ECLI:NL:RBROT:2020:9777

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
2 november 2020
Zaaknummer
10/174849-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en medeplegen van wapenbezit in Rotterdam

Op 27 oktober 2020 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die op 4 juli 2020 betrokken was bij een schietincident in Rotterdam. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. B. Kizilocak. De officier van justitie, mr. J. Verschuren, eiste een gevangenisstraf van 16 maanden, met vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan bedreiging met een vuurwapen en medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op korte afstand van een groep personen met een vuurwapen in de lucht had geschoten, wat als een daad van bedreiging werd aangemerkt. De rechtbank achtte het bewijs overtuigend, onder andere door getuigenverklaringen en DNA-sporen op het aangetroffen vuurwapen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn jeugdige leeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/174849-20
Datum uitspraak: 27 oktober 2020
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [postcode] [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de P.I. Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 oktober 2020.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Verschuren heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde, met partiële vrijspraak voor het onderdeel dat onder het 2e gedachtestreepje staat opgenomen;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 3 zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 primair en feit 2
4.2.1.
Standpunt verdediging
Namens de verdachte heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde. Hiertoe is aangevoerd dat de verdachte geen vuurwapen voorhanden heeft gehad. Het procesdossier bevat hier ook geen bewijs voor. Op basis van beelden van de filmpjes van de vechtpartij en het schietincident is geen herkenning van de verdachte mogelijk. Daarbij komt dat de herkenning van de verdachte door de verbalisant onbetrouwbaar is. Ook blijkt uit de verklaringen van de getuigen onder nummer niet dat de verdachte de persoon is die een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
Voor de aanwezigheid van het DNA van de verdachte op het vuurwapen en op het magazijnpatroon heeft de verdediging een alternatief scenario aangedragen. De verdachte is die nacht betrokken geraakt in een vechtpartij, waarbij hij is toegetakeld en zijn knokkels bebloed zijn geraakt. Op het moment dat de verdachte in de vechtpartij een persoon met een vuurwapen zag, heeft hij het vuurwapen van deze persoon van zich af geduwd. Door deze handeling is op het vuurwapen, waarop meerdere DNA-profielen zijn aangetroffen, ook het DNA van de verdachte terecht gekomen. De persoon met het vuurwapen heeft vervolgens bij het van de grond oprapen van de patroonhouder het DNA van de verdachte vanaf het vuurwapen op de patroonhouder overgebracht. Gelet op het bovenstaande heeft de verdachte geen enkele beschikkingsmacht over een vuurwapen gehad of kunnen hebben.
Verder staat volgens de verdediging niet vast dat er die avond geschoten is. De getuigen verklaren hier wisselend over. Voor zover er al geschoten zou zijn, dan is van belang dat geen schotresten op de handen van de verdachte zijn aangetroffen en dat niet is gebleken dat de personen op de hoogte zijn geraakt van enige vorm van bedreiging.
4.2.2.
Beoordeling
Uit de bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Is er een schietincident geweest?
Op 4 juli 2020 vindt er omstreeks 02.05 uur op de [plaats delict] in Rotterdam een vechtpartij plaats. Op het moment dat verbalisanten arriveren, horen zij van omstanders dat een persoon in de lucht heeft geschoten. Twee getuigen onder nummer verklaren dat een vechtpartij gaande was en dat op enig moment een personenauto aan komt rijden, die op de rijbaan stil blijft staan. Vanuit de groep vechtende mannen, rent één man naar deze personenauto toe. De man opent een portier van de personenauto en pakt uit de auto een plastic tas. Vervolgens haalt de man uit deze plastic tas een vuurwapen en loopt hiermee terug richting de groep. De man schreeuwt en houdt het vuurwapen met zijn rechterhand boven zijn hoofd. Beide getuigen onder nummer verklaren dat zij een harde knal horen en een van hen ziet uit het vuurwapen een lichtflits komen. Zij zien beiden eveneens dat er iets, dat er uit ziet als een patroonhouder, uit het vuurwapen valt en door de man van de grond wordt opgeraapt.
De verklaringen van deze getuigen worden ondersteund door de beschrijving van de verbalisant die de camerabeelden heeft bekeken waarop een schietincident te zien is. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat die nacht op de [plaats delict] door een persoon met een vuurwapen in de lucht geschoten is.
Heeft de verdachte met een vuurwapen geschoten?
De vraag is of de verdachte de persoon is geweest die op 4 juli 2020 een vuurwapen voorhanden heeft gehad en met dit vuurwapen in de lucht heeft geschoten.
Hiertoe wordt het volgende overwogen. Allereerst zijn op de mouwen van de jas gedragen door verdachte schotresten aangetroffen. De aangetroffen schotresten, zoals omschreven in het schotrestenonderzoek, zijn niet op een andere manier verklaarbaar dan dat de jas van de verdachte in de directe nabijheid van het schietincident moet zijn geweest. Een andere verklaring voor de aanwezigheid van de aangetroffen schotresten op de jas is niet gegeven. Over de aan- dan wel afwezigheid van schotresten op de handen van verdachte kon geen uitsluitsel worden gegeven.
Verder verklaren twee getuigen onder nummer te hebben gezien dat de man die met het vuurwapen geschoten heeft, in de [plaats delict] naast een witte auto op de grond is gaan liggen op het moment dat de politie arriveerde. Zij hebben bovendien gezien dat de politie deze man heeft aangehouden. De rechtbank acht deze waarneming van de getuigen, die van een afstand de gebeurtenissen alsmede het handelen van de persoon die het schot loste voldoende duidelijk hebben kunnen observeren, en elkaar onafhankelijk ondersteunen, voldoende nauwkeurig en betrouwbaar. Deze waarneming sluit bovendien aan op het gegeven dat de politie de verdachte op de [plaats delict] op de grond liggend achter een auto heeft aangetroffen en aangehouden. Het is daarmee aannemelijk dat de verdachte de man met het vuurwapen is geweest waarover de getuigen onder nummer een verklaring hebben afgelegd. Daar komt nog bij dat op ongeveer 20 meter van de plek waar de verdachte is aangehouden het vuurwapen is gevonden en dat op dit vuurwapen een relatief (zeer) grote hoeveelheid DNA van de verdachte is aangetroffen. Ook het patroonmagazijn dat in het aangetroffen vuurwapen zat, bevat DNA-sporen van de verdachte.
Alle bewijsmiddelen in samenhang bezien brengen de rechtbank tot het oordeel dat
de verdachte met een vuurwapen een schot in de lucht heeft gelost. Het verweer van de raadsman evenals het alternatieve scenario zijn hiermee in strijd en worden verworpen.
Uit het vorenstaande volgt eveneens dat de verdachte een vuurwapen en de hierin zich bevindende munitie voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van medeplegen. Een getuige onder nummer heeft immers gezien dat er tijdens de vechtpartij een auto komt aanrijden, waaruit de verdachte de plastic tas met het vuurwapen pakt. De andere getuige onder nummer heeft verklaard dat de verdachte kort ervoor belt en vervolgens naar de auto rent waarbij hij een plastic zak met een vuurwapen uit de auto pakt, waarna een tweede man uit de auto stapt en achter de verdachte aanloopt als hij naar de groep loopt. Uit deze samenloop van handelingen van de verdachte en een of meer andere personen leidt de rechtbank af dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking van de verdachte met een andere persoon dan wel andere personen in de auto ten aanzien van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijhorende munitie.
Is er sprake geweest van een bedreiging?
Uit het bovenstaande en de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op de openbare weg een vuurwapen voorhanden heeft gehad. Hij is vanuit een groep vechtende mannen naar een op straat stilstaande auto toegerend en heeft uit deze auto een plastic zak gepakt. Vervolgens haalt hij midden op straat uit deze plastic zak een vuurwapen en brengt hij met zijn rechterhand het vuurwapen boven zijn hoofd. Terwijl hij dit doet, schreeuwt hij en loopt hij terug in de richting van de groep waaruit hij vlak daarvoor is weggerend. Daarbij schiet de verdachte eenmaal met het vuurwapen in de lucht.
De verdachte heeft verklaard dat hij op de [plaats delict] bij een vechtpartij betrokken is geraakt en hierbij is toegetakeld en verwondingen heeft opgelopen. Bij zijn aanhouding heeft een verbalisant ook verwondingen waargenomen. Daarnaast is gebleken dat de verdachte eerst uit een groep vechtende mannen komt rennen en daarna met een vuurwapen weer in richting deze groep terugloopt. Dit tezamen maakt een verband aannemelijk tussen de vechtpartij waarbij de verdachte betrokken is geweest en het met een vuurwapen naderen van de groep mannen waarbij in de lucht wordt geschoten.
Gelet op de aard van de gedragingen van de verdachte en de context waarin deze hebben plaatsgevonden is de rechtbank van oordeel dat deze naar uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn geweest op de onbekend gebleven groep mannen.
Het schieten met een vuurwapen in deze context valt op zich zelf al aan te merken als een daad van bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Daarbij komt dat deze gedraging plaatsvond op de openbare weg, goed kenbaar was voor aanwezig publiek. De gedragingen van de verdachte zijn eveneens waargenomen door aanwezige omstanders. Zo verklaart een getuige dat hij geschrokken was van de gebeurtenis die hij heeft gezien en merkt hij op dat als er een tweede keer gevuurd zou zijn iemand geraakt had kunnen worden. Een andere getuige verklaart te hebben gehoord dat werd geroepen “hij gaat schieten, hij gaat schieten”. Gezien de aard van de gedragingen van de verdachte en de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden kan in redelijkheid de vrees zijn ontstaan dat de bedreiging door de verdachte ten uitvoer zou kunnen worden gebracht.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de bedreiging door op korte afstand van een groep personen met een vuurwapen in de lucht te schieten. De rechtbank acht niet bewezen dat de verdachte vervolgens ook het vuurwapen op een groep personen heeft gericht.
Eveneens is bewezen dat er sprake is van medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en vier kogelpatronen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 4 juli 2020 te Rotterdam
meerdere tot op heden onbekend gebleven personen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- op korte afstand van de groep personen met een vuurwapen in de lucht te
schieten;
2
hij op 4 juli 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van een pistool van het merk Walther/Colt Government, type cal. .22 long rifle,
kaliber .22 lr,
en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen,
kaliber .22 lr, voorhanden heeft gehad;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

2.
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III van die wet;
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en 4 kogelpatonen op de openbare weg. De verdachte is na een uitgaansavond op straat in een vechtpartij terecht gekomen. Hij is uit de groep vechtende mannen weggelopen en heeft vervolgens een vuurwapen gepakt. Door met een vuurwapen op de groep mannen af te lopen, waarmee hij vlak daarvoor heeft gevochten, en vervolgens met het vuurwapen eenmaal in de lucht te schieten heeft de verdachte zich eveneens schuldig gemaakt aan bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht. Het voorhanden hebben van vuurwapens levert voor de maatschappij een onaanvaardbaar risico op omdat het bezit van een vuurwapen, zoals onderhavig geval laat zien, maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Daarnaast zijn vele mensen getuigen geweest van het schietincident. Dit zijn strafbare feiten die tezamen genomen als zeer ernstige vorm van uitgaansgeweld gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving teweeg brengen.
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 22 september 2020 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Zowel uit overwegingen van algemene als bijzondere preventieve aard dient dan ook naar de mening van de rechtbank op het bewezenverklaarde te worden gereageerd met een forse straf.
Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de algemene voorwaarde dat de verdachte gedurende zijn proeftijd geen nieuwe strafbare feiten pleegd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De proeftijd zal worden gesteld op een periode van drie jaar.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 285 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 16 (zestien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzijde rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. P. van Dijken en J.S. van den Berge, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.L. den Dekker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Rotterdam
meerdere tot op heden onbekend gebleven personen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door
- op korte afstand van de groep personen met een vuurwapen in de lucht te
schieten en/of
- ( vervolgens) genoemd vuurwapen op de groep personen te richten;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht
of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om meerdere tot op heden onbekend gebleven personen te bedreigen
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
- op korte afstand van de groep personen met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten en/of
- ( vervolgens) genoemd vuurwapen op de groep personen heeft gericht; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens
en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm
van een pistool van het merk Walther/Colt Government, type cal. .22 long rifle,
kaliber .22 lr,
en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te weten 4 kogelpatronen,
kaliber .22 lr, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 4 juli 2020 te Rotterdam
openlijk, te weten, op de [plaats delict] , in elk geval op of aan de
openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,
in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen één of meer tot op heden onbekend gebleven
perso(o)n(en)
door
- met een riem tegen, althans in de richting van, genoemde perso(o)n(en) te slaan
en/of
- te duwen tegen en/of te trekken aan genoemde perso(o)n(en) en/of
- te slaan tegen genoemde perso(o)n(en) en/of
- te trappen/schoppen tegen genoemde perso(o)n(en);
( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht )