaakte, meereisde met het telefoonnummer van de koper van Parijs naar Metz (het nummer eindigend op # [eindcijfers 13] ). Later die dag, om 14 :56 uur en 15:06 uur, passeerde een Audi A6 twee tolpoorten in omgekeerde richting. Ter zitting heeft [verdachte] bevestigd dat hij degene is geweest die de Audi A6 heeft aangeschaft.

21.en 28 april 2021: voorverkenningen verricht door [verdachte]

Op 21 april 2021 maakten de telefoonnummers # [eindcijfers 3] , in gebruik bij [verdachte] , en # [eindcijfers 11] gebruik van het Nederlandse telefoonnetwerk. Beide nummers maakten contact met telefoonpalen in Amsterdam (# [eindcijfers 11] in Amsterdam Noord en # [eindcijfers 3] in de buurt van Amsterdam Centraal). Op 28 april 2021 verplaatsten de nummers # [eindcijfers 4] , # [eindcijfers 3] (beide toegeschreven aan [verdachte] ) en # [eindcijfers 11] zich vanuit België naar Nederland tot bij de Meeuwenlaan in Amsterdam-Noord. Uit onderzoek naar de camerabeelden van [bedrijf 1] bleek voorts dat een Renault Kangoo, voorzien van het Spaanse kenteken [kenteken 12] , op 28 april 2021 omstreeks 13:28 uur, de Meeuwenlaan te Amsterdam passeerde. Dit voertuig stond op naam van een persoon genaamd ‘ [naam 6] ’. Uit onderzoek volgt dat dit een contact was van [verdachte] . Het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 4] was kort na het passeren van dit voertuig rond 13:37 uur in de directe omgeving van de Meeuwenlaan te Amsterdam. Daarom wordt vermoed dat [verdachte] op 28 april 2021 gebruik maakte van de Renault Kangoo. De verplaatsingen van de telefoonnummers # [eindcijfers 4] en # [eindcijfers 3] sluiten op elkaar aan bij zowel de route vanaf de Belgische grens richting Amsterdam, als bij de route vanaf Amsterdam weer terug richting België.
Standpunt verdediging inzake [verdachte]
De verdediging heeft aangevoerd dat weliswaar uit het onderzoek volgt dat de nummers in Amsterdam zijn geweest op de genoemde data, maar dat er geen bevindingen zijn dat zij contact hadden met elkaar of dat hun aanwezigheid een relatie had met enig strafbaar feit. Er is onvoldoende bewijs dat de nummers eindigend op # [eindcijfers 3] en # [eindcijfers 4] op de genoemde data in gebruik waren bij [verdachte] . [verdachte] heeft over het nummer # [eindcijfers 3] verklaard dat hij niet weet of hij daarover (nog) beschikte op de genoemde data en of hij toen in Amsterdam was. [verdachte] kwam wel vaker in Amsterdam. Het kan zo zijn dat [verdachte] de telefoonnummers heeft weggegeven of voor iemand anders heeft geïnstalleerd. Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat zij van de rechtbank onvoldoende gelegenheid heeft gekregen om zich te verweren tegen de stelling van het Openbaar Ministerie dat uit het dossier volgt dat [verdachte] de gebruiker was van de Renault Kangoo op 28 april 2021, nu de rechtbank het verzoek om een confrontatie met de persoon genaamd ‘ [naam 6] ’ heeft afgewezen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de genoemde onderzoeksbevindingen kan worden bewezen dat [verdachte] op 21 april 2021 en 28 april 2021 in Amsterdam voorverkenningen heeft verricht voor de overval, die op 19 mei 2021 heeft plaatsgevonden. Beide data, 21 april 2021 en 28 april 2021, betroffen woensdagen, net als 19 mei 2021. Medewerkers van [bedrijf 1] hebben verklaard dat het [bedrijf 2] transport altijd op deze dag kwam. De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat [verdachte] de nummers mogelijk heeft weggegeven of voor iemand anders heeft geïnstalleerd. De rechtbank acht dit verweer ongeloofwaardig en onvoldoende onderbouwd. Bovendien is dit niet het enige bewijs dat [verdachte] ter plaatse is geweest. De rechtbank gaat er ook vanuit dat hij degene is geweest die op 28 april 2021 in de Renault Kangoo [bedrijf 1] passeerde. Toen reisden wederom – net als op 21 april 2021 – de nummers die worden toegeschreven aan [verdachte] mee.
De rechtbank verwerpt het verweer dat de verdediging onvoldoende gelegenheid heeft gehad zich te verweren, nu uit voornoemde onderzoeksbevindingen duidelijk volgt dat [verdachte] de gebruiker van de Renault Kangoo is geweest en een verklaring van de tenaamgestelde van het voertuig of hij [verdachte] wel of niet (her)kent – op zichzelf bezien – niet relevant is.
5 mei 2021: voorverkenning
Uit onderzoek naar het nummer # [eindcijfers 5] , dat wordt toegeschreven aan [verdachte] , volgt dat dit nummer op 5 mei 2021 gebruik maakte van Cell-Id’s in Amsterdam Noord, in de buurt van de [adres 1] . Dit was eveneens op een woensdag waarop rond 15:50 uur het [bedrijf 2] transport op de [adres 1] plaatsvond. Het voornoemde telefoonnummer was op dat moment vermoedelijk in de nabije omgeving, zo volgt uit het dossier. Volgens het Openbaar Ministerie moet hier sprake zijn geweest van een voorverkenning.
De verdediging heeft aangevoerd dat het nummer eindigend op # [eindcijfers 5] zijn oorsprong vindt bij [verdachte] , maar dat niet kan worden vastgesteld dat dit op 5 mei 2021 ook in gebruik was bij [verdachte] .
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat het nummer eindigend op # [eindcijfers 5] toebehoorde aan [verdachte] . De rechtbank acht – op basis van de onderzoeksbevindingen – met het Openbaar Ministerie bewezen dat hier sprake moet zijn geweest van een voorverkenning, uitgevoerd door [verdachte] .
17 mei 2021: activeren telefoonnummers overvallers en boeking [adres 3]
Uit het dossier volgt dat op 17 mei 2021 de telefoonnummers, die tijdens de overval werden gebruikt door [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10 (overleden)] , geactiveerd zijn in Parijs nabij het woon- en werkadres van [verdachte] . Op dezelfde dag maakte [verdachte] een boeking voor een appartement in Antwerpen aan de [adres 3] voor één nacht (18 op 19 mei 2021). [verdachte] heeft de betaling van de huur van het appartement, EUR 164,60, verricht via een credit card.
De verdediging heeft aangevoerd dat de genoemde telefoonnummers inderdaad hun oorsprong vinden bij [verdachte] , maar dat hij deze telefoons heeft weggegeven. [verdachte] zit in de telefoonhandel, gebruikt toestellen kort en doet deze dan weer van de hand. Over het huren van het appartement gelegen aan de [adres 3] in Antwerpen, heeft [verdachte] verklaard dat hij dit heeft gedaan voor een derde persoon. [verdachte] verleende wel vaker hand-en-spandiensten aan personen, waarvan hij wist dat zij niet schoon waren. Dit maakt echter niet dat hij als medeplichtige aan of medepleger van de aan hem ten laste gelegde feiten kan worden gekwalificeerd.
De rechtbank verwerpt de voornoemde verweren van de verdediging. De nummers die aan [verdachte] zijn gekoppeld zijn allemaal maar kort in de lucht geweest: de # [eindcijfers 4] is ongeveer zes weken in de lucht tot een dag voor de overval, # [eindcijfers 3] van 10 april 2021 tot en met 29 april 2021 en de # [eindcijfers 5] van 29 april tot een dag voor de overval. Het voorgaande valt niet te rijmen met de stelling van [verdachte] dat hij de telefoons even gebruikt en dan weer weggeeft of verkoopt. In het hoofdstuk over de telecommunicatie van dit vonnis, staat uiteengezet waarom de voornoemde nummers in verband worden gebracht met [verdachte] . Ook de verklaring van [verdachte] dat hij het appartement gelegen aan de [adres 3] in Antwerpen heeft gehuurd voor een derde persoon vindt de rechtbank niet geloofwaardig, te meer aangezien [verdachte] eerder heeft verklaard dat hij het appartement had gehuurd om er te slapen. De standpunten van de verdediging dat de telefoon(nummer)s zijn weggegeven aan anderen en dat het appartement is gehuurd voor een ander zijn bovendien niet onderbouwd. Daarbij komt dat [verdachte] met meerdere voorbereidings- en uitvoeringshandelingen van de overval van 19 mei 2021 in verband wordt gebracht.
[adres 3] te [wijk 1] (Antwerpen; België)
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben beiden verklaard dat zij de dag voor de overval – op 18 mei 2021 – in het appartement, gelegen aan de [adres 3] te [wijk 1] , zijn geweest. Zij hebben, volgens hun verklaringen, hier ook overnacht. Volgens [medeverdachte 2] waren er op 18 mei 2021 een stuk of tien personen in het appartement aanwezig. Zij hebben daar in de nacht van 18 op 19 mei 2021 gewacht en later kwamen er nog andere mensen met grote tassen, die ze geopend hebben en daarin bleken wapens te zitten. Het betroffen onder andere mitrailleurs en handvuurwapens. Ook [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij wapens heeft gezien in dit appartement en ook dat zij in dit appartement beelden hebben gezien van het pand van [bedrijf 1] op een video op een telefoon. Er was zowel binnenin het pand als van buitenaf gefilmd. Ook [medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij in een appartement is geweest voordat hij naar Nederland is gegaan.
De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande vanuit dat er in het appartement aan de [adres 3] in Antwerpen (een) voorbespreking(en) heeft/hebben plaatsgevonden, nu er beelden zijn getoond aan medeverdachten en dit ook het appartement is geweest waar de wapens zijn verdeeld in de ochtend van 19 mei 2021.
[adres 4] te [wijk 2] (Brussel; België)
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij, toen hij en drie andere betrokkenen, de dag voor de overval – op 18 mei 2021 – vanuit Frankrijk in België aankwamen, in twee appartementen is geweest. Uit zijn verklaring kan worden afgeleid dat hij eerst in het appartement gelegen aan de [adres 4] in [wijk 2] is geweest en vervolgens in het appartement gelegen aan de [adres 3] in [wijk 1] (Antwerpen). [medeverdachte 2] heeft, tijdens een verhoor, [medeverdachte 5] herkend als degene die broodjes kwam brengen in het eerste appartement. Op de avond voorafgaand aan de overval, heeft er volgens [medeverdachte 2] vanuit dit appartement een voorverkenning plaatsgevonden. Zij zijn met vijf personen in de Renault Megane naar Nederland gereden. Uit GPS-locatiegegevens van de Renault Megane, die op 18 mei 2021 is gebruikt voor de voorverkenning bij [bedrijf 1] in Amsterdam, blijkt dat deze op 18 mei 2021 tussen 16:06 uur en 18:23 uur op de [adres 4] ter hoogte van het appartementencomplex is geweest. [medeverdachte 9] heeft verklaard dat hij op 18 mei 2021 op de [adres 4] te [wijk 2] is geweest en daar wel vaker kwam. [medeverdachte 8] heeft verklaard dat dit een appartement was van de neef van [medeverdachte 9] . [medeverdachte 8] herkende op foto’s die aan haar werden getoond tijdens een verhoor [overige verdachte 3] als de neef van [medeverdachte 9] die in dit appartement verbleef.
Uit de onderzoeksbevindingen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er in het appartement gelegen aan de [adres 4] in [wijk 2] ook een voorbespreking heeft plaatsgevonden. Uit het dossier blijkt evenmin dat er op deze locatie wapens zijn verdeeld of plannen zijn besproken. Uit de verklaring van [medeverdachte 2] volgt dat (in ieder geval een aantal van) de verdachten zich slechts ter overbrugging op deze plek bevonden. Men kon nog niet terecht in het appartement aan de [adres 3] . De rechtbank stelt dan ook vast dat voor wat betreft het appartement in de [adres 4] slechts gesproken kan worden van een samenkomst met medeverdachten.
Voorverkenning met de Renault Megane vanuit het appartement in [wijk 2] op 18 mei 2021
Uit de gegevens welke zijn verkregen uit het onderzoek naar de genoemde tracker is gebleken dat de Renault Megane op 18 mei 2021 onder meer bij de [adres 3] te [wijk 1] in Antwerpen is geweest. Omstreeks 16:06 uur stond het voertuig geparkeerd in de [adres 4] te [wijk 2] . Uit het dossier volgt dat de Renault Megane die avond in de richting van Nederland is gereden. [medeverdachte 5] , die de Renault Megane had gehuurd van een autoverhuurbedrijf, heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet de bestuurder is geweest op 18 mei 2021 in de avond. Hij heeft die avond met een BMW de Peugeot opgehaald in Frankrijk en deze naar het appartement aan de [adres 3] in Antwerpen gebracht. Verder geldt dat het telefoonnummer van [medeverdachte 5] eindigend op # [eindcijfers 12] in de avond van 18 mei 2021 in België bleef. Hieruit volgt dat [medeverdachte 5] niet degene is geweest die op die avond de Renault Megane heeft bestuurd.
Van 19:07 tot 19:15 uur hebben de Renault Megane, de Porsche en de Audi A6, een stop gemaakt bij het benzinestation ‘ [locatie 2] ' te [plaats 3] . De chauffeurs van de voertuigen zijn te zien op beelden van de shop. [medeverdachte 2] heeft tijdens een verhoor verklaard dat ze op 18 mei 2021 met de Porsche, de Audi A6 en de Renault Megane op weg waren om de plaats van de overval te verkennen, aan de deur te voelen bij [bedrijf 1] en de Porsche en de Audi A6 te parkeren in de buurt. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat de persoon die op dat moment de Renault Megane bestuurde, de leiding had. [medeverdachte 2] beschreef deze man als een kleine kale man met een bril. Op de foto in de shop van het benzinestation, herkende [medeverdachte 2] zichzelf als de persoon het meest rechts op de foto.
De linker persoon zou, volgens [medeverdachte 2] , [medeverdachte 10 (overleden)] kunnen zijn en de persoon in het midden is volgens hem de persoon die op die dag de Renault Megane bestuurde. Deze persoon heeft, volgens [medeverdachte 2] , de bijnaam ‘ [naam 1] ’ en is van Algerijnse afkomst.
De Renault Megane reed op 18 mei 2021 via de A16 en de A2 naar Amsterdam en bevond zich van 20:58 uur tot 21:07 uur in de omgeving van de [adres 1] in Amsterdam Noord, alwaar [bedrijf 1] was gevestigd. Hierna reed de Renault Megane naar Diemen. Om 21:07 uur reed de Renault Megane terug naar de omgeving [adres 1] en reed door naar de Galggouw te Broek in Waterland.
Een getuige, te weten: 3851665, zag op 18 mei 2021 een blauwe Renault Megane, vermoedelijk Belgisch kenteken, op de Wagengouw in Broek in Waterland. Uit onderzoek naar de camerabeelden uit de omgeving van de [adres 1] te Amsterdam blijkt dat op 18 mei 2021 rond 20:45 uur een blauwe Renault Megane werd waargenomen. Uit verder onderzoek naar de camerabeelden van 18 mei 2021 werden op de camerabeelden afkomstig van [bedrijf 1] [medeverdachte 2] en [medeverdachte 10 (overleden)] samen op beeld waargenomen rond dit tijdstip. Hierbij is te zien dat [medeverdachte 2] aan de deur voelde bij [adres 1] . Uit onderzoek is gebleken dat op het toestel waar het nummer # [eindcijfers 7] gebruik van maakte om 18:20 uur met de applicatie Waze (navigatiesoftware) het adres ‘ [adres 1] Amsterdam Nederland’ werd ingevoerd. Voor de kentekens [kenteken 16] (Renault Megane), [kenteken 1] (de Porsche) en [kenteken 2] (Audi A6) vonden er op 18 mei 2021 om 19:21 uur ANPR registraties plaats bij de grensovergang Hazeldonk. Ook de locatiegegevens afkomstig van het voertuig (‘Track and Trace’ systeem) voorzien van kenteken [kenteken 16] komen overeen met de locatiegegevens van de telefoonnummers # [eindcijfers 5] ( [verdachte] ) en # [eindcijfers 7] ( [medeverdachte 10 (overleden)] ).
De rechtbank concludeert dat de Renault Megane in de avond voor de overval, op zowel de plaats van de overval in Amsterdam-Noord als de plaats bij Broek in Waterland waar op 19 mei 2021 door de Aanwezige verdachten is overgeladen in andere vluchtvoertuigen, is geweest. Dit sluit aan bij de hiervoor aangehaalde verklaring van [medeverdachte 2] en ook bij de resultaten van het forensisch onderzoek aan de Renault Megane, waaruit volgt dat behalve DNA van [medeverdachte 5] ook DNA van [medeverdachte 2] is aangetroffen (op de deurgreep links achter).
19 mei 2021: de bestuurder van de Renault Clio en het startsein
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij denkt dat ‘ [naam 1] ’ degene is geweest die de overval heeft bedacht, omdat hij heeft gezegd dat hij hier al drie maanden op wachtte en hij op zijn telefoon op 18 mei 2021 video’s en foto’s van de overvallocatie liet zien. De kleine kale man zei dat hij die beelden met een drone had gemaakt. Deze persoon reed op 19 mei 2021 in een witte auto. In een later verhoor verklaarde [medeverdachte 2] dat tijdens de overval vanuit de witte auto het sein is gegeven met een walkie talkie aan de overige auto’s dat de actie kon beginnen. Degene in de witte auto werd daarbij aangesproken als ‘drone’. [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij denkt dat de persoon in de witte auto de drone kon zien.
Volgens onderzoek door de Franse politie heeft [verdachte] gebruik gemaakt van de bankpas met nummer [bankpasnummer 2] . Hij heeft daarmee op 11 april 2021 een treinkaartje op zijn naam gekocht. Met diezelfde bankpas is op 26 februari 2021 EUR 1.049,99 betaald voor een drone, merk DJI, model Mavi Air 2 Fly more combo, bij FNAC-winkel, gelegen aan [adres 5] te Parijs. De factuur voor de drone bleek op naam te zijn gesteld van [verdachte] . Hierover is [verdachte] ondervraagd en hij heeft verklaard dat hij wel eens een drone voor zijn kinderen heeft gekocht, maar dat hij geen weet had dat hij bovenstaande drone zou hebben gekocht.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
[verdachte] komt overeen met de beschrijving van de persoon die door [medeverdachte 2] is aangeduid als ‘
[naam 1]’. [medeverdachte 2] heeft hem aangewezen op beelden van het tankstation [locatie 2] . De persoon op de foto past bij het signalement van [verdachte] . [naam 1] liet, volgens [medeverdachte 2] , op zijn telefoon ter voorbereiding op de overval beelden van [bedrijf 1] zien. Deze beelden zou hij met een drone hebben gemaakt. [naam 1] zou er al drie maanden mee bezig zijn, aldus [medeverdachte 2] . Dat komt overeen met het feit dat [verdachte] onder andere in verband kan worden gebracht met meerdere voorbereidende handelingen, zoals de aankoop van de drone van meer dan EUR 1.000,-.
Standpunt van de verdediging inzake [verdachte]
Niet kan worden vastgesteld dat [verdachte] op 19 mei 2021 in de Renault Clio reed. [verdachte] komt niet overeen met de beschrijving van de persoon die door [medeverdachte 2] is aangeduid als ‘ [naam 1] ’. [medeverdachte 2] heeft immers ter zitting verklaard dat deze persoon een wijnvlek in zijn gezicht zou hebben. Dat heeft [verdachte] niet. Ook heeft [verdachte] ontkend de bestuurder van de Renault Megane te zijn geweest. Er is geen DNA van hem aangetroffen in deze auto, terwijl dat wel geldt voor de medeverdachten [medeverdachte 5] en [medeverdachte 2] . Voor wat betreft 18 mei 2021, geldt ook dat [verdachte] een alibi heeft: hij was toen aan het werk in de [naam winkel] . De verdediging heeft eerder verzocht om de getuige 3851665 als getuige te horen. De rechtbank heeft dit verzoek toen afgewezen. De verdediging heeft in haar pleidooi opnieuw gewezen op deze getuige. Die zou volgens de verdediging kunnen bevestigen dat [verdachte] op 18 mei 2021 niet de bestuurder van de Renault Megane was, [verdachte] heeft namelijk volgens de verdediging ‘een dikke kop’.
Tussenconclusie van de rechtbank over de rol van [verdachte]
De rechtbank is van oordeel dat uit de onderzoeksbevindingen volgt dat [verdachte] degene is geweest die op 18 mei 2021 tijdens de voorverkenning de bestuurder is geweest van de Renault Megane en die op 19 mei 2021 in de Renault Clio heeft gereden en het startsein voor de overval heeft gegeven.
Verklaringen [medeverdachte 2]
Bij de politie heeft [medeverdachte 2] open en uitgebreid verklaard over de overval en de voorbereidingen daarvan. De beschrijving van het uiterlijk van de persoon genaamd ‘ [naam 1] ’ komt sprekend overeen met het uiterlijk van [verdachte] . Opmerkelijk daarbij is dat [medeverdachte 2] verklaarde dat [naam 1] van Kabylische afkomst zou zijn, de ouders van [verdachte] blijken inderdaad van oorsprong uit die streek in Algerije te stammen, zo heeft [verdachte] immers zelf verklaard. Ter terechtzitting – in de aanwezigheid van de verdachten die op dat moment ook terecht stonden inzake Yaros – heeft [medeverdachte 2] ineens aan zijn verklaring toegevoegd dat [naam 1] een wijnvlek in zijn gezicht zou hebben. Ter sprake kwam echter ook dat zijn vrouw thuis in Frankrijk een dreigbrief had ontvangen: de boodschap was dat [medeverdachte 2] zijn mond moest houden tegen justitie. [medeverdachte 2] heeft zijn angst uitgesproken op zitting: er mag niets met zijn vrouw en kinderen gebeuren. Hij zit zelf liever dertig jaar opgesloten in de gevangenis, dan dat zijn dierbaren iets wordt aangedaan. Onbekend is gebleven wie de dreigbrief aan [medeverdachte 2] heeft verstuurd, de rechtbank kan en zal daarover ook niet oordelen. Wel is duidelijk dat [medeverdachte 2] na deze gebeurtenis niet meer open en uitgebreid heeft verklaard/durven verklaren over de overval en de voorbereidingen daarvan.
De rechtbank schuift – op basis van het voorgaande – de verklaring van [medeverdachte 2] over de wijnvlek terzijde en zal uitgaan van de verklaringen die [medeverdachte 2] eerder in openheid heeft gedaan. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat “ [naam 1] ” [verdachte] is en dat hij op 18 mei 2021 aanwezig was bij de voorverkenning met de Renault Megane, dat hij op 19 mei 2021 de Renault Clio heeft bestuurd en dat hij vanuit die auto het startsein voor de overval heeft gegeven. Uit de beelden volgt dat de Renault Clio enkele minuten voor de overval direct achter de vrachtwagen van [bedrijf 2] reed. Daarbij komt dat [verdachte] op 28 april 2021 al eens een voorverkenning had gedaan, toen er een ander transport van [bedrijf 2] gaande was. Ook is nog vastgesteld dat [verdachte] op 26 februari 2021 een professionele drone van meer dan EUR 1.000,- heeft aangekocht. De rechtbank acht de verklaring van [verdachte] dat hij dergelijke cadeaus voor zijn kinderen kocht, ongeloofwaardig. Dit soort dure cadeaus zijn geen kinderspeelgoed. Het verweer dat het op 19 mei 2021 regende en het dus geen weer was om een drone te gebruiken, verwerpt de rechtbank eveneens. Uit het dossier volgt inderdaad dat het die dag regende, maar dat enkele feit maakt niet dat een drone daarom in zijn geheel niet bruikbaar zou zijn. De verdediging heeft bovendien niet onderbouwd waarom dat dan het geval zou zijn. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 2] dat deze persoon, [verdachte] , voorafgaand aan de overval in het appartement aan de [adres 3] beelden toonde aan medeverdachten van de overvallocatie eveneens geloofwaardig. [medeverdachte 1] heeft dit ook bevestigd. De rechtbank gaat er op basis van de verklaringen van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ook vanuit dat [verdachte] aanwezig was op de [adres 3] op 18 mei 2021. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overval in dat appartement is voorbesproken, nu er beelden zijn getoond aan medeverdachten in het genoemde appartement en dit ook het appartement is geweest waar de wapens zijn verdeeld in de ochtend van 19 mei 2021. [verdachte] was dus aanwezig bij de voorbespreking(en) van de overval in het appartement gelegen aan de [adres 3] .
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging inzake [verdachte] dat er geen DNA van [verdachte] in de Renault Megane is aangetroffen. Dat er geen DNA in de Renault Megane is aangetroffen, wil niet zeggen dat [verdachte] niet in de Renault Megane heeft gereden op 18 mei 2021. Hij zou handschoenen kunnen hebben gedragen of de bestuurdersplek kunnen hebben schoongemaakt. Volgens de verklaring van [medeverdachte 2] en de beelden van het tankstation waren er meerdere personen mee met de voorverkenning. Bovendien heeft [medeverdachte 5] nadien, in ieder geval op 19 mei 2021, in de Renault Megane gereden. Het voertuig is na de avond van de voorverkenning dus weer door anderen gebruikt, wat maakt dat het DNA van [verdachte] mogelijk is weggevaagd. Het gestelde alibi heeft de verdediging niet nader onderbouwd. Er zijn geen stukken overgelegd waaruit zou blijken dat [verdachte] inderdaad op 18 mei 2021 in het [naam winkel] zou hebben gewerkt.
De rechtbank wijst het verweer/verzoek van de verdediging van [verdachte] ten aanzien van de getuige 3851665 af. Het is niet te verwachten dat deze getuige, die op 19 mei 2021 een auto voorbij heeft zien rijden in Broek en Waterland, na zo’n lange tijd met voldoende betrouwbaarheid zal kunnen verklaren over de identiteit van de bestuurder op dat moment. De rechtbank zal, op grond van het recht op een eerlijk proces, de verklaring van de getuige 3851665 over het uiterlijk van de bestuurder van de Renault Megane, niet gebruiken voor het bewijs.
Contacten [verdachte] met medeverdachten
Uit het onderzoek volgt dat [verdachte] kan worden gelinkt aan [medeverdachte 10 (overleden)] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 8] .
Uit het Franse onderzoek blijkt dat op 19 mei 2021 om 20:54 uur bij de tolpoort van Chamant een witte Renault Clio passeerde in de richting van Parijs. Hierbij werd met een creditcard op naam van [medeverdachte 6] betaald, terwijl [medeverdachte 6] op dat moment al was aangehouden door de Nederlandse politie. Vastgesteld is dat [verdachte] degene moet zijn geweest die de Renault Clio heeft bestuurd en dus ook moet hebben betaald met zijn credit card. Dat [verdachte] [medeverdachte 6] kent, volgt ook uit het feit dat hij de simkaarten heeft geactiveerd voor wat betreft de nummers eindigend op # [eindcijfers 6] en # [eindcijfers 7] , die worden gelinkt aan respectievelijk [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10 (overleden)] .
Tussen [verdachte] en [medeverdachte 10 (overleden)] heeft ook WhatsApp-contact plaatsgevonden. Op 18 mei om 08:21 uur stuurt de gebruiker van het nummer # [eindcijfers 7] , ‘ [voornaam 1] ’ – [medeverdachte 10 (overleden)] wordt gelinkt aan dit nummer – een bericht aan ‘ [voornaam 2] ’ met het nummer eindigend op # [eindcijfers 4] . Zoals eerder uiteen is gezet in dit vonnis wordt dit nummer gelinkt aan [verdachte] . [medeverdachte 10 (overleden)] stuurde aan [verdachte] : ‘
We hebben de pomp gemist.’ [verdachte] antwoordde vervolgens met de mededeling: ‘
Mis de volgende niet.’ Kort daarvoor heeft [voornaam 2] / [verdachte] een bericht gestuurd aan [voornaam 1] / [medeverdachte 10 (overleden)] met de mededeling dat hij naar de [adres 3] in Antwerpen in België moet gaan en daar de telefoonapplicatie ‘Waze’ voor moet gebruiken. Ook wordt er middels WhatsApp een directe link naar [voornaam 1] / [medeverdachte 10 (overleden)] gestuurd waarmee het genoemde adres kan worden ingevoerd. Uit hetzelfde onderzoek naar deze telefoon komt naar voren dat er op 18 mei 2021 tussen 05:25 uur en 15:44 uur veelvuldig WhatsApp-gesprekken zijn geweest met het nummer eindigend op # [eindcijfers 4] , dat in gebruik was bij [verdachte] .
Ook in de telefoon die in beslag is genomen onder [medeverdachte 6] , bij zijn aanhouding, is WhatsApp-communicatie aangetroffen. In de telefoon stonden twee contacten: het nummer eindigend op # [eindcijfers 4] (onder de naam: ‘ [voornaam 2] ’), dat is toegeschreven aan [verdachte] , en het nummer eindigend op # [eindcijfers 7] (onder de naam: ‘ [alias 3] ’), dat is toegeschreven aan [medeverdachte 10 (overleden)] . Op 18 mei 2021 om 03.28 uur stuurde ‘ [voornaam 2] ’ het adres [adres 3] ; en om 08.27 uur stuurde ‘ [voornaam 2] ’ het adres [adres 4] . Verder volgt uit onderzoek dat [verdachte] , als gebruiker van het nummer eindigend op # [eindcijfers 5] , na afloop van de overval op 19 mei 2021 omstreeks 14 :36 uur, probeerde om contact op te nemen met het telefoonnummer eindigend op # [eindcijfers 7] , in gebruik bij [medeverdachte 10 (overleden)] . [verdachte] bevond zich op dat moment nog in de buurt van Amsterdam Noord, maar reed weg in de richting van België. Voorts bleek dat [verdachte] omstreeks 14 :57 uur opnieuw probeerde om contact op te nemen met [medeverdachte 10 (overleden)] . Om 14 :58 uur probeerde [verdachte] [medeverdachte 6] te bellen, op # [eindcijfers 6] . Om 15:06 uur belde hij nogmaals naar [medeverdachte 10 (overleden)] .
Verder volgt uit het dossier dat [verdachte] en [medeverdachte 5] elkaar kennen. Tijdens de doorzoeking van de woning van [medeverdachte 5] is onder meer een GPS-tracker aangetroffen. Uit onderzoek volgt dat deze GPS-tracker in verband kan worden gebracht met het [naam winkel] in Parijs, waar [verdachte] werkzaam was. Voorts heeft [medeverdachte 2] verklaard over een connectie tussen [verdachte] en [medeverdachte 5] . Zo zou, volgens [medeverdachte 2] , in eerste instantie [medeverdachte 5] degene zijn geweest die op 19 mei 2021 in de Renault Clio zou gaan rijden, maar hij ruilde op het laatste moment met [verdachte] .
Money transfer naar [medeverdachte 8]
Uit onderzoek naar uitgevoerde
moneytransfersvan [verdachte] is gebleken dat [verdachte] op 16 april 2021, vanaf de locatie [adres 6] te Parijs, een money transfer, ordernummer [ordernummer] , van EUR 1.000,- naar [medeverdachte 8] heeft verricht. [medeverdachte 8] heeft dit geld op vertoning van haar identiteitsbewijs contant bij Ria Envia Belgium SPRL te Brussel opgenomen.
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het geldbedrag dat door [verdachte] aan [medeverdachte 8] was overgeboekt (onder meer) bestemd zou zijn geweest voor het huren van het appartement de [adres 2] te Rotterdam.
De verdediging inzake [verdachte] heeft aangevoerd dat bij [verdachte] mensen terecht konden die zonder identiteitsbewijs geld wilden overboeken. [verdachte] gebruikte dan zijn eigen identiteitsbewijs. Hij deed dat onder andere via Ria en Western Union. In dat licht moet deze transactie worden bezien. De intentie van [verdachte] was in ieder geval niet om het appartement gelegen aan de [adres 2] te Rotterdam te huren.
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de overboeking van EUR 1.000,- van [verdachte] aan [medeverdachte 8] van 16 april 2021 betrekking had op het boeken van het appartement aan de [adres 2] in Rotterdam op 18 mei 2021 en daarmee op de (voorbereidingen van de) overval van 19 mei 2021. Daarvoor is de tijdspanne tussen de overboeking en het huren van het appartement te lang. Bovendien kostte de overnachting slechts EUR 279,23 in plaats van de overgeboekte EUR 1.000,-.
3.3.2.3 Bewezenverklaring van feit 1 primair inzake [verdachte] : medeplegen van de overval
Medeplegen – algemeen
Volgens vaste jurisprudentie [1] is voor de kwalificatie van medeplegen vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Het accent ligt daarbij op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht. De bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict moet van voldoende gewicht zijn. In geval van medeplegen kan de verdachte ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor de uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door een medeverdachte zijn toegepast. Niet vereist voor het aannemen van medeplegen is dat de verdachte bijvoorbeeld zelf het geweld tegen het slachtoffer heeft uitgeoefend. Wie binnen het samenwerkingsverband precies welke feitelijke handeling heeft verricht, is niet van wezenlijke betekenis. De variëteit van concrete omstandigheden in afzonderlijke gevallen is betrekkelijk groot. Dat maakt dat de vraag wanneer sprake is van ‘medeplegen’ zich niet in algemene zin laat beantwoorden. Bij de beoordeling van de concrete omstandigheden van het geval kunnen van belang zijn de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Voorts geldt voor medeplegen het vereiste van dubbel opzet. Zo moet er in de eerste plaats opzet zijn op de onderlinge samenwerking. Een nauwe en bewuste samenwerking veronderstelt immers bewustzijn van samenwerking. Dat hoeft niet altijd te betekenen dat er vooraf expliciet afspraken of plannen zijn gemaakt, dan wel tijdens de uitvoering ervan (kort) overleg is geweest. Onder omstandigheden kan de samenwerking voor een deel ook stilzwijgend plaatsvinden, bijvoorbeeld omdat men ter plekke van elkaar begrijpt wat de verdere bedoeling is of door het maken van een instemmende hoofdknik. Medeplegen impliceert bewuste samenwerking van een ieder van de medeplegers met het oog op het verrichten van een strafbare gedraging. Dat betekent dat voor medeplegen niet alleen bewustheid wordt verlangd in het verband van de samenwerking, maar het opzet in de tweede plaats ook gericht moet zijn op het begaan van de grondfeiten zoals ten laste gelegd.
Met name in gevallen waarin het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), dient de rechter in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van medeplegen komt, in de bewijsvoering dat medeplegen nauwkeurig te motiveren.
In de regel zal de bijdrage van de medepleger worden geleverd tijdens het begaan van het feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit, maar noodzakelijk is dat niet. De bijdrage kan ook zijn geleverd in de vorm van verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. Vooral in dergelijke andere, in zekere zin afwijkende of bijzondere, situaties dient in de bewijsvoering aandacht te worden besteed aan de vraag of wel zo bewust en nauw is samengewerkt bij het strafbare feit dat van medeplegen kan worden gesproken, in het bijzonder dat en waarom de bijdrage van de verdachte van voldoende gewicht is geweest.
Niet wordt verlangd dat de medepleger zelf de gehele delictsomschrijving vervult; het accent ligt – zoals gezegd – op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling(en) heeft verricht. De verdachte kan ook in strafrechtelijke zin aansprakelijk worden gehouden voor uitvoeringshandelingen die (uitsluitend) door de medeverdachten zijn verricht. De omstandigheid dat de verdachte zelf geen uitvoeringshandeling(en) heeft verricht, behoeft aan het bewijs van medeplegen niet in de weg te staan. Het achterwege blijven van een fysieke uitvoeringshandeling op de plaats van het delict kan worden gecompenseerd door andere factoren, zoals de rol van de verdachte in het kader van het beramen en voorbereiden van het feit. Uit de meest recente rechtspraak van de Hoge Raad over medeplegen lijkt te kunnen worden afgeleid dat het bestaan van een voor alle deelnemers duidelijk plan een relevant aandachtspunt kan zijn voor de beoordeling of sprake is van medeplegen. Het gezamenlijk optrekken met het oog op het realiseren van een gezamenlijk plan kan medeplegen opleveren, ook al zouden de gedragingen van de verdachte op zichzelf beschouwd niet als een bijdrage van voldoende gewicht aan het ten laste gelegde feit kunnen worden aangemerkt.
Bewezenverklaring van feit 1 primair inzake [verdachte]
De rechtbank is van oordeel dat bewezen kan worden verklaard dat [verdachte] samen met anderen op 19 mei 2021 een overval op een waardetransport van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] heeft gepleegd vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen medewerkers van [bedrijf 2] , [bedrijf 1] en politieambtenaren. [verdachte] wordt door de rechtbank aangemerkt als ‘medepleger’. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachten met automatische vuurwapens op de openbare weg op en/of in de richting van de lichamen van de politieambtenaren hebben geschoten en spreekt verdachten hiervan dan ook vrij (laatste gedachtestreepje).
Rol [verdachte]
De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] meerdere voorverkenningen ten behoeve van de te plegen overval heeft verricht, te weten op: 21 april 2021, 28 april 2021, 5 mei 2021 en 18 mei 2021. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] de Audi A6 heeft aangeschaft. Ook heeft de rechtbank vastgesteld dat [verdachte] simkaarten ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte 6] en [medeverdachte 10 (overleden)] ; deze werden op 17 mei 2021 geactiveerd in de nabije omgeving van de woning van [verdachte] . [verdachte] had ook contact met medeverdachten. [verdachte] kende [medeverdachte 10 (overleden)] (dat heeft hij ook zelf bevestigd) en had contact met [medeverdachte 8] , zo volgt uit de money transfer die hij aan haar heeft gedaan op 16 april 2021. Daarnaast kan hij worden gelinkt aan [medeverdachte 5] , via de GPS-tracker die bij [medeverdachte 5] thuis is aangetroffen en aan [medeverdachte 6] . [verdachte] heeft de [adres 3] te Antwerpen gehuurd van 18 op 19 mei 2021, waar op 18 mei 2021 een voorbespreking van de overval plaatsvond, waarbij minstens tien betrokkenen aanwezig waren. Ook werden in dit appartement de tassen met wapens verdeeld. Voorts heeft [verdachte] aan medeverdachten beelden laten zien van de locatie van de overval. Tot slot is [verdachte] degene geweest die op 19 mei 2021 de Renault Clio bestuurde, bevond hij zich tijdens de overval in de omgeving van [bedrijf 1] en heeft hij het startsein voor de overval gegeven.
De verklaring van [verdachte] dat hij ‘dingen doet in het grijze circuit’ en in dat kader auto’s verhuurt of aanschaft, geldoverboekingen doet, telefoons weggeeft, etc. vindt de rechtbank ongeloofwaardig en onvoldoende concreet.
Alle voornoemde handelingen bij elkaar, maken dat de rechtbank – met het Openbaar Ministerie – van oordeel is dat [verdachte] een voorbereidende, coördinerende en uitvoerende rol ten aanzien van de overval heeft vervuld en daarom als medepleger dient te worden aangemerkt.
Het verweer van de verdediging inzake [verdachte] dat hij hand-en-spandiensten heeft verricht voor een persoon waarvan hij weet dat hij niet ‘schoon’ is – [medeverdachte 10 (overleden)] – en dat dit onvoldoende is om opzet aan te nemen op de concrete gronddelicten, zoals die aan [verdachte] ten laste zijn gelegd, verwerpt de rechtbank. Uit de verklaringen van [medeverdachte 2] volgt dat [verdachte] de leiding had en dat hij al
drie maandenwachtte op de overval. Dat komt overeen met het tijdspad van de handelingen die [verdachte] heeft verricht. Hij kocht immers op 26 februari 2021 al een professionele drone, dat is ongeveer drie maanden voor de overval. Vervolgens is bewezen dat hij in de tussenliggende periode meerdere voorverkenningen heeft verricht, waarbij hij zowel bij de overvallocatie, [bedrijf 1] , is geweest, als in Broek in Waterland, de plek waar na de overval de buit werd overgeladen in de gereedstaande vluchtauto’s. Ook is nu juist hij degene geweest die het appartement aan de [adres 3] heeft gehuurd; het appartement waar – in ieder geval – meerdere overvallers samenkwamen en ook de wapens zijn verdeeld. En, uiteindelijk is het ook [verdachte] geweest die vlak voor de overval achter de vrachtwagen van [bedrijf 2] reed in de Renault Clio en het startsein voor de overval heeft gegeven.
Er was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en [verdachte] leverde een cruciale materiële en intellectuele bijdrage daaraan.
3.3.3 Bewezenverklaring feit 2 primair en meer subsidiair: respectievelijk medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag en medeplegen van bedreiging
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot gekwalificeerde doodslag van de politieambtenaren NP225356 en NP122306 op de invoegstrook S115/A10. De rechtbank acht niet bewezen dat er gericht is geschoten op NP225356 en NP122306 op de Zuiderzeeweg/A10/Slochterweg bij het Shell tankstation. De rechtbank acht ook niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 2 primair/subsidiair ten laste gelegde poging tot (gekwalificeerde) doodslag van NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP198365, NP123997, NP248673, NP249159 en NP122738 en spreekt verdachte hiervan vrij. Wel acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich ten aanzien van deze laatstgenoemde politieambtenaren, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, zoals ten laste is gelegd onder feit 2 meer subsidiair.
3.3.3.1 Feit 2 primair: uitgangspunten ten aanzien van het bewijs
Verklaringen politieambtenaren
In het dossier bevinden zich over de vermeende schietincidenten van de hand van de (in de tenlastelegging genoemde) politieambtenaren: processen-verbaal van bevindingen, aangiftes en aanvullende aangiftes. Daarnaast zijn zij op verzoek van de verdediging als getuige bij de rechter-commissaris gehoord. Ook deze verklaringen bevinden zich in het dossier. Deze politieambtenaren hebben, kort gezegd, allen verklaard dat zij gedurende de vluchtroute, dan wel in Broek in Waterland, door de verdachten gericht zijn beschoten met automatische vuurwapens. De verdachten hebben daartegenover uitdrukkelijk en gemotiveerd betwist dat zij gericht op politieagenten hebben geschoten. Zij hebben verklaard dat er uitsluitend ter afdreiging in de lucht is geschoten.
De verdediging heeft in het algemeen aangevoerd dat er redenen zijn om te twijfelen aan de juistheid van de inhoud van de verklaringen van de politieambtenaren en heeft betoogd dat er daarom geen bijzondere bewijswaarde aan deze verklaringen kan worden toegekend. De politieambtenaren zijn immers zelf slachtoffer in deze zaak. Daarom dient volgens de verdediging kritisch en met de nodige terughoudendheid naar deze verklaringen te worden gekeken .
In artikel 344 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: ‘
Sv’) is bepaald dat het bewijs dat een verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter kan worden aangenomen op het proces-verbaal van één opsporingsambtenaar. Dit is een uitzondering op de regel dat er minimaal twee bewijsmiddelen nodig zijn om tot een bewezenverklaring van het aan een verdachte ten laste gelegde te kunnen komen.
In de onderhavige zaak zijn de aangevers (voor wat betreft feit 2) allen politieambtenaren en daarmee opsporingsambtenaren, wiens woord dus op basis van het voorgaande, als het ware, ‘dubbel’ telt. Het wettig bewijs voor het ten laste gelegde onder feit 2 (primair/subsidiair) is met de verklaringen van de politieambtenaren in beginsel dus aanwezig. De omstandigheid dat deze processen-verbaal (ook) zien op tegen de betreffende opsporingsambtenaren zelf gepleegde strafbare feiten doet daaraan niet af. Echter, om tot een bewezenverklaring te komen moet de rechtbank op grond van artikel 338 Sv ook overtuigd te zijn dat het ten laste gelegde zich heeft voorgedaan.
In deze zaak speelt een aantal omstandigheden dat maakt dat het noodzakelijk is dat de verschillende belastende verklaringen en bevindingen van de politieambtenaren kritisch worden beoordeeld.
Het staat de rechter immers vrij om een proces-verbaal van een opsporingsambtenaar niet tot het bewijs te laten meewerken ingeval hij op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval – zoals de omstandigheid dat het strafbare feit tegen de opsporingsambtenaar zelf is gepleegd – onvoldoende ervan overtuigd is dat ook in een voorliggende zaak de betrouwbaarheid van het proces-verbaal ten volle gerechtvaardigd is.
De rechtbank heeft bij beoordeling van de vraag of het aan verdachte ten laste gelegde (wettig en overtuigend) bewezen kan worden verklaard acht geslagen op het arrest van de Hoge Raad van 7 juli 2015 (ECLI:NL:HR:2015:1799, NJ 2015/428 m.nt. Vellinga-Schootstra en de conclusie van AG Bleichrodt van 26 mei 2015 bij dit arrest ECLI:NL:PHR:2015:1016).
Forensisch bewijs
Er is door een aantal politieambtenaren specifiek verklaard dat door verdachten (gericht) op hen en hun voertuigen is geschoten met automatische vuurwapens. In dit kader zijn door verschillende politieambtenaren onder andere termen als ‘sproeien’, ‘ratelen’, ‘salvo’s’ en ‘bursts’ genoemd. Zoals hiervoor reeds is opgenomen, zijn er op de vluchtroute geen hulzen afkomstig van de vuurwapens van verdachten gevonden en in Broek in Waterland slechts zeven. Dat wil nog niet zeggen dat er op die plekken door de verdachten niet (gericht) is geschoten, maar deze uitkomst van het forensisch onderzoek verdraagt zich niet met de gebezigde termen. Daarnaast geldt dat er geen inslagen van projectielen afkomstig van vuurwapens van verdachten zijn aangetroffen in bijvoorbeeld politievoertuigen, omliggende bomen en huizen of andere objecten in de omgeving van waar de desbetreffende politieambtenaren zich op het moment van de vermeende schietincidenten bevonden. Ook zijn er – gelukkig – geen gewonden of doden gevallen als gevolg van het schieten door de verdachten.
Portoverkeer
Meerdere politieambtenaren hebben verklaard dat de informatieverstrekking via de portofoon chaotisch en paniekerig was en dat er berichten waren dat er door de verdachten met automatische wapens werd geschoten op de politie en dat er burgerslachtoffers waren gevallen. Deze chaos en paniek hebben mogelijk een bijdrage geleverd aan de wijze waarop de situatie werd beoordeeld en hebben mogelijk invloed gehad op de waarneming door de politieambtenaren. Het Openbaar Ministerie heeft het portoverkeer aangemerkt als ondersteunend bewijs voor de verklaringen van de politieambtenaren. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het portoverkeer niet als bewijsmiddel kan fungeren, nu het portoverkeer is ingesproken door de politieambtenaren, zodat de verklaringen van de politieambtenaren en het portoverkeer afkomstig zijn van één en dezelfde bron. De rechtbank is het met de verdediging eens dat de bewijswaarde van het portoverkeer daardoor beperkt is. Aan te nemen valt immers dat van de politieambtenaren die het portoverkeer hebben ingesproken zich ook verklaringen bevinden in het dossier. Daarbij komt dat de verklaringen van politieambtenaren over hetgeen zij hebben gehoord via de portofoon niet rechtstreeks betrekking hebben op eigen waarnemingen van gedragingen van de verdachten.
Impact en emoties
Vaststaat dat de gebeurtenissen op 19 mei 2021 een grote impact heeft gehad op alle betrokkenen, waaronder ook de politieambtenaren. Een aantal van hen heeft daarover ook verklaard.
Veel politieambtenaren ervaarden stress en gespannenheid op die bewuste dag en daarna. Mogelijk is dit van invloed geweest op de waarnemingen en het geheugen van de politieambtenaren.
Slechte zicht door het weer
Het regende op 19 mei 2021. De rechtbank houdt rekening met de mogelijkheid dat het zicht van de politieambtenaren hierdoor op sommige momenten belemmerd werd, met name tijdens de achtervolging, en dat dit van invloed is geweest op hun waarnemingen. Een politieambtenaar heeft bijvoorbeeld verklaard dat het regende en dat hij door de ‘spray’ slecht zicht had.
Bijeenkomsten politie/bijwonen van zittingen
Ook is het mogelijk dat de waarneming en het geheugen van de politieambtenaren is beïnvloed door gesprekken met collega’s en/of de informatie die zij hebben gekregen via de twee door de politie georganiseerde bijeenkomsten en/of door zittingen die zij mogelijk hebben bijgewoond. Daarnaast geldt dat de zaak de nodige media-aandacht heeft gekregen.
Bewijswaarde verschillende verklaringen
De rechtbank is gezien de voornoemde omstandigheden van oordeel dat in deze zaak, ondanks het bepaalde in artikel 344 lid 2 Sv een proces-verbaal van bevindingen van (één) opsporingsambtena(a)r(en), op zichzelf, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het gericht schieten te komen. De rechtbank vindt dat er per schietincident minimaal twee bewijsmiddelen moeten zijn om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Er is sprake van overtuigend bewijs als een politieambtenaar telkens in het door hem opgemaakt proces-verbaal van bevindingen, de aangiftes en bij de rechter-commissaris consistent heeft verklaard, de verklaringen van zijn partner in de kern daarmee overeenkomen en er geen zwaarwegende contra-indicaties zijn.
De rechtbank zal bij de beoordeling van de verklaringen van de politieambtenaren met name waarde hechten aan de processen-verbaal van bevindingen, nu deze veelal op de dag van de beschreven gebeurtenissen zelf, 19 mei 2021, of kort daarna, zijn opgemaakt. Ook zal de rechtbank relatief veel waarde hechten aan de aangiftes, nu ook deze kort op de vermeende schietincidenten zijn gevolgd. Aan de latere verklaringen, de aanvullende processen-verbaal en de verklaringen bij de rechter-commissaris, zal de rechtbank minder waarde toekennen. Door het verstrijken van de tijd en mogelijke tussentijdse beïnvloeding, acht de rechtbank de bewijswaarde van deze verklaringen minder groot.
Opbouw uiteenzetting bewijsmiddelen per schietincident/leeswijzer
Het feitencomplex van het onder 2 ten laste gelegde strekt zich uit over meerdere locaties. Volgens de tenlastelegging wordt de verdachte in de kern het medeplegen van het schieten op achtervolgende politieambtenaren verweten. Dit zou hebben plaatsgevonden op de vluchtroute en in Broek in Waterland.
De rechtbank zal in het navolgende eerst ingaan op de vermeende schietincidenten op de vluchtroute. Daarna zullen de vermeende schietincidenten in Broek in Waterland aan bod komen. De rechtbank zal per schietincident ingaan op de beschuldiging van het Openbaar Ministerie en het verweer van de verdediging. De rechtbank zal vervolgens alle verklaringen van de politieambtenaren bespreken (‘overwegingen van de rechtbank’). Tot slot, zal de rechtbank haar eigen oordeel over de feiten en omstandigheden geven (‘oordeel van de rechtbank’).
De volgende politieambtenaren hebben aangifte gedaan van poging tot (gekwalificeerde) doodslag en hebben verklaard dat verdachten gericht op hen hebben geschoten op 19 mei 2021 gedurende de vlucht naar Broek in Waterland en/of in Broek in Waterland.
  • NP225356 en NP122306reden samen in een Volkswagen Touran en zullen worden aangeduid met de letter ‘
    A’.
  • NP235586 en NP188129reden samen in een Hyundai Kona en zullen worden aangeduid met de letter ‘
    B’.
  • NP183288 en NP158982reden samen in een Volkswagen Passat en zullen worden aangeduid met de letter ‘
    C’.
  • NP124278 en NP198365waren gezamenlijk onderweg en
    NP199795 en NP122738afzonderlijk. Zij zullen met zijn vieren gezamenlijk worden aangeduid met de letter ‘
    D’.
  • NP123997, NP248673 en NP249159reden samen in een Volkswagen Transporter, een politiebus, en zullen gezamenlijk worden aangeduid met de letter ‘
    E’.
In het hierop volgende hoofdstuk zal het juridisch kader uiteen worden gezet, waarna het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de kwalificaties zal worden weergegeven.
De rechtbank richt zich op die delen van de verklaringen die gaan over het gericht schieten. Dat er door verdachten gedurende de overval en de vlucht is geschoten staat vast. Meerdere verdachten hebben dit verklaard. Het twistpunt is of ook
gericht op(de lichamen van) politieambtenaren en hun voertuigen is geschoten door verdachten.
In de tenlastelegging wordt de verdachten verweten dat zij ‘(…)
op en/of in de richting van de lichamen van die politieambtenaren(…)’ hebben geschoten. De rechtbank begrijpt het voorgaande zo dat bedoeld wordt dat er door verdachten
gericht oppolitieambtenaren is geschoten en maakt daarbij geen onderscheid tussen ‘op’ of ‘in de richting van’.
De namen van de politieambtenaren zijn geanonimiseerd. Zij hebben allen een eigen nummer. De politieambtenaren zullen daarom gemakshalve met ‘hij’ worden aangeduid.
3.3.3.2 Feiten en omstandigheden schietincidenten per locatie
Vermeende schietincidenten op de vluchtroute
Uit het dossier volgt dat het politievoertuig dat als eerste achter de Porsche en de Audi A6 aanreed een Volkswagen Touran is met als inzittenden NP225356 (bestuurder) en NP122306 (bijrijder). Zij startten de achtervolging vanaf het BP tankstation op de Zuiderzeeweg. Achter hen reed, in eerste instantie, een Hyundai Kona, als tweede achtervolgende politievoertuig, met als inzittenden NP235586 (bestuurder) en NP188129 (bijrijder). Daarachteraan reed een derde politievoertuig, te weten: een Volkswagen Passat, met als inzittenden: NP183288 (bestuurder) en NP158982 (bijrijder). Ter hoogte van het Shell tankstation op de N247 is de Volkswagen Touran ingehaald door de Hyundai Kona en vanaf dat moment was de Hyundai Kona het eerst achtervolgende politievoertuig.
De vluchtroute
Vanaf de plek van de overval bij [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] , zijn de Porsche, de Audi A6 en de Audi A4 – kort gezegd – door Amsterdam-Noord, via de Zuiderzeeweg naar de A10 gereden. De Audi A4 heeft de politie vervolgens uit het oog verloren en is later uitgebrand aangetroffen in Diemen.
De Porsche en de Audi A6 zijn de A10 opgereden bij de oprit S115 en zijn daarna via de N247 naar Broek in Waterland gereden. De politieambtenaren hebben de Porsche en de Audi A6 naar Broek in Waterland gevolgd.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
NP225356 en NP122306 (A) hebben verklaard gedurende de achtervolging van de verdachten richting Broek in Waterland te zijn beschoten op de invoegstrook S115/A10 en op de Zuiderzeeweg/A10/Slochterweg. De bevindingen van NP225356 en NP122306 over de invoegstrook S115/A10 worden bevestigd door de verklaring van een burgergetuige (384506) die op de A10, kort na het voorbijrijden van de Porsche, losse schoten hoorde, die klonken alsof zij afkomstig waren van een automatisch vuurwapen. Daarnaast rook deze getuige kruitlucht. De bevindingen van de voornoemde politieambtenaren over de Zuiderzeeweg/A10/Slochterweg worden verder ondersteund door de verklaring van NP181303, die heeft verklaard dat hij dit schieten ook heeft gehoord.
NP235586 en NP188129 (B) hebben verklaard dat zij vanuit het linker achterraam van de Audi op de N247 zijn beschoten. Daar zat [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij onderweg vanuit de auto via het achterraam in de lucht heeft geschoten om de politievoertuigen op afstand te houden.
Ook de verklaring van een burgergetuige – 3857461 – is van belang, nu hij heeft verklaard op de A10 te zijn ingehaald door een Porsche en een Audi en te hebben gezien dat er een man vanuit het linker achterraam van de Audi iets naar buiten stak waarmee hij in de lucht schoot.
Ook heeft het Openbaar Ministerie gesteld dat een algemene bevestiging voor het feit dat er onderweg naar Broek in Waterland gericht is geschoten door de verdachten vanuit de Porsche en de Audi, kan worden gevonden in verklaringen van andere politieambtenaren, waaronder een verklaring van een hondengeleider (NP120457), de verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa (NP117039 en NP160605) en de verklaringen van NP122738, NP183288, NP133681, NP162236, NP225756, NP235726, NP116389 en NP123765. Zij kregen allen via het portofoonverkeer mee dat er achtervolgende collega’s werden beschoten. NP183288 heeft verklaard dat er vanuit de Porsche met een automatisch wapen naar achteren werd geschoten, hij zag mondingsvuur.
Verder heeft een burgergetuige – 3869045 – verklaard dat hij op de A10 reed en de afslag S115 nam. Hij zag aan de linkerkant vanaf de Zuiderzeeweg een politiebus met zwaailichten aan komen rijden, terwijl een zwart voertuig – mogelijk een Audi – 40 meter daarvoor reed. Hij zag dat een groot zwart voertuig links de oprit wilde nemen en stil ging staan. Hij zag vervolgens vanuit het bestuurdersraam iets naar buiten komen, waarna een schot werd gelost in de richting van de politiebus. Hij hoorde een ‘pang’. Bij het gehoorde schot was de afstand tussen de politiebus en het voertuig ongeveer 25 – 30 meter. Door de getuige is geen loop of mondingsvuur gezien, maar het voorwerp wees volgens de getuige in de richting van de politiebus. De getuige heeft de bestuurder niet zien richten.
De verklaring van de burgergetuige wordt bevestigd door zijn gesprek met de meldkamer. Hij belde om 14 :28 uur de meldkamer en gaf door dat het raampje aan de bestuurderskant werd opengedraaid en hij een knal hoorde.
Standpunt van de verdediging
NP225356 en NP122306 (A)
De verdediging heeft over de vermeende gerichte schietmomenten op de invoegstrook S115 en bij het Shell tankstation op de Slochterweg, samengevat aangevoerd dat de politieambtenaren, NP225356 en NP122306, slechts hebben verklaard schoten te hebben gehoord en niet te hebben gezien dat er door verdachten gericht op hen is geschoten.
Bovendien heeft NP225356 verklaard over regen en over ‘spray’, omstandigheden die mogelijk een rol hebben gespeeld bij zijn waarnemingen. Voorts is nog aangevoerd dat de getuigen 388513 en 3857461 hebben verklaard dat in de lucht werd geschoten/wapens waarmee geschoten werd naar boven werden gericht. Daarnaast is aangevoerd dat NP123997 heeft verklaard dat hij op dit deel van de achtervolging op de A10 richting de S116 niet heeft gezien of gehoord dat werd geschoten, terwijl hij deel uitmaakte van de stoet politievoertuigen. Verder heeft de verdediging betoogd dat de verklaringen van de politieambtenaren ook geen steun in het forensisch bewijs vinden. Uit het forensisch dossier blijkt immers dat er geen inslagen in het politievoertuig zijn aangetroffen noch dat er munitie of kogels zijn aangetroffen op de vluchtroute, te weten de Zuiderzeeweg, de A10 en/of de N247.
NP235586 en NP188129 (B)
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door NP235586 en NP188129, blijkt niet dat er bij de afrit A10 gericht werd geschoten. NP188129 heeft weifelend verklaard over het vermeende gerichte schieten onderweg. Hij heeft verklaard dat er vaak geschoten is, zeven keer in totaal. Onderweg waren het vijf momenten. Op deze locaties is echter geen munitie aangetroffen. Daarnaast geldt dat de Hyundai Kona hier als tweede politievoertuig achter de Audi aanreed. De Volkswagen Touran was het eerst achtervolgende voertuig.
Getuige 3857461 reed via de Zuiderzeeweg over het viaduct A10 en werd toen ingehaald door de Porsche en de Audi. De getuige zag dat een man vanuit het linker achterraam van de Audi iets naar buiten stak waarmee hij schoot. De getuige wist niet of het een alarmpistool, een klapperpistool of klein automatisch wapen was.
De man schoot niet gericht, maar iets meer in de lucht. De getuige hoorde één knal. Dit is óók voor het moment dat NP188129 en NP235586 de verdachten in beeld kregen.
Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie de verklaring van 3869045 benoemd als steunbewijs. Ook hij stond op hetzelfde moment als de voertuigen van NP235586 en NP188129 en 3857461 bij de oprit. Hij heeft als enige verklaard dat het zwarte voertuig stopte in de bocht van de afslag/oprit S115. Hij zag geen loop en geen mondingsvuur, maar hij concludeerde echter wel dat er een schot werd gelost door de bestuurder in de richting van een politiebus. Hij dacht dat het om een Audi ging. Deze verklaring komt vervolgens niet overeen met de melding die hij later doorgaf aan de meldkamer, inhoudende dat het raam openging en dat hij aannam dat er op de politieambtenaren is geschoten vanaf de linkerkant/chauffeurskant van de auto.
De verklaringen van de politieambtenaren NP225356 en NP122306 en NP235586 en NP188129 ondersteunen elkaar niet, nu NP225356 en NP122306 hebben verklaard over gericht schieten vanuit de Porsche Cayenne en NP235586 en NP188129 hebben verklaard over gericht schieten vanuit de Audi. Hun verklaringen zien dus niet op hetzelfde schietincident.
NP183288 en NP158982 (C)
De politieambtenaren, NP183288 en NP158982, hebben over het vermeende gerichte schieten wankel verklaard. De verklaring van NP183288 dat er gericht zou zijn geschoten door de verdachten op de N247, wordt niet bevestigd door de verklaringen van NP158982.
Overwegingen van de rechtbank
A.NP225356 en NP122306
Vanaf de Zuiderzeeweg wordt door de Porsche en de Audi S6 via de invoegstrook van de S115 naar de A10 gereden. Vanaf het BP tankstation op de Zuiderzeeweg starten NP225356 en NP122306 de achtervolging van de verdachten in een Volkswagen Touran, een pit auto. NP225356 is de bestuurder van het voertuig en NP122306 de bijrijder.
Beiden hebben verklaard dat er vanuit de Porsche Cayenne gericht op hen is geschoten op twee verschillende locaties, te weten: op de Slochterweg even voor het Shell tankstation en ter hoogte van de invoeg S115/A10. De rechtbank zal hierna beoordelen of met deze verklaringen de op deze locaties tenlastegelegde schietincidenten zijn bewezen.
Ten aanzien van delocatie invoeg S115/A10:
Ten aanzien van de invoeg S115/A10 hebben NP225356 en NP122306 in het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2021 geverbaliseerd dat zij zich gepositioneerd hadden bij het BP-tankstation op de Zuiderzeeweg (in de omgeving van de oprit S115) toen ze twee voertuigen, naar later bleek een Porsche Cayenne en een Audi, met hoge snelheid zagen naderen. Nadat de voertuigen hen hadden gepasseerd hebben ze de achtervolging ingezet en zagen ze dat de Porsche de A10 opreed in de richting van S116 Volendam. Zij zagen dat de persoon die linksachter in de Porsche zat uit het raam hing met een lang vuurwapen, vermoedelijk een Kalasjnikov. Vervolgens hebben NP225356 en NP122306 geverbaliseerd dat zij zagen dat deze persoon het vuurwapen op hen richtte, terwijl de Porsche met hoge snelheid door de bocht de oprit van de A10 opdraaide. De verbalisanten hoorden op dat moment een doffe knal.
NP225356
In zijn aangifte heeft NP225356 verklaard dat zij continu dichter achter de Porsche reden. Er zaten ongeveer drie tot vier auto lengtes tussen de Volkswagen Touran en de Porsche.
Op de invoegstrook van de S115 naar de A10 in de richting van Zaanstad/Purmerend zag hij dat de verdachte die linksachter in de Porsche uit het raam hing zijn wapen op NP225356 en NP122306 richtte. Hij hoorde toen dat er een keer in hun richting werd geschoten.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP225356 dat hij zag dat de loop van het vuurwapen op NP225356 en NP122306 werd gericht. Op het moment van schieten zag hij een flits uit de voorzijde van de loop komen. NP225356 schatte dat hij en NP122306 op dat moment op tien tot twaalf meter afstand van de Porsche reden.
Bij de rechter-commissaris heeft NP225356 verklaard dat er in de bocht op hem en zijn collega is geschoten vanuit de Porsche door degene die uit het raam hing. Er werd een wapen op NP225356 gericht en hij zag een flits. Ik dacht dit wil ik niet maar ik wilde ze ook niet kwijtraken. Er was zoveel chaos op de portofoon. Hij weet zeker dat er op dat moment op hem is geschoten. Hij zag het mondingsvuur, de loop, het wapen en de kruitdampen. De pit auto/Volkswagen Touran ging links de bocht door. NP225356 denkt dat er twee of drie auto’s tussen zijn auto en de Porsche reden.
NP122306
NP122306 verklaarde in zijn aangifte dat de persoon linksachter in de Porsche in de bocht NP225356 en NP122306 vol in het vizier kreeg en op hen schoot. NP122306 zag dat het raam van de Porsche volledig geopend was. NP122306 keek in de loop van de AK47 en hoorde twee doffe knallen. Eerder in de aangifte is door NP122306 gerefereerd aan een Kalasjnikov in plaats van aan een AK47.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP122306 hij twee donkerkleurige voertuigen zag. Het was duidelijk dat ze bij elkaar hoorden. Verder verklaarde NP122306 dat zij heel dicht achter deze voertuigen zijn geweest. Zodanig dat als de ene auto, de Porsche Cayenne, een bocht maakte, zij precies in de linker ruit konden kijken en iemand daar uit zagen hangen met een Kalasjnikov. NP122306 was gefocust op het wapen, omdat er een schot uitkwam. Hij heeft ook mondingsvuur gezien in de richting van hem en zijn collega. Het moment dat gericht op hen werd geschoten, was in de bocht de A10 op, vanuit de Porsche Cayenne.
Ten aanzien van delocatie Slochterweg bij het Shell tankstation:
Daarnaast hebben NP225356 en NP122306 in het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen geverbaliseerd dat zij bij het Shell tankstation op de Slochterweg opnieuw zijn beschoten. NP225356 en NP122306 zagen en hoorden dat er weer op hen geschoten werd toen zij op ongeveer een afstand van een auto lengte achter de Porsche reden.
NP225356
In zijn aangifte heeft NP225356 verklaard dat hij achter de Porsche Cayenne aanreed in de richting van het Shell tankstation. Even voor het tankstation hoorde hij weer een schot. Hij zag dat dit op hen was gericht. Hij zag dat de verdachte zijn wapen in de richting van hem en zijn collega richtte.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP225356 dat de verdachte die zijn wapen op hen richtte even voor het tankstation nog steeds linksachter in de Porsche Cayenne zat. Hij zag de loop van het wapen en flits op het moment dat hij de knal hoorde.
Bij de rechter-commissaris heeft NP225356 verklaard dat hij bij de Shell ook een schot heeft gehoord en gezien. Hij zag de loop van het wapen. Toen hem gevraagd werd hoe het precies ging, verklaarde NP225356 dat er weer vanuit linksachter de Porsche werd geschoten. Het was heel dichtbij. Ook verklaarde NP225356 dat het regende. Geen miezer, maar echt regen. NP225356 verklaarde dat zijn zicht erdoor belemmerd werd, er was ‘spray’.
NP122306
NP122306 verklaarde in zijn aangifte dat hij en NP225356 op de Slochterweg ter hoogte van het benzinestation weer vlak achter de Porsche Cayenne reden. Dit was bij de busbaan achter het benzinestation. Op ongeveer één autolengte afstand van de Porsche Cayenne vandaan werd er weer gericht op NP225356 en NP122306 geschoten. Het was dus op enkele meters afstand. NP122306 zag dat het wapen weer in hun richting was gericht.
Bij de rechter-commissaris heeft NP122306 verklaard dat hij en NP225356 bij de Shell behoorlijk dicht achter de verdachten zijn geweest. NP122306 was toen angstig en heeft tegen haar collega gezegd dat ze afstand moesten houden. Zij waren dichtbij het gevaar en zij hoorde dichterbij een knal. Verder verklaarde NP 122306 dat hij de situatie bij de Shell niet goed kan plaatsen. Later verklaarde NP122306 dat het moment dat gericht op hem werd geschoten was in de bocht de A10 op. Op de vraag of er daarna nog gericht op NP122306 is geschoten, antwoordde NP122306 dat hij dat niet meer weet. Verder verklaarde NP122306 dat hij één keer mondingsvuur heeft gezien.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van delocatie invoeg S115/A10:
De rechtbank stelt vast dat NP225356 en NP122306 ieder stellig en consistent hebben verklaard, zowel in het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2021, als bij de politie en bij de rechter-commissaris, dat er in de bocht van de invoegstrook S115 de A10 gericht op hen is geschoten vanuit de Porsche Cayenne.
Uit de verklaringen van beide politieambtenaren volgt duidelijk dat zij op deze locatie hebben gezien en gehoord, dat er gericht op hen is geschoten. De verklaringen komen ook op specifieke punten overeen. In de eerste plaats wordt door NP225356 en NP122306 consequent de bocht bij de invoegstrook genoemd als zijnde de locatie waar zij zijn beschoten. Tussen hen en de Porsche moet zich op dat moment in ieder geval nog de Audi A6 hebben bevonden, maar aangezien de Porsche vóór hen in een bocht naar links reed zal het zicht van NP225356 en NP122306 op vooral de linkerkant van de Porsche hierdoor niet belemmerd zijn. NP225356 en NP122306 hebben beiden verklaard dat de schutter links uit het achterraam van de Porsche hing, terwijl hij het wapen op hen richtte.
Beiden hebben benoemd dat het wapen van de verdachte vermoedelijk een AK47 of Kalasjnikov was. Ook hebben beiden verklaard dat zij mondingsvuur en/of een flits hebben gezien. Tot slot, hebben beiden verklaard dat zij zich op korte afstand van de Porsche bevonden. NP225356 verklaarde op tien tot twaalf meter afstand en NP122306 verklaarde dat zij heel dichtbij de voertuigen van verdachten reden. De rechtbank is, op basis van het voorgaande, van oordeel dat deze verklaringen elkaar in voldoende mate ondersteunen.
De rechtbank is van oordeel dat de door het Openbaar Ministerie aangehaalde verklaring van de burgergetuige, 384506, niet ondersteunend is aan de verklaring van de politieambtenaren dat er ter hoogte van de invoegstrook S115/A10 door verdachten gericht op hen is geschoten. Deze getuige heeft immers slechts in het algemeen verklaard dat hij schoten heeft gehoord op de A10. Dat is onvoldoende specifiek om ondersteunend te kunnen zijn aan de verklaringen van NP225356 en NP122306 over het gericht schieten door verdachten.
Het feit dat er op deze locatie geen forensisch bewijs, zoals hulzen of inslagen, is aangetroffen, leidt niet dwingend tot de conclusie dat er niet (gericht) is geschoten door verdachten.
Bovendien geldt, volgens de ervaringsdeskundige, dat de kans dat raak geschoten wordt vanuit een rijdende auto met een hoge snelheid erg klein is.
Op basis van het voorgaande, is de rechtbank voldoende overtuigd dat verdachten op deze locatie gericht op de genoemde politieambtenaren hebben geschoten.
Nu, volgens de verklaringen van de politieambtenaren, de schutter zich achterin de Porsche Cayenne bevond, moet dit [medeverdachte 1] zijn geweest.
Uit onder meer de beelden van de politiehelikopter volgt immers dat hij zich linksachter in de Porsche bevond. Daarnaast was [medeverdachte 1] wapendragend. Ook heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij gedurende de vlucht met een Kalasjnikov heeft geschoten om politieambtenaren op afstand te houden.
Ten aanzien van delocatie Zuiderzeeweg/A10/Slochterweg bij het Shell tankstation:
De politieambtenaren hebben niet verklaard dat er gericht op hen is geschoten op de locatie Zuiderzeeweg en A10 (anders dan in de hiervoor bedoelde bocht op de invoegstrook S115/A10). Ten aanzien van de Slochterweg vlak voor het Shell tankstation geldt het volgende.
NP225356 heeft verklaard dat hij en NP122306 even voor het Shell tankstation, op de Slochterweg, zijn beschoten vanuit de Porsche. Echter, bij de rechter-commissaris heeft hij eveneens verklaard dat er sprake was van regenval, geen miezer. Hij heeft verklaard over ‘
spray’ en dat hij daardoor slecht zicht had. De rechtbank betwijfelt daarom of NP225356 daadwerkelijk heeft kunnen waarnemen dat er op deze plek door verdachten gericht op hem en zijn collega is geschoten.
Daarbij komt dat NP122306 over deze locatie wisselend heeft verklaard. In zijn aangifte heeft NP122306 stellig verklaard dat hij en zijn collega ter hoogte van het Shell tankstation vlak achter de Porsche reden en dat er op ongeveer één autolengte afstand weer vanuit de Porsche gericht op hen werd geschoten. Bij de rechter-commissaris heeft hij echter verklaard dat hij de situatie bij de Shell niet goed kon plaatsen. Daarnaast valt te betwijfelen of de Volkswagen Touran met daarin NP225356 en NP122306 op die positie nog steeds het eerste (politie)voertuig was dat achter de verdachten aanreed of dat dit inmiddels de Hyundai Kona was. Uit (onder meer) het proces-verbaal van bevindingen van 19 mei 2021 opgemaakt door NP188129 en 235586, die in de Hyundai Kona reden, volgt dat zij de Volkswagen Touran zouden hebben ingehaald ter hoogte van het Shell tankstation op de Slochterweg. Bovendien reed de Porsche voorop en de Audi daar achteraan. Onduidelijk is hoe dit valt te rijmen met de verklaring van NP122306 dat zij op het moment van schieten op één autolengte van de Porsche hebben gereden.
Ook de verklaring van NP183288 dat er vanuit het linker achterraam van de Porsche naar achteren is geschoten op het stuk tussen het Shell tankstation en Broek in Waterland, zegt niets over of er door verdachten ook gericht is geschoten (op NP225356 en NP122306).
Daarbij komt dat de politieambtenaren hebben verklaard te zijn beschoten bij of zelfs even vóór het Shell tankstation.
NP181303 heeft over het Shell tankstation slechts verklaard dat hij tijdens het aanrijden hoorde dat collega’s met een opvallend voertuig bij een Shell tankstation stonden, althans daar waren, en dat zij beschoten werden met lange wapens door de voorbij vluchtende wapens. Op datzelfde moment werden (de rechtbank begrijpt:) over de portofoon snelheden doorgegeven van 180 km/u. Daarnaast blijkt uit zijn aangifte niet dat hij heeft waargenomen dat verdachten gericht op politieambtenaren, dan wel op hun voertuigen, hebben geschoten. De verklaring van NP181303 is daarom ook niet ondersteunend aan de verklaringen van NP225356 en NP122306.
Kortom: de rechtbank is ten aanzien van deze locatie onvoldoende overtuigd dat verdachten hier gericht op de politieambtenaren hebben geschoten.
Dat de verschillende uitlatingen van de politieambtenaren over de vermeende beschietingen op het portofoonverkeer voor het bewijs niet van belang zijn, heeft de rechtbank reeds uiteengezet bij de hiervoor omschreven uitgangspunten ten aanzien van het bewijs.
B.NP235586 en NP188129
NP235586 en NP188129 reden op 19 mei 2021 tijdens de achtervolging van de verdachten in een Hyundai Kona. NP235586 was de bestuurder en NP188129 was de bijrijder. Zij hebben beiden verklaard tijdens de achtervolging te zijn beschoten vanuit de Audi op de N247.
NP235586
In zijn aangifte verklaarde NP235586 dat hij achter de laatste auto, de Audi, aanreed die vanaf de A10 de N247 opreed. Hij zag dat een man uit het achterraam van de linker achterportier hing. Hij zag dat de man een lang automatisch vuurwapen in zijn handen had. Toen de Audi ter hoogte van de verkeerslichten was, hoorde hij dat er geschoten werd. De auto reed de N247 op en er werd meerdere keren geschoten. NP235586 zag dat de man achterin het wapen in de lucht hield, maar ook dat hij het wapen in de richting van hem en NP188129 hield. NP23556 heeft knallen gehoord op de N247, maar niet gezien dat de man nog met zijn wapen uit het raam hing.
In zijn aanvullende aangifte heeft NP235586 verklaard dat hij uit het linker achterraam van de Audi een man zag die donker gekleed was. Deze man had een lang wapen / automatisch vuurwapen in zijn handen. Hij was aan het schieten, hij schoot in het rond. Het leek erop dat hij alles wat hij zag probeerde te raken. Hij schoot afwisselend in de lucht en de kant op van de politieambtenaren, NP235586 en NP188129. NP235586 hoorde constant knallen achter elkaar. Hij herkende dit als schoten van een automatisch vuurwapen. Hij denkt dat hij tussen de tien en twintig schoten loste achter elkaar door. NP235586 en NP188129 stonden op een afstand van 40 a 50 meter van de Audi af. NP235586 kan zich niet meer herinneren of zij reden of nog stilstonden toen er werd geschoten. NP235586 heeft geen mondingsvuur waargenomen.
Bij de rechter-commissaris heeft NP235586 verklaard dat de Porsche de bocht om was de N247 op. Daarachter reed de Audi. Er zat een flinke afstand tussen de Porsche en de Audi. Het linker achterraam van de Audi stond open en uit dat raam zag NP235586 een lang vuurwapen en een donker gekleed persoon. Het wapen hing uit het raam met een arm. De afstand tussen de Hyundai Kona en de Audi was maximaal 50 meter. Er is rond de vijftien keer geschoten, misschien meer. De schoten volgden kort op elkaar. NP235586 zag het wapen in zijn richting gericht. Het ging op en neer en afwisselend in de richting van NP188129 en NP235586 en schuin omhoog. Het leek alsof de man in het rond schoot en alles wilde raken. NP235586 zag het wapen uit de auto steken vanaf het moment dat hij de Audi in zicht had totdat de Audi de bocht omging. Het eerste schot viel vlak voor de bocht. Na de bocht heeft NP235586 het wapen niet meer gezien, alleen schoten gehoord. NP235586 heeft geen mondingsvuur gezien. Een Volkswagen Touran van de politie reed voor NP188129 en NP235586.
Het zou kunnen dat dit voertuig het zicht van NP235586 op de Audi heeft belemmerd. NP235586 heeft ook stukken tegen de richting in gereden om weg te blijven uit de spray van het regenwater. NP235586 en NP188129 reden tussen de 180 en 190 kilometer per uur. Bij de verkeerslichten ter hoogte van het Shell tankstation kwamen de Porsche en de Audi voor de Hyundai Kona langs de weg op en sloegen zij rechtsaf richting Broek in Waterland. NP235586 heeft schoten gehoord op de N247, maar hij weet niet zeker of dat voor of na het tankstation was.
NP188129
NP188129 verklaarde in zijn aangifte dat er vanuit de Audi door een persoon vanaf de linker achterbank op hem en zijn collega, NP235586, werd geschoten. Zij reden in een Hyundai Kona als tweede auto achter de Audi, die vanaf de A10 in de richting van Volendam reed. Voor de Audi reed de Porsche. NP188129 zag en hoorde dat de man met wapen links achterin de Audi een lang vuurwapen vasthad en schoot. Hij zag dat de man het wapen omhoog en, afwisselend, in de richting van hem en zijn collega bewoog en op beide momenten met het wapen schoot. Hij hoorde doffe, harde, knallen en zag dat de man het wapen in hun richting bewoog, terwijl de schoten klonken.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP188129 dat hij mondingsvuur uit het wapen zag komen. De Hyundai Kona hield steeds minstens 40 meter afstand van de Audi. Er werd door de verdachten niet gericht geschoten op de auto’s van burgers, maar wel op politievoertuigen. Tijdens het rijden zag NP188129 steeds een lang wapen uit het raam naar buiten komen en weer terug naar binnen gaan in de auto. Op een gegeven moment zag hij dat de persoon het wapen helemaal uit het raam naar beneden liet hangen. Tijdens de achtervolging over de N247 tot het moment dat NP188129 en NP235586 in Broek in Waterland aankwamen werd er door de verdachten met regelmaat geschoten. NP188129 verklaarde dat hij dacht dat de man ongeveer twintig keer heeft geschoten, waarvan een aantal maal in de richting van de Hyundai Kona. Dit was volgens NP188129 om de politie weg te jagen en angst in te boezemen. NP188129 weet dat de schoten op hen gericht waren omdat de man naar achteren schoot en de Hyundai achter andere politievoertuigen en achter de verdachten reden. NP188129 verklaarde dat hij niet weet of de schutter hen op dat moment ook daadwerkelijk wilde raken. NP188129 verklaarde dat hij vijf keer een serie van meerdere schoten achter elkaar heeft gehoord. De series van schoten waren kort op elkaar maar wel met enkel vuur. Tussen de schoten per serie zaten steeds één of twee seconden. Tussen de series zat veel meer tijd. NP188129 heeft in het begin, toen de Audi vanaf de A10 de N247 reed, mondingsvuur gezien. Op dat moment hoorde hij ook hele zware doffe knallen. Aan het begin van de N247 heeft de schutter ook daadwerkelijk met zijn wapen naar achter, richting de Hyundai Kona, geschoten.
Bij de rechter-commissaris heeft NP188129 verklaard dat de verdachten steeds het wapen uit de auto hebben gehangen en gericht hebben geschoten naar NP188129 en NP235586, constant. Er zaten wel seconden tussen, het was welke keer een los schot. NP188129 verklaarde niet te weten hoe vaak er is geschoten. Bij de bocht A10/N247 werd er voor het eerst geschoten. De man richtte het wapen, het wapen hing maar. Als de Hyundai Kona erachter kwam, richtte de man er op en schoot. De man schoot soms ook in de lucht. De afstand tijdens het eerste schot was 50 meter. Er zat in ieder geval een politieauto tussen. Het weer was heel regenachtig. Het stuk tot aan de Shell heeft NP188129 zeven schoten gehoord. NP188129 hoorde veel schoten, losse schoten, hij had veel stress. Het waren er geen twintig. De man heeft meerdere keren op NP188129 en NP235586 geschoten, vanuit het raam. Er werd geschoten op de voorkant van de auto.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wat betreft de locatie Audi/N247 niet is komen vast te staan dat er door verdachten gericht is geschoten op de politieambtenaren NP235586 en NP188129.
In de aangiften en de verklaringen bij de rechter-commissaris verklaren de politieambtenaren op dit punt redelijk consistent en overeenkomstig, hoewel NP188129 in zijn aanvullende aangifte wel verklaarde niet zeker te weten of de schutter hen daadwerkelijk wilde raken. Echter in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen is door de politieambtenaren niets geverbaliseerd over het vermeende gerichte schieten op de N247 vanuit de Audi. Zoals de rechtbank tot uitdrukking heeft gebracht in de geformuleerde uitgangspunten, wordt er door de rechtbank veel waarde gehecht aan het door de politieambtenaren opgestelde proces-verbaal van bevindingen. Dit is immers direct of kort na de voorval door hen opgemaakt. De waarnemingen en herinneringen zaten op dat moment nog vers in het geheugen van de politieambtenaren. Dit proces-verbaal dient in beginsel alle relevante feiten en omstandigheden die de politieambtenaren hebben waargenomen te bevatten. Het enkele feit dat door de politieambtenaren in het proces-verbaal niets is vermeld over gericht schieten op de N247, maakt al dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat er op deze plek door verdachten gericht op de politieambtenaren NP235586 en NP188129 is geschoten.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van NP225356 en NP122306 en NP235586 en NP188129 elkaar onderling niet ondersteunen. NP225356 en NP122306 hebben verklaard over gericht schieten vanuit de Porsche Cayenne en NP235586 en NP188129 hebben daarentegen verklaard over gericht schieten vanuit de Audi.
Ten aanzien van de verklaringen van de door het Openbaar Ministerie genoemde politieambtenaren, dat zij via het portofoonverkeer hebben vernomen dat collega’s zouden worden beschoten, heeft de rechtbank bij de hiervoor geformuleerde uitgangspunten reeds overwogen dat de bewijswaarde hiervan beperkt wordt geacht.
Getuige 3857461 heeft verklaard dat hij zag dat een man vanuit het linker achterraam van de Audi iets naar buiten stak waarmee hij schoot. De man schoot niet gericht, maar iets meer in de lucht. De getuige hoorde één knal. Deze verklaring is niet ondersteunend aan de stelling dat op deze locatie gericht zou zijn geschoten door de verdachten vanuit de Audi.
Hetzelfde geldt voor de verklaring van getuige 3869045. In de eerste plaats geldt dat onduidelijk is of met de politiebus de Hyundai Kona wordt bedoeld. Dat lijkt onwaarschijnlijk nu de Hyundai Kona een middelgrote personenauto betreft. Daarnaast heeft de getuige verklaard dat het zwarte voertuig stil ging staan op of bij de oprit. Dat is tegenstrijdig met onder andere de verklaringen van de politieambtenaren NP235586 en NP188129 waaruit juist volgt dat de Porsche en de Audi met hoge snelheid, een snelheid tot wel 180 kilometer per uur, over de weg reden.
Nu de rechtbank niet overtuigd is van de stelling dat er op de locatie N247 door verdachten vanuit de Audi gericht is geschoten op NP235586 en NP188129, komt de rechtbank ook niet toe aan de vraag wie dan de schutter zou zijn geweest.
C.NP183288 en NP158982
NP183288 en NP158982 reden samen in een Volkswagen Passat. NP183288 was de bestuurder en NP158982 was de bijrijder. De verdachten wordt verweten dat zij deze politieambtenaren tijdens de vlucht hebben beschoten op de N247.
NP183288
NP183288 heeft in zijn aangifte verklaard dat er gedurende de achtervolging gericht op hem en zijn collega, NP158982, is geschoten. NP183288 zag dat er twee dienstvoertuigen kort achter de verdachten aanreden. Hij zag dat er vanuit de Porsche geschoten werd door de verdachten.
Hij zag dat er één persoon uit het linker achterraam met een automatisch wapen naar achteren schoot. Hij zag ook een donkerkleurig en lang vuurwapen. Hij zag mondingsvuur vanuit het vuurwapen komen. Hierop heeft NP183288 vaart geminderd. Hij voelde zich bedreigd en wilde weg van het gevaar. Hij besloot om de voertuigen te volgen in plaats van te achtervolgen.
In zijn aanvullende aangifte heeft NP183288 verklaard dat het vermeende schietincident op de N247 plaatsvond voorbij de Shell in de richting van Broek in Waterland.
Bij de rechter-commissaris heeft NP183288 verklaard dat er naar achteren werd geschoten vanuit de Porsche. Vanuit het linker achterraam ging er een wapen naar buiten en dat ging af. NP183288 zag een soort sproei, mondingsvuur. NP183288 zag een drukverplaatsing vanuit de loop van het wapen. Het is geen vlam te noemen, maar daardoor zag hij dat er werd geschoten in de richting van de achtervolgende eenheden. Naar achter dus. NP183288 verklaarde dat het lastig is om te zeggen op wie de persoon schoot, maar er werd, in de beweging richting Broek in Waterland, naar achteren gevuurd.
NP158982
In zijn aangifte en bij de rechter-commissaris heeft NP158982 niets verklaard over gericht schieten door verdachten op de N247. In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP158982 dat hij over de portofoon hoorde dat de verdachten op de Nieuwe Leeuwarderweg reden. Hij en zijn collega zijn zo snel mogelijk die kant opgereden en kwamen in een stoet van politievoertuigen terecht. NP158982 verklaarde dat hij dacht dat er ongeveer vier of vijf voertuigen voor hen reden. NP158982 heeft toen niet gezien dat er door de verdachten op de politie geschoten werd. Ook heeft hij toen geen schoten gehoord.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door verdachten tijdens de vluchtroute gericht is geschoten op de politieambtenaren NP183288 en NP158982.
In het proces-verbaal van bevindingen hebben deze politieambtenaren niets vermeld over dat er op hen gericht is geschoten door verdachten (vanuit de Porsche en/of Audi) op de N247.
Zoals de rechtbank tot uitdrukking heeft gebracht in de geformuleerde uitgangspunten, wordt er door de rechtbank veel waarde gehecht aan het door de politieambtenaren opgestelde proces-verbaal van bevindingen. Dit is immers direct of kort na het voorval door hen opgemaakt. De waarnemingen en herinneringen zaten op dat moment nog vers in het geheugen van de politieambtenaren. Dit proces-verbaal dient in beginsel alle relevante feiten en omstandigheden die de politieambtenaren hebben waargenomen te bevatten. Het enkele feit dat door de politieambtenaren in het proces-verbaal niets is vermeld over gericht schieten op de N247, maakt al dat de rechtbank niet de overtuiging heeft dat er op deze plek door verdachten gericht op de politieambtenaren NP183288 en NP158982 is geschoten. Bovendien heeft NP183288 slechts verklaard dat er door de verdachte die zich linksachter in de Porsche bevond ‘naar achteren’ zou zijn geschoten. Hieruit blijkt niet specifiek dat er ook daadwerkelijk gericht op de politieambtenaren zou zijn geschoten.
Conclusie van de rechtbank over de vermeende schietincidenten op de vluchtroute
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank bewezen dat er in de bocht van de invoegstrook S115 van de A10 door [medeverdachte 1] gericht op NP225356 en NP122306 is geschoten vanuit (het linker achterraam van) de Porsche Cayenne. Niet is komen vast te staan dat verdachten op de Zuiderzeeweg/a10/Slochterweg gericht op NP225356 en NP122306 hebben geschoten.Wat betreft de locatie N247 is niet komen vast te staan dat er door verdachten gericht is geschoten vanuit de Audi op de politieambtenaren NP235586 en NP188129. Ook is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door verdachten op de N247 gericht is geschoten op de politieambtenaren NP183288 en NP158982.
Vermeende schietincidenten in Broek in Waterland
Na de achtervolging hebben de verdachten in Broek in Waterland de Porsche en de Audi geparkeerd op een (kleine) parkeerhaven gelegen aan de Broekergouw . Aldaar hebben zij de buit overgeladen in twee andere voertuigen die daar gereed stonden, de Renault en de Peugeot. Vervolgens zijn de Porsche en de Audi A6 in brand gestoken. Tijdens deze handelingen, kwamen er meerdere politieambtenaren ter plaatse. De verdachten worden ervan verdacht vanaf de kruising voor de parkeerhaven, gelegen aan de Broekergouw , te hebben geschoten op politieambtenaren in de richting van de Broekergouw /Kruisweg (B. NP235586 en NP188129) en de brug op de Kruisweg (D. NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738), de hoek Galggouw - Broekergouw (C. NP183288 en NP158982 en E. NP123997, NP248673 en NP249159) en de loop-/fietsbrug, het ‘Kippenbruggetje’ (E. NP123997, NP248673 en NP249159).
Standpunt van het Openbaar Ministerie
Broekergouw /Kruisweg - NP235586 en NP188129 (B)
De bevindingen van NP235586 en NP188129 worden ondersteund door de verklaringen van NP116932 en NP235726, die hebben gehoord dat collega’s op tien meter afstand onder vuur zijn genomen. Dat er door verdachten bij aankomst van politieambtenaren vanaf de kruising meermalen met automatische wapens is geschoten, wordt ook bevestigd door de verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa, NP160605 en NP117039. Op de helikopterbeelden is zichtbaar dat de Opel Corsa op de brug stond.
Daarnaast heeft NP116389 verklaard dat hij voor de brug is gestopt op de Kruisweg en aan de andere kant van de brug het geratel van een machinegeweer hoorde. Hij verklaarde dat hij zijn collega’s, die achter de Opel Corsa schuilden, hoorde zeggen dat er werd geschoten.
Een burgergetuige, 3858479, heeft verklaard dat hij zag dat de Porsche, waar een bruine arm uit het rechter achterraam hing ( [medeverdachte 1] ), en de Audi voorbij kwamen, gevolgd door een politieauto. Ook zag hij dat een burgerauto – de Opel Corsa – met twee politieambtenaren op de brug stopte. De getuige zag de politieambtenaren hun wapens richting de parkeerplaats richten en hoorde hen schieten. De getuige hoorde ook veel hardere schoten komen vanuit de richting van de Porsche. Deze kwamen kort na elkaar, alsof het automatisch vuur was. De getuige heeft verder verklaard dat het ratelen begon, toen de twee politieambtenaren op de brug uitstapten.
Ook de door NP199795 en NP122738 afgelegde verklaringen ondersteunen de voornoemde bevindingen.
Brug Kruisweg - NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738 (D)
NP124278 heeft verklaard dat hij zijn dienstauto op de Kruisweg heeft geparkeerd, waar ook andere collega’s waren. NP124278 verklaarde dat hij naar de brug liep en het geratel van automatische vuurwapens en schoten hoorde. Op de Broekergouw op 100 meter afstand zag hij een donker geklede man met bivakmuts met een automatisch wapen op hen (hij en de tien tot vijftien andere politieambtenaren op de brug) richten en meermalen schieten. De man droeg geen skibril. Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat het zeer waarschijnlijk is dat [medeverdachte 3] hier de schutter is geweest.
NP199795, NP124278, NP122738 en NP145721 hebben allen, kort samengevat, verklaard dat zij aan de overkant van de brug een in het zwart/donker geklede man met een bivakmuts hebben zien staan, die een automatisch vuurwapen op hen (en collega’s op en nabij de brug) richtte en schoot. Hun bevindingen worden bevestigd door de verklaringen van de eerder genoemde, NP116932 en NP235726 en NP160605 en NP117039.
Dat er vanaf de kruising door verdachten werd geschoten, wordt verder ondersteund door de verklaring van NP123765, een motoragent. Hij heeft verklaard dat hij via de portofoon onderweg naar Broek in Waterland hoorde dat er collega’s werden beschoten met automatische vuurwapens. Bij aankomst in Broek in Waterland zag hij bij een witte brug een aantal politievoertuigen staan en zag hij ook twee rookpluimen. Hij verklaarde dat hij over de portofoon hoorde dat collega’s schreeuwden dat ze nog steeds werden beschoten. Toen hij van zijn motor afstapte, hoorde hij ook een salvo van automatisch vuur en kreeg hij het gevoel dat de kogels over hem heen vlogen.
Ook de verklaring van een inwoner van Broek in Waterland, burgergetuige 3851556, is ondersteunend aan de bevindingen van NP122738 en NP145721. Deze getuige heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de bestuurder van de Porsche met een machinegeweer is uitgestapt en direct alle richtingen begon op te schieten. De getuige moet zich hebben vergist in degene die schoot, aangezien de bestuurder van de Porsche [medeverdachte 2] was en hij geen automatisch wapen voor handen had. Het kan niemand anders dan [medeverdachte 1] zijn geweest.
Op de kruising zijn er drie hulzen aangetroffen die afkomstig zijn uit het wapen dat door [medeverdachte 1] werd gebruikt. Ook is deze verklaring ondersteunend aan het feit dat er in elk geval door één verdachte vanaf de kruising alle richtingen op is geschoten, zoals door de politieambtenaren ook is verklaard: naar de brug Kruisweg, naar de hoek Galggouw met de Broekergouw en naar de Galggouw zelf.
Dat er ter plaatse over en weer is geschoten, heeft ook verdachte [medeverdachte 2] erkend in zijn verhoor bij de rechter-commissaris van 21 mei 2021.
Ook de meldkamergesprekken zijn een bevestiging van de bevindingen.
NP198365 heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij niet heeft gezien dat er door verdachten (gericht op de politieambtenaren) is geschoten. Dit betekent dat ten aanzien van deze aangever een partiële vrijspraak dient te volgen voor wat betreft deze locatie.
Hoek Galggouw - Broekergouw - NP183288 en NP158982 (C) en NP123997, NP248673 en NP249159 (E)
Het door NP183288 en NP158982 waargenomen gedrag, sluit aan op de bevindingen van de politieambtenaren die reden in de Hyundai Kona (NP235586 en NP188129) en op het relaas van de politieambtenaren die op de brug zijn beschoten (NP199795, NP124278, NP122738).
Daarnaast is op de helikopterbeelden te zien dat er een auto, dat moet de Volkswagen Passat zijn geweest, stilstaat op de hoek, waarbij beide brandende auto’s te zien zijn. Dat komt overeen met hetgeen de politieambtenaren hebben geverbaliseerd. Hetzelfde geldt voor de waarneming van de politieambtenaren dat er mannen met spullen in hun handen lopen. Daarnaast worden de verklaringen van de politieambtenaren ondersteund door hun collega’s die reden in een Audi A6. De bestuurder van deze auto (NP225756) zag een politievoertuig, de Volkswagen Passat met daarin NP183288 en NP158982, óók voor hen met hoge snelheid achteruit rijden. NP225756 hoorde: ‘
Er wordt op ons geschoten’en hoorde de knallen van vermoedelijk een automatisch wapen.
De inzittenden van de Volkswagen Transporter, de politiebus (NP123997, NP248673 en NP249159) is hetzelfde overkomen. NP123997 heeft verklaard dat hij op een afstand van ongeveer 100 meter een man voor een brandende auto zag staan die hen gelijk beschoot met een zwaar wapen. NP123997 hoorde hele zware knallen. NP248673 en NP249159 hebben de schoten weliswaar niet gezien, maar wel gehoord. Beiden hebben verklaard over suizende dan wel tik- en zoefgeluiden. NP119606, de bestuurder van de Mercedes, heeft toen hij aankwam in Broek in Waterland ook verklaard dat hij het fluitende geluid van kogels in zijn auto heeft gehoord.
Kippenbruggetje - NP123997, NP248673 en NP249159 (E)
NP123997 reed na het schietincident op de hoek Galggouw - Broekergouw door naar het Kippenbruggetje op de Galggouw , waar hij de bus heeft geparkeerd. Alle drie de inzittenden (NP123997, NP248673 en NP249159) zijn uitgestapt en hebben dekking gezocht. NP123997 heeft verklaard dat hij zag dat een man bij een brandend voertuig stond met een automatisch wapen op zijn borst, die hij eerst schuin richtte en vervolgens op hem en zijn collega’s.
NP123997 hoorde hele harde knallen uit de richting van de man komen en hoorde het geluid van kogels om zijn hoofd zoeven. NP248673 heeft ook verklaard dat hij een man met een lang vuurwapen voor zijn buik zag. NP248673 hoorde meerdere schoten, alsof er een heel magazijn van een machinegeweer werd leeggeschoten. De schutter was in het zwart gekleed en leek duidelijk langer dan de anderen. Met deze omschrijving kan op [medeverdachte 6] of [medeverdachte 1] worden gedoeld. Op de kruising zijn ook hulzen gevonden die zijn afgeschoten met het wapen dat door [medeverdachte 1] werd gebruikt. NP249159 heeft verklaard niet te hebben gezien door wie er werd geschoten.
Standpunt van de verdediging
Broekergouw /Kruisweg - NP235586 en NP188129 (B)
De verklaringen van NP235586 en NP188129 komen niet overeen met de forensische gegevens. Zij waren er beiden van overtuigd dat hun auto was geraakt, maar dat was niet het geval. Uit het forensisch dossier blijkt dat er in dit voertuig geen inslagen zijn aangetroffen. Er zijn op de betreffende locatie bij de parkeerplek slechts vijf hulzen gevonden. Aangever NP188129 heeft verklaard dat hij veel korte ‘bursts’ van schoten heeft gehoord en de verdachte NP235586 en NP188129 met het wapen ‘volgde’ en op hen bleef schieten, terwijl zij weg probeerden te komen. Als er op een dergelijk korte afstand, van acht á tien meter, gericht op de politieambtenaren zou zijn geschoten door verdachten, dan had de auto geraakt moeten zijn. Dit is ook in lijn met hetgeen de ervaringsdeskundige heeft verklaard. Eerder heeft hij immers verklaard dat, als er op deze locatie gericht geschoten zou zijn, de kans dat er iets geraakt was groot zou zijn en er inslagen zichtbaar zouden moeten zijn. De verklaringen van NP116932 en NP235726 – dat zij hebben gehoord dat collega’s op tien meter afstand onder vuur werden genomen – kunnen ook niet als steunbewijs dienen, nu zij dit niet zelf hebben waargenomen.
Brug Kruisweg
NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738 (D)
NP122738 heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen een aantal waarnemingen vermeld. Zo heeft hij vermeld dat hij verscheidene kogelinslagen in burger- en politievoertuigen heeft gezien en een aanzienlijke hoeveelheid lege munitiehulzen van kennelijk militair kaliber, in geen geval 9mm hulzen van munitie die door de politie worden gebruikt. Deze waarnemingen van de politieambtenaar zijn aantoonbaar onjuist. Deze komen namelijk niet overeen met de forensische gegevens. Er zijn immers in heel Broek in Waterland slechts enkele hulzen afkomstig uit de wapens van verdachten aangetroffen. Op het dijkje, waarover NP122738 heeft verklaard, zijn geen hulzen aangetroffen.
De verklaringen van NP145721 en de inzittenden van de Opel Corsa (NP160605 en NP117039) zijn niet ondersteunend aan de verklaring van NP122738. Uit hun verklaringen blijkt niet dat zij hebben waargenomen dat verdachten gericht op de politieambtenaren hebben geschoten. Ook de verklaringen van de inzittenden van de Volkswagen Touran (NP116932 en NP235726) zijn niet ondersteunend aan de bevindingen van NP122738. Zij hebben verklaard over het schieten vanuit de wegrijdende auto; een ander moment dus.
NP124278, NP145721, NP122738 en NP199795 hebben weifelend verklaard over het vermeende gerichte schieten.
Het Openbaar Ministerie heeft naar voren gebracht dat deze verklaringen ondersteund worden door het portofoonverkeer en de verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa NP160605 en NP117039.
Het portofoonverkeer kan niet als steunbewijs dienen, nu dit afkomstig is uit een en dezelfde bron. Getuige NP160605 heeft verklaard van collega’s te hebben gehoord dat er ook in zijn richting zou zijn geschoten, maar hij heeft dit dus niet zelf waargenomen.
Later heeft hij in zijn aanvullende verhoor verklaard geen schoten te hebben gehoord. Ook de bijrijder NP117039 heeft verklaard niet te hebben gezien dat er op hen werd geschoten of dat er op hen gericht werd.
Ook noemt het Openbaar Ministerie de burgergetuige 3858479 die de politie heeft horen schieten en veel hardere schoten heeft horen komen vanuit de Porsche, maar deze getuige heeft niets gezien.
Hoek Galggouw - Broekergouw - NP183288 en NP158982 (C)
Ten aanzien van de locatie Galggouw - Broekergouw geldt dat er geen inslagen zijn aangetroffen, niet in de auto en ook niet in de huizen er achter.
De door het Openbaar Ministerie aangehaalde getuige NP225756, die achter de Volkswagen Passat reed, heeft wel verklaard dat hij de Volkswagen Passat achteruit zag rijden, maar niet dat hij iemand zag schieten. Hij heeft slechts verklaard dat hij knallen heeft gehoord van vermoedelijk een automatisch vuurwapen. De conclusie is dat niet vaststaat dat gericht op de Volkswagen Passat en de Volkswagen Transporter is geschoten.
De verdediging inzake [medeverdachte 3] heeft aangevoerd dat de Volkswagen Passat als tweede dienstauto aankwam in Broek in Waterland, omstreeks 14 :29 uur, op de Galggouw . Tijdens het nemen van de bocht in de richting van de Broekergouw , hebben NP183288 en NP158982 verklaard een man te hebben zien staan bij de brandende auto’s die zijn wapen op hen richtte. Ook deze aankomst is op de beelden van de helikopter te zien: vanaf 14 :28:38 uur. Vlak na dit moment is te horen dat de politieambtenaren aangeven: ‘
we worden beschoten OC’, terwijl dat niet te zien is op de beelden.
Kippenbruggetje - NP123997, NP248673 en NP249159 (E)
Voor wat betreft het Kippenbruggetje geldt dat de politieambtenaren het gestelde vermeende gerichte schieten zelf niet hebben gezien. De politieambtenaren hebben slechts verklaard dat zij zoevende projectielen hebben gehoord. Echter, er zijn geen inslagen in bijvoorbeeld de politiebus of omliggende huizen en bomen aangetroffen.
Helikopterbeelden
De verdediging inzake [medeverdachte 3] heeft aangevoerd dat op de helikopterbeelden, omstreeks 14 :27 uur, is te zien dat de Hyundai Kona (NP188129 en NP235586) de hoek van de Galggouw opdraait in de richting van de Broekergouw . Omstreeks 14 :28 uur is een rookpluim te zien. Dan verschijnt een tweede politievoertuig in beeld: de Volkswagen Passat (NP183288 en NP158982). Direct daarachter verschijnt een Volkswagen Transporter (NP123997, NP248673 en NP249159). Omstreeks 14 :28 uur is te zien dat de Passat achteruit rijdt. De camera van de helikopter heeft goed zicht op de brug op de Kruisweg links middenin het scherm. Die blijkt leeg te zijn, er zijn geen politieauto’s of agenten te zien op dat moment. Omstreeks 14 :29 uur is te horen dat een politieambtenaar via de portofoon doorgeeft: ‘
We worden beschoten OC’. Nergens op de beelden is echter te zien dat er op dat moment wordt geschoten, nergens is een wapen te zien en via de portofoon zijn geen schoten te horen. Voorbij de hoek Galggouw - Broekergouw is een politievoertuig te zien: de Volkswagen Transporter bij het Kippenbruggetje. De Opel Corsa (een burgervoertuig) is als eerste ter plaatse in Broek in Waterland op de brug op de Kruisweg, maar deze is omstreeks 14 :29:41 uur nog niet op de brug te zien.
Uit de waarnemingen volgt niet dat er iemand een wapen houdt in de richting van ‘het bruggetje’ (de rechtbank begrijpt dat hier de brug over de Kruisweg wordt bedoeld), of dat gericht op politieambtenaren aldaar wordt geschoten. In de Opel Corsa bevinden zich NP160605 en NP117039. Beiden hebben niet waargenomen dat er gericht is geschoten op hen of collega’s. Dit wordt bevestigd door de helikopterbeelden.
Omstreeks 14 :30 uur wordt geroepen: ‘
er wordt geschoten’, terwijl de beelden bij deze tijdsaanduiding een ander beeld schetsen.
Overwegingen van de rechtbank
B.NP235586 en NP188129
Uit de verklaringen van NP235586 en NP188129 volgt dat hun auto, de Hyundai Kona, de eerste politieauto was, die ter plaatse was in Broek in Waterland. Zij hebben verklaard aldaar te zijn beschoten op de Broekergouw /Kruisweg.
Ten aanzien van delocatie Broekergouw /Kruisweg:
Blijkens het door deze politieambtenaren opgestelde proces-verbaal van bevindingen, zag NP188129 – gedurende de achtervolging van de verdachten op de Slochterweg en de N247 – op een gegeven moment dat de Audi afsloeg bij Broek in Waterland. NP235586 en NP188129 volgden de Galggouw en reden de Broekergouw op. Na ongeveer 200 meter zagen zij de beide vluchtauto’s, de Porsche en de Audi, geparkeerd staan op een parkeerplaats ter hoogte van de kruising Broekergouw /Kruisweg. Het betreft daar een smal landweggetje, wat maakte dat de politieambtenaren geen andere kant op konden rijden. De politieambtenaren reden met ongeveer 30 kilometer per uur op het landweggetje. NP188129 zag ongeveer acht verdachten uit de twee voertuigen stappen en zag dat zij een bivakmuts over hun hoofd droegen. Hij zag dat de verdachten tassen overhevelden vanuit de vluchtauto’s naar twee andere voertuigen die daar ook geparkeerd stonden. NP235586 zag op ongeveer acht meter van het kruispunt een man staan. Deze man stond voor de auto’s en hield zicht op de weg. NP188129 zag dat de man voor de auto’s stond en hij zag dat de man een groot automatisch vuurwapen in zijn handen vasthield. NP235586 zag dat de man het vuurwapen op hem en NP188129 richtte en hoorde dat de man het vuur op hen opende. NP188129 hoorde meerdere schoten. NP235586 is toen snel doorgereden.
NP235586
In zijn aangifte verklaarde NP235586 dat hij vlak voor Broek in Waterland de Audi rechtsaf zag slaan. In Broek en Waterland zagen NP235586 en NP188129 ineens de Porsche en Audi op een kleine parkeerplaats staan. Er stonden ongeveer zeven of acht mannen bij de auto’s. NP235586 zag een man met een rood/oranje skibril voor de auto’s staan, op een meter of tien bij hem en zijn collega vandaan. NP235586 zag dat de man met de skibril een automatisch wapen in zijn hand had en dat wapen op hem en NP188129 richtte. NP235586 zag en hoorde dat de man met het wapen in hun richting schoot. Hij schrok hier enorm van en was doodsbang. NP235586 heeft zich klein gemaakt achter het stuur, is onderuit gezakt en heeft vol gas gegeven om – naar eigen zeggen – niet doodgeschoten te worden. NP235586 verklaarde dat hij ervan overtuigd was dat de man die op hen schoot hen niet geraakt heeft, omdat ze zo snel weg zijn gereden. NP235586 zag dat de man hen volgde met de loop van het wapen, terwijl hij schoot. Tijdens het wegrijden hoorde hij en zijn collega NP188129 een hele harde knal op het metaal van de auto. Zij waren ervan overtuigd dat ze geraakt waren. NP235586 en NP188129 zijn doorgereden naar een rustige plek en hebben daar gecontroleerd of zij waren geraakt. Ook hebben zij de auto bekeken, maar zij konden geen kogelinslag vinden.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP235586 dat hij de Porsche en de Audi op een parkeerplaats zag staan. Er stond één man rechts voor de Porsche ter hoogte van het rechter voorwiel. Deze man had een opvallende rode skibril op zijn gezicht en was voor de rest helemaal in het donker gekleed. Deze man had een lang wapen vast.
Hij herkende dit als een AK47. De man met de skibril keek plotseling op en zag NP235586 en NP188129. De man stond op dat moment nog met zijn rug en wapen de andere kant op. NP235586 zag de man met de skibril zijn lichaam in de richting van hem en zijn collega draaien. Hij zag dat het wapen op hen werd gericht. Hij heeft toen vol gas gegeven en is vooruit gereden. Hij hoorde dat er geschoten werd en zag het vuurwapen op en neer gaan bij elk schot. NP188129 heeft geen mondingsvuur gezien. Hij is weggedoken. Hierdoor had hij geen zicht meer op de man die op hen schoot. NP235586 verklaarde dat hij op een afstand van ongeveer acht tot 10 meter stond van de persoon die op hem en zijn collega schoot.
Bij de rechter-commissaris heeft NP235586 verklaard dat hij en zijn collega in Broek in Waterland ineens de Porsche geparkeerd zagen staan en daarachter de Audi. Er stonden zeven of acht mannen. Bij de Porsche rechtsvoor stond een donker geklede man met een rode skibril. De afstand tussen de geparkeerde Porsche en de Hyundai Kona van de politieambtenaren was acht tot tien meter. In eerste instantie was het wapen van de schutter naar beneden gericht. Toen hij NP235586 en NP188129 zag, richtte hij het wapen hun kant op. NP235586 heeft geen mondingsvuur gezien. NP235586 heeft een inslag gehoord, een harde klap. Hij en zijn collega waren ervan overtuigd dat hun voertuig was geraakt. NP235586 kon in de loop van het wapen kijken.
NP188129
In zijn aangifte verklaarde NP188129 dat hij en zijn collega NP223586 vanaf de N247 Broek in Waterland in reden. In de straten van Broek in Waterland werden zij beschoten. NP188129 hoorde doffe knallen. Op een kleine parkeerhaven zagen NP188129 en NP235586 de Audi en de Porsche staan. Mannen waren bezig met tassen over te laden vanuit de Audi en de Porsche in twee andere auto’s. Voor die twee auto’s stond een man met een lang, automatisch, vuurwapen gericht op NP188129 en NP235586. De man schoot op hen. NP188129 hoorde knallen, het was automatisch schieten. Veel korte ‘bursts’ van schoten. NP188129 wist niet hoeveel keer de man op hen heeft geschoten, maar zag wel dat de man hen met het wapen ‘volgde’ en op hen bleef schieten, terwijl zij weg probeerden te komen. Tijdens het schieten hoorde NP188129 een harde knal, het was een doffe knal alsof iets hen raakte. De man stond op ongeveer acht meter bij de Hyundai Kona vandaan. Hij schoot gericht op de politieambtenaren. NP235586 gaf gas om te ontkomen. NP188129 was doodsbang.
NP188129 verklaarde in zijn aanvullende aangifte dat hij en NP235586 in Broek in Waterland de Galggouw op zijn gereden en toen de Broekergouw , aangezien de Galggouw overloopt in de Broekergouw . Op de kruising met de Kruisweg zag NP188129 ineens een parkeerhaven waar de Audi geparkeerd stond. Op dat moment zag hij iemand uit de Audi stappen. Ook zag NP188129 een Porsche staan. NP188129 zag dat er meerdere mannen met donkere kogelwerende vesten stonden. NP188129 zag dat één van de mannen voor de Audi stond. NP188129 zag dat hij een lang wapen met draagband schuin voor zijn borst had. NP188129 zag dat hij de auto’s aan het bewaken was. De man werd door de komst van de Hyundai Kona verrast. Hij reageerde direct. Hij keek in de richting van de Hyundai Kona en richtte zijn lange wapen op de auto. NP188129 en NP235586 reden op dat moment heel langzaam, ongeveer 30 kilometer per uur. Toen zij zagen dat de man met het lange wapen zijn wapen op hen richtte, hebben zij snel gas gegeven. NP188129 hoorde en zag dat er vervolgens door de man in hun richting werd geschoten. NP188129 heeft mondingsvuur gezien.
Bij de rechter-commissaris heeft NP188129 verklaard dat hij en zijn collega in Broek in Waterland door buurtbewoners werden gewezen waar ze naartoe moesten rijden. NP188129 en NP235586 zagen de verdachten en zij begonnen te schieten, constant. Er was toen een lange afstand tussen de Hyundai Kona en de Audi. NP188129 en NP235586 reden via de Galggouw de Broekergouw op. Op het kruispunt zagen ze de verdachten. Ze droegen kogelwerende vesten en sommigen een bivakmuts. Voor de Porsche stond een verdachte.
Hij had een lang wapen omgehangen en had een oranje skibril op. Hij zag NP188129 en NP235586. Hij had hen niet horen komen aanrijden. Op het moment dat de man NP188129 en NP235586 zag, pakte hij zijn wapen, richtte op hen en schoot. NP188129 en NP235586 zijn op dat moment heel hard gaan rijden. NP188129 verklaarde dat hij in de loop keek, mondingsvuur zag en een onwijs harde knal hoorde. De afstand tussen de auto en het wapen was maximaal tien meter. Er werd maximaal vijf keer geschoten. NP188129 zag mondingsvuur. NP188129 was er vol van overtuigd dat de Hyundai Kona was geraakt. Dat bleek niet zo te zijn.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door verdachten gericht is geschoten op de politieambtenaren NP235586 en NP188129 in de Hyundai Kona op de Broekergouw /Kruisweg.
Op de helikopterbeelden is zichtbaar dat de Hyundai Kona met zwaailichten aan om 14 :27:09 uur de hoek om komt rijden over de Galggouw in de richting van de Broekergouw . Via de beelden is ook het portoverkeer te horen. Om 14 :28:09 uur wordt door de politieambtenaren gemeld dat zij worden beschoten en zijn doorgereden. Om 14 :28:35 uur is op de helikopterbeelden te zien dat de Hyundai Kona over de Broekergouw rijdt en inmiddels voorbij de parkeerhaven is, waar (een aantal van) de verdachten zich op dat moment bevindt.
Het schieten is op de helikopterbeelden niet te zien, maar dat er is geschoten vanaf de parkeerhaven door verdachten, staat vast. Er zijn daar immers vijf hulzen afkomstig van wapens gebruikt door de verdachten aangetroffen. De rechtbank dient echter te beoordelen of er door de verdachten op dit punt gericht op de politieambtenaren is geschoten.
In het door hun opgemaakte proces-verbaal van bevindingen hebben de politieambtenaren geverbaliseerd dat de man het vuur op hen opende en dat zij meerdere schoten hoorden. In zijn aangifte verklaarde NP188129 dat hij veel korte ‘bursts’ van schoten hoorde. Het voorgaande verhoudt zich niet tot het feit dat er op deze locatie ‘slechts’ vijf hulzen afkomstig van wapens gebruikt door de verdachten zijn aangetroffen. Later, bij de rechter-commissaris, heeft NP188129 deze verklaring bijgesteld en aangegeven dat dit tijdens de aangifte niet goed is opgeschreven. De rechtbank gaat echter uit van de juistheid van de aangifte. De aangifte is immers ook door NP188129 ondertekend.
Daarnaast volgt uit de verklaringen van NP235586 en NP188129 dat zij er beiden van overtuigd waren te zijn geraakt door de verdachten. In de Hyundai Kona is echter geen inslag aangetroffen. Hetzelfde geldt voor wat betreft het wegdek, omliggende bomen, huizen of andere objecten in de omgeving. NP188129 en NP235586 zijn, volgens hun verklaringen, met de Hyundai Kona heel dichtbij de verdachten geweest: op acht tot tien meter afstand. Kijkend naar de positie van de verdachten, die zich op dat moment vlakbij de kruising van de Kruisweg met de Broekergouw bevonden, moet de Hyundai Kona hen op heel korte afstand zijn gepasseerd. Als de verdachten daadwerkelijk op deze korte afstand gericht op de politieauto zouden hebben geschoten, dan kan het bijna niet anders dan dat de auto geraakt zou zijn. Dit sluit ook aan op hetgeen de ervaringsdeskundige heeft verklaard. Er zijn de ervaringsdeskundige tijdens zijn verhoor bij de politie foto’s getoond van de locatie: kruising Kruisweg met Broekergouw te Broek in Waterland. Er werd hem gezegd dat hier niet door verdachten vanuit een rijdende auto zou zijn geschoten, maar vanaf de straat. De ervaringsdeskundige verklaarde dat als hier gericht zou zijn geschoten, de kans op raken groot zou zijn. Er zouden dan inslagen zichtbaar moeten zijn.
Door de politieambtenaren is verklaard over een groot automatisch vuurwapen en een AK47. Uit het onderzoek richt- en trefpunt volgt dat de wapens van de verdachten naar behoren werkten en dat de drie aanvalsgeweren op korte afstand – 25 meter – nauwkeurig genoeg zijn om een persoon te raken.
Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat de bevindingen van NP235586 en NP188129 worden ondersteund door de verklaringen van NP116932 en NP235726, die zouden hebben gehoord dat collega’s op tien meter afstand onder vuur zijn genomen.
Dat er door verdachten bij aankomst van politieambtenaren vanaf de kruising meermalen met automatische vuurwapens is geschoten, wordt – volgens het Openbaar Ministerie – ook bevestigd door de verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa, NP160205 en NP117039.
Op de helikopterbeelden is zichtbaar dat de Opel Corsa vanaf enig moment op de brug stond. Echter, uit de beelden volgt dat de Opel Corsa pas tussen 14 :29:33 uur en 14 :30:19 uur op de brug is verschenen. Daarvoor was de Opel Corsa nog niet in beeld. De verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa kunnen daarmee in die zin niet ondersteunend zijn aan de verklaringen van de inzittenden van de Hyundai Kona. De inzittenden van de Opel Corsa hebben niet zelf waargenomen dat er door verdachten gericht is geschoten op de (politieambtenaren in de) Hyundai Kona. Hetzelfde geldt voor de verklaringen van NP116932 en NP235726. Uit hun verklaringen blijkt dat zij hun dienstvoertuig hebben geparkeerd achter de Opel Corsa. Dit betekent dat zij dus pas na de Opel Corsa ter plaatse waren in Broek in Waterland en dus ook niet zelf hebben waargenomen dat er door verdachten gericht is geschoten op de Hyundai Kona.
Dat door NP116932, NP235726, NP160205, NP117039, NP116389, NP199795, NP122738 en 3858479 eveneens is verklaard dat er door verdachten vanaf de kruising meermalen met automatische vuurwapens is geschoten, bevestigt slechts dat er door de verdachten op die locatie is geschoten. Dat staat – gelet op de genoemde forensische bevindingen – niet ter discussie. Voor zover er door deze politieambtenaren en burgergetuige is verklaard dat er door verdachten vanaf de kruising gericht is geschoten op politieambtenaren, geldt dat die verklaringen niet zien op de onderhavige situatie.
Voor zover de genoemde verklaringen van de politieambtenaren zijn gebaseerd op hetgeen zij via het portoverkeer hebben gehoord, geldt ook hiervoor dat de politieambtenaren het onderhavige vermeende schietincident niet zelf hebben waargenomen. De verklaringen zijn daarom niet ondersteunend aan de verklaringen van NP235586 en NP188129.
De rechtbank is op grond van al het voorgaande niet voldoende overtuigd dat er door verdachten vanaf de kruising gericht is geschoten op de Hyundai Kona, met daarin de politieambtenaren NP235586 en NP188129. De rechtbank komt daarmee ook niet toe aan de vraag wie van de verdachten dan de schutter zou zijn.
C.NP183288 en NP158982
NP183288 en NP158982, de inzittenden van de Volkswagen Passat, hebben verklaard dat zij door verdachten zijn beschoten op de hoek van de Galggouw - Broekergouw in Broek in Waterland.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de politieambtenaren NP183288 en NP158982, blijkt dat omstreeks 14 .29 uur de Volkswagen Passat in Broek in Waterland over de Galggouw in de richting van de Broekergouw reed. Toen de Volkswagen Passat aan het einde van de Galggouw tot stilstand was gekomen, zag NP158982 links van hem een voertuig in de brand staan, ter hoogte van de kruising met de Broekergouw . Hij zag een man met bivakmuts op de weg staan en hij zag dat deze man een automatisch vuurwapen in zijn handen vasthield. Hij zag dat deze man het vuurwapen de kant van de Volkswagen Passat op richtte en hij zag dat er gevuurd werd. NP158982 zag dat er vuur uit de loop van het wapen kwam en rook uit de bovenzijde van het wapen. Ook hoorde hij de zware klappen van het afschieten van patronen. NP158982 voelde zich ernstig bedreigd en vreesde voor zijn leven.
NP183288 zag op de genoemde locatie twee mannen lopen, in het donker gekleed en met spullen in hun handen. Gezien de afstand kon hij niet zien wat ze precies vasthielden. Hij zag nog een derde man staan, in het donker gekleed, die een lang vuurwapen vasthield in zijn handen. Hij zag dat de man dit vuurwapen op de Volkswagen Passat richtte. Hij zag vervolgens dat er op hem en zijn collega geschoten werd. NP183288 zag mondingsvuur uit het wapen komen en hoorde de harde zware klappen van het automatische vuurwapen. Hij besloot op dat moment om zo snel mogelijk achteruit de weg op te rijden. Hij voelde zich ernstig bedreigd en vreesde voor zijn leven.
NP183288
NP183288 heeft in zijn aangifte verklaard dat hij, toen hij op de Galggouw aankwam, net na de bocht zag dat de Porsche en de Audi in brand stonden. Hij reed stapvoets de bocht door. NP183288 zag dat er meerdere verdachten bij de brandende auto’s stonden. Hij zag dat zij bezig waren met het overladen van goederen. Hij zag dat er één verdachte op de weg stond. Hij zag dat de verdachte een lang donker vuurwapen in zijn handen had. Hij zag dat de verdachte met dit vuurwapen gericht schoot in de richting van de Galggouw , alwaar NP183288 op dat moment reed. Hij zag dat de verdachte daadwerkelijk op hem en zijn collega’s, schoot. Hij zag mondingsvuur, hij zag dat het wapen ‘sproeide’ en hoorde harde zware klappen vanuit het vuurwapen. Hij hoorde dat collega’s terugschoten. Het verschil tussen de vuurkracht en daarmee het geluid van de schoten was enorm. De schoten van de verdachten waren vele malen zwaarder, harder en krachtiger. Dit gaf NP183288 het gevoel dat het een ongelijke strijd was.
In zijn aanvullende aangifte heeft NP183288 verklaard dat hij niet heeft gezien waarop de verdachte met het lange donkere vuurwapen, die op de weg stond, richtte. Ook heeft hij geen inslagen gezien en gehoord.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP183288 dat hij op de hoek van de Galggouw iemand zag staan met een lang wapen en dat hij met dat wapen de richting van NP183288 en NP158982 op draaide en het vuur opende. De Volkswagen Passat kwam door de bocht, heel rustig. De man had het wapen horizontaal in de lengterichting van de Porsche die in brand stond. Op dat moment draaide de man om en opende direct het vuur. Hij hield het wapen horizontaal, naar voren en draaide in de richting van de Volkswagen Passat. NP183288 verklaarde dat hij dacht dat het automatisch vuur was, omdat het hele snelle schoten achter elkaar waren. NP183288 verklaarde dat hij niet precies kon zien waar de man op richtte, zoals op de wielen of op de borstkas. Dat had te maken met de snelheid waarmee de politieambtenaren achteruit reden.
NP158982
In de aangifte is ten aanzien van NP158982 herhaald wat al in het proces-verbaal van bevindingen was opgenomen.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP158982 dat hij en zijn collega, NP183288, een flinke rookpluim zagen, terwijl zij de Galggouw opreden. Aan het einde van de Galggouw sloegen zij linksaf de Broekergouw op. NP158982 zag toen één persoon staan.
Hij zag dat het een man was. Hij zag dat de man in het zwart gekleed was en een bivakmuts droeg. Ook zag NP158982 dat de man een lang wapen droeg, vermoedelijk een AK47. Hij stond op de weg, vlakbij het parkeerterrein. NP158982 verklaarde dat hij dacht dat hij en zijn collega op tien meter afstand van de man stonden, maar het kan iets meer zijn geweest. De verdachte keek de kant op van de politieambtenaren. Op het moment dat hij hen zag, richtte hij zijn lange wapen naar hen toe. NP158982 zag dat het wapen op hem en zijn collega gericht was, want hij keek in de loop. NP158982 verklaarde zeker te weten dat de man niet boven hen richtte.
Hij zag en hoorde dat de man begon te schieten. Het was een salvo, dus meerdere schoten. NP158982 zag mondingsvuur en rook uit het wapen komen. Hij hoorde de klappen van de schoten.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP158982 dat er een persoon op de weg stond, donker gekleed en met een vuurwapen in de richting van NP158982. NP158982 voelde zich bedreigd. Hij zat in de auto en de persoon stond links voor hem op – gevoelsmatig – tien meter afstand. NP158982 keek in de loop, zag en rook vuur en hoorde klappen. Het waren schoten achter elkaar. Het was een soort salvo, automatisch vuur. Het duurde ongeveer vijf seconden.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door verdachten vanaf de kruising gericht is geschoten op de politieambtenaren NP183288 en NP158982, die zich bevonden ter hoogte van de hoek van de Galggouw - Broekergouw .
De politieambtenaren, NP183288 en NP158982, hebben grotendeels gelijkluidend en consistent verklaard. Zij hebben beiden verklaard over, onder andere, salvo’s, snelle schoten achter elkaar, automatisch vuur en ‘sproei’. Er zijn echter nabij de parkeerplaats waarvandaan de verdachten zouden hebben geschoten slechts vijf hulzen aangetroffen, afkomstig van wapens die door hen zijn gebruikt. Als er door de verdachten met automatisch vuur zou zijn geschoten, dan zouden er veel meer hulzen moeten zijn aangetroffen. Het voorgaande maakt dat de rechtbank op dit punt twijfelt aan de juistheid van de door de genoemde politieambtenaren afgelegde verklaringen.
NP183288 heeft verklaard dat hij niet heeft gezien waarop de verdachte richtte, zoals op de wielen of op de borstkas. Ook heeft hij geen inslagen gezien en gehoord. Daar komt bij dat er geen inslagen zijn aangetroffen: niet in de Volkswagen Passat, maar ook niet in de huizen of bomen of andere objecten in de omgeving daarachter, terwijl – volgens de NP158982 – de Volkswagen Passat zich op een afstand van ongeveer tien meter van de verdachten bevond. Uit de verklaring van de ervaringsdeskundige volgt dat, als er op dit punt gericht door de verdachten zou zijn geschoten op de politieambtenaren, er inslagen zouden moeten zijn aangetroffen. Ook volgt uit het onderzoek richt- en trefpunt dat de wapens van de verdachten naar behoren werkten en dat de drie aanvalsgeweren op korte afstand – 25 meter – nauwkeurig genoeg zouden zijn om een persoon te raken. Gelet hierop mag worden verwacht dat bij gericht schieten op een auto op een afstand van 10 meter de auto, of anders in ieder geval objecten daaromheen of daarachter, geraakt zouden zijn.
De door het Openbaar Ministerie aangehaalde getuige NP225756, wiens verklaring als ondersteunend aan de verklaringen van NP183288 en NP158982 wordt aangehaald, heeft wel verklaard dat hij de Volkswagen Passat achteruit zag rijden, maar niet dat hij iemand zag schieten. Hij heeft slechts verklaard dat hij knallen heeft gehoord van vermoedelijk een automatisch vuurwapen.
Het Openbaar Ministerie heeft ter zitting naar voren gebracht dat de bevindingen van NP183288 en NP158982 aansluiten op de bevindingen van NP235586 en NP188129 (B) en van NP199895, NP124278 en NP122738 (D) en van NP123997, NP248673 en NP249159 (E). De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen elkaar ondersteunen in die zin dat alle voornoemde politieambtenaren hebben verklaard dat er door de verdachten vanaf de kruising (gericht) is geschoten op de politie. Echter, het gaat om verschillende schietmomenten op verschillende politieambtenaren.
Deze politieambtenaren hebben het onderhavige vermeende schietincident niet zelf waargenomen. De verklaringen zijn daarom niet ondersteunend aan de verklaringen van NP183288 en NP158982.
Al met al komt de rechtbank tot de conclusie dat er meerdere zwaarwegende contra-indicaties zijn ten aanzien van de verklaringen van de politieambtenaren NP183288 en NP158982 en dat zij daardoor niet overtuigd is van het feit dat op de genoemde locatie door verdachten gericht op deze politieambtenaren is geschoten.
D.NP 199795, NP124278, NP198365 en NP122738
NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738 hebben verklaard dat er door de verdachten vanaf (de kruising bij) de parkeerplaats is geschoten in de richting van de brug op de Kruisweg. Uit de verklaringen van NP199795 blijkt dat hij alleen richting Broek in Waterland is gereden. NP124278 en NP198365 zaten samen in een dienstvoertuig. NP124278 was de bestuurder en NP198365 de bijrijder. NP122738 was samen met zijn collega NP145721. Deze laatste politieambtenaar wordt niet genoemd in de tenlastelegging. Zijn verklaringen worden hieronder wel weergegeven, omdat de inhoud daarvan van belang is in relatie tot de verklaringen van NP122738.
NP199795
NP199795 heeft in zijn aangifte verklaard dat hij met een aantal andere politieauto’s richting Broek in Waterland reed. Via de portofoon hoorde NP199795 dat de verdachten op een parkeerplaats zouden staan. Ook had hij via de portofoon gehoord dat collega’s onderweg door de verdachten waren beschoten en dat zij in Broek in Waterland opnieuw werden beschoten. Via de portofoon waren de schoten duidelijk te horen. Ter hoogte van een hoge brug op de Kruisweg is NP199795 gestopt. Daar stonden twee uniformauto’s op de weg. NP199795 deed de autodeur open om uit te stappen en hoorde meteen schoten: hele zware schoten van zware wapens. NP199795 liep richting de brug en zag dat er collega’s in uniform stonden bij de twee politieauto’s. NP199795 zag aan de andere kant van de brug een man staan met een lang vuurwapen in zijn hand; een groot automatisch vuurwapen. NP199795 zag dat de man zijn richting, en die van de andere politieambtenaren die bij de brug stonden, op schoot, maar dat door de kracht van het wapen het wapen omhoog werd geduwd en dat het wapen een soort sproei aan kogels naar boven gaf. Van onder, de kant van de politieambtenaren op, tot in de lucht. Voor NP199795 kon het niet anders zijn dan dat er in de richting van de politieambtenaren op de brug werd geschoten. NP199795 is meteen terug gerend naar zijn voertuig om dekking te zoeken. NP199795 heeft verklaard dat hij minstens tien of twintig zware schoten heeft gehoord.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP199795 als volgt. NP199795 heeft in zijn aangifte beschreven dat het wapen een soort sproei aan kogels naar boven gaf. NP199795 heeft toegelicht dat hij daarmee bedoelde dat hij zag dat het wapen van recht voor naar schuin boven ging, waarbij er meerdere kogels zijn afgevuurd. Dus: van linksvoor naar rechtsboven ongeveer. NP199795 kreeg het idee dat er in zijn richting werd geschoten, omdat er vanuit zijn zicht een loop naar hem werd gericht en er toen is afgeschoten. Het was alsof de man het wapen niet onder controle kon houden, omdat het eerst gericht was op NP199795 en de andere politieambtenaren die op het bruggetje stonden en toen omhoog ging. NP199795 heeft een sproei gezien. Dat zag eruit als kleine vonken uit het wapen en daarbij harde klappen. NP199795 maakte een vergelijking met een sproeier en gaf aan dat hij bedoelde dat het achter elkaar doorgaat.
NP124278
In zijn proces-verbaal van bevindingen verklaarde NP124278 als volgt. NP124278 reed Broek in Waterland in en zag dat er diverse politievoertuigen voor hem en zijn collega (NP56028/NP198365) reden en dat er al enkelen geparkeerd stonden op de Kruisweg. NP124278 is uit de auto gestapt en in de richting van het brandende voertuig gelopen samen met andere collega’s. NP124278 verklaarde dat hij direct tientallen luide knallen hoorde. Hij hoorde dat deze knallen bijna onafgebroken door bleven gaan. Vervolgens is NP124278 samen met voor hem onbekende collega’s in de richting van de brug gelopen. Toen zag NP124278 aan de overkant van de brug een man staan. Hij zag dat deze man geheel in het zwart gekleed was en een bivakmuts over zijn hoofd droeg. Ook verklaarde hij dat hij zag dat deze man een vuurwapen in zijn handen had, gelijkend op een Kalasjnikov. NP124278 schatte de afstand tussen hem en de man op ongeveer 100 meter. NP124278 verklaarde dat hij zag dat de man het wapen op hem en zijn collega’s richtte en diverse malen in hun richting vuurde. NP124278 weet niet hoe vaak de man geschoten heeft. NP124278 heeft direct dekking gezocht achter een daar geparkeerd politievoertuig.
In zijn aangifte verklaarde NP124278 dat hij zijn dienstvoertuig had geparkeerd op de Kruisweg in Broek in Waterland bij collega’s die daar ook al geparkeerd stonden. Zij hoorden toen geratel van automatische vuurwapens en de schoten van collega’s die terugschoten. NP124278 is samen met andere collega’s naar de brug gelopen. Boven op de brug stond hij met tien tot vijftien collega’s. Op de Broekergouw op een afstand van 100 meter van de politieambtenaren vandaan stond een verdachte helemaal in het donker gekleed met een bivakmuts op en iets wat leek op een Kalasjnikov in zijn handen. Deze verdachte richtte zijn vuurwapen op de politieambtenaren en schoot meerdere malen. De politieambtenaren zochten dekking achter het voertuig dat even voor de brug geparkeerd stond.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP124278 als volgt. Op ongeveer 100 meter afstand zag NP124278 een verdachte staan. Hij zag dat deze verdachte zijn wapen op hem en zijn collega’s richtte. Hij zag dat de verdachte hun kant op schoot. NP124278 zag dat de verdachte hun kant op richtte en hij heeft toen dekking gezocht achter een dienstvoertuig. Hij verklaarde dat hij dus niet daadwerkelijk heeft gezien dat er een kogel uit het automatische vuurwapen van de verdachte kwam. NP124278 verklaarde dat de verdachte het wapen de kant van de politieambtenaren op wees. Hij weet niet precies of de man iemand aanwees met het wapen. Hij richtte het wapen op alle collega’s die op de brug stonden. NP124278 heeft geen mondingsvuur of kogels uit het automatische wapen zien komen.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP124278 als volgt. Op de brug stond een dienstvoertuig met de neus richting de rookwolken. Toen zag NP124278 aan de overkant van de weg een verdachte staan. NP124278 stond achter de dienstauto. De man was in het zwart gekleed met een bivakmuts op. Hij had een geweer en richtte het op de politieambtenaren op het bruggetje. NP124278 weet niet of de man afdrukte voordat hij dekking had gezocht, maar de man heeft geschoten. NP124278 weet niet of dat op hen, de politieambtenaren, was of naar boven. Dat heeft hij niet gezien.
NP198365
NP198365 verklaarde in zijn proces-verbaal van bevindingen dat hij samen met zijn collega (NP52157/NP124278) naar Broek in Waterland is gereden. Zij zijn de Kruisweg opgereden. Daar zagen hij en zijn collega andere opvallende dienstvoertuigen, zowel voor als achter zich, rijden. Vervolgens hoorde NP198365 diverse knallen die klonken als schoten. Hij hoorde veel knallen elkaar opvolgen waaruit hij opmaakte dat er met automatische wapens werd geschoten. Tussen deze knallen door hoorde hij enkele harde, doffe, knallen. NP198365 herkende dit als een enkelschot van een vuurwapen. NP198365 is vervolgens uit het dienstvoertuig gestapt, samen met NP52157.
Zij stonden voor een witte brug die de Kruisweg met de Broekergouw verbindt. NP198365 zag hier ook diverse (voor hem onbekende) collega’s staan. Hij zag dat het merendeel zijn vuurwapen ter hand had genomen. NP198365 liep vervolgens naar de linkerkant van de brug. Hij zag vanaf deze plek twee verdachten lopen.
Hij zag dat deze personen beiden in donkere kleding waren gekleed. Hij zag dat hun gezicht bedekt was. Hij zag dat zij bij het eerste huis stonden. Vervolgens keek NP198365 even weg en hoorde hij diverse harde knallen, die hij herkende als het geluid van een automatisch vuurwapen. NP198365 zag diverse collega’s wegduiken en hoorde hen zeggen dat er in hun richting werd geschoten.
In zijn aangifte verklaarde NP198365 als volgt. NP198365 is met zijn collega de Kruisweg in Broek in Waterland opgereden in de richting van de brandende voertuigen. Zij zagen voor en achter hen collega’s rijden. Bij een brug zagen zij meerdere voertuigen geparkeerd staan. NP198365 en zijn collega hebben hun voertuig geparkeerd achter de voertuigen van hun collega’s en zijn samen naar de brug gerend. Tijdens het rennen hoorde NP198365 constant schoten. Hij herkende deze schoten niet als zijnde schoten die uit dienstwapens van de politie komen. NP198365 zag bij het eerste huis op de Galggouw twee personen/verdachten in donkere kleding staan met lange wapens voor hun lichaam. Hij zag dat deze verdachten aan deuren aan het voelen waren. Vermoedelijk om zichzelf te kunnen verbergen. NP198365 keek even weg. Toen hij terugkeek naar de plek waar de twee verdachten stonden, zag hij hen niet meer. Daarna hoorde hij heel hard geratel van een vuurwapen. De collega’s die op de brug stonden kwamen de kant opgerend van NP198365 en zijn collega en riepen dat er hun richting op werd geschoten. NP198365 stond op ongeveer 10 meter afstand van de collega’s.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP198365 dat de diverse knallen die hij hoorde, doffe, snel opvolgende knallen waren. Hij verklaarde dat hij dacht dat dit knallen waren uit een automatisch vuurwapen. NP198365 verklaarde dat hij niet op de brug, maar voor/achter de brug stond. Hij stond ongeveer tien tot twintig meter bij zijn collega’s vandaan. Die collega’s kwamen naar hem toegerend en zeiden dat ze werden beschoten. NP198365 zag zelf niet dat hij en zijn collega’s werden beschoten. Wel hoorde hij achter elkaar knallen die leken op schoten uit een automatisch vuurwapen. NP198365 zag dat collega’s achter de brug en achter de dienstvoertuigen gingen liggen.
NP198365 verklaarde bij de rechter-commissaris dat hij wel heeft gehoord dat er is geschoten, maar niet heeft gezien dat er is geschoten. NP198365 verklaarde dat hij heel veel schoten achter elkaar hoorde, geratel. Daarmee bedoelde NP198365 dat het ging om harde knallen, snel achter elkaar. Volgens NP198365 was er een duidelijk verschil tussen de enkele schoten uit een pistool, die wordt gebruikt door de politie, en de schoten van de verdachten. Het verschil zat in de frequentie en de snelheid waarop de schoten elkaar opvolgden, niet in het volume. NP198365 hoorde knallen en zag vervolgens collega’s op zich afkomen die zeiden dat er in hun richting werd geschoten. NP198365 zag dat zijn collega’s dekking zochten.
NP122738
NP122738 heeft in het door hem opgemaakte proces-verbaal van bevindingen het volgende verklaard.
NP122738 en zijn collega NP145721 hoorden via de portofoon dat de verdachten het dorp Broek in Waterland in reden. NP122738 en NP145721 volgden hun collega’s daar naartoe. Zij zagen ter hoogte van de Broekergouw twee grote rookpluimen. Zij positioneerden hun dienstvoertuig op ongeveer 100 meter afstand van het bruggetje richting de Broekergouw in Broek in Waterland. NP122738 en NP145721 zagen en hoorden dat één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van, dit bruggetje met een automatisch vuurwapen over of in de richting van hen begon te schieten. Kennelijk met de bedoeling om de politieambtenaren op afstand te houden. NP122738 en NP145721 zagen kort hierna één verdachte op het dijkje staan. Zij zagen dat deze verdachte een automatisch vuurwapen in zijn hand had, vermoedelijk een Kalasjnikov. NP122738 en NP145721 zagen dat de verdachte een bivakmuts droeg en een donker, vermoedelijk, kogelwerend vest aan had.
Zij zagen dat zij, als enige eenheid op die locatie, geen goede dekking hadden. Zij besloten daarop direct afstand te houden tot het bruggetje. Bij het wegrijden zagen de politieambtenaren de verdachte op het dijkje vuren met het automatische wapen. NP122738 en NP145721 hoorden en zagen dat de verdachte zowel omhoog als in de richting van hen en hun collega’s vuurde. Zij hoorden onverminderd automatische geweerschoten vanuit de richting van het bruggetje komen. Daarnaast hebben NP122738 en NP145721 geverbaliseerd dat zij verscheidene kogelinslagen in woningen aan de Galggouw ter hoogte van de percelen 12 tot en met 32 in Broek in Waterland hebben gezien. Ook zagen zij verscheidene kogelinslagen in burger- en politievoertuigen. Ook hebben NP122738 en NP145721 verklaard dat zij op de verschillende plaatsen delict aanzienlijke hoeveelheden lege munitiehulzen van kennelijk militair kaliber zagen, in geen geval 9-millimeter hulzen.
In zijn aangifte verklaarde NP122738 als volgt. NP122738 reed samen met NP145721 Broek in Waterland in via de Kruisweg. Hij zag voor zich twee grote zwarte rookpluimen uit de richting van de Broekergouw . Ter hoogte van de brug op de Kruisweg zag NP122738 drie opvallende politieauto’s staan. Hij zag achter deze auto’s meerdere collega’s schuilen. Uit de richting van de Broekergouw , hoorde hij het harde geluid van een automatisch vuurwapen. NP122738 stopte zijn dienstauto ongeveer tien meter achter de collega’s, die zich schuilhielden. NP145721 stapte uit de dienstauto. Op dat moment zag NP122738 op ongeveer 40 meter voor zich een persoon staan. Hij zag dat deze persoon een bivakmuts en, vermoedelijk, een kogelvrij vest droeg. NP122738 zag dat deze persoon een automatisch wapen vasthield. Dit automatische wapen deed hem denken aan een Kalasjnikov. NP122738 zag dat de persoon met het automatische vuurwapen recht voor zich uit naar de opvallende dienstauto keek. Hij kreeg sterk het gevoel dat de persoon hem en zijn collega wilde beschieten en riep daarop zijn collega terug de dienstauto in. Hij zag en hoorde dat de persoon met het automatische wapen in de lucht schoot. Hij zag dat de persoon met het automatische wapen de loop in de richting van hem en zijn collega bracht. NP122738 hoorde opnieuw schoten van automatisch vuur.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP122738 het volgende. In Broek in Waterland heeft NP122738 de auto geparkeerd achter enkele pitauto’s. De afstand tot de collega’s was ongeveer tien meter. NP122738 zag rookpluimen voor zich op ongeveer 50 tot 60 meter afstand. NP122738 verklaarde dat NP145721 uit de auto stapte. Toen zag NP122738 een verdachte hun kant op komen, al schietend. NP122738 riep zijn collega terug en zei: ‘stap in, die gozer is knettergek, die gaat op ons schieten’. Op dat moment stapte zijn collega weer in de dienstauto en zag hij de loop van het wapen richting hen komen. De man schoot in de lucht en liet het wapen zakken. NP122738 wilde zo spoedig mogelijk keren, maar de handrem stond er nog op. Er ontstond paniek. NP122738 zag de loop richting het voertuig komen en hoorde constant klappen. NP122738 verklaarde dat hij vuurwapenspecialist is en dat met 100% zekerheid kon zeggen dat sprake was van automatisch vuur. Hij zag het vuurspuwen van het wapen en hoorde het geratel.
De verdachte had nauwelijks controle over het wapen, het ging heen en weer alsof het in de lucht danste. Het wapen ging aan de loop met hem. Het wapen ging langzaam naar beneden, NP122738 verklaarde dat hij recht in de loop keek.
NP145721
In zijn aangifte verklaarde NP145721 dat er één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van het bruggetje, met een automatisch vuurwapen over of in de richting van hen begon te schieten. Kennelijk met de bedoeling om hen op afstand te houden. Kort hierna, zag NP145721 één verdachte op het dijkje staan.
NP145721 zag dat hij een automatisch vuurwapen in zijn handen hield. Hij zag dat de verdachte een bivakmuts droeg en een donker kogelwerend vest aan had.
Dit voelde voor NP145721 niet goed. Hij kreeg sterk het gevoel dat de persoon hem en zijn collega wilde beschieten met het automatische wapen. Hij hoorde meerdere schoten van automatisch vuur. Samen met zijn collega is hij weer in het voertuig gestapt en teruggereden.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP145721 dat hij en zijn collega in Broek in Waterland zwarte rookpluimen omhoog zagen komen. Er stonden vier politieauto’s naar de brug toe, aan de zijkant. Er kwam een man met een automatisch wapen voor het bruggetje en begon in de richting van NP122738 en NP145721 te schieten.
NP145721 verklaarde dat het een vertraagd iets was, hij stapte uit en nam zijn pistool ter hand. Toen NP145721 buiten de auto stond, hoorde hij zijn naam en zag zijn collega trillend in de auto zitten en hij zei: ‘we moeten hier weg, we moeten hier weg.’ NP145721 verklaarde dat hij toen zijn wapen weer had geborgen en de auto weer is ingestapt. Zij wilden wegrijden, maar de auto sloeg steeds af. NP145721 bleef de salvo’s horen. NP145721 verklaarde dat hij en zijn college schoten bleven horen, maar op dat moment niet wisten of dit schoten van de politie waren. Op de terugweg liep NP145721 via de uitgebrande voertuigen en zag hij in de nabijheid van het bruggetje een heleboel grote koperen hulzen verspreid liggen, niet zijnde 9mm patronen. NP145721 verklaarde dat hij een stuk of zes, zeven of acht salvo’s heeft gehoord. Hij kon het zich niet exact herinneren, het waren er geen twintig. Die salvo’s bevatten een stuk of vijf schoten. Toen hij over de brug liep zag hij ook grote hulzen liggen, een stuk of 20. Dit waren geen 9mm hulzen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door verdachten gericht is geschoten op de politieambtenaren NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738.
De voornoemde politieambtenaren stonden allen, volgens hun verklaringen, op hetzelfde moment op (ongeveer) dezelfde plek, maar hebben allen verschillend verklaard over hetgeen zij daar hebben waargenomen. De verklaringen van genoemde politieambtenaren lopen op essentiële punten uiteen.
NP199795 heeft geen proces-verbaal van bevindingen opgesteld. In zijn aangifte van 21 juni 2021, een maand na het incident, heeft NP199795 onder meer verklaard dat het wapen van de schutter door de kracht daarvan omhoog werd geduwd en een soort sproei aan kogels gaf. Het wapen zou zijn bewogen van recht voor naar schuin boven, waarbij meerdere kogels zouden zijn afgevuurd. NP199795 heeft eveneens verklaard dat hij het idee kreeg dat er in zijn richting werd geschoten, omdat er vanuit zijn zicht een loop naar hem werd gericht en er toen is geschoten.
De rechtbank is van oordeel dat uit de voorgaande verklaring niet duidelijk volgt dat er volgens NP199795 door verdachten gericht op hem is geschoten. Dat heeft de politieambtenaar niet stellig verklaard. Bovendien heeft NP199795 verklaard over een ‘sproei aan kogels’, hetgeen tegenstrijdig is met de genoemde forensische bevindingen.
NP124278 heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen en aangiftes verklaard dat hij, toen hij uit de auto stapte op de Kruisweg, direct tientallen luide knallen hoorde. Hij heeft verder verklaard dat hij geratel hoorde van automatische vuurwapens en de schoten van collega’s die terugschoten. NP124278 schatte de afstand tussen hem en de vermeende schutter op ongeveer 100 meter. Uit de verklaringen van NP124278 volgt dat hij zag dat de verdachte met zijn wapen de kant van hem en zijn collega’s (op de brug) op richtte en dat hij toen dekking heeft gezocht achter een dienstvoertuig. Hij heeft niet daadwerkelijk gezien dat er een kogel uit het automatische vuurwapen van de verdachte kwam.
NP124278 verklaarde dat de verdachte het wapen de kant van de politieambtenaren op wees. Hij weet niet precies of de man iemand aanwees met het wapen. Hij richtte het wapen op alle collega’s die op de brug stonden. NP124278 heeft geen mondingsvuur of kogels uit het automatische wapen zien komen. Tot slot, heeft NP124278 bij de rechter-commissaris zijn verklaring nog verder genuanceerd. Daar heeft NP124278 verklaard dat hij niet weet of de schutter op de politieambtenaren schoot of in de lucht.
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat NP124278 wisselend heeft verklaard over of er door verdachten gericht op hem (en zijn collega’s op de brug) is geschoten. Bovendien heeft NP124278 in zijn aanvullende aangifte aangewezen dat de vermeende schutter op plek ‘
C’ stond op de bijgevoegde plattegrond (map 25, pagina 2246). Dat is een plek ongeveer halverwege de bocht van de Galggouw naar de Broekergouw en de parkeerhaven op de Broekergouw . Op de helikopterbeelden is niet te zien dat er op enig moment, vanaf het moment dat er politievoertuigen in beeld verschijnen op de brug bij de Kruisweg (als eerste de Opel Corsa, tussen 14 :29:33 uur en 14 :30:19 uur) één van de verdachten op die locatie staat.
Ten aanzien van de politieambtenaar NP198365 geldt, dat ook hij wisselend heeft verklaard over of er nu wel of niet door verdachten gericht op hem is geschoten. Uit de verklaringen blijkt dat hij heeft gehoord dat er werd geschoten met automatisch vuur. Uiteindelijk heeft hij bij de rechter-commissaris verklaard dat hij überhaupt niet heeft gezien dat er is geschoten (ook niet in de lucht). Ook heeft hij verklaard over automatisch vuur, geratel/harde knallen achter elkaar, hetgeen niet overeenstemt met de forensische bevindingen. Verder geldt dat hij de enige is die heeft verklaard dat er twee verdachten in donkere kleding, met vuurwapens voor hun lichaam, aan deuren van woningen op de Galggouw aan het voelen waren. Geen van de andere politieambtenaren heeft dit verklaard en dit blijkt ook niet uit de helikopterbeelden. Sterker, uit de helikopterbeelden volgt dat de verdachten bij elkaar bleven op de parkeerplaats bij de Kruisweg/ Broekergouw , totdat zij gezamenlijk wegreden in de Peugeot en de Renault. Op basis van voornoemde omstandigheden, komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is komen vast te staan dat door verdachten gericht op NP198365 is geschoten.
NP122738 en NP145721 hebben in hun proces-verbaal van bevindingen verklaard dat zij zagen en hoorden dat één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van, het bruggetje op de Kruisweg met een automatisch vuurwapen over of in hun richting begon te schieten. Kennelijk met de bedoeling om de politieambtenaren op afstand te houden.
De rechtbank vindt dat dit geen stellige verklaring van de genoemde agenten is die inhoudt dat de verdachten gericht op hen hebben geschoten. Uit hun verklaringen volgt niet dat zij daadwerkelijk hebben waargenomen dat verdachten gericht op hen hebben geschoten. Wel heeft NP122738 duidelijk verklaard dat hij heeft gezien dat een verdachte voor hem, op ongeveer 40 meter afstand, in de lucht schoot. Bovendien heeft NP122738 verklaard over automatisch vuur. Zo heeft hij verklaard over het ‘vuurspuwen’ van het wapen en geratel. NP145721 heeft in dit verband verklaard over salvo’s. Geen twintig, maar zes, zeven of acht. Die salvo’s bevatten een stuk of vijf schoten. Deze verklaringen komen niet overeen met de genoemde forensische bevindingen.
Verder hebben NP122738 en NP145721 in hun proces-verbaal van bevindingen een aantal waarnemingen vermeld die twijfel oproepen over de betrouwbaarheid hiervan. Zo hebben zij vermeld dat zij verscheidene kogelinslagen in burger- en politievoertuigen hebben gezien en een aanzienlijke hoeveelheid lege munitiehulzen van kennelijk militair kaliber, in geen geval 9mm hulzen. 9mm hulzen komen uit de wapens die door de politie worden gebruikt.
De voornoemde waarnemingen van de politieambtenaren blijken echter onjuist. Deze komen namelijk niet overeen met de forensische gegevens. Er zijn in heel Broek in Waterland slechts enkele hulzen afkomstig uit de wapens van de verdachten aangetroffen. En, op het dijkje, waarover NP122738 en NP145721 hebben verklaard, zijn geen hulzen aangetroffen.
Tot slot geldt dat aan de ervaringsdeskundige een foto [2] is getoond van de witte brug met daarop een politievoertuig, die is genomen vanaf de kruising van de Broekergouw en de Kruisweg in Broek in Waterland. De ervaringsdeskundige heeft hierover verklaard dat de kans dat de schutter hiervandaan iemand zou raken vrij groot zou zijn. Als de schutter te laag heeft gericht, dan zou er een spoor zichtbaar moeten zijn (geweest) op het wegdek. Als de schutter iemand had willen raken, dan zou er ergens een inslag moeten zijn geweest, bijvoorbeeld in een auto, in een huis of in een boom. Vast staat dat dergelijke inslagen niet zijn aangetroffen.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er een aantal zwaarwegende contra-indicaties zijn, die maken dat de rechtbank niet de overtuiging heeft verkregen dat er door verdachten gericht is geschoten op NP122738 en NP145721 op genoemde locatie.
De verklaringen van de inzittenden van de Opel Corsa, NP160605 en NP117039, zijn niet ondersteunend aan de verklaring van NP122738. Uit hun verklaringen blijkt niet dat zij hebben waargenomen dat verdachten gericht op de politieambtenaren hebben geschoten. Ook de verklaringen van de inzittenden van de Volkswagen Touran, NP116932 en NP235726, zijn niet ondersteunend aan de verklaring van NP122738. Zij hebben verklaard over het schieten vanuit de wegrijdende vluchtauto. Dat betreft een ander moment. De burgergetuige, 3851556, heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de bestuurder van de Porsche – [medeverdachte 2] – met een machinegeweer is uitgestapt en direct alle richtingen begon op te schieten. Dat is aantoonbaar onjuist. [medeverdachte 2] had geen automatisch vuurwapen voor handen.
Zoals eerder is overwogen, staat niet ter discussie dat er door verdachten vanaf de kruising is geschoten. Er zijn op die locatie drie hulzen afkomstig van het wapen van [medeverdachte 1] aangetroffen en één huls afkomstig van het wapen van [medeverdachte 3] . Van één huls is niet komen vast te staan van welk wapen het afkomstig is.
Op basis van de genoemde forensische bevindingen is het mogelijk, in combinatie met de verklaringen van de politieambtenaren, dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben geschoten vanaf de kruising.
De rechtbank is echter niet overtuigd geraakt van de stelling dat verdachten vanaf deze locatie gericht zouden hebben geschoten op de politieambtenaren NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738 en komt daarom niet toe aan de beoordeling van de vraag wie de schutter zou zijn geweest.
E.NP123997, NP248673 en NP249159
NP123997 is een praktijkbegeleider en reed samen met twee student-aspiranten, NP248673 en NP249159, in een Volkswagen Transporter, politiebus, over de A10, toen de Porsche en de Audi op hoge snelheid voorbij kwamen rijden. NP123997 was de bestuurder, NP248673 de bijrijder en NP249159 zat achterin de bus. De verdachten worden ervan verdacht deze politieambtenaren vanaf de kruising voor de parkeerhaven te hebben beschoten.
De politieambtenaren bevonden zich tijdens het eerste vermeende schietincident op de hoek van de Galggouw , in de bocht waar de Galggouw overgaat in de Broekergouw . Tijdens het tweede vermeende schietincident bevonden zij zich bij de fietsbrug of loopbrug, ook bekend onder de naam: het Kippenbruggetje. In de tenlastelegging wordt volstaan met de locatieaanduiding ‘ Broekergouw / Galggouw ’.
Proces-verbaal van bevindingen NP123997, NP248673 en NP249159
NP123997, NP248673 en NP249159 hebben in het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 20 mei 2021 het volgende opgenomen. De politieambtenaren reden op de A10, toen zij zagen dat er een zwarte Porsche en een donkerkleurige Audi, met hoge snelheid van de oprit A10 kwamen en reden in de richting van de S116. NP123997 gaf dit door via de portofoon. De politieambtenaren hoorden in Broek in Waterland dat de Porsche in de richting van de Galggouw was gereden. NP248673 zag op de Galggouw een grote zwarte auto, lijkend op de auto die gezocht werd, rijden in de richting van de Broekergouw .
Op het moment dat de politieambtenaren de bocht naderden, waarin de Galggouw overgaat in de Broekergouw , zag NP123997, toen hij naar links keek, dat er meerdere auto’s op een parkeerplaats stonden. Ook zag hij dat er meerdere verdachten bij deze auto’s stonden. Hij zag dat één van de verdachten een bivakmuts droeg. NP123997 zag op een ongemeten afstand van 100 meter dat de verdachte met de bivakmuts een lang vuurwapen in zijn handen hield. Hij zag dat hij het vuurwapen met de loop naar boven hield. Hij zag vervolgens dat de man met de loop in hun richting wees. NP123997 hoorde vervolgens meerdere knallen die hij herkende als geweerschoten. NP123997 verklaarde dat hij toen richting zijn collega’s in het politievoertuig riep dat er op hen werd geschoten. NP123997 reed toen rechtdoor, het fietspad op, richting het zogeheten ‘Kippenbruggetje’. NP249159 verklaarde dat hij direct het zijportier van het voertuig opende en dekking is gaan zoeken achter het voertuig. Hij heeft zichzelf gepositioneerd achter de wielkast, rechtsvoor van het voertuig. NP248673 verklaarde dat hij twee keer een ‘zoevend’ geluid boven zijn hoofd hoorde. Hij dacht meteen dat dit twee afgevuurde projectielen waren. Hij is vrijwel meteen het voertuig uitgesprongen en heeft dekking gezocht achter het politievoertuig in het gras. NP123997 verklaarde dat ook hij dekking zocht achter het voertuig.
NP123997 en NP249159 hebben verklaard dat zij meermaals het zoeven van mogelijk afgevuurde projectielen in hun richting hoorden.
Verklaringen NP123997
In zijn aangifte verklaarde NP123997 dat hij op 19 mei 2021 samen met twee collega’s, studenten (NP248673 en NP249159) was. Zij zijn de overvallers gevolgd tot in Broek in Waterland. Op de Galggouw is een soort kruising. Toen NP123997 met de politiebus op het midden van de kruising stond, zag hij iemand met een lang vuurwapen voor de brandende auto staan. Gelijk werden hij en zijn collega’s beschoten met een zwaar vuurwapen.
Zij hoorden echt hele zware knallen. NP123997 is toen een klein stukje doorgereden en hij en zijn collega’s zijn toen uitgestapt om dekking te zoeken. NP123997 verklaarde dat hij de kogels langs zijn hoofd hoorde zoemen. Hij hoorde echt meerdere salvo’s achter elkaar. NP123997 hoorde dat er nog steeds op hem en zijn collega’s geschoten werd. Hij hoorde de kogels inslaan vlakbij hen in de buurt.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP123997 hij minstens tien knallen heeft gehoord. NP123997 zag op het moment dat de loop op hem en zijn collega’s was gericht niet dat er ook daadwerkelijk werd geschoten. NP123997 draaide zich meteen om, om te roepen dat er op hen werd geschoten. Hij hoorde wel direct harde knallen, dus voor NP123997 was het zeer aannemelijk dat de verdachte met bivakmuts het wapen op hen richtte en schoot. NP123997 schatte dat hij zich op ongeveer 100 meter afstand van de verdachten bevond. Dit was toen hij dekking was gaan zoeken achter het voertuig.
Bij de rechter-commissaris heeft NP123997 verklaard dat hij op een gegeven moment naar links keek, dat er een auto in brand stond en dat hij een verdachte zag. NP123997 bevond zich toen op ongeveer 100 meter afstand van de verdachte met de bivakmuts en het lange wapen en de brandende auto. NP123997 verklaarde dat hij stapvoets reed toen hij op de kruising aankwam. Toen NP123997 aankwam, zag hij dat de verdachte het wapen eerst in de lucht hield en kort daarna in de richting van hem en zijn collega’s (in de politiebus) wees. NP123997 verklaarde dat hij vrijwel meteen nadat de verdachte zijn wapen op hem en zijn collega’s richtte, zich omdraaide en tegen zijn collega’s zei dat er op hen werd geschoten. NP123997 is doorgereden en hoorde schoten. NP123997 heeft geen mondingsvuur gezien. NP123997 verklaarde dat hij meerdere schoten heeft gehoord, kort achter elkaar. Het klonk als automatisch vuur. NP123997 verklaarde dat hij en zijn collega’s dekking hebben gezocht achter de bus. Hij heeft toen geen schoten meer waargenomen, maar wel gehoord. NP123997 verklaarde dat de verdachte te ver van hem af stond om in de loop van het wapen te kunnen kijken, maar dat hij met zekerheid kon zeggen dat het wapen op hen gericht was.
Verklaringen NP248673
NP248673 verklaarde in zijn aangifte dat hij op de kruising bij de Galggouw hoorde dat er geschoten werd. Hij hoorde ook dat er op hem geschoten werd. Hij hoorde de kogels boven zijn hoofd zoemen. Zijn collega, die de politiebus bestuurde, reed direct verder rechtdoor totdat zij niet verder konden door een fietsbrug. NP248673 en zijn collega’s zijn de politiebus uitgesprongen. Hij hoorde nog steeds dat er werd geschoten. Hij en zijn collega’s zijn in de greppel van een slootje gaan liggen. De afstand tussen hen en de verdachten was ongeveer 100 meter.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP248673 als volgt. NP123997 bestuurde de bus, het was een Volkswagenbus. NP248673 zat op de bijrijdersstoel. NP249159 zat achterin aan de kant van de bijrijder. NP248673 verklaarde dat hij op de kruising van de Galggouw met de Broekergouw luide knallen hoorde en kogels hoorde overvliegen. Hij hoorde twee keer een hard suizend geluid voorbij schieten over het dak van de auto waarin hij zat. Ondanks dat de ramen van de auto dicht waren, klonk het geluid hard. NP248673 wist dat hij en zijn collega’s op dat moment beschoten werden. NP123997 riep direct na de knallen: ‘We worden beschoten’. NP123997 wilde de dienstauto de Broekergouw opsturen, maar er stond een ander dienstvoertuig voor, dat achteruit reed (de achteruitrijlichten brandden). NP123997 reed toen het dienstvoertuig in de richting van het fietsbruggetje.
Aldaar zijn NP248673 en zijn collega’s het voertuig uitgerend. Samen met zijn collega’s is hij achter het dienstvoertuig, tussen de bomen, gaan schuilen. Het dienstvoertuig stond tussen hen en de verdachten in. NP248673 zag op dat moment vier auto’s staan bij de kruising Broekergouw en Kruisweg. NP248673 zag één verdachte staan met een lang wapen in zijn handen, een bivakmuts over zijn gezicht en geheel in het zwart gekleed. Het leek alsof de verdachte langer was, dan de anderen.
NP248673 kreeg het idee dat deze verdachte daar ter beveiliging stond. NP248673 zag dat de verdachte een lang wapen in zijn handen had, maar dit nergens op gericht had. Eerder heeft NP248673 verklaard dat, toen hij uit het dienstvoertuig sprong, er nog steeds geschoten werd. NP248673 verklaarde hierover in zijn aanvullende aangifte dat het luide knallen waren. Hij herkende de knallen als die van een groot kaliber geweer. Hij hoorde deze knallen vanuit de richting waar de verdachte stond. NP248673 heeft niet gezien dat deze verdachte daadwerkelijk schoot op dat moment.
NP248673 verklaarde bij de rechter-commissaris als volgt. NP248673 verklaarde dat hij niemand op zich heeft zien richten. Hij heeft wel de schoten gehoord, maar geen loop op zich zien richten. De bestuurder keek naar waar de voertuigen in brand zijn gestoken. Hij keek naar links, de politiebus kwam vanaf de Galggouw .
Links was er een bosschage en daarna kwam de bocht. De bestuurder keek de bocht in, toen hij zei dat er op hen werd geschoten. Toen hoorde NP248673 twee suizende geluiden boven zijn hoofd en in die omstandigheden had hij in de gaten dat het twee kogels waren en hoorde hij ook andere knallen. Later heeft de bestuurder tegen NP248673 gezegd dat hij heeft gezien dat er werd geschoten. NP248673 heeft dat niet gezien. NP248673 en zijn collega’s zijn bij het Kippenbruggetje uit de politiebus gestapt. NP24673 is toen in de greppel gaan zitten. Zijn afstand tot de verdachte was op dat moment 100 meter. NP248673 zag twee voertuigen staan, en een persoon met een bivakmuts en een lang wapen. Hij stond voor de voertuigen. NP248673 zag dat er iets werd overgeladen. De persoon met het wapen had dit wapen naar beneden gericht. NP248673 verklaarde dat hij de loop niet in zijn richting heeft zien wijzen. Hij hoorde dat er op hem werd geschoten. Op het moment van het suizen, heeft hij niemand gezien. Hij zag de verdachte pas later, toen hij uit de politiebus stapte.
Verklaringen NP249159
In zijn aangifte verklaarde NP249159 als volgt. NP249159 was op 19 mei 2021 samen met twee collega’s in een herkenbare politiebus op de A10, toen de overvallers hen voorbij kwamen rijden.
In Broek in Waterland waren hij en zijn collega’s de overvallers even kwijt totdat NP249159 opeens zwarte rook zag. Zij zijn toen in die richting gereden en kwamen oog in oog met de overvallers te staan. Dit was ter hoogte van perceel 30 op de Galggouw . Op de kruising hoorde NP249159 veel schoten. De schoten waren snel achter elkaar. Het leek alsof de kogels ergens insloegen en hij hoorde de kogels over zijn hoofd zoemen. Zijn collega zei hem dat ze werden beschoten. De bus reed er voorbij en ze zijn dekking gaan zoeken. NP249159 heeft geen schoten meer gehoord, toen hij in dekking lag. Vanuit de ruit van de bijrijderskant heeft NP249159 nog gekeken naar de plek waarvandaan er geschoten was. Hij zag alleen dat de mannen bezig waren om iets over te laden. Hij weet niet hoeveel mannen het waren. NP249159 is onder het bruggetje dekking gaan zoeken.
In zijn aanvullende aangifte verklaarde NP249159 als volgt. Tijdens de autorit hoorde NP249159 dat er werd gezegd dat er een achtervolging gaande was en dat de verdachten aan het schieten waren. NP249159 verklaarde dat hij en zijn collega’s in de politiebus direct achter de verdachten aanreden op de N247 richting Volendam. Zij werden ingehaald door diverse andere politiecollega’s, die in snellere voertuigen reden. Op een gegeven moment zag hij dat de beide voertuigen afsloegen richting Broek in Waterland.
NP249159 is samen met zijn collega’s de Galggouw opgereden. Toen zag hij een grote zwarte rookpluim aan zijn linkerzijde. Ter hoogte van de kruising met de Broekergouw , reed de politiebus stapvoets. NP249159 hoorde toen opeens veel tikgeluiden en gelijktijdig hoorde hij zoef geluiden. NP249159 verklaarde dat hij op dat moment heel erg het gevoel had dat er op hen werd geschoten. In zijn beleving hoorde hij geen vuurwapenknallen. De tikgeluiden en het zoeven interpreteerde NP249159 als dat de bus werd beschoten en werd geraakt.
Hij dacht echt dat de bus werd geraakt door allerlei kogels. NP249159 heeft niet gezien wie er op hen heeft geschoten. Hij verklaarde dat het in zijn beleving niet anders kan dan dat er werd geschoten vanuit de kant waar de auto in brand stond. Hij hoorde van één van zijn collega’s, die met hem in de politiebus zat, dat zij werden beschoten. Direct hierna is hij gebukt in het voertuig gaan zitten. Vanaf dat moment kon NP249159 niet meer naar buiten kijken. Toen de bus tot stilstand kwam, is de NP249159 dekking gaan zoeken.
Bij de rechter-commissaris verklaarde NP249159 het volgende. NP249159 verklaarde dat hij getik heeft gehoord en in de hectiek dacht dat er op de auto was geschoten, maar dat bleek niet zo te zijn. NP249159 verklaarde dat hij die dag achterin een Volkswagen Transporter zat. NP123997 was de chauffeur en NP248673 was de bijrijder. NP249159 heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er wapens op hem en zijn collega’s werden gericht.
Toen zijn collega, NP123997, tegen hem en NP248673 zei dat ze werden beschoten, heeft NP249159 niet gekeken of dat klopte. Hij heeft toen meteen dekking gezocht. NP249159 heeft wel schoten gehoord. Hij hoorde geratel en gezoef. Hij zat toen in de auto. De bestuurder schoot toen rechtdoor het fietspad op ter dekking. Aan het einde van dit fietspad is het kippenbruggetje. De bus kon niet over dit bruggetje en dus stopte hij daarvoor. NP249159 verklaarde dat hij en zijn collega’s toen uit de politiebus zijn gestapt en erachter zijn gaan zitten. NP249159 verklaarde dat hij bij de wielkast rechtsvoor keek over de motorkap richting de verdachten. Hij zag dat zij onverstoord doorgingen met het overladen van de buit. Hij zag een wapen bij de persoon die het dichtst bij hen stond, een lang zwart wapen. Op dat moment was het wapen niet op hen gericht. NP249159 verklaarde nogmaals dat hij niet heeft gezien dat de man het wapen op hen heeft gericht of dat hij op hen schoot. NP249159 verklaarde dat hij zijn collega’s, NP123997 en NP248673, beiden hebben geschoten. Hij hoorde tijdens de knallen van zijn collega’s geen andere knallen. NP249159 verklaarde dat het zoeven kort boven hem was. Hij kan geen indicatie geven van naar waar en hoe hoog. Ook weet NP249159 niet waar het tikkende geluid vandaan kwam. Het was een tikkend geratel. Het geratel, getik en gezoef maakte dat NP249159 er niet aan twijfelde dat er op dat moment werd geschoten. NP249159 verklaarde dat hij dit geluid hoorde op het moment dat N123997 zei dat er op hen werd geschoten.
Bij de kruising van de Broekergouw met de Galggouw hoorde NP249159 deze geluiden en het duurde heel kort, het was secondewerk. NP249159 hoorde geen ratelen en tikken op het moment dat zijn collega’s schoten. Dat geluid heeft hij alleen gehoord toen hij in de bus zat.
Oordeel van de rechtbank
Hoek van de Galggouw
Uit de verklaringen van NP123997 volgt dat hij zich op ongeveer 100 meter afstand van de verdachten bevond, op de hoek van de Galggouw . Hij zag op het moment dat de loop op hem en zijn collega’s was gericht niet dat er ook daadwerkelijk werd geschoten. Hij zag dat de verdachte het wapen eerst in de lucht hield en kort daarna in de richting van hem en zijn collega’s (in de politiebus) wees. Vrijwel meteen daarna draaide NP123997 zich om, om tegen zijn collega’s te zeggen dat er op hen werd geschoten. NP123997 is vervolgens doorgereden en hoorde schoten. Hij heeft geen mondingsvuur gezien. Doordat hij harde knallen hoorde, was het voor NP123997 zeer aannemelijk dat de verdachte het wapen op hen richtte en schoot.
Uit het voorgaande maakt de rechtbank op dat NP123997 de verdachte niet daadwerkelijk heeft zien schieten. Bovendien is NP13997 de enige van de drie politieambtenaren uit de politiebus, die heeft verklaard dat verdachten gericht op de politiebus (en de inzittende) hebben geschoten vanaf de kruising naar de hoek Galggouw / Broekergouw , waar de drie politieambtenaren zich in de bus bevonden. De waarneming van NP123997 wordt voorts niet ondersteund door ander bewijsmateriaal. Hij heeft verklaard dat hij minstens tien knallen heeft gehoord. Er zijn echter geen inslagen aangetroffen in objecten in de omgeving, zoals auto’s, huizen en/of bomen.
Uit de verklaringen van NP248673 volgt dat hij enkel heeft gehoord dat er geschoten werd. NP248673 heeft niet zelf gezien dat er op hem en zijn collega’s werd geschoten. Hij heeft verklaard dat hij luide knallen hoorde en kogels hoorde overvliegen. Hij hoorde twee keer een hard suizend geluid voorbij schieten over het dak van de politiebus. N248673
wistop dat moment dat hij en zijn collega’s werden beschoten op dat moment. Bovendien riep NP123997 direct na de knallen dat ze werden beschoten. Vervolgens reeds NP123997 de politiebus in de richting van het Kippenbruggetje.
Ook uit de verklaringen van NP249159 volgt niet dat hij zelf heeft waargenomen dat de verdachten gericht op hem en zijn collega’s in de politiebus op de hoek van de Galggouw hebben geschoten. Ook NP249159 heeft enkel verklaard dat hij schoten heeft gehoord, snel achter elkaar. Het leek alsof de kogels ergens insloegen en hij hoorde de kogels over zijn hoofd zoemen. Zijn collega zei hem dat ze werden beschoten. Verder heeft NP249159 verklaard dat hij tik- en zoefgeluiden hoorde. NP249159 verklaarde dat hij op dat moment heel erg het gevoel had dat er op hen werd geschoten. Hij dacht echt dat de bus werd geraakt door allerlei kogels. NP249159 heeft niet gezien wie er op hen heeft geschoten. Hij verklaarde dat het in zijn beleving niet anders kan, dan dat er werd geschoten vanaf de kant waar de auto in brand stond. NP249159 heeft verklaard dat hij niet heeft gezien dat er wapens op hem en zijn collega’s werden gericht. De bestuurder, NP123997, reed door het fietspad op. Aan het einde van dit fietspad is het Kippenbruggetje.
Op basis van het voorgaande, komt de rechtbank tot de conclusie dat zij niet is overtuigd dat er door verdachten vanaf de kruising in de richting van de hoek van de Galggouw gericht op NP123997, NP248673 en NP249159 is geschoten. Uit de verklaringen van de genoemde politieambtenaren, maakt de rechtbank op dat zij niet hebben gezien dat er door verdachten gericht op hen is geschoten. Bovendien zijn er geen inslagen aangetroffen in omliggende objecten, zoals huizen en/of bomen, of de politiebus zelf.
Kippenbruggetje
Ook voor wat betreft het Kippenbruggetje geldt dat uit de verklaringen van NP123997, NP248673 en NP249159 niet volgt dat zij hebben gezien dat er door verdachten vanaf de kruising in de richting van het Kippenbruggetje, gericht op hen, is geschoten. Toen zij in dekking lagen, achter de politiebus, heeft NP123997 geen schoten gezien, wel gehoord.
NP248673 verklaarde dat hij, toen hij zich in dekking bevond achter de politiebus bij het Kippenbruggetje, vier auto’s zag staan bij de kruising Broekergouw en Kruisweg. Hij zag een verdachte staan met een lang wapen in zijn handen, een bivakmuts over zijn gezicht en geheel in het zwart gekleed. NP248673 had het idee dat de verdachte daar ter beveiliging stond. De verdachte had het wapen nergens op gericht, naar beneden. NP248673 heeft niet gezien dat deze verdachte schoot. NP248673 heeft niemand op zich zien richten. Hij heeft wel schoten gehoord, maar geen loop zien richten. In de omgeving van het Kippenbruggetje zijn bovendien geen inslagen aangetroffen.
De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachten gericht op genoemde verbalisanten op deze locatie hebben geschoten en komt dus niet toe aan de vraag wie de schutter zou zijn geweest.
Conclusie rechtbank over vermeende schietincidenten in Broek in Waterland
De rechtbank concludeert dat uit het genoemde bewijsmateriaal niet volgt dat er door verdachten gericht op de politieambtenaren is geschoten vanaf de kruising: niet in de richting van de Broekergouw /Kruisweg, gericht op de (inzittenden van) de Hyundai Kona (NP235586 en NP188129), niet in de richting van de brug op de Kruisweg, gericht op: NP199795, NP124278, NP198365 en NP122738, niet in de richting van de hoek Galggouw - Broekergouw gericht op de (inzittenden van) de Volkswagen Passat (NP183288 en NP158982) en gericht op de (inzittenden van) de Volkswagen Transporter/politiebus (NP123997, NP248673 en NP249159) en niet in de richting van het Kippenbruggetje, gericht op de (inzittenden van) de Volkswagen Transporter/politiebus (NP123997, NP248673 en NP249159).
3.3.3.3 Bewezenverklaring: medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag (feit 2 primair)
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat in één van de in feit 2 primair ten laste gelegde schietincidenten, te weten op de invoegstrook S115/A10, sprake is geweest van gericht schieten op een politievoertuig, te weten de Volkswagen Touran waarin zich op dat moment de politieambtenaren NP225356 en NP122306 bevonden. Ten aanzien van de vraag of de verdachten daarbij opzet hebben gehad op de dood van deze politieambtenaren overweegt de rechtbank als volgt.
Geen sprake van ‘vol’ opzet
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie, van oordeel dat geen sprake is van ‘vol’ opzet. Van vol opzet is sprake indien de dader willens en wetens handelt. De dader moet de wil hebben op een bepaalde handeling of gevolg, in dit geval de dood van de politieambtenaren. Of het doel wordt behaald, is niet van belang voor het bewijs van opzet. De rechtbank is van oordeel dat niet blijkt dat de verdachten willens en wetens hebben gepoogd de politieambtenaren te doden. Uit het dossier volgt dat de verdachten op de vlucht waren en de politie (en burgers/omstanders) wilden afschrikken.
Voorwaardelijk opzet
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg, zoals in dit geval de dood, is aanwezig wanneer de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Er is geen grond de inhoud van het begrip ‘aanmerkelijke kans’ afhankelijk te stellen van de aard van het gevolg. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Onder ‘de naar algemene ervaringsregels aanmerkelijke kans’ dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid. De Hoge Raad kan geen algemene regels geven over de exacte grootte van de kans die in het algemeen of voor een bepaald type delict minimaal vereist zou zijn, laat staan deze kans in een percentage uitdrukken.
Voor de vraag of sprake is van bewuste aanvaarding van zo een kans heeft te gelden dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, niet zonder meer kan worden afgeleid dat hij de aanmerkelijke kans op het gevolg ook bewust heeft aanvaard, omdat ook sprake kan zijn van bewuste schuld. Van degene die weet heeft van de aanmerkelijke kans op het gevolg, maar die naar het oordeel van de rechter ervan is uitgegaan dat het gevolg niet zal intreden, kan wel worden gezegd dat hij met (grove) onachtzaamheid heeft gehandeld maar niet dat zijn opzet in voorwaardelijke vorm op dat gevolg gericht is geweest.
Of in een concreet geval moet worden aangenomen dat sprake is van bewuste schuld dan wel van voorwaardelijk opzet zal, indien de verklaringen van de verdachte en/of bijvoorbeeld eventuele getuigenverklaringen geen inzicht geven omtrent hetgeen ten tijde van de gedraging in de verdachte is omgegaan, afhangen van de feitelijke omstandigheden van het geval. Daarbij zijn de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht, van belang. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het – behoudens contra-indicaties – niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg bewust heeft aanvaard.
Bewezen is verklaard dat de verdachte [medeverdachte 1] in de bocht van de invoegstrook S115/A10, met vrij schootsveld, en op korte afstand, gericht op het politievoertuig, waarin zich de politieambtenaren NP225356 en NP122306 bevonden, heeft geschoten. De rechtbank is van oordeel, gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze gedraging, dat het niet anders kan zijn dan dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het genoemde voertuig en de zich daarin bevindende politieambtenaren, NP225356 en NP122306, zouden worden geraakt met als gevolg dat deze zouden komen te overlijden.
De verdediging heeft aangevoerd dat sprake was van een professionele overval en dat het niet de bedoeling was dat er politieambtenaren doodgeschoten zouden worden. Er zou bewust mis zijn geschoten door de verdachten en dit zou van tevoren zijn afgesproken. De verdachten hebben dit ter zitting over en weer in elkaars zaken verklaard. Volgens de verdediging wordt het voorgaande verder ondersteund door het (ontbreken van) forensisch bewijs: projectielen zijn in de lucht geschoten en daarom niet teruggevonden. Ook zijn er geen inslagen aangetroffen.
De rechtbank verwerpt dit verweer van de verdediging. Het is niet aannemelijk geworden dat er sprake was van een afspraak tussen verdachten om niet gericht te schieten op politieambtenaren. De verdachten hebben geenszins hetzelfde verklaard over wanneer, waar en met wie een dergelijke afspraak zou zijn gemaakt. Bovendien volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen dat er wel degelijk gericht op een politievoertuig is geschoten.
Medeplegen
In het voorbereiden van een ernstig misdrijf als een gewapende overval ligt besloten dat men niet door de politie aangehouden wil worden en bij een eventuele betrapping op de vlucht slaat. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de verdachten zijn gevlucht, als een zo waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in de eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval, dat ook wat betreft de vlucht en de daarbij verrichte grove geweldshandelingen bewust en nauw is samengewerkt, zodat ook ten aanzien van dit onderdeel sprake is van medeplegen.
Gekwalificeerd
De verdachten hebben het feit gepleegd met het oogmerk om met de buit weg te komen. Daarover is geen verweer gevoerd door de verdediging en bestaat dus ook geen discussie.
Conclusie
De rechtbank acht het onder feit 2 primair ten laste gelegde, het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag op de politieambtenaren NP225356 en NP122306 op de invoegstrook S115/A10 wettig en overtuigend bewezen.
3.3.3.4 Bewezenverklaring: medeplegen van bedreiging (feit 2 meer subsidiair)
De rechtbank is in het andere ten laste gelegde schietincident (Zuiderzeeweg/a10/Slochterweg) ten aanzien van NP225356 en NP122306 niet tot een bewezenverklaring gekomen van poging tot (gekwalificeerde) doodslag. Ook geldt voor NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP198365, NP123997, NP248673, NP249159 en NP122738 dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring is gekomen van het aan verdachten ten laste gelegde onder feit 2 primair en subsidiair. De vraag die de rechtbank hierna zal beantwoorden is of het handelen van verdachten moet worden gezien als een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel zware mishandeling, zoals dit onder feit 2 meer subsidiair aan verdachten ten laste is gelegd.
Bedreiging
Voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel met zware mishandeling is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen respectievelijk zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht.
Vaststaat dat verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] op de Meeuwenlaan en gedurende de daarop volgende vlucht richting Broek in Waterland met een vuurwapen in de lucht hebben geschoten. Beiden hebben verklaard dat het de bedoeling was de politieambtenaren te waarschuwen/op afstand te houden. Voorts is op camerabeelden van de vlucht te zien dat omstreeks 14 .15 uur [medeverdachte 3] zijn vuurwapen uit het raam van de Audi hield en zijn er omstreeks 14 .23 uur vijf schoten te horen. Uit jurisprudentie volgt dat het schieten in de lucht met een vuurwapen doorgaans als bedreiging wordt gezien. [3]
Ten aanzien van NP225356 en NP122306 (A) is weliswaar niet komen vast te staan dat er door de verdachten gericht op hen is geschoten bij het Shell tankstation op de Slochterweg, maar op basis van hun verklaringen en gezien de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] dat zij gedurende de vlucht met een vuurwapen hebben geschoten met de bedoeling politieambtenaren te waarschuwen/op afstand te houden, staat naar het oordeel van de rechtbank, voldoende vast dat er op de genoemde locatie een automatisch vuurwapen aan de politieambtenaren opzettelijk en dreigend is getoond. Ook is er volgens de genoemde verbalisanten door de verdachten geschoten tijdens de achtervolging op de A10. Niet is vast komen te staan dat er door verdachten op de Zuiderzeeweg is geschoten.
Het voorgaande geldt eveneens voor wat betreft de overige politieambtenaren:
  • ten aanzien van NP188129 en NP235586 (B) voor wat betreft het schieten vanuit de Audi op de N247 en het schieten in Broek in Waterland op de Broekergouw /Kruisweg;
  • ten aanzien van NP183288 voor wat betreft het schieten op de N247 en de Galggouw ;
  • ten aanzien van NP158982 voor wat betreft het schieten op de Galggouw (hij heeft op de N247 geen schoten waargenomen);
  • ten aan zien van NP199795, NP124278, NP123997, NP248673, NP249159 en NP122738 geldt dat er, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende vast is komen te staan dat er door de verdachten opzettelijk en dreigend (een) automatisch(e) vuurwapen(s) zijn getoond op de in de tenlastelegging genoemde locaties.
Op basis van de verklaringen van de voornoemde politieambtenaren in combinatie met de genoemde verklaringen van verdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] staat voldoende vast dat hen op de in de tenlastelegging genoemde locaties opzettelijk en dreigend een vuurwapen is getoond, dan wel op hen is gericht.
Naar het oordeel van de rechtbank levert het dreigend tonen en/of in de lucht schieten met een automatisch vuurwapen zonder meer een bedreiging met enig misdrijf gericht tegen het leven op, in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Juist omdat vuurwapens, in het bijzonder automatische vuurwapens, zo gevaarlijk zijn, gaat van het tonen en gebruik ervan een enorme dreiging uit. Bij de bedreigde politieambtenaren kon dan ook de gerede vrees ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen.
Vrijspraak NP198365
Uit de verklaringen van NP198365, maakt de rechtbank op dat hij slechts schoten heeft gehoord. Uit zijn verklaringen blijkt niet dat hij heeft waargenomen dat verdachten aan NP198365 opzettelijk en dreigend een vuurwapen hebben getoond of in zijn richting gehouden. Verdachte zal daarom op dit punt partieel vrijgesproken worden.
3.3.4 Bewezenverklaring: medeplegen van bedreiging (feit 3)
De rechtbank acht voorts bewezen dat verdachte zich op 19 mei 2021 te Amsterdam en Broek in Waterland, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van de politieambtenaren, zoals genoemd in de tenlastelegging bij feit 3. Vast is komen te staan dat er aan deze politieambtenaren opzettelijk dreigend automatische vuurwapens zijn getoond en/of gericht gehouden en/of in de lucht is geschoten. Niet is bewezen dat er met automatische vuurwapens in de richting van (voertuigen van) deze politieambtenaren is geschoten.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de verklaringen van de genoemde politieambtenaren, de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij op 19 mei 2021 gedurende de overval buiten bij het pand van [bedrijf 1] meerdere malen in de lucht heeft geschoten, de camerabeelden van [bedrijf 1] , de helikopterbeelden en de forensische bevindingen.
3.3.4.1 Meeuwenlaan
Verklaringen politieambtenaren
Politiebus 1
De politieambtenaren NP172736, NP248667 en NP244936 reden met elkaar in een opvallende politiebus. NP172736 was de bestuurder en de praktijkbegeleider van de studenten NP248667 en NP244936. Op 19 mei 2021, omstreeks 14 :15 uur, reden zij in de buurt van de Meeuwenlaan, op de Fazantenweg, en hoorden zij schoten. Zij hoorden via de portofoon dat er een schietpartij gaande was op de [adres 1] te Amsterdam. Ter plaatse, zagen de politieambtenaren, ter hoogte van perceelnummer [nummer 4] , meerdere personen staan en zagen zij dat deze personen in het donker/zwart waren gekleed. In het door hen opgemaakte proces-verbaal van bevindingen, hebben zij geverbaliseerd dat zij zagen dat één van deze personen een (groot/lang) vuurwapen vast had, waarmee hij omhoog schoot. De politieambtenaren hoorden een harde knal.
Politiebus 2
Een tweede politiebus, met een begeleider, NP161440, en drie studenten, reed op voornoemde dag en tijdstip ook op de Fazantenweg en reed – na het horen van schoten – ook naar de [adres 1] . NP161440 zag bij perceelnummer [nummer 4] enkele voertuigen staan. Hij zag toen drie mannen. Hij zag vervolgens dat één van de mannen een vuurwapen op hem en zijn collega’s gericht hield. Vervolgens zag hij dat dit vuurwapen naar boven gericht werd en hoorde hij een knal.
Politiebus 3
Er was nog een derde opvallende politiebus ter plaatse. NP123202, NP249222 en NP249159 waren op 19 mei 2021 met schaduwnoodhulpdienst belast en zij reden, omstreeks 14 :13 uur, op de [adres 1] . Zij zagen op de ventweg meerdere voertuigen bij elkaar staan en zagen dat er een persoon stond, die hen met zijn ogen bleef volgen. De politieambtenaren zagen vervolgens dat de persoon een lang wapen voor zich droeg, dit omhoog richtte en schoot. Zij zagen en hoorden daarna dat de persoon nog twee tot drie keer een schot loste. De genoemde politieambtenaren uit de drie politiebussen hebben allen in hun aangiftes omschreven dat zij zich ernstig bedreigd voelden. Meerdere politieambtenaren hebben verklaard dat zij dachten dat zij, en/of hun collega’s, dood zouden gaan.
Verklaring [medeverdachte 3] , beelden [bedrijf 1] en forensische bevindingen
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij tijdens de overval van het waardetransport bij [bedrijf 1] , gelegen aan de [adres 1] , tot taak had om mensen op afstand te houden, door in de lucht te schieten met een automatisch vuurwapen. Hij heeft verklaard meerdere malen in de lucht te hebben geschoten. Dit is ook zichtbaar op de camerabeelden van [bedrijf 1] .
Deze verklaring sluit ook aan op de forensische bevindingen, zoals eerder uiteengezet in dit vonnis. Op de [adres 1] zijn dertien hulzen gevonden, afkomstig van het vuurwapen dat is gebruikt door [medeverdachte 3] .
De verdediging inzake [medeverdachte 3] heeft aangevoerd dat ten aanzien van NP161440 vrijspraak dient te volgen. Volgens de verdediging heeft NP161440 gesteld dat er in zijn richting zou zijn geschoten, deze stelling zou niet worden onderbouwd door het proces-verbaal.
De rechtbank leest in de aangifte van NP161440 slechts terug dat NP161440 zag dat één van de mannen een vuurwapen op hem en zijn collega’s
gerichthield. Vervolgens zag hij dat dit vuurwapen naar boven gericht werd en hoorde hij een knal. Hieruit volgt niet dat NP161440 heeft verklaard dat er door verdachten gericht op hem (of zijn collega’s) is geschoten. Wel volgt uit de verklaringen van NP161440 dat er door verdachten opzettelijk en dreigend een vuurwapen op NP161440 is gericht en dat er vervolgens in de lucht is geschoten.
De rechtbank gaat er op basis van het voorgaande van uit dat de genoemde politieambtenaren in de drie politiebussen [medeverdachte 3] hebben zien en horen schieten op de [adres 1] , voor [bedrijf 1] . De rechtbank is van oordeel dat er aan de genoemde politieambtenaren, NP172736, NP248667, NP244936, NP161440, NP123202, NP249222 en NP249159, op de Meeuwenlaan, opzettelijk en dreigend een automatisch vuurwapen is getoond en dat met dit vuurwapen meermalen in de lucht is geschoten.
3.3.4.2 Vluchtroute en Broek in Waterland
Vluchtroute – onderweg passeren Porsche
NP160250 heeft verklaard dat hij, bij het passeren van de Porsche die Noord uit reed, terwijl hij Noord in reed, zag dat de bijrijder van de Porsche een groot vuurwapen over de armen van de bestuurder neerlegde met de loop in de richting van hem en zijn collega. De tussenafstand tussen het voertuig van de genoemde verbalisant en de Porsche betrof – volgens het proces-verbaal van bevindingen – ongeveer zes meter. NP160250 voelde zich door het voorgaande ernstig bedreigd. Hij verklaarde dat het anders had kunnen aflopen.
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie, van oordeel dat het de
shotgunvan [medeverdachte 10 (overleden)] moet zijn geweest, die NP160250 bij het passeren van de Porsche heeft gezien. Uit, onder meer, de camerabeelden van [bedrijf 1] blijkt immers dat [medeverdachte 10 (overleden)] als bijrijder in de Porsche was gestapt.
Broek in Waterland – brug Kruisweg
NP119606 en NP124149
NP119606 verklaarde dat hij, samen met zijn collega, NP124149, in Broek in Waterland was en twee donkergekleurde auto’s, een SUV en een stationwagen, zag wegrijden van het parkeerterrein in het verlengde van de Kruisweg. Hij zag dat het achterraam van de SUV, direct achter de bestuurder, open stond. Hij zag de loop van een lang vuurwapen uit het raam steken. Hij hoorde het geluid van schieten. NP119606 associeerde het geluid van de harde knallen met die van een automatisch vuurwapen. NP124149 heeft eveneens verklaard dat hij harde knallen hoorde en heeft verklaard dat hij uit het linker achterportierraam van het achterste voertuig een automatisch vuurwapen naar buiten werd gestoken. De loop was gericht op de brug op de Kruisweg, waar hij dekking zocht.
De verdediging inzake [medeverdachte 3] heeft betoogd dat op de helikopterbeelden niet zichtbaar is dat er een loop uit één van de auto’s steekt. Ook zijn er geen schoten hoorbaar over de portofoon en zijn er geen schietbewegingen te zien.
De rechtbank gaat uit van de verklaring van NP119606 en verwerpt het verweer van de verdediging. Dat er geen schoten hoorbaar zijn, betekent niet dat er niet geschoten is. Er is ruis te horen bij de beelden. Het portofoonverkeer is slechts deels hoorbaar. Bovendien zijn de beelden van een afstand gemaakt en is de linkerzijde van de auto’s niet voortdurend in beeld. Hetgeen maakt dat het goed mogelijk is dat weliswaar op de beelden de loop niet te zien is, maar dat deze wel degelijk uit één van de auto’s steekt.
Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat dit vuurwapen, dat NP119606 en NP124149 hebben gezien, van [medeverdachte 3] moet zijn geweest. De rechtbank komt ook tot dit oordeel. Op de helikopterbeelden is het wegrijden van de Renault en de Peugeot van de kleine parkeerhaven aan de Broekergouw , in het verlengde van de Kruisweg, te zien. Uit de beelden volgt dat de Renault voorop reed en daarachteraan de Peugeot. Uit de helikopterbeelden valt op te maken dat [medeverdachte 3] achterin de Peugeot was gestapt.
NP145721
NP145721 heeft in zijn aangifte verklaard dat hij en zijn collega NP122738 zich op 19 mei 2021 op de A10 aansloten bij de achtervolging van de verdachten in de Porsche en de Audi. In Broek in Waterland positioneerden zij hun voertuig op ongeveer 100 meter afstand van de brug richting de Broekergouw . Hij verklaarde dat hij zag en hoorde dat één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van de brug, met een automatische vuurwapen over of in de richting van de politieambtenaren op de brug schoten. NP145721 heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zich ernstig bedreigd voelde.
Uit het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door NP145721 en NP122738, volgt eveneens dat de beide politieambtenaren zagen en hoorden dat één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van, de brug met een automatisch vuurwapen begon te schieten. De genoemde politieambtenaren hebben in hun proces-verbaal van bevindingen geverbaliseerd dat de verdachten kennelijk de bedoeling hadden om hen, de politie, op afstand te houden.
Door de verdediging inzake [medeverdachte 3] is aangevoerd dat hetgeen de genoemde politieambtenaren stellen te hebben waargenomen niet correspondeert met hetgeen op beelden van de helikopter is te zien noch met wat andere politieambtenaren op dezelfde locatie hebben waargenomen. De rechtbank verwerpt dit verweer. NP122738 en NP145721 hebben in hun proces-verbaal van bevindingen verklaard dat zij zagen en hoorden dat één of twee van de verdachten op, of in de directe nabijheid van, de brug op de Kruisweg met een automatisch vuurwapen over of in hun richting begon te schieten. Ook andere politieambtenaren hebben verklaard dat verdachten in de buurt van deze locatie hebben geschoten. Dat op de beelden niet direct is te zien dat de verdachten in de nabijheid van de brug op de Kruisweg in de richting van of over de politieambtenaren hebben staan schieten, doet niet af aan hun verklaringen. De beelden zijn vanaf een afstand gemaakt.
Bovendien staat vast dat op de beelden verdachten zijn te zien rondom de parkeerhaven aan de Broekergouw , in de buurt van de brug op de Kruisweg. De helikopter wisselt tussen de warmtecamera en beelden in kleur, waardoor niet exact is vast te stellen wat er van seconde tot seconde is gebeurd. De rechtbank acht, op basis van de verklaringen van verdachten en het forensische bewijs, voldoende bewezen dat verdachten op die locatie hebben geschoten en opzettelijk en dreigend een automatisch vuurwapen hebben getoond.
NP235726
NP235726 heeft verklaard dat hij zijn dienstauto heeft geparkeerd achter de Opel Corsa op de brug op de Kruisweg in Broek in Waterland. Toen hij uitstapte hoorde hij harde doffe klappen, ‘echte’ schoten. Het schieten kwam achter de brug vandaag, vanuit de richting van de brandende voertuigen. NP235726 verklaarde voorts dat hij op keek en zag dat er een zwart voertuig, type SUV, in de richting van de Galggouw reed. Hij zag dat de verdachte op de passagiersstoel links achterin een lang voorwerp uit het raam in de richting van de politieambtenaren op de brug richtte. Het voorwerp leek de loop van een lang vuurwapen te zijn.
Uit het proces-verbaal van bevindingen dat NP235726, samen met zijn collega NP116932, heeft opgemaakt, volgt dat zijn bijrijder, NP116932, eveneens heeft verklaard dat het linker raam openstond. NP116932 heeft verklaard dat het de achterste auto betrof.
Door de verdediging inzake [medeverdachte 3] is aangevoerd dat op de helikopterbeelden om 14 :30 uur geen schoten zijn te horen via de portofoon. Ook is er geen verdachte te zien die in de richting van de brug beweegt noch zijn er überhaupt wapens of schietbewegingen te zien op dit moment. De rechtbank verwerpt dit verweer. Dat er geen schoten zijn te horen via de portofoon, betekent, zoals hiervoor vermeld, niet dat er niet geschoten is. Daarnaast geldt dat NP235756 heeft verklaard dat er uit het achterraam van een van de auto’s de loop van een lang vuurwapen zichtbaar zou zijn. Dat dit niet zichtbaar is op de helikopterbeelden, doet niet af aan de verklaring van NP235726 omdat de camera van de helikopter vooral op de achter- en rechterzijde van de auto’s is gericht, waardoor niet (goed) zichtbaar is wat er aan de andere zijde van de auto’s gebeurt.
Het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd dat de SUV waaruit het wapen stak de Peugeot moet zijn geweest. Daarin bevond zich [medeverdachte 3] op de achterbank. De rechtbank komt ook tot dit oordeel. Op de helikopterbeelden is het wegrijden van de Renault en de Peugeot van de kleine parkeerhaven aan de Broekergouw , in het verlengde van de Kruisweg, te zien. Uit de beelden volgt dat de Renault voorop reed en daarachteraan de Peugeot.
NP133681
NP133681 heeft verklaard dat hij zich, samen met zijn collega, bevond in een gepantserd voertuig (in de tenlastelegging wordt dit het ‘ramvoertuig’ genoemd). Op het moment dat hij en zijn collega ter plaatse kwamen in Broek in Waterland was de Renault, gevolgd door de Peugeot, net de Galggouw opgereden. NP133681 en zijn collega reden langs het parkeerterrein, waar op dat moment de twee auto’s in brand stonden, richting de Galggouw . NP133681 maakte een bocht naar rechts en zag op dat moment twee voertuigen op de weg staan. Hij zag dat zij achteruit reden. Op dat moment besloot NP133681 een van de voertuigen, de Peugeot, te rammen. NP133681 verklaarde dat hij vlak voor het rammen zag dat er een verdachte uit de passagierskant stapte en een lang wapen vasthield, NP133681 dacht aan een Kalasjnikov. NP133681 zag dat de verdachte begon te richten met het wapen. Hij hoopte dat het glas van het gepantserde voertuig, waar hij zich in bevond, het zou houden. NP133681 verklaarde dat hij op dat moment de dood in de ogen zag.
Hij vreesde dat hij en zijn collega het niet zouden overleven. Gelukkig kon NP133681 op tijd het voertuig rammen, waardoor de verdachte opzij sprong en daardoor niet op hen kon schieten.
Ook de bijrijder NP181303 heeft verklaard dat hij zag dat voor het rammen er een verdachte uit het voertuig stapte met een AK die hij met beide handen vasthield. Ook hij was bang dat het glas van het voertuig niet dik genoeg zou zijn.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij uit de Peugeot is gestapt vlak voordat deze werd geramd, maar hij heeft ontkend dat hij toen zijn wapen heeft gericht op de inzittenden van het gepantserde voertuig. NP181303 heeft verklaard dat hij niet heeft gezien of het wapen op hen werd gericht. In het proces-verbaal van bevindingen dat door de genoemde politieambtenaren, NP133681 en NP181303, nog diezelfde dag, 19 mei 2021, is opgemaakt staat vermeld dat de man die voor het rammen uit de auto sprong een lang vuurwapen in zijn handen had, maar geen van beiden heeft daarin verwoord dat dit wapen op hen werd gericht.
De rechtbank is, met het Openbaar Ministerie, van oordeel dat niet kan worden bewezen dat [medeverdachte 3] het automatische vuurwapen op de genoemde locatie op het gepantserde voertuig en de inzittenden, NP133681 en NP181303, heeft gericht. Echter, op basis van de genoemde bewijsmiddelen staat voldoende vast dat het vuurwapen opzettelijk en dreigend is getoond. [medeverdachte 3] had het wapen in de auto kunnen laten, maar koos ervoor dit toch bij zich te dragen. Van het tonen van het wapen
an sichgaat, zeker nu het gaat om een automatisch vuurwapen in de omstandigheden zoals die hiervoor beschreven zijn, al een enorme dreiging uit.
Tussenconclusie rechtbank
Op de genoemde locaties zijn automatische vuurwapens opzettelijk en dreigend getoond aan de politieambtenaren – NP160250, NP119606, NP145721, NP235726 en NP133681 – en is, in het geval van NP145721, in de lucht is geschoten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er door verdachten opzettelijk dreigend aan de genoemde politieambtenaren (op de tenlastelegging onder feit 3: NP172736 (locatie: [adres 1] (bus 1)), NP248667 (locatie: [adres 1] (bus 1)), NP244936 (locatie: [adres 1] (bus 1)), NP161440 (locatie: [adres 1] (bus 2)), NP249158 (locatie: [adres 1] (bus 3)), NP123202 (locatie: [adres 1] (bus 3)), NP249222 (locatie: [adres 1] (bus 3)), NP160250 (locatie: Onderweg passeren Porsche), NP119606 (locatie: Broek in Waterland/Kruisweg), NP145721 (locatie: Bruggetje), NP235726 (locatie: Bruggetje) en NP133681 (locatie: Ramvoertuig)) automatische vuurwapens zijn getoond en/of gericht gehouden en/of meermalen in de lucht is geschoten. Niet is bewezen dat er met automatische vuurwapens in de richting van (voertuigen van) deze politieambtenaren is geschoten.
Het opzettelijk dreigend tonen en/of richten en/of in de lucht schieten met een automatisch vuurwapen is zonder meer een bedreiging met enig misdrijf gericht tegen het leven oplevert, in de zin van artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Juist omdat vuurwapens, in het bijzonder automatische vuurwapens, zo gevaarlijk zijn, gaat van het tonen en het gebruik ervan een enorme dreiging uit. Bij de bedreigde politieambtenaren kon dan ook de gerede vrees ontstaan dat zij het leven zouden kunnen verliezen. Dat die vrees bij hen bestond, hebben zij ook allen uiteengezet in hun aangiftes. De politieambtenaren hebben allen in hun aangiftes omschreven dat zij zich ernstig bedreigd voelden. Meerdere politieambtenaren hebben verklaard dat zij dachten dat zij, en/of hun collega’s, dood zouden gaan.
Medeplegen
Ook wat betreft deze bedreigingen van politieambtenaren gedurende de overval en de vlucht is sprake van medeplegen. In het voorbereiden van een ernstig misdrijf als een gewapende overval ligt besloten dat men niet door de politie aangehouden wil worden en bij een eventuele betrapping op de vlucht slaat. De rechtbank is van oordeel dat de wijze waarop de verdachten zijn gevlucht, als een zo waarschijnlijke mogelijkheid besloten lag in de eerdere nauwe en bewuste samenwerking met het oog op de voorgenomen overval, dat ook wat betreft de vlucht en de daarbij verrichte grove geweldshandelingen bewust en nauw is samengewerkt, zodat ook ten aanzien van dit onderdeel sprake is van medeplegen.
3.3.5 Bewezenverklaring feit 4: medeplegen van brandstichting
De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte zich op 19 mei 2021, samen met anderen, schuldig heeft gemaakt aan brandstichting van de Porsche en de Audi A6 in Broek in Waterland en de Audi A4 in Diemen. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de verklaringen van de verdachten [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] , de verklaring van getuige 3845303, de berichtgeving in de telefoon van [medeverdachte 5] over jerrycans, de aangetroffen jerrycans met brandstof in de Renault Megane (waarin [medeverdachte 5] is aangehouden), de helikopterbeelden en de forensische bevindingen.
Forensisch onderzoek voertuigen
Op 21 mei 2021 werd een forensisch brandonderzoek ingesteld aan de Porsche, de Audi A6 en de Audi A4. Geconcludeerd werd dat alle drie de voertuigen volledig waren uitgebrand door de inwerking van hitte en vuur. De brand is, volgens de onderzoekers, zeer waarschijnlijk ontstaan door het opzettelijk bijbrengen en achterlaten van vuur bij het voertuig. Ondanks dat met speciale apparatuur en door een speurhond geen indicaties waren afgegeven dat er brandversnellende substanties aanwezig waren, achtten de onderzoekers het aannemelijk dat deze niet meer terug te vinden waren door de heftigheid van de brand.
In brand steken Porsche en Audi A6 te Broek in Waterland
[medeverdachte 6] heeft verklaard dat hij benzine over de Audi heeft gegooid en [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij de Porsche in brand heeft gestoken. Dat de voertuigen zichtbaar in brand stonden, volgt ook uit de beelden van de politiehelikopter.
In brand steken Audi A4 te Diemen
[medeverdachte 5] is op 19 mei 2021, na afloop van de overval, aangehouden in de Renault Megane op de Rijksweg A16. Een getuige heeft verklaard dat hij de Renault Megane heeft zien wegrijden bij een brandend voertuig onder een viaduct in Diemen. [medeverdachte 5] heeft verklaard dat hij op 19 mei 2021 in Brussel twee jerrycans heeft gevuld met benzine. Uit onderzoek is gebleken dat hij op 19 mei 2021 omstreeks 11.01 uur een bericht heeft gestuurd naar het tegencontact # [eindcijfers 10] met de volgende steekwoorden: ‘
Ik sta bij de pomp, benzine of diesel, mijn jerrycans’. Het tegencontact stuurde vervolgens terug: ‘
benzine, het moet bombarderen.’ Bij de aanhouding van [medeverdachte 5] is in de Renault Megane één jerrycan met brandstof aangetroffen (map 12 , p. 316).
Gemeen gevaar voor goederen
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat geen sprake was van gemeen gevaar voor goederen. Om in rechte het gemeen gevaar voor goederen als vaststaand te kunnen aannemen, is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dat gemeen gevaar voor goederen inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het gemeen gevaar voor goederen ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. In de onderhavige zaak hebben de verdachten brand gesticht door de voertuigen met benzine in brand te steken. Uit het dossier en de beelden valt af te leiden dat de autobranden flinke vlammen en rookpluimen veroorzaakten. Zij bevonden zich op het wegdek en konden daaraan schade veroorzaken.
Medeplegen
Er was sprake van een gezamenlijk plan, waaraan verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachten. Daarbij hoorde ook het in de brand steken van de Porsche en de Audi’s in Broek in Waterland en Diemen. De rechtbank komt dan ook tot een bewezenverklaring van het aan [verdachte] ten laste gelegde medeplegen onder feit 4.

4. Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
Feit 1:
op 19 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, goederen, te weten een grote hoeveelheid kostbare edelmetalen, toebehorende aan een ander dan verdachten, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen medewerkers van [bedrijf 2] , medewerkers van [bedrijf 1] en politieambtenaren, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door:
- die medewerkers van [bedrijf 2] met tie wraps vast te binden en
- met automatische vuurwapens naar die medewerkers van [bedrijf 2] te richten en
- die medewerkers van [bedrijf 2] een mes te tonen en die medewerkers van [bedrijf 2] te schoppen en
- met automatische vuurwapens op de openbare weg in de lucht te schieten en
- met een automatische vuurwapens op de openbare weg een (aantal) kogel(s) in de richting van een voertuig waar de politieambtenaren zich in bevonden te schieten.
Feit 2:
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het
primairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte:
op 19 mei 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om opzettelijk politieambtenaren, te weten NP225356 en NP122306 (werkzaam bij de Nationale Politie) van het leven te beroven,
- NP225356 (locatie: Invoeg/S115/A10) en
- NP122306 (locatie: Invoeg/S115/Al0),
met een automatisch vuurwapen een (aantal) kogel(s) in de richting van een voertuig waar die politieambtenaren zich in bevonden heeft geschoten, welke poging tot doodslag werd voorafgegaan van strafbare feiten, te weten het medeplegen van een diefstal met geweld (te weten: een overval op [bedrijf 1] ), en welke poging tot doodslag op de politieambtenaren werd gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het
meer subsidiairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte:
op 19 mei 2021 te Amsterdam en Broek in Waterland, tezamen en in vereniging met anderen, politieambtenaren (werkzaam bij de Nationale Politie), te weten:
- NP225356 (locatie: A10/Slochterweg)
- NP122306 (locatie: A10/Slochterweg)
- NP188129 (locatie: Vanuit Audi/N247 en/of Broekergouw /Kruisweg) en
- NP235586 (locatie: Vanuit Audi/N247 en/of Broekergouw /Kruisweg) en
- NP183288 (locatie: Galggouw /n247) en
- NP158982 (locatie: Galggouw ) en
- NP199795 (locatie: Bruggetje) en
- NP124278 (locatie: Bruggetje) en
- NP123997 (locatie: Galggouw / Broekergouw ) en
- NP248673 (locatie: Galggouw / Broekergouw ) en
- NP249159 (locatie: Galggouw / Broekergouw ) en
- NP122738 (locatie: Broekergouw ),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend aan bovengenoemde personen automatische vuurwapens getoond en voornoemde vuurwapens op bovengenoemde personen gericht en/of gericht gehouden en/of meermalen met voornoemde vuurwapens in de lucht geschoten;
Feit 3:
op 19 mei 2021 te Amsterdam en Broek in Waterland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, politieambtenaren (werkzaam bij de Nationale Politie), te weten:
- NP172736 (locatie: [adres 1] (bus 1)) en
- NP248667 (locatie: [adres 1] (bus 1)) en
- NP244936 (locatie: [adres 1] (bus 1)) en
- NP161440 (locatie: [adres 1] (bus 2)) en
- NP249158 (locatie: [adres 1] (bus 3)) en
- NP123202 (locatie: [adres 1] (bus 3)) en
- NP249222 (locatie: [adres 1] (bus 3)) en
- NP160250 (locatie: Onderweg passeren Porsche) en
- NP119606 (locatie: Broek in Waterland/Kruisweg) en
- NP145721 (locatie: Bruggetje) en
- NP235726 (locatie: Bruggetje) en
- NP133681 (locatie: Ramvoertuig),
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers hebben verdachte en zijn mededaders opzettelijk dreigend aan bovengenoemde personen automatische vuurwapens getoond en/of voornoemde vuurwapens op bovengenoemde personen gericht en/of gericht gehouden en/of (meermalen) met voornoemde vuurwapens in de lucht geschoten;
Feit 4:
op 19 mei 2021 te Broek in Waterland en Diemen, tezamen en in vereniging met anderen,
opzettelijk brand heeft gesticht aan personenauto‘s, te weten:
- een Porsche Cayenne met kenteken [kenteken 1] en
- een Audi A6 met kenteken [kenteken 2] en
- een Audi A4 met kenteken [kenteken 3] ,
door open vuur in aanraking te brengen met benzine (die over de personenauto’s was gegoten), ten gevolge waarvan die personenauto’s, zijn verbrand en daarvan gemeen gevaar voor het wegdek te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Bewijs

De rechtbank baseert haar overtuiging dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen. Die bewijsmiddelen zijn opgenomen in
bijlage IIbij dit vonnis.

6.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen

8.1
Eis van het Openbaar Ministerie
De Officier van Justitie heeft ten aanzien van het door hem bewezen geachte feit een gevangenisstraf gevorderd van achttien jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat hij zich tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige overval op een waardetransport van [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Daartoe hebben de daders een toegangspoort geforceerd door er met de achterkant van de Porsche op in te rijden en vervolgens hebben zij de bedrijfsruimte van het pand van [bedrijf 1] betreden, terwijl zij bivakmutsen droegen en automatische wapens bij zich hadden. Gedurende de overval hebben verdachten met de automatische wapens in de lucht geschoten om mensen op afstand te houden. Ook hebben de overvallers de wapens gebruikt om de medewerkers van [bedrijf 2] daarmee te intimideren, zodat zij hen konden knevelen en ongestoord buit konden overladen vanuit [bedrijf 1] en de vrachtwagen van [bedrijf 2] in de gereedstaande voertuigen (de Porsche en de Audi’s). De aanwezige medewerkers van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] hebben hierbij doodsangst uitgestaan. De overval vond bovendien plaats op klaarlichte dag middenin een woonwijk in Amsterdam-Noord. Zowel politieambtenaren als burgers zijn er getuige van geweest dat er is gedreigd en geschoten met automatische wapens. Dat dit op hen een grote indruk heeft gemaakt, blijkt uit de vele verklaringen hierover in het dossier. Ook hebben meerdere geschokte burgers beelden op social media geplaatst, zoals van [medeverdachte 3] , die voor het bedrijfspand van [bedrijf 1] op de [adres 1] staat en met een automatisch wapen in de lucht schiet. De rechtbank neemt het de verdachten zeer kwalijk dat zij zoveel angst en paniek hebben veroorzaakt.
Verdachten hebben een grote hoeveelheid aan waardevolle edelmetalen buitgemaakt ter waarde van ruim EUR 14 ,5 miljoen. Het is niet dankzij hen dat een groot deel van de buit uiteindelijk terug is gekomen bij [bedrijf 2] en [bedrijf 1] . Ook geldt dat een bedrag van EUR 4,2 miljoen nog altijd spoorloos is. Na de overval zijn de verdachten gevlucht richting Broek in Waterland om daar vervolgens de buit over te laden in twee vluchtauto’s. Ook is er een auto, de Audi A4, gevlucht richting Diemen. In Broek in Waterland en Diemen hebben de overvallers, na het overladen van de buit in gereedstaande vluchtauto’s, als onderdeel van het plan, de Porsche en de Audi’s, in brand gestoken, om vervolgens (verder) te kunnen vluchten in andere vluchtauto’s, in Broek in Waterland: de Renault en de Peugeot en in Diemen: de BMW.
Tijdens de vlucht hebben de verdachten eveneens met automatische vuurwapens geschoten om de politie af te schrikken en op afstand te houden. Gedurende de vlucht hebben de overvallers vanuit de Porsche met een automatisch vuurwapen gericht geschoten op een dienstvoertuig met daarin twee achtervolgende politieambtenaren. De verdachten hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot gekwalificeerde doodslag. Door zo te handelen hebben de verdachten levensbedreigend gevaar voor de politieambtenaren in het leven geroepen en bewust de aanmerkelijke kans op de koop toe genomen dat er politieambtenaren door kogels afkomstig van de automatische vuurwapens zouden komen te overlijden.
Verdachte heeft een initiërende en coördinerende rol vervuld ten aanzien van de overval. Hij reed op de dag van de overval direct achter de [bedrijf 2] vrachtwagen aan en heeft het startsein gegeven voor de overval. Bovendien heeft hij voorbereidingen voor de overval getroffen, zoals het plegen van voorverkenningen. Ook heeft hij een appartement gehuurd, waarin hij de overval met de andere overvallers heeft voorbesproken en hen beelden van de overvallocatie laten zien.
Verdachte en de medeverdachten hebben zich, met het voorgaande, schuldig gemaakt aan zeer ernstige geweldsdelicten. Deze delicten zijn gepleegd in georganiseerd verband waarbij de daders planmatig te werk zijn gegaan. De strafbare feiten kunnen enkel zijn begaan na een langere periode van voorbereiding en overeenkomstig een welbewust opgesteld plan.
Gevolgen benadeelde partijen
Een dergelijke overval, waarbij het toepassen van geweld op geen enkele wijze is geschuwd, getuigt van een ongekende brutaliteit en minachting voor het leven van personen. De verdachte en zijn mededaders hebben hierdoor een grove inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van de slachtoffers. Uit de vorderingen van de benadeelde partijen en de ter zitting afgelegde verklaringen volgt ook dat de gebeurtenissen op 19 mei 2021 een zeer grote impact op de benadeelde partijen hebben gehad. Dergelijk handelen is voor slachtoffers een traumatische ervaring, waar zij nog jarenlang last van kunnen hebben. De verdachte en de mededaders hebben bij het plegen van het feit enkel gehandeld uit winstbejag en hebben zich daarbij niets aangetrokken van de belangen van de slachtoffers. Daarnaast heeft de overval een grote maatschappelijke impact gehad. Dergelijke overvallen leiden tot gevoelens van onveiligheid en angst in de samenleving. De rechtbank rekent het de verdachte dan ook zwaar aan dat hij heeft gehandeld zoals bewezen is verklaard.
Politiegeweld
De verdediging heeft aangevoerd dat de rechtbank bij de strafoplegging rekening dient te houden met het door de politieambtenaren gebruikte geweld jegens de verdachten. De rechtbank verwerpt dit verweer. In de eerste plaats geldt dat politieambtenaren in de uitoefening van hun functie bevoegd zijn tot het gebruik van (gepast) geweld.
Naar het door de politieambtenaren toegepaste geweld in Broek in Waterland is door de Rijksrecherche uitvoerig onderzoek gedaan. Niet is komen vast te staan dat het door de politieambtenaren toegepaste geweld onrechtmatig was. Door de Officier van Justitie is besloten geen nadere onderzoekshandelingen te verrichten en het onderzoek is afgesloten. Geen van de dertien agenten die hebben geschoten, wordt vervolgd. Daarnaast geldt dat de politie heel snel ter plaatse was op de overvallocatie op 19 mei 2021.
De verdachten kozen er echter voor op de vlucht te slaan en zich niet over te geven, waardoor een achtervolging met zeer hoge snelheden tot in Broek in Waterland volgde. Er was voortdurend sprake van een grote dreiging voor zowel de politie, als voor anderen. In Broek in Waterland gaven de verdachten zich alsnog niet over. Pas toen heeft een aantal van de politieambtenaren ervoor gekozen om over te gaan tot het gebruik van hun vuurwapen. Daarbij komt dat de politieambtenaren niet konden weten dat de verdachten in het weiland de (automatische) vuurwapens niet meer bij zich hadden, nu zij deze kort daarvoor in de sloot hadden gegooid dan wel in de Peugeot hadden achtergelaten.
Het strafblad en de persoonlijke omstandigheden
Dat verdachte een blanco strafblad heeft, is geen omstandigheid die de rechtbank in strafverminderende zin meeweegt bij de strafoplegging (maar uiteraard ook niet in strafverzwarende zin). Verdachte heeft immers geen enkele band met Nederland en is hier ook niet lang geweest, zodat het ontbreken van een strafblad weinig zegt. Geconstateerd kan wel worden dat de eerste keer dat hij in Nederland in beeld komt bij justitie, hij meteen in groepsverband een zeer zwaar delict pleegt.
Wet straffen en beschermen
Op 1 juli 2021 is de Wet straffen en beschermen in werking getreden. Deze wet houdt onder andere in dat daders van zware misdrijven niet meer automatisch na twee derde van hun straf voorwaardelijk vrij komen. De voorwaardelijke invrijheidstelling is bovendien gesteld op maximaal twee jaar. Het is nadelig voor de verdachten dat zij pas na de inwerkingtreding van deze (relatief) nieuwe wet zijn berecht. De rechtbank is zich ervan bewust dat – met de inwerkingtreding van de genoemde wet – de wettelijke regelingen met betrekking tot de voorwaardelijke invrijheidstelling minder ruimhartig zijn geworden. De rechtbank merkt op dat de wetgever ervoor heeft gekozen niet te voorzien in een regeling van overgangsrecht. Er heeft na 19 mei 2021 veel onderzoek plaatsgevonden en dat heeft de nodige tijd gekost, maar de justitiële autoriteiten hebben niet stilgezeten. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de inwerkingtreding van de Wet straffen en beschermen te betrekken bij het bepalen van de strafmaat.
Eendaadse samenloop/voortgezette handeling?
De eendaadse samenloop en de voortgezette handeling vervullen een wezenlijke functie bij het voorkomen van onevenredige aansprakelijkheid en bestraffing in geval van gelijktijdige berechting van sterk samenhangende strafbare feiten. Voor de eendaadse samenloop komt het vooral aan op de vraag of de bewezenverklaarde gedragingen in die mate een samenhangend, zich min of meer op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Voor de voortgezette handeling komt het erop aan of de verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het “wilsbesluit”) zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt.
De rechtbank is – in tegenstelling tot de verdediging – van oordeel dat sprake is van een voortgezette handeling van de diefstal met geweld, de poging tot doodslag, de bedreigingen en de brandstichting, nu de gedragingen van de verdachten elkaar opvolgden en nauw met elkaar samenhingen en daaraan één wilsbesluit ten grondslag lag, waardoor verdachten daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt. De rechtbank zal hier rekening mee houden in de strafmaat en past alleen de bepaling toe waarop de hoogste hoofdstraf is gesteld. Het uitgangspunt voor de op te leggen straf voor wat betreft de gekwalificeerde doodslag moet worden gevonden in de wet. Gekwalificeerde doodslag is één van de ernstigste misdrijven uit het Wetboek van Strafrecht, waar een maximum van dertig jaar gevangenisstraf op staat. Voor een poging tot gekwalificeerde doodslag is dat maximaal twintig jaar gevangenisstraf.
Bandbreedte strafmaat
Gelet op de ernst van het bewezenverklaarde is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter aanleiding om een lagere straf op te leggen dan is geëist door de Officier van Justitie, onder meer omdat de rechtbank slechts in één van de tenlastegelegde gevallen tot een bewezenverklaring is gekomen van een poging tot gekwalificeerde doodslag. Daarnaast heeft de rechtbank bij haar beoordeling de rol van de verdachte betrokken. Verdachte heeft een initiërende en coördinerende rol vervuld ten aanzien van de overval. Hem zal daarom een hogere gevangenisstraf worden opgelegd dan aan de meeste medeverdachten.
Alles afwegende acht de rechtbank oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van vijftien jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 Sv.

9.De benadeelde partijen

9.1
De vorderingen
Namens [bedrijf 1] en een aantal medewerkers, te weten: 3849357, 3853710, 3845080, 3853704, 3853707, 3853703 en 3850710, zijn vorderingen tot schadevergoeding ingediend. Daarnaast hebben de volgende politieambtenaren een vordering tot schadevergoeding ingediend: NP225356, NP122306, NP188129, NP235586, NP183288, NP158982, NP199795, NP124278, NP198365, NP123997, NP248673, NP249159, NP122738, NP172736, NP248667, NP244936, NP161440, NP249158, NP123202, NP249222, NP160250, NP119606, NP145721, NP235726, NP133681, NP225756, NP181303 en NP117039.
[bedrijf 1]
vordert een bedrag van EUR 200.000,- aan materiële schade, bestaande uit eigen risico (het door de verzekeraar niet vergoede deel van de schade), en een bedrag van EUR 19.031,05, exclusief BTW, , bestaande uit kosten van rechtsbijstand, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade. Daarnaast verzoekt [bedrijf 1] de rechtbank om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen en om de vordering hoofdelijk toe te wijzen.
Medewerkers van [bedrijf 1]
De genoemde medewerkers van [bedrijf 1] (3849357, 3853710, 3845080, 3853704, 3853707, 3853703 en 3850710) vorderen ieder een bedrag van EUR 3.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade.
Politieambtenaren
De politieambtenaren NP123202, NP123997, NP124278, NP158982, NP160250, NP172736, NP198365, NP225356, NP235726, NP244936, NP248667, NP249158, NP248673 en NP249222 vorderen ieder een bedrag van EUR 875,- aan immateriële schade, en een bedrag van EUR 372,- aan proceskosten.
De politieambtenaren NP122738, NP133681, NP145721 en NP249159 vorderen ieder een bedrag van EUR 1.750,- aan immateriële schade, en een bedrag van EUR 561,- aan proceskosten. Indien de rechtbank tot een vrijspraak komt voor wat betreft de bedreiging met de uiting ‘Belt, Belt Explosive’, die bij [medeverdachte 4] ten laste is gelegd onder feit 6, ligt het, volgens de raadsman, in de rede om de vordering van NP133681 niet toe te wijzen voor de gevorderde EUR 1.750,-, maar de toekenning te beperken tot EUR 875,-.
De politieambtenaren NP183288 en NP235586 vorderen ieder een bedrag van EUR 2.625,- aan immateriële schade, en een bedrag van EUR 654,- aan proceskosten.
NP199795 vordert een bedrag van EUR 10.000,- aan immateriële schade en een bedrag van EUR 933,- aan proceskosten.
NP188129 vordert een bedrag van EUR 42.040,- aan materiële schade, maar momenteel wordt slechts om toewijzing van EUR 5.618,75 verzocht. Deze schade wordt verzocht in verband met opgelopen studievertraging naar aanleiding van het bewezenverklaarde onder feit 2 meer subsidiair. Daarnaast vordert NP188129 een bedrag van EUR 10.000,- aan immateriële schade en een bedrag van EUR 1.119,- aan proceskosten.
De politieambtenaren NP117039, NP122306, NP161440, NP181303, NP225756 en NP119606 vorderen ieder een bedrag van EUR 12 .000,- aan immateriële schade. NP119606 verzoekt op dit moment slechts om toewijzing van een bedrag van EUR 2.625,-. NP161440 verzoekt op dit moment slechts om toewijzing van een bedrag van EUR 1.750,-. NP117039, NP122306, NP181303 en NP225756 vorderen ieder een bedrag van EUR 1.119,- aan proceskosten. NP161440 vordert een bedrag van EUR 561,- aan proceskosten. NP119606 vordert een bedrag van EUR 654,- aan proceskosten.
De politieambtenaren verzoeken de rechtbank om de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade. Daarnaast verzoeken zij de rechtbank om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de vorderingen en schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toe te wijzen.
9.2
Standpunt van de Officier van Justitie
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle ingediende vorderingen voldoende zijn onderbouwd en heeft om toewijzing van de vorderingen verzocht, met uitzondering van de vordering van NP198365 nu het Openbaar Ministerie in zijn zaak tot vrijspraak heeft gerekwireerd van het ten laste gelegde onder feit 2. Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank verzocht om de vordering van NP198365 niet-ontvankelijk te verklaren.
Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank voorts verzocht om de vorderingen hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Standpunt van de verdediging
[bedrijf 1]
De verdediging heeft ter terechtzitting betoogd zich te refereren het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de verzochte materiële schadevergoeding.
Ten aanzien van de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand, heeft de verdediging de rechtbank verzocht deze – gelet op de buitensporige hoogte daarvan – af te wijzen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaren of te matigen.
Medewerkers van [bedrijf 1]
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de medewerkers van [bedrijf 1] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, nu zij niet als slachtoffers zijn aan te merken in de onderhavige zaak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen dienen te worden afgewezen.
Politieambtenaren
De verdediging heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de behandeling van de vorderingen van de politieambtenaren een onevenredige belasting van het strafproces oplevert en daarom door de rechtbank niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen om andere redenen niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, dan wel dienen te worden afgewezen of (substantieel) dienen te worden gematigd.
Specifieke verweren van de verdediging in dit kader komen, voor zover van belang, bij de overwegingen van de rechtbank in hoofdstuk 9.4 van dit vonnis aan de orde.
9.4
Oordeel van de rechtbank
9.4.1
[bedrijf 1]
Materiële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de benadeelde partij [bedrijf 1] door het bewezenverklaarde onder feit 1 rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De vordering is niet betwist. De gevorderde schadevergoeding van EUR 200.000,- acht de rechtbank voldoende onderbouwd en zal daarom worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2021 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Proceskosten
De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde vergoeding van kosten van rechtsbijstand ad EUR 19.031,05 onvoldoende is onderbouwd. Nagelaten is feitelijk en concreet te onderbouwen waaraan de gedeclareerde uren zijn besteed. Bovendien ziet een groot deel van de ingediende facturen en urenspecificaties op werkzaamheden ten behoeve van werknemers van [bedrijf 1] .
Kosten van rechtsbijstand komen echter wel in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 Sv. Een redelijke uitleg van voormeld artikel brengt mee dat bij de begroting van deze kosten dezelfde maatstaf wordt gehanteerd als in civiele procedures.
De rechtbank zal de kosten aan de hand van het liquidatietarief civiel recht per 1 februari 2021, uitgaande van het toegewezen bedrag aan schadevergoeding, bepalen op EUR 4.982,- (twee punten à EUR 2.491,-: één punt voor het indienen van de vordering en één punt voor het toelichten van de vordering op de zitting). De rechtbank kent één punt toe voor het toelichten van de vordering op zitting, in plaats van de gebruikelijke twee punten, nu deze toelichting beperkt was tot het maken van enkele algemene opmerkingen en voor het overige volstaan werd met een verwijzing naar de inhoud van de vordering.
Hoofdelijk
Het toegewezen bedrag wordt hoofdelijk aan de verdachten opgelegd. De verdachten zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale toegewezen bedrag aan [bedrijf 1] te betalen, voor zover de ander niet al heeft betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen, gelet op het feit dat de benadeelde partij als bedrijf in staat wordt geacht zelf de vordering te kunnen innen.
Ten aanzien van de gevorderde proceskosten geldt dat de rechtbank eveneens de schadevergoedingsmaatregel niet zal opleggen, nu die kosten geen rechtstreekse schade opleveren van het strafbare feit.
9.4.2
Medewerkers van [bedrijf 1]
Immateriële schade
De rechtbank stelt vast dat aan de medewerkers van [bedrijf 1] rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Zoals volgt uit het bewezenverklaarde, ziet de rechtbank de medewerkers van [bedrijf 1] – in tegenstelling tot de verdediging – wel degelijk ook als slachtoffers. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) hebben de benadeelde partijen recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. De aard en de ernst van de normschending – verdachten hebben de medewerkers van [bedrijf 1] bedreigd met grof geweld – en de gevolgen daarvan voor deze benadeelde partijen zoals daarvan blijkt uit hun schriftelijke slachtofferverklaringen, brengen met zich mee dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW, ook zonder dat is komen vast te staan dat daardoor in juridische zin geestelijk letsel is ontstaan. Gelet op de bedragen die rechters in vergelijkbare zaken aan immateriële schadevergoeding plegen toe te kennen, zal de rechtbank het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 3.000,- matigen en toewijzen tot een bedrag van EUR 1.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 19 mei 2021 (het moment waarop het strafbare feit is gepleegd) tot aan de dag van de algehele voldoening. De rechtbank acht dit een passend bedrag bij een bewezenverklaring van een bedreiging met geweld onder de omstandigheden, zoals die in deze zaak aan de orde zijn.
Hoofdelijk
De toegewezen bedragen worden hoofdelijk aan de verdachten opgelegd. De verdachten zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale toegewezen bedrag aan de medewerkers van [bedrijf 1] te betalen, voor zover de ander niet al heeft betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van de medewerkers van [bedrijf 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
9.4.3
Politieambtenaren
9.4.3.1 Uitgangspunten
Geen onevenredige belasting van het strafproces
De rechtbank is – in tegenstelling tot de verdediging – van oordeel dat de behandeling van de vorderingen van de politieambtenaren in beginsel geen onevenredige belasting van het strafproces oplevert. Zowel de benadeelde partijen, als het Openbaar Ministerie en de verdediging, zijn in voldoende mate in de gelegenheid geweest om naar voren te brengen hetgeen zij ter staving van de vordering of tot verweer tegen de vordering konden aanvoeren. Daarnaast staat het de rechtbank vrij in haar oordeel over een vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk een inhoudelijke beslissing te nemen in de vorm van een toe- of afwijzing, en de vordering voor het resterende deel niet-ontvankelijk te verklaren. Een dergelijke splitsing van de vordering maakt het voor de strafrechter mogelijk te beslissen over dat deel van de vordering waarvan de behandeling niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, terwijl de benadeelde partij het resterende deel van haar vordering aan de burgerlijke rechter kan voorleggen. De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen dan ook beoordelen.
Criterium – artikel 6:106 lid 1, onder b, BW: aantasting in de persoon ‘op andere wijze’
In een aantal vorderingen is aangevoerd dat naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, sprake is van geestelijk letsel en de benadeelde partij daarom recht heeft op vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 lid 1, onder b, BW. In een aantal andere vorderingen, waarin dat letsel niet is vastgesteld, wordt eveneens een beroep gedaan op artikel 6:106 lid 1, onder b, BW. Er wordt gesteld dat de benadeelde partij recht heeft op een vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen, in geval van aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Ook wordt in enkele gevallen gesteld dat sprake zou zijn van schokschade.
Algemeen
Als de schade die het gevolg is van een onrechtmatige daad nadeel omvat dat niet uit vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde ingevolge art. 6:106 lid 1, onder b, BW recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien hij lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in persoon op andere wijze is in ieder geval sprake indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, kan een benadeelde partij recht hebben op een vergoeding van immateriële schade als gevolg van onrechtmatig handelen in geval van aantasting in de persoon op andere wijze.
Zo kunnen de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW bedoelde aantasting in zijn persoon op andere wijze sprake is. In beginsel zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen.
In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in art. 6:106 lid 1, onder b, BW, is niet reeds sprake bij de enkele schending van een fundamenteel recht. Vergoeding van immateriële schade, zoals bedoeld in artikel 6:106 lid 1, onder b, BW – aantasting in de persoon op andere wijze – kan ook plaatsvinden als door het waarnemen van het strafbare feit of door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen ervan, een hevige emotionele schok bij de benadeelde partij is teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit, hetgeen zich met name zal kunnen voordoen indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat, bij het ten laste gelegde is gedood of gewond (zogenoemde ‘schokschade’).
Aard en ernst van de normschending
De rechtbank is van oordeel dat, voor de vorderingen van politieambtenaren waarbij geen geestelijk letsel is vastgesteld, het grootste aantal vorderingen, geldt dat in de onderhavige zaak de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelden zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Verdachten hebben op 19 mei 2021 op klaarlichte dag een overval gepleegd, waarbij zij gebruik hebben gemaakt van automatische vuurwapens, op Kalasjnikovs gelijkende vuurwapens. Zij hebben daarbij onder meer op de locatie van de overval, de [adres 1] , in de lucht geschoten om omstanders, waaronder politieambtenaren en burgers, angst aan te jagen en hen op afstand te houden. Vervolgens hebben zij gedurende de vlucht, waarbij met een snelheid is gereden van rond de 180 kilometer per uur, zowel gericht op een politievoertuig als in de lucht boven politievoertuigen geschoten, met die automatische vuurwapens. Uiteindelijk hebben de verdachten, tijdens het overladen van de buit, in Broek in Waterland ook nog met automatische vuurwapens in de lucht geschoten. De vuurwapens die zijn gebruikt door de verdachten, zijn wapens die in tijden van oorlog worden gebruikt. Meerdere politieambtenaren hebben ook verklaard dat zij het gevoel hadden dat zij in een ‘oorlogssituatie’ terecht waren gekomen. Ook hebben meerdere politieambtenaren verklaard dat zij voor hun leven, en dat van hun collega’s, hebben gevreesd, en dat zij in hun gehele loopbaan bij de politie – uiteenlopend van enkele maanden tot tientallen jaren – niet eerder zoiets hebben meegemaakt. Er was sprake van een uitzonderlijke situatie.
Naar het oordeel van de rechtbank, is er daadwerkelijk sprake geweest van een zeer bedreigende situatie voor de politieambtenaren, waarbij velen door het gewelddadige optreden van de verdachten de overtuiging hebben gehad dat er gericht op hen werd geschoten en dat zij mogelijk zouden komen te overlijden. Het is naar het oordeel van de rechtbank meer dan voorstelbaar dat het voorgaande ernstig nadelige gevolgen voor de benadeelden heeft en heeft gehad.
De verdediging heeft naar voren gebracht dat er op 19 mei 2021 sprake was van een chaossituatie, dat sprake was van paniek, het politieoptreden ongecoördineerd en ongestructureerd was en dat het de vraag is in hoeverre gerechtvaardigd was dat menig politieambtenaar een wapen ter hand heeft genomen en/of gericht op verdachten heeft geschoten. Voorts heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat politieambtenaren beroepsmatig sneller in gewelddadige situaties kunnen belanden. Volgens de verdediging dienen deze omstandigheden tot uitdrukking te komen in een eventueel toe te kennen schadebedrag.
De rechtbank vat het voorgaande op als een verkapt eigen schuld-verweer en verwerpt dit verweer. (Deels) eigen schuld zou aan de orde kunnen zijn, indien de benadeelden (deels) aansprakelijk zouden zijn geweest voor de situatie die is ontstaan. De politieambtenaren, de benadeelden in de onderhavige zaak, zijn – naar het oordeel van de rechtbank – in het geheel niet aansprakelijk voor de situatie die op 19 mei 2021 is ontstaan. Deze uitzonderlijke situatie is volledig ontstaan door, en toe te schrijven aan, het handelen van de verdachten. Het enkele oogmerk van de verdachten was om door middel van het schieten met automatische vuurwapens te ontkomen aan arrestatie en de buit veilig te stellen. De verdachten weigerden tot het laatste moment om zich over te geven. Onder die moeilijke omstandigheden hebben de politieambtenaren geprobeerd om datgene te doen dat van hen wordt verwacht: het geweld van de verdachten te stoppen en hen aan te houden. Dat een aantal politieambtenaren hun vuurwapen heeft getrokken en heeft geschoten was gelet op de situatie niet disproportioneel en heeft .er uiteindelijk mede in geresulteerd dat de politie de verdachten heeft kunnen aanhouden. Gelet hierop kunnen de politieambtenaren niet mede verantwoordelijk worden gehouden voor de situatie die is ontstaan en zijn zij evenmin medeaansprakelijk voor de door hen geleden immateriële schade.
De rechtbank heeft slechts in één enkel geval vastgesteld dat door verdachten gericht op (een voertuig van) de politieambtenaren is geschoten. Voor wat betreft de overige gevallen, schietincidenten, heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van bedreiging. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat, indien de rechtbank concludeert dat door de verdachten niet gericht is geschoten, in dat geval de gevorderde schadevergoeding door de rechtbank substantieel moet worden gematigd. De rechtbank is van oordeel dat deze stelling geen doel treft. De omvang van de geleden schade is leidend en niet de ernst van het bewezenverklaarde feit, dat voornamelijk een rol speelt bij de toerekening. Ook volgt de rechtbank de verdediging niet in de stelling dat betwijfeld dient te worden of en in hoeverre een PTSS diagnose kan worden gesteld bij politieambtenaren ten aanzien van wie niet is bewezen dat er gericht op hen is geschoten. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de grote dreiging ,die er van het handelen van de verdachten uitging, ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de gestelde diagnoses.
Predispositie [4]
Voor wat betreft een aantal andere vorderingen van benadeelden geldt dat geestelijk letsel is vastgesteld, in de vorm van een PTSS-stoornis of een andere stoornis. In een aantal gevallen is in verband met eerdere (en andere) gebeurtenissen van vóór 19 mei 2021 al een PTSS-stoornis of ander geestelijk letsel vastgesteld. De raadsman van de benadeelde politieambtenaren, mr. Newitt, heeft in dit kader aangevoerd dat in het Nederlandse schadevergoedingsrecht het adagium geldt: ‘
You take your victim as you find him’.
Een predispositie verbreekt het causale verband tussen het handelen van de verdachte en de schade niet. Ook klachten die mede zijn terug te voeren op eerder bestaande omstandigheden of zelfs een bijzondere psychische kwetsbaarheid van een slachtoffer, moeten de veroorzaker worden toegerekend op grond van artikel 6:98 BW. [5] Een predispositie kan enkel meewegen bij de vaststelling van de omvang van de schade, indien de aangesproken partij aannemelijk maakt dat de predispositie bij benadeelde ook zonder het strafbare handelen op enig moment tot de vastgestelde schade zou hebben geleid. Een predispositie zou dan kunnen leiden tot matiging van de omvang van de schadevergoeding.
De verdediging heeft in dit verband betoogd dat er in meerdere vorderingen weggezwarte/zwartgelakte of weggewitte passages zijn opgenomen en het daardoor voor de verdediging niet mogelijk is te toetsen of sprake is van een predispositie. De rechtbank zal, in het volgende hoofdstuk van dit vonnis, per vordering, waar deze problematiek mogelijk speelt, nagaan in hoeverre de zwartgelakte passages het (on)mogelijk maken om te toetsen of sprake is van een predispositie.
Opbouw vorderingen
Volgens de toelichting van mr. Newitt ter terechtzitting van 9 november 2022, zien alle vorderingen (op één vordering na) op immateriële schade waarbij, vooral afhankelijk van de gevolgen van het handelen van de verdachten voor de politieambtenaren, een bedrag aan immateriële schade wordt gevorderd van EUR 875,-, EUR 1.750,-, EUR 2.625,-, EUR 10.000,- of EUR 12 .000,-. Bij het bepalen van de hoogte van de vordering speelde een rol of PTSS of een andere stoornis is ontstaan, of de politieambtenaar ziek is gemeld, of behandeling van een psycholoog of psychiater heeft ondergaan, of gesprekken met Team Collegiale Ondersteuning of andere hulpverleners hebben plaatsgevonden en de resttoestand van de politieambtenaar ten tijde van het indienen van de vordering. De rechtbank leidt uit de toelichting van de raadsman af dat het voorgaande, globaal gezien, het volgende betekent.
  • In geval er geen sprake is van een PTSS stoornis of een andere stoornis naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, de politieambtenaar niet is ziekgemeld en de huidige toestand van de politieambtenaar goed is, wordt een bedrag van EUR 875,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd.
  • In geval de politieambtenaar een behandeling van een psycholoog en/of psychiater onderging of ondergaat of anderszins sprake is van een bijzonderheid en de huidige toestand van de politieambtenaar redelijk is, wordt een bedrag van EUR 1.750,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd.
  • In geval de politieambtenaar (deels) ziekgemeld is (geweest), een behandeling onderging of ondergaat bij de psycholoog en/of psychiater en/of anderszins sprake is van een bijzonderheid, wordt een bedrag van EUR 2.625,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd.
  • In geval sprake is van een PTSS stoornis of een andere stoornis naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, de politieambtenaar deels ziek is gemeld of ziekgemeld is geweest en de huidige toestand van de politieambtenaar slecht is, wordt een bedrag van EUR 10.000,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd.
  • In geval sprake is van een PTSS stoornis of een andere stoornis naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, de politieambtenaar deels of 100% ziek is gemeld en de huidige toestand van de politieambtenaar slecht is, wordt een bedrag van EUR 12 .000,- aan immateriële schadevergoeding gevorderd.
De rechtbank neemt de opbouw van de vorderingen over, met uitzondering van het bedrag dat door de benadeelde partijen wordt gevorderd in geval sprake is van een PTSS stoornis of een andere stoornis naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, de politieambtenaar deels of 100% ziek is gemeld en de huidige toestand van de politieambtenaar slecht is, te weten een bedrag van EUR 12 .000,-. De rechtbank vindt dat door de raadsman geen duidelijk onderscheid wordt gemaakt in welke situatie het bedrag van EUR 10.000,- dan wel EUR 12 .000,- wordt gevorderd. De rechtbank acht, in het geval een PTSS stoornis of een andere stoornis is vastgesteld naar aanleiding van de gebeurtenissen op 19 mei 2021, een bedrag van EUR 10.000,- als maximaal toe te kennen bedrag aan immateriële schade passend en geboden.
Proceskosten
De verdediging heeft de hoogte van de gevorderde proceskosten door de benadeelden niet betwist. De verdediging heeft slechts gesteld dat onvoldoende blijkt dat eventuele toegekende proceskosten door de politieambtenaren dienen te worden terugbetaald aan de werkgever, de Nationale Politie. Mr. Newitt heeft in reactie hierop gewezen op artikel 69a lid 2 van het Besluit algemene rechtspositie en artikel 5 lid 1 van de Regeling tegemoetkoming rechtskundige hulp politie. In deze artikelen staat de wettelijke verplichting opgenomen voor de politieambtenaren om toegekende proceskosten in dit soort aangelegenheden weer aan de werkgever af te staan. De rechtbank verwerpt op grond van het voorgaande het verweer van de verdediging en acht de gevorderde proceskosten voor toewijzing vatbaar.
9.4.3.2 Vorderingen van de politieambtenaren
NP198365
De rechtbank verklaart NP198365 niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachten zijn vrijgesproken van het ten laste gelegde ten aanzien van deze politieambtenaar.
NP123202, NP123997, NP124278, NP158982, NP160250, NP172736, NP225356, NP235726, NP244936, NP248667, NP249158, NP248673, NP249222 en NP133681
De rechtbank acht de vorderingen voldoende onderbouwd. Gelet hierop en op hetgeen door de rechtbank is overwogen in hoofdstuk ‘
9.4.3.1 Uitgangspunten’ van dit vonnis, wijst de rechtbank het door bovengenoemde politieambtenaren gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 875,- volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 372,- toe.
Ten aanzien van de vordering van NP133681 overweegt de rechtbank dat nu zij tot een vrijspraak komt voor wat betreft de bedreiging met de uiting ‘
Belt, Belt Explosive’, die bij [medeverdachte 4] ten laste is gelegd onder feit 6, het gevorderde bedrag wordt toegewezen tot een bedrag van EUR 875,- en verklaart zij NP133681 voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering.
NP122738, NP145721, NP249159 en NP161440
De rechtbank acht de vorderingen voldoende onderbouwd. Gelet hierop en op hetgeen door de rechtbank is overwogen in hoofdstuk ‘
9.4.3.1 Uitgangspunten’ van dit vonnis, wijst de rechtbank het door bovengenoemde politieambtenaren gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 1.750,- volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 561,- toe.
NP183288, NP235586 en NP119606
De rechtbank acht de vorderingen voldoende onderbouwd. Gelet hierop en op hetgeen door de rechtbank is overwogen in hoofdstuk ‘
9.4.3.1 Uitgangspunten’ van dit vonnis, wijst de rechtbank het door bovengenoemde politieambtenaren gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 2.625,- volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 654,- toe.
NP199795
Uit de vordering van NP199795 volgt dat hij is gediagnosticeerd met PTSS, als gevolg van het incident in Broek in Waterland. Daarnaast is hij deels ziekgemeld op het werk. Als bijlage bij de vordering van voornoemde politieambtenaar is gevoegd een brief van ARQ, Nationaal Psychotrauma Centrum. In deze brief is slechts de naam van de politieambtenaar zwart gemaakt. Uit de brief volgt dat NP199795 klachten heeft zoals herbeleven, vermijden, negatieve veranderingen in cognities, stemming en hyperactivatie. Uit de brief volgt verder dat deze klachten passend zijn bij een PTSS-stoornis, naar aanleiding van de achtervolging van de voortvluchtigen van de gewapende overval en gebeurtenissen in Broek in Waterland van 19 mei 2021. Niet blijkt van aanwijzingen dat NP199795 ook zonder het strafbare handelen van verdachten de huidige PTSS en daaraan verbonden klachten zou hebben ontwikkeld. Dit heeft de verdediging ook niet gesteld en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank wijst, op grond van het voorgaande, het door NP199795 gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 10.000,- volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 933,- toe.
NP188129
Materiële schade
NP188129 vordert een bedrag van EUR 42.040,- aan materiële schade, maar momenteel wordt slechts om toewijzing van EUR 5.618,75 verzocht. Deze schade wordt verzocht in verband met opgelopen studievertraging naar aanleiding van het bewezenverklaarde onder feit 2 meer subsidiair. De gestelde materiële schade is door de verdediging betwist.
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat NP188129 niet-ontvankelijk in zijn vordering dient te worden verklaard, nu beoordeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt. Ten aanzien van de materiële schadepost, ad EUR 5.681,75, heeft de verdediging betoogd dat sprake is van een predispositie. Er zijn delen uit de bij de vordering gevoegde stukken van psychologen weggewit, waardoor het voor de verdediging niet mogelijk is te beoordelen in hoeverre deze predispositie doorslaggevend is geweest bij de studievertraging. Wellicht was deze vertraging ook ingetreden zonder het plaatsvinden van het onderhavige feit. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat deze schadepost onvoldoende is onderbouwd, de berekening niet klopt en de schadepost toekomstig en onzeker is.
De rechtbank verklaart NP188129 niet-ontvankelijk in zijn vordering voor wat betreft de materiële schadepost, nu de beoordeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafproces met zich brengt. De rechtbank is het met de verdediging eens dat er voor wat betreft deze materiële schadepost sprake is van (te) veel onzekerheden.
Niet duidelijk is of de Open Universiteit, waaraan NP188129 zijn rechtenstudie volgt uitstel, zal verlenen. Daarnaast is het de vraag of de (al) opgelopen studievertraging louter het gevolg is van de gebeurtenissen in onderhavige zaak op 19 mei 2021. Als gevolg van het voorgaande, is het voor de rechtbank niet mogelijk om vast te stellen dat de materiële schade die NP188129 stelt te hebben geleden, het rechtstreekse gevolg is van het onrechtmatige handelen van de verdachten, de gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op 19 mei 2021.
Immateriële schade
Uit de vordering van NP188129 volgt dat hij is gediagnosticeerd met PTSS, als gevolg van het incident in Broek in Waterland. Daarnaast is hij deels ziekgemeld op het werk. Als bijlage bij de vordering van voornoemde politieambtenaar is gevoegd een brief van ARQ, Nationaal Psychotrauma Centrum (bijlage 1). In deze brief zijn meerdere passages weggewit.
Echter, uit de brief volgt – naar het oordeel van de rechtbank – duidelijk dat NP188129 klachten heeft zoals herbeleven, vermijden, negatieve veranderingen in cognities, stemming en hyperactivatie en dat deze klachten passend zijn bij een PTSS-stoornis, naar aanleiding van de achtervolging en aanhouding van de overvallers van het waardetransport op 19 mei 2021. Uit de brief volgt voorts nog dat de klachten aansluitend zijn begonnen. Niet blijkt van aanwijzingen dat NP188129 ook zonder het strafbare handelen van verdachten de huidige PTSS en daaraan verbonden klachten zou hebben ontwikkeld. Dit heeft de verdediging ook niet gesteld en aannemelijk gemaakt.
De rechtbank wijst, op grond van het voorgaande, het door NP188129 gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 10.000,- volledig toe, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 1.119,- toe.
NP122306
Uit de vordering van NP122306 volgt dat hij gediagnosticeerd is met PTSS, als gevolg van de gebeurtenissen op 19 mei 2021. Daarnaast is hij deels ziekgemeld op werk. Als bijlage bij de vordering van voornoemde politieambtenaar is gevoegd een brief van ARQ, Nationaal Psychotrauma Centrum (bijlage 1). In deze brief zijn enkele passages zwart gemaakt. Uit de brief volgt dat NP122306 klachten heeft zoals herbeleven, vermijden, negatieve veranderingen in cognities, stemming en hyperactivatie. Uit de brief volgt verder dat deze klachten passend zijn bij een PTSS-stoornis, naar aanleiding van het incident in Broek in Waterland. Ook volgt uit de brief dat NP122306 onlangs uit een vechtscheiding komt en dat zijn halfzus en vader recentelijk zijn overleden. Er bevindt zich nog een bijlage bij de vordering, het betreft een brief afkomstig van een ‘praktijk voor psychotherapie’ (bijlage 3). Daarin wordt door drs. J.H. Bergstra, psychotherapeut/gezondheidszorgpsycholoog, bevestigd dat tijdens de behandelingen van NP122306 uitsluitend herbelevingen en andere posttraumatische stressklachten met betrekking tot het incident van 19 mei 2021 naar voren zijn gekomen en dat zij zich daar bij de traumaverwerking ook op hebben gericht. Ook wordt in de brief nog expliciet vermeld dat in de behandeling het overlijden van de vader van NP122306 geen andere plaats innam dan dat dit ter sprake kwam als biografisch gegeven. De rechtbank acht zich op basis van de genoemde brieven voldoende voorgelicht om te kunnen toetsen of mogelijk sprake is van een predispositie. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake is. De rechtbank maakt uit de brieven op dat de huidige PTSS en de daaraan verbonden klachten direct het gevolg zijn van de gebeurtenissen op 19 mei 2021. De verdediging heeft ook overigens niet gesteld en aannemelijk gemaakt dat wel sprake zou zijn van een predispositie.
De rechtbank zal, gelet op hetgeen zij heeft overwogen in hoofdstuk ‘
9.4.3.1 Uitgangspunten’ van dit vonnis, het door NP122306 gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding van EUR 12 .000,- matigen tot en toewijzen tot een bedrag van EUR 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade, te weten: 19 mei 2021.
De rechtbank wijst eveneens de gevorderde proceskosten van EUR 1.119,- toe.
NP225756, NP117039 en NP181303
Bovengenoemde politieambtenaren vorderen een bedrag van EUR 12 .000,- aan immateriële schadevergoeding, te weten: schokschade.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen niet kunnen worden toegewezen, nu de politieambtenaren niet op de tenlastelegging worden vermeld en daarmee geen slachtoffers in juridische zin zijn. Voorts wordt shockschade gevorderd, hetgeen slechts in zeer uitzonderlijke gevallen voor toewijzing in aanmerking komt. Dat is in deze zaak niet aan de orde.
De rechtbank is van oordeel dat het feit dat de bovengenoemde politieambtenaren niet worden vermeld op de tenlastelegging niet relevant is, nu door de politieambtenaren schokschade wordt gevorderd. Om schokschade te kunnen toekennen, gelden een aantal vereisten. Uit hetgeen door de rechtbank heeft overwogen in hoofdstuk ‘
9.4.3.1 Uitgangspunten’ van dit vonnis, volgt dat de benadeelde – om in aanmerking te komen voor schokschade – in de eerste plaats voldoende concrete feiten en/of omstandigheden dient te stellen die de conclusie rechtvaardigen dat hij is geconfronteerd met de daad jegens het primaire slachtoffer, of de gevolgen daarvan en dient te blijken op welke wijze hij daarmee is geconfronteerd. Voorts geldt dat bij het ontbreken van een affectieve relatie in beginsel geen onrechtmatigheid wordt aangenomen.
In de vorderingen van genoemde politieambtenaren is de schade als volgt omschreven.
NP225756
NP225756 sloot als bestuurder samen met zijn collega in een stoet van drie auto’s achter zijn andere collega’s aan. NP225756 hoorde diverse malen portofonisch dat de verdachten op zijn collega’s aan het schieten waren. De verdachten gingen op enig moment richting Broek in Waterland, en de stoet – waarin NP225756 – zich bevond, volgde hen. Op enig moment reed hij achter een politiewagen die plotseling hard achteruit reed. Een collega, die in die auto zat, zei over de portofoon dat hij recht in een loop had gekeken en dat er op hem werd geschoten. Gelijktijdig hoorde NP225756 diverse hevige knallen kort achter elkaar. NP225756 reed daarom toen ook snel achteruit. Hij kon dichtbij parkeren op een erf. NP225756 en zijn collega stapten uit en zochten dekking in afwachting van een vuurgevecht. Zij zagen dat een onopvallend dienstvoertuig op de brug werd geparkeerd om de brug te blokkeren. NP225756 zag tussen de onopvallende burgerauto en de reling van de brug een verdachte met een lang vuurwapen lopen. De verdachte bewoog zich richting de huizen. NP225756 zag ook een vluchtauto hun kant op komen rijden. NP225756 hoorde veel schoten en dacht dat er gericht op hem werd geschoten en ging daarom opnieuw in dekking.
NP117039
Uit de vordering van bovenvermelde politieambtenaar volgt dat hij op 19 mei 2021 naar de [adres 1] reed. Via de portofoon hoorde hij dat meerdere eenheden achter een Porsche en een Audi aanreden en dat er geschoten werd vanuit die voertuigen.
Toen zij op de Kruisweg reden, hoorde NP117039 harde klappen. Zijn collega heeft de auto stapvoets richting de brug gereden, terwijl NP117039 erachter liep voor dekking. Zij zetten het voertuig stil voor de brug bij de parkeerplaats waar twee brandende voertuigen stonden. Zij stonden als eersten op de brug en vanuit die positie zagen ze personen met lange wapens tassen overhevelen. NP117039 zag dat twee mannen met een automatisch vuurwapen schoten. Hij hoorde fluitgeluiden langs zijn oren en harde knallen. Toen de verdachten wegreden zijn NP117039 en zijn collega er achteraan gereden. Toen NP117039 zag dat de achteruitrijlichten van de auto van de verdachten aangingen, dacht hij dat hij en zijn collega een groot gevaar liepen. Dit omdat NP117039 niet weg kon rijden door de achter hen aangesloten auto’s en NP117039 had gehoord dat de verdachten eerder op de politievoertuigen hadden geschoten.
NP181303
Uit de vordering van bovenvermelde politieambtenaar volgt dat hij op 19 mei 2021 in een gepantserd voertuig reed met zijn collega NP133681 en, aanrijdend, over de portofoon continu hoorde dat er op collega’s geschoten werd. NP181303 en zijn collega voelden zich verantwoordelijk om de verdachten aan te houden, omdat zij de enige gepantserde auto waren. Ze reden richting de Galggouw en hoorden schoten, alsof vanuit de vluchtauto’s op de Galggouw werd geschoten. Ze reden langs de brandende voertuigen en reden een lange straat in waar twee zwartkleurige voertuigen geblokkeerd leken te worden door een opvallend politievoertuig. De vluchtauto’s leken plots achteruit te rijden met als doel om de blokkade van de collega’s heen te rijden. Terwijl NP181303 en NP133681 poogden een vluchtauto te raken met de eigen auto, reed de andere vluchtauto een oprit van een woning op. Vlak voordat hun voertuig het voorste voertuig van de verdachten ramde, zag NP181303 dat verdachten uit het voertuig stapten, één had een automatisch geweer. NP181303 heeft niet gezien dat het wapen op hem werd gericht, hij was erg gefocust op het wapen. De afstand was ongeveer twee meter en NP181303 twijfelde of de bepantsering sterk genoeg was. NP181303 riep tegen de bestuurder dat hij niet moest uitstappen, omdat ze anders doodgeschoten zouden worden. De collega ramde de auto nog een keer, waardoor deze in de sloot belandde. NP181303 had continu de angst dat de verdachten gingen schieten. Hij hoorde op enig moment ook ‘bomgordel!’ roepen.
De rechtbank wijst de vorderingen van NP225756, NP117039 en NP181303 af, nu, naar haar oordeel, geen sprake is van schokschade. De genoemde politieambtenaren omschrijven in hun vorderingen wat zij zélf hebben meegemaakt op 19 mei 2021 en wat voor effect de gebeurtenissen aldaar op hen heeft gehad. Kortom: de gestelde schade zou, volgens de vordering van de politieambtenaren, met name het gevolg zijn van eigen, rechtstreekse, schade, en niet van het waarnemen van hetgeen collega’s zou zijn aangedaan. Er wordt door de politieambtenaren feitelijk niet gesteld dat zij zijn geconfronteerd met een daad jegens collega’s. Daarbij is onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een affectieve relatie met de collega’s van deze politieambtenaren, zoals is vereist voor toekenning van schokschade. De rechtbank acht het niet uitgesloten dat onder bijzondere omstandigheden een collegiale band valt aan te merken als een zodanige affectieve relatie, maar van dergelijke omstandigheden is hier niet gebleken.
Overige beslissingen ten aanzien van de vorderingen van de politieambtenaren
Hoofdelijk
De toegewezen bedragen worden hoofdelijk aan de verdachten opgelegd. De verdachten zijn ieder afzonderlijk verplicht om het totale toegewezen bedrag aan de nabestaanden te betalen, voor zover de ander niet al heeft betaald.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte is toegebracht. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de hierna te noemen duur.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 56, 157, 285, 288 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Voortgezette handeling van
Feit 1:
diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en terwijl de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
en
Feit 2:
medeplegen van poging tot doodslag voorafgegaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
en
Feit 3:
medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
en
Feit 4:
medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
vijftien (15) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
DE BENADEELDE PARTIJEN
[bedrijf 1]
Wijst de vordering van de benadeelde partij, [bedrijf 1] , volledig toe voor het bedrag van EUR 200.000,- (tweehonderdduizend euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [bedrijf 1] .
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, op de voet van het liquidatietarief, begroot op twee punten à EUR 2.491,- = EUR 4.982,- (vierduizend negenhonderd tweeëntachtig euro).
Veroordeelt verdachte aan [bedrijf 1] , de toegewezen bedragen te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Medewerkers van [bedrijf 1]
3849357, 3853710, 3845080, 3853704, 3853707, 3853703 en 3850710:
Wijst elk van de vorderingen van deze benadeelde partijen toe tot een bedrag van EUR 1.500,- (vijftienhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan een ieder van de bovengenoemde benadeelde partijen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op nihil.
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partijen, de toegewezen bedragen te betalen, behoudens voor zover deze vorderingen reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partijen ten aanzien van de overige gevorderde immateriële schadevergoeding, niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van een ieder van de benadeelde partijen aan de Staat EUR 1.500,- (vijftienhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 25 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Politieambtenaren
NP198365:
Verklaart deze benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering.
NP225756, NP117039 en NP181303:
Wijst de vorderingen van deze benadeelde partijen af.
NP123202, NP123997, NP124278, NP158982, NP160250, NP172736, NP225356, NP235726, NP244936, NP248667, NP249158, NP248673, NP249222 en NP133681:
Wijst elk van de vorderingen van deze benadeelde partijen volledig toe tot het bedrag van EUR 875,- (achthonderdvijfenzeventig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan een ieder van de bovengenoemde benadeelde partijen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 372,- (driehonderd tweeënzeventig euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partijen, de toegewezen bedragen te betalen, behoudens voor zover deze vorderingen reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van een ieder van de benadeelde partijen aan de Staat EUR 875,- (achthonderdvijfenzeventig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 17 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
NP122738, NP145721, NP249159 en NP161440:
Wijst elk van de vorderingen van deze benadeelde partijen volledig toe tot het bedrag van EUR 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan een ieder van de bovengenoemde benadeelde partijen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 561,- (vijfhonderd eenenzestig euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partijen, de toegewezen bedragen te betalen, behoudens voor zover deze vorderingen reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van een ieder van de benadeelde partijen aan de Staat EUR 1.750,- (zeventienhonderdvijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 27 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
NP183288, NP235586 en NP119606:
Wijst elk van de vorderingen van deze benadeelde partijen volledig toe tot het bedrag van EUR 2.625,- (tweeduizendzeshonderdvijfentwintig euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan een ieder van de bovengenoemde benadeelde partijen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 654,- (zeshonderd vierenvijftig euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partijen, de toegewezen bedragen te betalen, behoudens voor zover deze vorderingen reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van een ieder van de benadeelde partijen aan de Staat EUR 2.625,- (tweeduizendzeshonderdvijfentwintig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 36 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
NP199795:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij volledig toe tot het bedrag van EUR 10.000,- (tienduizend euro), aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 933,- (negenhonderd drieëndertig euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat EUR 10.000,- (tienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
NP122306:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij volledig toe tot het bedrag van EUR 10.000,- (tienduizend euro), aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 1.119,- (elfhonderd negentien euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat EUR 10.000,- (tienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
NP188129:
Wijst de vordering van deze benadeelde partij volledig toe tot het bedrag van EUR 10.000,- (tienduizend euro), aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan benadeelde partij.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden, begroot op EUR 1.119,- (elfhonderd negentien euro).
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens een ander of anderen is betaald.
Bepaalt dat de benadeelde partij ten aanzien van de gevorderde materiële schade, niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat EUR 10.000,- (tienduizend euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 mei 2021 tot aan de dag van algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 85 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. A.H.E. van der Pol en P.L.C.M. Ficq, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 april 2023.

Voetnoten

1.Conclusie van [naam 7] van 22 maart 2022, ECLI:NL:PHR:2022:263.
2.Een proces-verbaal van verhoor van de getuige-defensie-wapenexpert waaronder het aanvalsgeweer AK-47 van 23 december 2021, inclusief bijlagen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, rechercheurs 168 en 559, map 25 ZD, bijlage 192, pag. 2416 t/m 2449, bijlage: foto 11.
4.Er wordt gesproken van een predispositie indien een slachtoffer of een benadeelde partij voor een ongeval een bepaalde kwetsbaarheid of aanleg heeft die hem eerder dan een ander persoon vatbaar maakt voor het optreden van een bepaalde ziekte of bepaalde klachten.
5.HR 21 maart 1975, NJ 1975/372 en HR 8 februari 1985, NJ 1986/137.