ECLI:NL:RBAMS:2022:8645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
19 oktober 2023
Zaaknummer
AWB - 19 _ 464
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van een arts in opleiding tot huisarts en de vraag of sprake is van medische afzakkerij

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 11 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een arts in opleiding tot huisarts, en de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres had haar dienstverband per 1 oktober 2015 verminderd van vijf naar vier dagen per week, wat zij deed op basis van medische adviezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op medische gronden minder moest gaan werken, wat de basis vormt voor de beoordeling of zij als medische afzakker kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft een deskundige benoemd die concludeerde dat het objectief medisch noodzakelijk was dat eiseres haar uren verminderde. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gemotiveerd waarom het bestreden besluit niet in stand kon blijven. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/464

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. C.E. Derksen),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

Met het primaire besluit van 5 juli 2018 heeft verweerder aan eiseres met ingang van
22 juni 2018 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 19 december 2018 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2019. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. F. Madani, als waarnemer van haar gemachtigde en door de partner van eiseres [naam 1] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn toenmalige gemachtigde mr. J. Lam.
Na sluiting van het onderzoek op de zitting heeft de rechtbank het onderzoek op 26 september 2019 heropend en een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige benoemd.
De deskundige heeft op 30 april 2020 een rapport uitgebracht. Eiseres heeft hierop gereageerd op 9 juli 2020 en verweerder op 14 juli 2020, met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2020. Verweerder heeft op 5 januari 2021 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van dezelfde datum gereageerd op de reactie van eiseres van 9 juli 2020. De deskundige heeft met een aanvullend rapport van 11 januari 2021 gereageerd op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2020. Eiseres heeft op 29 januari 2021 gereageerd op de rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 juli 2020 en 5 januari 2021. Verweerder heeft op 10 februari 2021 met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van dezelfde datum gereageerd op het rapport van de deskundige van 11 januari 2021.
De rechtbank heeft partijen op 11 november 2021 medegedeeld dat de uitspraak, dan wel een nadere zitting door andere rechters zal worden gedaan dan de rechters die de zaak aanvankelijk hebben behandeld. Tevens heeft de rechtbank partijen verzocht om uitspraak te mogen doen zonder nadere toestemming. Eiseres en verweerder hebben daartoe op respectievelijk 22 en 17 november 2021 toestemming verleend.
Eiseres heeft op 7 december 2021 aan de rechtbank verzocht medische informatie van een psycholoog van 26 oktober 2021 in de beoordeling mee te nemen. Verweerder heeft op
18 mei 2022 op die medische informatie gereageerd met een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 17 mei 2022.
De rechtbank heeft partijen op 25 juli 2022 gevraagd of zij op zitting willen worden gehoord. Partijen hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft het onderzoek daarna gesloten en medegedeeld binnen twee weken na 14 oktober 2022 uitspraak te zullen doen.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiseres was werkzaam als arts i.o. tot huisarts en onderzoeker voor 32,87 uur per week. Per 1 oktober 2015 heeft zij haar dienstverband teruggebracht van vijf (100%) naar vier dagen (80%) per week. Zij heeft zich vervolgens op 24 juni 2016 ziek gemeld wegens burn-outklachten, waarna haar een Ziektewet-uitkering is toegekend. Op 1 april 2018 heeft eiseres een WIA-uitkering aangevraagd.
2. In verband met de aanvraag heeft een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek plaatsgevonden. De rapporten zijn ten grondslag gelegd aan het primaire besluit, waarbij aan eiseres met ingang van 22 juni 2018 een WIA-uitkering is toegekend, gebaseerd op een mate van arbeidsongeschiktheid van 57,39% en een restverdiencapaciteit van € 1.298,47.
3. Met het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 70,62% en de restverdiencapaciteit op € 894,97. Aan dit besluit liggen rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep (BVA) en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (BAD) van respectievelijk 30 november 2018 en 18 december 2018 ten grondslag. Volgens de BVA is eiseres geen medische afzakker omdat een advies van de bedrijfsarts om structureel het contract aan te passen ontbreekt. Evenmin is sprake van geen duurzaam benutbare mogelijkheden (GBM). De BVA vindt de problemen wel groot genoeg voor een urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week. Met een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 30 november 2018 heeft hij de beperkingen aangepast. Aan de hand van deze FML heeft de BAD drie deels nieuwe functies geselecteerd.
Het geschil
4. Eiseres voert in beroep samengevat aan dat zij een medische afzakker is omdat zij vanwege gezondheidsklachten per 1 oktober 2015 minder is gaan werken. Dit heeft consequenties voor het maatmanloon. Volgens eiseres was zij op het moment van de beoordeling voor de WIA volledig, maar niet duurzaam, arbeidsongeschikt en is zij dit thans nog steeds.
5. Partijen verschillen dan ook van mening over de vraag of eiseres is aan te merken als een medische afzakker. Indien dat zo is, dan dient 1 oktober 2015 aangemerkt te worden als eerste ziektedag van eiseres en 1 oktober 2017 als einde wachttijd. Partijen verschillen verder van mening over de vraag of eiseres (op de datum in geding) aangemerkt dient te worden als volledig -maar niet duurzaam- arbeidsongeschikt.
Benoeming deskundige en reactie van partijen op het deskundigenrapport
6. De rechtbank heeft na de behandeling op zitting, gezien de persoonlijke en medische situatie van eiseres, aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige, de verzekeringsarts [naam 2] , te benoemen. De rechtbank heeft hem opdracht gegeven gemotiveerd antwoord te geven op de vraag of eiseres een medische afzakker is en op vragen over de belastbaarheid van eiseres op 22 juni 2018 en op 1 oktober 2017.
7. De deskundige heeft op 30 april 2020 gerapporteerd. Daaruit blijkt dat hij eiseres op 10 maart 2020 bij haar thuis heeft gesproken en heeft onderzocht. Ook heeft de deskundige de dossiergegevens en de relevante medische informatie bestudeerd, waaronder nader betrokken informatie van 25 maart 2020 van de behandelend psychiater van eiseres en van 14 april 2020 van de toenmalige bedrijfsarts van eiseres.
Medische afzakker en belastbaarheid eiseres
8. Van een medische afzakker is sprake als een betrokkene ten gevolge van ziekte of gebrek (tijdelijk) lager beloond werk gaat doen of om medische redenen de arbeidsurenomvang terugbrengt zonder zich ziek te melden. Als een betrokkene later uitvalt uit dit lager betaalde werk en dan pas een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvraagt, kan in zo’n geval het voorlaatste werk als uitgangspunt worden genomen. Daarbij is van belang dat een betrokkene als gevolg van een objectief medische noodzaak minder uren is gaan werken, bijvoorbeeld op advies van of in overleg met zijn behandelend arts of bedrijfsarts. Het vereiste van een voldoende specifieke medische onderbouwing, alvorens een medische afzakker kan worden aangenomen, is verankerd in vaste rechtspraak. [1]
9. De deskundige heeft in zijn rapport van 30 april 2020 geconcludeerd, uitgaande van KANS/RSI bij eiseres, dat er op 1 oktober 2015 beperkingen waren ten aanzien van statische belasting en van herhaalde dynamische handelingen en dat eiseres maximaal voor 4 uur per dag belastbaar was voor computerwerkzaamheden. Hij heeft verder geconcludeerd dat het objectief medisch noodzakelijk was dat eiseres per 1 oktober 2015 minder ging werken. Daarbij heeft hij meegenomen dat er op dat moment qua gezondheid meer aan de hand was dan alleen KANS/RSI-problematiek en dat een ziekmelding derhalve had moeten c.q. kunnen plaatsvinden. De aanleiding voor eiseres om minder te gaan werken had een medische reden. De bedrijfsarts gaf eiseres in ieder geval een tijdelijk advies om minder te gaan werken, aldus de deskundige. De deskundige heeft voorts geconcludeerd dat eiseres op 22 juni 2018 meer beperkt was ten aanzien van persoonlijk functioneren en dat haar beperkingen op 1 oktober 2017 volledig met die nadien geldende beperkingen overeenkomen. De deskundige heeft de beperkingen van eiseres vastgelegd in een FML, geldende per 1 oktober 2017. Hij heeft daarbij aangetekend dat de belastbaarheid van eiseres daarin overeenkomt met de belastbaarheid van 22 juni 2018, met uitzondering van de duurbelasting die per 1 oktober 2017 beperkt is tot 4 uur per dag en 8 uur per week.
10. Eiseres heeft in haar reactie van 9 april 2020 gezegd zich op enkele punten in de door de deskundige opgestelde FML niet te herkennen. Zij heeft een eigen opsomming van beperkingen en mogelijkheden gegeven, die zij representatief beschouwt voor oktober 2017.
11. De BVA heeft in zijn rapport van 13 juli 2020 in reactie op het deskundigenrapport opgenomen dat eiseres zelf heeft besloten om op 1 oktober 2015 haar contracturen te verminderen en dat het de vraag is of dat medisch wel noodzakelijk was. Volgens de BVA heeft de deskundige, samengevat, onvoldoende onderbouwd dat eiseres als (noodzakelijke) medische afzakker is te beschouwen en heeft zij in dat verband geen medisch advies gekregen. Verder vindt de BVA de aanvullende beperkingen en met name de grotere urenbeperking op 22 juni 2018 onvoldoende gemotiveerd. De geschetste belastbaarheid per
1 oktober 2017 vindt hij gekunsteld.
12. De deskundige heeft met een rapport van 11 januari 2021 gereageerd op de onder 11 weergegeven reactie van de BVA. Hij is daarbij uitgebreid ingegaan op het gestelde gebrek aan motivering van de aanvullende beperkingen en de aangenomen grotere duurbeperking van eiseres. Onder meer heeft hij het item “zelfstandig handelen” in de FML aan de hand van de Basisinformatie CBBS toegelicht en opgemerkt dat de BVA (ook) zelf een beperking heeft opgenomen inzake zelfstandig handelen. Ook is de deskundige uitgebreid ingegaan op het medisch afzakkerschap van eiseres, waarbij hij onder meer het volgende heeft weergegeven. Het advies om de werkdagen met alleen computerwerk te beperken tot 4-6 uur werk per dag, wordt door de bedrijfsarts in september 2015 gehandhaafd, waarbij eiseres aangeeft dat één dag minder werken wel wat helpt. De bedrijfsarts adviseert vervolgens de woensdag vrij te houden. Volgens de deskundige blijkt hieruit dat de bedrijfsarts de vrije dag accordeert. Het advies om minder computerwerk te doen was, gezien het feit dat eiseres enkel computerwerk deed, bovendien substantieel. De bedrijfsarts had dit moeten opmerken en moeten zeggen “ik meld je ziek”, aldus de deskundige die voorts verwijst naar het aanvullende rapport van de verzekeringsarts, waarin deze over het contact tussen eiseres en de bedrijfsarts overweegt: “
(…) door de bedrijfsarts een tijdelijk geldend advies was gegeven ten aanzien van de ongeschiktheid voor de maatstaf in zijn volle omvang.” Volgens de deskundige betekent dit dat eiseres gedeeltelijk ongeschikt was voor haar werk en had dit een ziekmelding gerechtvaardigd. Niet is gebleken van andere motieven dan medische om minder te gaan werken. Uit een en ander blijkt zonneklaar dat de bedrijfsarts een urenvermindering heeft geadviseerd en dat de “vrije” dag werd ingevuld met bezoeken aan behandelaars voor behandelingen toen noodzakelijk vanwege ziekte, aldus de deskundige.
13. De BVA heeft met een rapport van 10 februari 2021 gereageerd op de onder 12 weergegeven reactie van de deskundige. In dit rapport verzet hij zich met betrekking tot de door de deskundige vastgestelde beperkingen enkel tegen het item zelfstandig handelen in de FML van de deskundige. Volgens de BVA interpreteert de deskundige het handboek c.q. de instructies niet als juist. Met betrekking tot het “belangrijkste geschilpunt”, namelijk de medische afzakker, heeft de BVA weergegeven dat er wel een duidelijk advies moet zijn van een behandelaar óf het eenduidig advies van de bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft enkel geadviseerd het computerwerk te beperken, maar dat is niet hetzelfde als een verminderde ureninzetbaarheid, aldus de BVA. De BVA vindt daarnaast dat de deskundige te makkelijk is voorbijgegaan aan andere oplossingen om het computerwerk te verminderen.
Het oordeel van de rechtbank
14. De rechtbank stelt allereerst vast dat de bevindingen van de BVA en die van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige niet met elkaar overeenkomen. Dit is voornamelijk gelegen in de opvatting van het begrip medische afzakker.
15. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [2] volgt de
bestuursrechter in beginsel het oordeel van een onafhankelijke door hem ingeschakelde deskundige, als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. Het is immers bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven.
16. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om het oordeel van de deskundige niet te volgen. Naar het oordeel van de rechtbank is het deskundigenrapport zorgvuldig tot stand gekomen. Hij heeft (medische) informatie ingewonnen bij de toenmalige bedrijfsarts van eiseres en bij haar behandelaar, heeft eiseres gesproken en onderzocht en heeft de beschikbare medische gegevens in aanmerking genomen. Wat betreft de vaststelling dat eiseres is aan te merken als een medische afzakker, heeft de deskundige naar het oordeel van de rechtbank overtuigend uiteengezet dat het op 1 oktober 2015 objectief medisch noodzakelijk was dat eiseres minder ging werken. Weliswaar heeft eiseres toen zelf haar dienstverband teruggebracht, maar, zoals de deskundige heeft toegelicht, uit de adviezen van de bedrijfsarts voorafgaande aan die datum volgt ondubbelzinnig dat de bedrijfsarts het op medische gronden noodzakelijk achtte dat eiseres toentertijd in ieder geval tijdelijk minder ging werken. Tegen die achtergrond kan het eiseres dan ook niet worden tegengeworpen dat zij op 1 oktober 2015 haar werkzaamheden heeft teruggebracht.
17. Wat de door de deskundige in de FML van 1 oktober 2017 vastgestelde aanvullende beperkingen betreft, ziet de rechtbank dat de BVA zich, na de uitvoerige en overtuigende motivering ervan door de deskundige in zijn rapport van 11 januari 2021, met zijn rapport van 10 februari 2021 niet meer tegen die beperkingen keert. Enkel met betrekking tot het item zelfstandig handelen in de FML heeft de BVA nog opgemerkt dat de deskundige het handboek onjuist interpreteert en wijst hij erop dat het gaat om dagelijkse activiteiten. In de Basisinformatie CBBS valt echter te lezen dat het voorwerp van de beoordeling niet zozeer de dagelijkse routine is zoals bij het doelmatig handelen, maar juist de activiteiten die daarbuiten vallen en waarvoor eigen initiatief een vereiste is. Gelet daarop kan de stelling van de BVA op dit punt niet juist worden geacht. De rechtbank zal dan ook uitgaan van de juistheid van de (aanvullende) beperkingen van eiseres zoals de deskundige heeft opgenomen in zijn FML van 1 oktober 2017.
18. Wat betreft de stelling van eiseres dat zij zich op enkele punten in de FML van de deskundige niet zou herkennen, gaat de rechtbank daaraan al voorbij omdat er geen objectief-medische grond is om die stelling te onderbouwen. Voor zover eiseres op
7 december 2021 heeft verzocht om een recentelijk bij haar nog vastgestelde autismespectrumstoornis mee te nemen in de beoordeling, heeft de BVA afdoende uiteengezet dat er al diverse psychische beperkingen zijn aangenomen en dat die stoornis de klachten van eiseres niet anders maakt.
19. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het (medische deel van het) bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd. Het bestreden besluit kan om die reden niet in stand blijven. De rechtbank ziet hier geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten omdat verweerder met de inzet van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep opnieuw een beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres zal moeten maken. Dit zal hij moeten doen aan de hand van de beperkingen van eiseres die de deskundige in de door hem vastgestelde FML heeft opgenomen. Daarnaast moet bij de berekening van het maatmanloon eiseres als medische afzakker beschouwd worden. Verweerder moet daarom een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres nemen.
20. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
21. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.897,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een deskundigenonderzoek met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in eiseres proceskosten tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Sullivan, voorzitter, en mrs. J.H.M. van de Ven en A.E.J.M. Gielen, leden, in aanwezigheid van mr. N.L. Adam, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2022.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep (de Raad). Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Raad worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1853.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.