ECLI:NL:RBAMS:2023:1295

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
13/273709-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Belgisch Europees Aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 8 maart 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1969, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 december 2022 gestart, waarbij het openbaar ministerie werd vertegenwoordigd door officier van justitie mr. G.P. Sholeh. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Klunder. Tijdens deze zitting werd de termijn voor uitspraak verlengd met 30 dagen.

Op 11 januari 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België. Dit leidde tot een heropening van het onderzoek en een verlenging van de termijn voor uitspraak met 60 dagen. De behandeling werd op 22 februari 2023 hervat, waarbij de opgeëiste persoon zijn identiteit bevestigde en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, opnieuw aanwezig was.

De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in België beoordeeld en vastgesteld dat de eerder verstrekte detentiegarantie niet meer voldeed. Na het verkrijgen van nieuwe garanties van de Belgische autoriteiten, die de detentieomstandigheden verbeterden, concludeerde de rechtbank dat het gevaar van onmenselijke behandeling was weggenomen. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/273709-22
RK nummer: 22/4679
Datum uitspraak: 8 maart 2023
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 1 november 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juni 2022 door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 28 december 2022
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. Klunder, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft op die zitting de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tussenuitspraak
Op 11 januari 2023 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gewezen [3] omdat de rechtbank in een andere zaak heeft geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling voor alle gedetineerden in België en is geoordeeld dat de eerdere algemene detentie-garantie, die vooral betrekking heeft op de
personal spacevan 3 m2 - in combinatie met de ‘grondslapersproblematiek’ - en de sanitaire omstandigheden, niet langer toereikend is.
Om die reden heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting heropend en gelijktijdig geschorst, teneinde de beslissing over de overlevering aan te houden om op een volgende zitting te onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden.
Tevens heeft de rechtbank op basis van artikel 22, zesde lid, OLW, de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW, met 60 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding (én schorsing daarvan) met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 22 februari 2023
De behandeling van het EAB is op de zitting van 22 februari 2023 hervat in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 11 januari 2023. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 11 januari 2023

Bij tussenuitspraak is door de rechtbank reeds de grondslag en de inhoud van het EAB, de strafbaarheid en de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

4.1
Inleiding
Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat er thans ten aanzien van alle detentie-instellingen in België een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling gelet op de detentieomstandigheden in België en dat daarom de tot dan toe verstrekte algemene detentiegarantie niet meer voldoet. [4] Bij uitspraak van 28 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat de in die zaak gegeven nieuwe detentiegarantie het gevaar van onmenselijke behandeling voor de betreffende opgeëiste persoon wegneemt. [5]
Bij brief van 24 januari 2023 is door het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden desgevraagd de volgende garantie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:

1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Brugge indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair. De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel inclusief vast meubilair en sanitair is 11 m2.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheidenvan de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillend dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12januari 2005 betreffende het
gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.
4.2
Standpunten van de verdediging en de officier van justitie
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon een zwakke gezondheid heeft en het van belang is dat hij goede medische zorg krijgt. In de verstrekte detentiegarantie is weergegeven dat de medische zorg binnen de penitentiaire inrichtingen in België net zo goed is als daarbuiten. De raadsvrouw heeft daaromtrent onderzoek gedaan maar kan niet aantonen dat de verstrekte garantie op dat punt onjuist is. Om die reden refereert zij zich aan het oordeel van de rechtbank.
De officier van justitie heeft tot het toestaan van de overlevering geconcludeerd. De detentieomstandigheden staan niet meer aan overlevering in de weg nu er ten behoeve van de opgeëiste persoon een detentiegarantie is verstrekt.
4.3
Oordeel van de rechtbank
Zoals deze rechtbank eerder in vergelijkbare zaken heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022), [6] gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie uit de verstrekte individuele detentiegarantie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden hiermee voor de opgeëiste persoon is weggenomen. Het algemene gevaar dat de rechtbank heeft aangenomen, wordt door deze individuele garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden).

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.M.E. Jurgens, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 8 maart 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018,