ECLI:NL:RVS:2008:BC2120

Raad van State

Datum uitspraak
16 januari 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200702641/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep tegen sloopvergunning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 26 februari 2007 het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaarde. Appellant had eerder een sloopvergunning aangevraagd voor de sloop van bepaalde onderdelen van een koeienstal op een perceel in Schijndel. Het college van burgemeester en wethouders van Schijndel verleende op 21 juli 2005 deze sloopvergunning, maar met uitzondering van enkele constructieve voorzieningen die niet mochten worden gesloopt. Appellant stelde bezwaar tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar en het college verklaarde dit bezwaar op 26 juni 2006 gegrond, maar liet de voorwaarde met betrekking tot de constructieve voorzieningen in stand.

De rechtbank verklaarde het beroep van appellant tegen het niet tijdig nemen van een beslissing niet-ontvankelijk, omdat het college inmiddels had besloten op het bezwaar. Appellant stelde dat hij belang had bij een tijdige beslissing, omdat hij schadevergoeding wilde van het college. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde echter dat appellant geen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, aangezien het college inmiddels een besluit had genomen. De Afdeling verklaarde het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk, omdat er geen belang meer was bij de beoordeling van de rechtmatigheid van de sloopvergunning.

De uitspraak benadrukt dat als een bestuursorgaan alsnog een besluit neemt voordat de rechtbank uitspraak doet, de appellant geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Afdeling concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200702641/1.
Datum uitspraak: 16 januari 2008
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Schijndel,
tegen de uitspraak in zaak nr. 06/1097 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 26 februari 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 21 juli 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Schijndel (hierna: het college) aan appellant sloopvergunning verleend voor de sloop van de begane grondvloer, de verdiepingsvloer, de daksporen en de panlatten in de koeienstal op het perceel [locatie] te Schijndel (hierna: het perceel), met uitzondering van de met rood doorgestreepte onderdelen in de aanvraag die zien op constructieve voorzieningen tijdens de sloop.
Bij brief van 23 februari 2006 heeft appellant beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar tegen het besluit 21 juli 2005.
Bij besluit van 26 juni 2006 heeft het college alsnog het door appellant daartegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard wat betreft het bij de sloopvergunning vermelden van de voorwaarde, volgens welke de door appellant beoogde constructieve voorzieningen achterwege moeten blijven, en het bestreden besluit met in achtneming van deze wijziging in stand gelaten.
Bij uitspraak van 26 februari 2007, verzonden op 5 maart 2007, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaarschrift niet-ontvankelijk verklaard en het beroep tegen het besluit van 26 juni 2006 ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 april 2007, bij de Raad van State ingekomen op 13 april 2007, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 14 mei 2007. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 23 augustus 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 december 2007, waar appellant, in persoon en bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te 's-Hertogenbosch, en het college, vertegenwoordigd door C.C.P. van der Steen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Appellant betoogt dat de rechtbank hem ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn bezwaarschrift van 12 augustus 2005. Appellant voert daartoe aan dat hij, ondanks dat het college alvorens de rechtbank uitspraak deed, alsnog op zijn bezwaar heeft besloten, toch belang had bij het verkrijgen van een tijdige beslissing op zijn bezwaarschrift. Dat belang is, naar appellant ter zitting heeft aangevoerd, gelegen in de verkrijging van schadevergoeding van het college.
2.2. Het betoog faalt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen in de uitspraak van 21 november 2001 in zaak nr. 200004709/1 (AB 2002, 183), kan uit de enkele omstandigheid dat tegen het niet tijdig nemen van een besluit geen bezwaar en beroep is ingesteld, niet de conclusie worden getrokken dat het desbetreffende bestuursorgaan niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade die uit dat niet tijdig nemen van een besluit kan voortvloeien. Gelet hierop had appellant, nu het college alsnog een besluit op bezwaar had genomen alvorens de rechtbank uitspraak deed op het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit, geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van dit beroep. De rechtbank heeft dientengevolge terecht geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.3. Bij besluit op bezwaar van 26 juni 2006 heeft het college de bij het besluit van 21 juli 2005 aan de sloopvergunning verbonden voorwaarde met betrekking tot de constructieve voorzieningen laten vervallen. De sloopvergunning is daarmee conform de aanvraag verleend. Appellant heeft derhalve geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van dit besluit. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Soede
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2008
270-560.