ECLI:NL:RBAMS:2022:8319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
3 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 21 _ 3592
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake watervergunning voor sanering en ophoging van maaiveld

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 juli 2022 uitspraak gedaan over de niet-ontvankelijkheid van het beroep van eiser, die een watervergunning had aangevraagd voor het saneren van grond en het ophogen van het maaiveld op zijn perceel. Eiser had eerder een aanvraag ingediend, die door verweerder, het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, was geweigerd. Na een eerdere uitspraak van de rechtbank en een bevestiging door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, heeft verweerder op 20 mei 2021 alsnog een watervergunning verleend aan eiser. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had, omdat hij de vergunning had gekregen die hij aanvankelijk had aangevraagd. Eiser stelde dat er wel procesbelang was vanwege geleden schade, maar de rechtbank vond deze schade niet aannemelijk. Eiser had de mogelijkheid om zijn argumenten over de bodemdaling eerder in te brengen, maar had dit nagelaten. De rechtbank concludeerde dat de beslissing van verweerder conform de aanvraag was en dat de gewijzigde aanvraag van eiser niet meer aan de orde was. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3592

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de meervoudige kamer van

21 juli 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser

(gemachtigde: mr. G.C.M. Schipper),
en
het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht,verweerder
( [gem.verweerder] ).

Procesverloop

Met een besluit van 23 mei 2018 heeft verweerder geweigerd aan eiser een watervergunning te verlenen voor het saneren van grond en het ophogen van het maaiveld op het perceel aan de [adres] in [plaats] .
Met een besluit van 20 november 2018 heeft verweerder beslist op het bezwaar van eiser.
Met een uitspraak van 20 december 2019 heeft deze rechtbank het door eiser daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. [1]
Tegen deze uitspraak heeft eiser hoger beroep ingesteld. De Afdeling [2] heeft de uitspraak van de rechtbank bevestigd. [3]
Met een besluit van 20 mei 2021 heeft verweerder het besluit van 23 mei 2018 gewijzigd en aan eiser alsnog een watervergunning verleend. De Afdeling heeft aanleiding gezien om het van rechtswege ontstane beroep van eiser tegen het besluit van 20 mei 2021 met toepassing van artikel 6:19, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht ter behandeling en beslissing naar de rechtbank te verwijzen.
De zaak is behandeld op de zitting van 21 juli 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. [persoon] , [persoon 2] en [persoon 3] , deskundige van [expertise bureau] , waren eveneens aanwezig. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, bijgestaan door [persoon 4] .
Na afloop van de zitting op 21 juli 2022 heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. Naar aanleiding van de oorspronkelijke aanvraag om een watervergunning en een aanvulling op die aanvraag van 17 mei 2021 met de notitie compensatie boezemberging van [expertise bureau] van 12 mei 2021, heeft verweerder een watervergunning aan eiser verleend.
2. De rechtbank stelt vast dat door verweerder conform de aanvraag is beslist. Verweerder moet een aanvraag beoordelen zoals deze is ingediend en dit heeft verweerder ook gedaan. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser geen procesbelang bij zijn beroep. Verweerder heeft namelijk positief beslist op de gewijzigde aanvraag en eiser heeft daarmee gekregen wat hij heeft aangevraagd. [4]
4. Eiser heeft gesteld dat er wel procesbelang is, omdat er schade is geleden. Deze schade vindt de rechtbank niet aannemelijk, eiser heeft immers met het besluit van 20 mei 2021 gekregen wat hij op grond van de notitie van [expertise bureau] van 12 mei 2021 heeft aangevraagd.
5. Wat eiser vooral steekt is dat volgens hem feitelijk veel minder compensatie van de bodemdaling op zijn perceel nodig is, omdat er een grotere bodemdaling heeft plaatsgevonden in de laatste twintig jaar dan de 9,22 centimeter waar verweerder vanuit gaat. Eiser miskent hiermee dat hij dit had kunnen en moeten aanvoeren in de procedure over de oorspronkelijke aanvraag om een watervergunning van 19 maart 2018. Eiser heeft hierover op de zitting toegelicht zich bedrogen te voelen door verweerder, omdat verweerder destijds al wist dat er andere gegevens waren (een hoogtemeting uit 2005) en verweerder deze gegevens volgens eiser bewust heeft achtergehouden in zijn nadeel. Uit de toelichting van eiser op zitting is echter gebleken dat hij wel beschikte over de hoogtemeting uit 2005 ten tijde van de aanvraag van 19 maart 2018. Eiser had dit dus ook kunnen inbrengen in de procedure over de oorspronkelijke aanvraag van 19 maart 2018. Daarbij betwist verweerder dat de bodemdaling van 9,22 centimeter over twintig jaar onjuist is berekend.
6. De rechtbank begrijpt dat de beslissing van de rechtbank ingrijpend is voor eiser, omdat het gaat om zijn perceel. De rechtbank vindt wel dat eiser daarmee miskent dat inmiddels de Keur 2019 [5] is vastgesteld en verweerder deze ook moet toepassen bij nieuwe aanvragen. Dit valt verweerder niet te verwijten. In die zin heeft verweerder een toezegging gedaan ten gunste van eiser door een gewijzigde aanvraag toe te staan en deze nog aan de hand van de Keur 2017 [6] te beoordelen, nadat de Keur 2019 al in werking was getreden. Deze toezegging van verweerder zag echter alleen op een gewijzigde aanvraag op basis van het uitgangspunt dat er sprake is van een bodemdaling van 9,22 centimeter over twintig jaar.
7. Ten slotte merkt de rechtbank op dat het verstandig is geweest van eiser om het advies van de Afdeling te volgen en een gewijzigde aanvraag in te dienen. Een nieuwe aanvraag had verweerder moeten toetsen aan de Keur 2019 en zou naar het zich laat aanzien zijn afgewezen.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door eiser betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Vriethoff, voorzitter, en mr. T.L. Fernig - Rocour en mr. D. Sullivan, leden, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier, op 21 juli 2022.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van deze rechtbank van 20 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:9961.
2.Voluit: Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 22 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2134.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 16 januari 2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC2120.
5.Voluit: Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2019.
6.Voluit: Keur Waterschap Amstel, Gooi en Vecht 2017.