ECLI:NL:RBROT:2021:3564

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 april 2021
Publicatiedatum
22 april 2021
Zaaknummer
10/661056-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen en diefstal met geweld in Rotterdam

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 15 april 2021 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van meerdere personen en diefstal met geweld. De verdachte heeft in een openbaar park met een vuurwapen in de lucht geschoten, wat leidde tot grote paniek onder het aanwezige publiek. Daarnaast heeft hij gedurende een langere periode een vuurwapen voorhanden gehad. Samen met twee mededaders heeft hij op 11 januari 2020 een gewelddadige diefstal gepleegd op de openbare weg, waarbij het slachtoffer onder bedreiging van een vuurwapen zijn rugtas moest afgeven. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging doodslag, maar bewezen verklaard dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging, het voorhanden hebben van een vuurwapen en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. Tevens is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij voor de geleden schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/661056-20
Datum uitspraak: 15 april 2021
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Detentiecentrum Rotterdam,
raadsvrouw mr. K.M.S. Bal, advocaat te Arnhem.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 1 april 2021.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. van der Meij heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1 primair (poging doodslag/poging zware mishandeling)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair alsmede het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring feiten 1 subsidiair (bedreiging), 2 (voorhanden hebben vuurwapen) en 3 (diefstal met geweld)
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 30 mei 2020 te Rotterdam meer
totop heden onbekend gebleven personen heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een vuurwapen een kogel af te vuren in de lucht;
2.
hij in de periode van 11 januari 2020 tot en met 30 mei 2020 te Rotterdam een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 19 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 39 van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .221r, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 11 januari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen op de openbare weg, te weten de Schimmelpenninckstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas van het me
rkJug kleur zwart met witte letters (met daarin o.a. een videocamera van het merk Canon type 5D en 2 lenzen) en een statief, toebehorende aan [naam slachtoffer] welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld
en bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken , welk geweld of welke bedreiging met geweld bestond uit het
- tonen van vuurwapens, althans op vuurwapen
sgelijkende
voorwerpen aan die [naam slachtoffer] en
- richten van vuurwapens, althans op vuurwapen
sgelijkende voorwerpen op het hoofd van die [naam slachtoffer] en
- vervolgens (
door)laden van een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)en
- daarbij aan die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen
:"Geef je spullen anders schiet ik", en
- duwen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en
- meermalen trekken aan de tas van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

5..Strafbaarheid feiten

5.1.
Kwalificatie
De bewezen feiten leveren op:
1.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
2.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3.
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
5.2.
Strafbaarheid
5.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van de onder 1 (subsidiair) ten laste gelegde bedreiging betoogd dat aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt, zodat hij moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat de broer van de verdachte is aangevallen door een onbekend gebleven persoon die dreigde met een vuurwapen. De verdachte heeft zichzelf en zijn broer tegen deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding verdedigd door met zijn eigen vuurwapen in de lucht te schieten. Deze reactie voldoet aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit, aldus de raadsvrouw.
5.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft ter zitting – kort gezegd – verklaard dat er op 30 mei 2020 tussen zijn broer en een onbekend gebleven persoon op een scooter (hierna: de jongen) een woordenwisseling ontstond. De verdachte kwam tussen beiden en onderling werd geduwd en getrokken. Nadat de jongen een wapen liet zien, schoot de verdachte in de lucht om de jongen af te schrikken, aldus de verdachte.
Op basis van het dossier is aannemelijk geworden dat een woordenwisseling is ontstaan tussen de verdachte, zijn broer en de jongen. De voor het eerst op de zitting afgelegde verklaring van de verdachte dat de jongen tijdens die woordenwisseling een vuurwapen heeft getoond, vindt echter geen steun het dossier. Zo heeft geen van de getuigen verklaard dat zij een vuurwapen bij de jongen hebben gezien. Evenmin volgt dit uit de tapgesprekken waarin door de verdachte over het incident wordt gesproken. Weliswaar verklaart de verdachte in die taps dat de jongen op de scooter naar zijn tasje greep, maar hierin wordt niets gezegd over een vuurwapen dat de jongen zou hebben getoond. De rechtbank acht daarom niet aannemelijk geworden dat in de richting van de verdachte dan wel zijn broer gedreigd zou zijn met een vuurwapen.
Dat anderszins van een noodweersituatie sprake is geweest (nog los van de omstandigheid dat dit niet is gesteld), is evenmin aannemelijk geworden. Het beroep op noodweer wordt reeds daarom verworpen.
5.2.3.
Conclusie
Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van meerdere personen door in een openbaar park waar veel publiek aanwezig was met een vuurwapen in de lucht te schieten. Als gevolg hiervan is grote paniek ontstaan onder de aanwezige mensen. Dergelijke (schiet)incidenten dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De verdachte heeft na het incident het vuurwapen in de bosjes gegooid en daar is het enkele dagen later door spelende kinderen gevonden. Het spreekt voor zich dat dit een levensgevaarlijke situatie heeft opgeleverd. De kinderen hebben het wapen vastgepakt en het is een geluk dat daarbij geen ongelukken zijn gebeurd.
Daarnaast heeft de verdachte gedurende een langere periode een vuurwapen voorhanden gehad. Het onbevoegd voorhanden hebben van een vuurwapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich, zeker wanneer het vuurwapen, zoals hier is gebleken, daadwerkelijk wordt gebruikt. Dat de verdachte het vuurwapen bij zich droeg omdat hij vreesde dat hem iets zou worden aangedaan, maakt het voorgaande niet anders.
De verdachte heeft zich verder samen met twee mededaders schuldig gemaakt aan diefstal met geweld op de openbare weg. Het slachtoffer is onder valse voorwendselen via WhatsApp naar de Henegouwerlaan te Rotterdam gelokt. Het slachtoffer werd daar opgewacht door de mededader [naam medeverdachte] en de verdachte. Zij richtten beiden een vuurwapen op het hoofd van het slachtoffer en duwden hem. De verdachte trok de rugtas van het slachtoffer met daarin een professionele fotocamera en lenzen van diens rug af en pakte hierna zijn statief. De verdachte heeft met zijn handelen geen enkel respect getoond voor het eigendom van het slachtoffer en voor diens lichamelijke en geestelijke integriteit. Het is een feit van algemene bekendheid dat een dergelijke gewelddadige overval langdurig psychische schade aanricht bij slachtoffers. Uit de slachtofferverklaring blijkt dat het slachtoffer ten gevolge van de overval een posttraumatische stress-stoornis (PTSS) heeft opgelopen waarvoor hij nog onder behandeling is bij een psycholoog. Een beroving op de openbare weg werkt bovendien in zijn algemeenheid gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in de hand.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 3 maart 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Op 4 februari 2016 is hij door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank veroordeeld voor het medeplegen van een poging doodslag. Het strafblad van de verdachte zal dan ook in zijn nadeel meewegen bij de strafoplegging.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 31 augustus 2021. Dit rapport houdt (onder meer) het volgende in. Er is bij de verdachte sprake van een zeer belast verleden waaronder uit huisplaatsingen en verblijf in jeugdinstellingen. Tevens is sprake van LVB-problematiek, een hechtingsstoornis, gedragsproblemen waaronder agressieregulatieproblematiek en een deels negatief sociaal netwerk.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Voor het geval de rechtbank dit advies niet mocht volgen, adviseert de reclassering als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, begeleid wonen en meewerken aan het realiseren van een zinvolle dagbesteding.
Het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 maart 2021. Dit rapport houdt (onder meer) het volgende in. Er is bij de verdachte sprake van een benedengemiddelde intelligentie. De verdachte heeft een zeer belaste voorgeschiedenis van vroegkinderlijke verwaarlozing, huiselijk geweld in het gezin van herkomst en het opgroeien in pleeggezinnen en verschillende instellingen. Hierdoor is bij de verdachte een onveilige vermijdende hechting opgetreden met een verstoorde sociaal-emotionele ontwikkeling. Al met al lijkt de hechtingsproblematiek van de verdachte zich te hebben (door)ontwikkeld tot een persoonlijkheidsstoornis, die wordt geclassificeerd als een “andere persoonlijkheidsstoornis” met antisociale kenmerken. Ook ten tijde van de ten laste gelegde feiten was sprake van deze persoonlijkheidsstoornis, maar er zijn geen pathologische factoren aan te wijzen die de verdachte in zijn keuzemomenten hebben beperkt. Onderzoekers adviseren daarom de ten laste gelegde feiten aan de verdachte toe te rekenen. Aangezien er geen doorwerking van de stoornis in de ten laste gelegde feiten kan worden bepaald, onthouden de onderzoekers zich van het geven van een advies.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Hoewel de bewezen feiten ernstig zijn rechtvaardigen zij naar het oordeel van de rechtbank geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf jaren, zoals door de officier van justitie is geëist. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en zijn wens om zijn leven een andere wending te geven, acht de rechtbank begeleiding en bijzondere voorwaarden geboden. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk op leggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.381,43 aan materiële schade en een vergoeding van € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf het ontstaan van de schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij in de vordering voor zover die ziet op de gevorderde inkomstenderving van € 4.000,-. Daartoe is aangevoerd dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Verder heeft de officier van justitie geconcludeerd tot toewijzing van de overige materiële schade van € 381,43 en van de immateriële schade, met hoofdelijke aansprakelijkheid voor de mededaders en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft met betrekking tot de gevorderde inkomstenderving aangevoerd dat dit deel van de vordering onvoldoende is onderbouwd. Met betrekking tot de overige gevorderde materiele schade heeft de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank gerefereerd. De vergoeding voor de immateriële schade dient te worden gematigd, aldus de verdediging.
8.3.
Beoordeling
Er is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank acht de posten
‘inkomstenderving’ van € 4.000,- en ‘huur vervangend materiaal’ van € 221,43 echter onvoldoende onderbouwd. Omdat behandeling van deze onderdelen van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, zal de benadeelde partij in zoverre niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De overige posten aan materiële kosten zijn voldoende onderbouwd en zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 160,-. Daarbij is in aanmerking genomen dat de resterende schade al door de verzekeraar is vergoed.
De benadeelde partij heeft door de overval voorts geestelijk letsel opgelopen. De
psycholoog bij wie hij onder behandeling is, heeft bij hem PTSS vastgesteld. De psycholoog
heeft geconstateerd dat de ingezette EMDR-behandelingen slechts hebben geleid tot een
matige klachtvermindering, reden waarom de benadeelde partij thans
cognitieve gedragstherapie volgt. De benadeelde partij is door het bewezenverklaarde strafbare feit in zijn persoon aangetast en heeft rechtstreeks immateriële schade geleden. De rechtbank acht gezien de aard en omvang van die schade naar maatstaven van billijkheid een bedrag van € 5.000,- toewijsbaar, zodat dit deel van de vordering volledig wordt toegewezen.
Nu de verdachte het strafbare feit samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor
ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde betalen is
de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partij van deze betalingsverplichting bevrijd.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met
wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt
met wettelijke rente vanaf 11 januari 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal
de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op
heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.160,-
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020 en kosten als hieronder in de
beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr
passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het 1 onder primair en impliciet subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 1 (één) jaar niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland (de reclassering), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2 de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de hele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal verblijven in de instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4 de veroordeelde zal zich inspannen voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 5.160,- (zegge: vijfduizend honderdzestig euro), bestaande uit € 160,- aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.160,-(hoofdsom,
zegge: vijfduizend honderdzestig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.160,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
60 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.E. Dijkers, voorzitter,
en mrs. J. de Lange en W.M. Stolk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. de Vrind, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 30 mei 2020 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (een) perso(o)n(en) genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of een of meer tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een vuurwapen (een) kogel(s) af te vuren in de richting van die [naam 1] en/of die [naam 2] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 mei 2020 te Rotterdam een of meer op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door meermalen met (een) vuurwapen(s) (een) kogel(s) af te vuren in de lucht;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 januari 2020 tot en met 30 mei 2020 te Rotterdam (een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 19 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 39 van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM Olympic type 38 kaliber .221r, voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 11 januari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten de Schimmelpenninckstraat, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een rugtas van het met Jug kleur zwart met witte letters (met daarin o.a. een videocamera van het merk Canon type 5D en/of 2 lenzen) en/of een statief, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- tonen van (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen gelijkend(e) oorwerp(en) aan die [naam slachtoffer] en/of
- richten van (een) vuurwapen(s), althans (een) op (een) vuurwapen gelijkend(e) voorwerp(en) op het hoofd van die [naam slachtoffer] en/of
- vervolgens laden van een (van de) vuurwapen(s) en/of
- daarbij aan die [naam slachtoffer] de woorden toe te voegen "Geef je spullen anders schiet ik", althans woorden van gelijk dreigende aard en/of strekking en/of
- duwen tegen het lichaam van die [naam slachtoffer] en/of
- ( meermalen) trekken aan de tas van die [naam slachtoffer] .