ECLI:NL:RBAMS:2023:109

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
13/273709-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 11 januari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1969, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen en wapens. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 28 december 2022 gehoord, waarbij de officier van justitie, mr. G.P. Sholeh, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. B. Klunder.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in België, wat een belangrijke overweging is bij de beslissing over de overlevering. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en de termijn voor uitspraak verlengd met 60 dagen. Dit betekent dat de rechtbank de mogelijkheid openhoudt om de omstandigheden opnieuw te beoordelen voordat een definitieve beslissing wordt genomen. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vordering opnieuw op zitting moet worden behandeld uiterlijk 14 dagen vóór 25 maart 2023.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van waarborgen voor de rechten van de opgeëiste persoon, vooral gezien de huidige detentieomstandigheden in België. De rechtbank heeft de garantie van de procureur des Konings te Turnhout geaccepteerd, die waarborgt dat de opgeëiste persoon na overlevering in Nederland zijn straf zal ondergaan. De rechtbank heeft de zaak geschorst en het onderzoek heropend voor een nader te bepalen zittingsdatum.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/273709-22
RK nummer: 22/4679
Datum uitspraak: 11 januari 2023
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van de officier van justitie van 1 november 2022 bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juni 2022 door de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1969,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres opgeëiste persoon] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 december 2022. Het openbaar ministerie heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. G.P. Sholeh, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. Klunder, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek afgeleverd door de onderzoeksrechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg in Antwerpen, afdeling Antwerpen. In
Form Astaat dat dit bevel op 23 juni 2022 is uitgevaardigd.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummers 5 en 6, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;
illegale handel in wapens, munitie en explosieven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval hij na overlevering in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings te Turnhout heeft op 9 december 2022 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar Nederland van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar Nederland zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft bij uitspraak van 21 december 2022 [4] geoordeeld dat er thans een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor alle gedetineerden in België. In deze uitspraak heeft de rechtbank ook geoordeeld dat de eerdere algemene detentie-garantie, die vooral betrekking heeft op de personal space van 3 m2 - in combinatie met de ‘grondslapersproblematiek’ - en de sanitaire omstandigheden, niet langer toereikend is.
Er is dus sprake van een individueel reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon. De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. [5]
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat geen gevolg geven aan het EAB op dit moment nog niet aan de orde is. De rechtbank zal de beslissing over de overlevering daarom aanhouden en op de volgende zitting onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden optreedt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn in deze zaak vast op maximaal 60 dagen. Binnen deze termijn zal de vordering opnieuw op een openbare zitting worden behandeld.
Op basis van artikel 22, zesde lid, OLW, verlengt de rechtbank de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW, met 60 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding (én schorsing daarvan) met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Wanneer binnen de hierboven gestelde redelijke termijn geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal aan de overlevering ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd.
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Antwerpen, België.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met schorsing met zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór 25 maart 2023, het einde van de verlengde beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 11 januari 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Artikel 11, tweede lid, OLW