ECLI:NL:RBAMS:2022:7845

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
13/090247-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de mega Cherokee zaak over deelname aan een criminele organisatie en witwassen

De rechtbank Amsterdam heeft op 23 december 2022 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [verdachte], die wordt beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk de grootschalige handel in cocaïne en gewoontewitwassen. In totaal zijn er 11 zaken behandeld in het kader van het onderzoek Cherokee, waarbij de rechtbank zich ook heeft uitgesproken over de rechtmatigheid van het gebruik van Sky ECC berichten als bewijs. De rechtbank concludeert dat er voldoende bewijs is voor het bestaan van de criminele organisatie, die op professionele wijze opereerde en gebruik maakte van een autoverhuurbedrijf en een transportbedrijf. De rechtbank legt gevangenisstraffen op die variëren van 18 maanden tot 12 jaar, en een geldboete aan het autoverhuurbedrijf. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de dagvaarding gedeeltelijk nietig is, maar dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in de vervolging. De rechtbank heeft de betrokkenheid van de verdachten bij de criminele organisatie en de rol van [verdachte] in het witwassen van de opbrengsten van de cocaïnehandel vastgesteld. De rechtbank legt een geldboete op van € 70.000,- aan [verdachte].

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/090247-21 (Promis)
Datum uitspraak: 23 december 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd op het adres [vestigingsadres] ,
woonplaats kiezende bij [woonplaats] .
Inhoudsopgave
1. Het onderzoek ter terechtzitting2
2. Tenlastelegging2
3. Algemene inleiding3
4. Voorvragen4
4.1. Geldigheid van de dagvaarding4
4.2. Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie4
5. Overwegingen ten aanzien van het gebruik van Sky ECC berichten5
5.1. De rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van Sky ECC berichten als bewijs5
5.1.1. Inleiding5
5.1.2. De feitelijke gang van zaken rondom de Sky ECC hack5
5.1.3. Zijn de interceptie en de verkrijging van de Sky ECC data rechtmatig?10
5.1.4. Heeft het bewaren en het gebruik van Sky ECC data in Nederland rechtmatig plaatsgevonden?14
5.1.5. Conclusie met betrekking tot rechtmatigheid van de bewijsgaring18
5.1.6. Informatievoorziening door het Openbaar Ministerie19
5.1.7. Conclusie met betrekking tot de voorvragen19
6. Waardering van het bewijs20
6.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie20
6.3. Het standpunt van de verdediging20
6.3. Het oordeel van de rechtbank20
6.3.1. Sky ECC20
6.3.2. Witwassen door [verdachte] (feit 2)26
6.3.3. De organisatie (feit 1)30
7. Bewezenverklaring36
7. De strafbaarheid van de feiten37
8. De strafbaarheid van verdachte37
9. Motivering van de straffen en maatregelen38
9.1. De eis van de officier van justitie38
9.2. Het strafmaatverweer van de verdediging38
9.3. Het oordeel van de rechtbank38
10. Beslag39
10.1. Verbeurdverklaring39
10.2. Geen beslissing39
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften39
12. Beslissing40
Bijlage – Tenlastelegging [verdachte]43

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 januari 2022, 19 januari 2022 [1] , 20 januari 2022, 24 januari 2022, 1 februari 2022, 8 februari 2022,14 februari 2022, 13 mei 2022 en 9 december 2022. Het onderzoek is op laatstgenoemde zittingsdag gesloten.
Op de zittingen werd [verdachte] vertegenwoordigd door haar bestuurder [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ), bestuurder en enig aandeelhouder van [verdachte] . De strafzaak tegen [medeverdachte 1] is gelijktijdig behandeld (13/29987-20).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie mrs. E.B. Smit en M. van Oosten (hierna tezamen ook wel aangeduid als “het Openbaar Ministerie”) en van wat [medeverdachte 1] en zijn raadsman, mr. M.L. van Gessel naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

[verdachte] (hierna “ [verdachte] ”) wordt kort gezegd beschuldigd van:
1. deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven, te weten handel in verdovende middelen (lijst I) en (gewoonte)witwassen in de periode van 1 juli 2019 tot en met 24 november 2020
en/of
deelname aan een criminele organisatie met als oogmerk de handel in verdovende middelen (lijst I) in de periode van 1 juli 2019 tot en met 24 november 2020;
2. medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag en van voertuigen in de periode van 23 maart 2018 tot en met 24 november 2020.
De volledige tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis is gehecht en maakt deel uit van dit vonnis.
3. Algemene inleiding [2]
Het onderzoek Cherokee is op 16 april 2020 gestart naar aanleiding van het vermoeden dat twee mannen uit Amsterdam Zuid-Oost, [naam 1] en [naam 2] , zich in Antwerpen schuldig maakten aan de import van cocaïne. Hierbij werd gebruik gemaakt van een Audi A3 ( [kenteken] ) [3] van [verdachte] , het autoverhuurbedrijf van [medeverdachte 1] . [4] Doordat er plaatsbepalingsapparatuur in dit voertuig was geplaatst, kon worden vastgesteld dat er herhaaldelijk verschillende locaties in Antwerpen werden aangedaan, waaronder een loods gevestigd aan de [locatie loods] . [5] Door de Belgische autoriteiten werd op 22 april 2020 in deze loods 4.200 kilo cocaïne onderschept (zaaksdossier Burro). Een aantal personen, waaronder [naam 1] en [naam 2] , werd hierbij op heterdaad aangehouden en is hiervoor in België strafrechtelijk vervolgd. Het onderzoek Cherokee is gericht op personen in Nederland die vermoedelijk betrokken waren bij de import van deze partij cocaïne. Tijdens het onderzoek rees het vermoeden dat een crimineel samenwerkingsverband (hierna: ‘CSV’) actief was waarvan de deelnemers betrokken waren bij de (grootschalige) import van partijen cocaïne en bij witwassen. Uit het onderzoek, waarin ook gegevens uit andere onderzoeken werden gevoegd, kwam een beeld naar voren van een samenwerkingsverband waarbinnen de verschillende betrokkenen ieder hun eigen rol hadden. Zo werden er onder meer opdrachtgevers, coördinatoren, koeriers, bewakers, uithalers en een bewaarder van geld onderscheiden. Het vermoeden is dat er door dit samenwerkingsverband in totaal meer dan 6.000 kilo cocaïne is ingevoerd en miljoenen euro’s zijn witgewassen.
Het onderzoek Cherokee bestaat uit een veelvoud aan zaaksdossiers: Burro, Breeweg, Finland, Navajos, Movano, Liza, Marilion, 15-16 september, Witwassen, Omkoping, Extern en Vormen CSV. Een deel van de vermoedelijke deelnemers aan de organisatie staat tegelijkertijd terecht in dit strafproces: [medeverdachte 2] (hierna: ‘ [medeverdachte 2] ’), [medeverdachte 1] (hierna: ‘ [medeverdachte 1] ’), [medeverdachte 3] (hierna: ‘ [medeverdachte 3] ’), [medeverdachte 4] (hierna: ‘ [medeverdachte 4] ’), [medeverdachte 5] (hierna: ‘ [medeverdachte 5] ’), [medeverdachte 6] (hierna: ‘ [medeverdachte 6] ’), [medeverdachte 7] (hierna: ‘ [medeverdachte 7] ’), [medeverdachte 8] (hierna: ‘ [medeverdachte 8] ’), [medeverdachte 9] (hierna: ‘ [medeverdachte 9] ’), [medeverdachte 10] (hierna: ‘ [medeverdachte 10] ’) en de rechtspersoon [verdachte] (hierna: ‘ [verdachte] ’).

4.Voorvragen

4.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat de tenlastelegging ten aanzien van de woorden “onder meer”, die in verschillende tenlastegelegde feiten worden gebruikt, partieel nietig is. In de tenlastelegging staan opsommingen van (rechts)personen die ervan worden verdacht te hebben deelgenomen aan het crimineel samenwerkingsverband en ook diverse partijen cocaïne en geldbedragen zijn in de tenlastelegging gespecificeerd. De verdenking is in zoverre helder. Voor zover het de woorden “onder meer” betreft is dat niet het geval. De tenlastelegging bevat op dit punt geen enkele inkadering of beperking en daarmee is onvoldoende duidelijk wat door het opnemen daarvan onder het bereik van de tenlastelegging wordt gebracht. Mede gelet op de omvang van het dossier, is, ten aanzien van de bewoordingen “onder meer”, onvoldoende kenbaar waartegen [verdachte] zich moet verdedigen. De dagvaarding zal in zoverre nietig worden verklaard.
Voor het overige voldoet de dagvaarding aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). De dagvaarding is voor het overige geldig.
4.2.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
Een deel van de raadslieden van de verdachten in het onderzoek Cherokee heeft betoogd dat het Openbaar Ministerie (hierna: OM) niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van hun cliënt(en). De verweren die de verdediging in die gevallen heeft aangevoerd zien op de verkrijging en het gebruik van de aan het dossier toegevoegde Sky ECC berichten en de wijze waarop het OM de verdediging en de rechtbank hieromtrent van informatie heeft voorzien. De rechtbank bespreekt deze verweren omwille van de leesbaarheid van dit vonnis in rubriek 5.1.
Voordat de rechtbank (hierna in rubriek 5.1.7) haar beslissingen op deze verzoeken en verweren geeft, geeft de rechtbank een uiteenzetting van wat thans bekend is over de wijze waarop het OM de Sky ECC berichten in het onderzoek Cherokee heeft verkregen en het daaruit voortvloeiende juridisch kader waarin de verzoeken van de verdediging worden geplaatst en beoordeeld.

5.Overwegingen ten aanzien van het gebruik van Sky ECC berichten

5.1.
De rechtmatigheid van de verkrijging en het gebruik van Sky ECC berichten als bewijs
5.1.1.
Inleiding
In het onderzoek Cherokee hebben de raadslieden van de verdachten, met uitzondering van [medeverdachte 7] , verweren gevoerd die zien op de interceptie, de verkrijging en het gebruik van de aan het dossier toegevoegde Sky ECC berichten en de wijze waarop het OM de verdediging en de rechtbank hieromtrent van informatie heeft voorzien. Enkele raadslieden hebben geen zelfstandig verweer gevoerd, maar zich uit praktische overweging aangesloten. In de zaak van verdachte [medeverdachte 2] is in het geheel geen verweer gevoerd.
De rechtbank zal in elke zaak, behalve in de zaken van [medeverdachte 7] en [medeverdachte 2] , de verweren zoveel mogelijk gebundeld bespreken, dit omdat de verweren met elkaar samenhangen en om de leesbaarheid van elk vonnis te bevorderen. Dit brengt met zich mee dat in dit deel van het vonnis mogelijk verweren worden besproken die niet namens verdachte zijn gevoerd. Daar waar in dit deel van het vonnis “verdediging” staat, heeft dat dus niet in alle gevallen betrekking op de verdediging van verdachte.
Door de verdediging is primair om aanhouding gevraagd in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad die door de rechtbank Noord-Nederland in het onderzoek Shifter zullen worden gesteld. Tevens is om aanhouding gevraagd teneinde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in verband met het Unierecht. Door de verdediging is voorts om aanhouding gevraagd en om onderzoekswensen toe te wijzen die – samengevat – neerkomen op het voegen van processtukken uit andere Nederlandse strafzaken, het voegen van processtukken uit het Franse onderzoek bij het bedrijf Sky ECC, het voegen van de JIT-overeenkomst (JIT: Joint Investigation Team) en het horen van getuigen.
Het OM heeft gemotiveerd betoogd dat de verzoeken moeten worden afgewezen en de verweren moeten worden verworpen.
5.1.2.
De feitelijke gang van zaken rondom de Sky ECC hack
Op 26 november 2021 heeft de rechtbank een schriftelijke beslissing genomen op de onderzoekswensen die door de verdediging in het onderzoek Cherokee in een eerder stadium waren ingediend met betrekking tot Sky ECC berichten. [6] De onderzoekswensen zagen op het toetsen van de rechtmatigheid van de vergaring, de ontsleuteling en het gebruik van deze berichten in het onderzoek Cherokee. In deze tussenbeslissing is de rechtbank ingegaan op de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de Sky ECC berichten die tot dan toe bekend was. Nadien is er door de verdediging en door het OM nieuwe informatie verstrekt, waardoor er meer bekend is geworden over de feitelijke gang van zaken. Deze gang van zaken is recent beschreven in een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2022 in het onderzoek 26Zenne. [7] De rechtbank sluit zich aan bij die beschrijving en vult deze op onderdelen aan.
‘Sky ECC’ is de naam van het bedrijf dat een versleutelde berichtendienst aanbood. Een Sky ECC toestel is een mobiele telefoon die voorgeprogrammeerd is en met een abonnement ter beschikking wordt gesteld. Sky ECC bood meerdere modules voor de telefoons aan die functionaliteiten boden voor e-mail, instant chats, instant groepchats, notities, voicemail, beelden en berichten die automatisch worden vernietigd. Ook beschikten de telefoons over verschillende kenmerken waaronder een ‘distress wachtwoord’ en een ‘remote wipe’ waarmee het mogelijk is om (op afstand) alle data op het toestel te wissen. De telefoons werden anoniem en enkel tegen contante betaling verhandeld.
Op 30 oktober 2018 is in Nederland het titel V onderzoek 13Yucca gestart. Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van meerdere lopende strafrechtelijke onderzoeken waaruit zou blijken dat personen, die deel uitmaakten van criminele samenwerkingsverbanden die zich bezig hielden met het beramen en plegen van zware criminaliteit, in de periode vanaf augustus 2015 gebruik maakten van telefoons en software van Sky ECC om zo versleuteld te communiceren. Het onderzoek was erop gericht om de criminele samenwerkingsverbanden inzichtelijk te krijgen en zicht te krijgen op gepleegde en nog te plegen strafbare feiten.
Voorafgaand aan dit onderzoek was door Nederlandse opsporingsambtenaren reeds vastgesteld dat de servers van Sky ECC zich in Frankrijk bevonden. Nederland was ermee bekend dat ook België voornemens was om een strafrechtelijk onderzoek naar de onderneming Sky ECC te starten. Aangezien de servers van Sky ECC zich bij hostingbedrijf OVH in de Franse plaats Roubaix bevonden, hebben de Nederlandse en Belgische autoriteiten contact gezocht met Frankrijk en heeft op 9 oktober 2018 een verkennend overleg plaatsgevonden. Het doel van dit overleg was om toelichting te geven over de aanstaande Europese onderzoeksbevelen (hierna: EOB’s) van Nederland en België en helderheid te verkrijgen over de vraag of Frankrijk uitvoering zou kunnen geven aan de voorgenomen verzoeken.
De officier van justitie in het onderzoek 13Yucca heeft de rechter-commissaris een machtiging gevraagd om een vordering ex artikel 126ug lid 2 Sv (verstrekken van in een geautomatiseerd netwerk opgeslagen gegevens) te kunnen doen. De rechter-commissaris verleende die machtiging op 30 november 2018 en gaf toestemming voor het maken van een digitale kopie (image) van alle servers die werden afgenomen door Sky ECC, met de uitdrukkelijke restrictie dat de vergaarde informatie uitsluitend mocht worden aangewend voor het onderzoek naar de technische mogelijkheden voor het tappen en de ontsleuteling. De rechter-commissaris overwoog daarbij dat het te ver zou gaan op dat moment ongeclausuleerd toestemming te geven de inhoud van het berichtenverkeer te doorzoeken op bewijs van mogelijke strafbare feiten van alle gebruikers van Sky ECC. Er zou dan onvoldoende worden voldaan aan het vereiste van artikel 126ug Sv, inhoudende dat het moet gaan om gegevens die klaarblijkelijk afkomstig zijn (of gericht aan) een persoon ten aanzien van wie een redelijk vermoeden bestaat van betrokkenheid bij strafbare feiten in georganiseerd verband. Het enkele gebruik van versleutelde communicatiediensten kan dat redelijk vermoeden niet leveren, aldus de rechter-commissaris. De rechter-commissaris bepaalde dan ook dat de inhoud van de eventueel op de servers aan te treffen berichten niet zonder uitdrukkelijke voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris mocht worden gebruikt in een strafrechtelijk onderzoek.
De officier van justitie in het onderzoek 13Yucca heeft vervolgens op 6 december 2018 een EOB naar Frankrijk verzonden met het verzoek om een image (kopie) te maken van de servers, zodat de technische inrichting van de servers kon worden onderzocht met het oog op nader onderzoek, zoals het tappen en ontsleutelen van de via die servers gevoerde communicatie, en zodat inzicht kon worden verkregen in de organisatie van Sky ECC. Verder werd verzocht om informatie te verstrekken ten aanzien van historische en toekomstige klantgegevens van Sky ECC, alsmede het verstrekken van technische gegevens van de server. Bij het EOB zijn twee processen-verbaal gevoegd met daarin informatie over de locatie van de Sky ECC infrastructuur en de kenmerken van de Sky ECC applicatie. België heeft eerder op 21 november 2018 een EOB in verband met Sky ECC naar Frankrijk gezonden.
Frankrijk heeft de architectuur van de servers geanalyseerd. Uit het onderzoek naar aanleiding van het Belgische EOB bleek dat er twee servers werden gehost bij OVH, te weten een hoofdserver die rechtstreeks met het internet verbonden was en een back-upserver. Deze twee servers communiceerden onderling met elkaar via een intranet-netwerk.
Op 13 februari 2019 besloot de Franse officier van justitie bij de rechtbank Lille een opsporingsonderzoek te starten naar Sky ECC.
Op 27 mei 2019 vond er een bespreking plaats bij Europol tussen Franse, Belgische en Nederlandse opsporingsambtenaren waarbij operationele en technische gegevens over de werking van de servers werden uitgewisseld.
De Franse officier van justitie heeft op 14 juni 2019 toestemming gevraagd aan de Franse rechter om over te gaan tot interceptie, opname en transcriptie van de communicatie tussen de Sky ECC servers, welke toestemming diezelfde datum is verleend. De rechter betrok bij deze toestemming informatie afkomstig uit het Nederlandse en het Belgische EOB en een tijdens de bespreking op 27 mei 2019 door de Nederlandse autoriteiten verstrekte computeruitdraai van ongeveer 9.000 berichten van Franse gebruikers van Sky ECC die tijdens het Nederlands opsporingsonderzoek 26Sassenheim (een onderzoek naar de versleutelde communicatiedienst PGP-safe) naar voren waren gekomen. De berichten draaiden vooral om de handel in verdovende middelen en afrekeningen tussen dealers.
Op 24 juni en 26 juni 2019 zijn IP-taps geplaatst op de twee servers. In het proces-verbaal van bevindingen van 2 juni 2022 van een rechercheur van onderzoek Werl staat dat Nederland niet aanwezig was bij het plaatsen van de IP-tap. Nederland is op 8 juli 2019 over deze tap geïnformeerd en op 11 juli 2019 zijn de data van de IP-tap beschikbaar geworden voor Nederland. De rechercheur beschrijft dat tijdens de analyse van de IP-tap data in de beginfase door België en Nederland verbeteringen zijn voorgesteld om de kwaliteit van de interceptie te verbeteren en dat die aanbevelingen door het Franse onderzoek zijn overgenomen en geïmplementeerd. De getapte IP-communicatie was grotendeels versleuteld; slechts metadata waren zichtbaar.
De officier van justitie in 13Yucca heeft op 16 juli 2019 een tweede EOB naar Frankrijk verzonden waarin stond dat was vernomen dat Frankrijk een tap heeft aangesloten en dataverkeer tussen de Sky ECC servers aftapt. Dankzij deze tap waren data verkregen over de werking van de gebruikte servers die noodzakelijk waren voor het onderzoek 13Yucca, teneinde de technische mogelijkheden voor een tap ter verkrijging van de inhoudelijke data verder te onderzoeken. Om die reden werd formeel verzocht om die verkregen data te verstrekken aan Nederland.
Voorts blijkt uit een ‘bericht van overdracht’ van 20 augustus 2019 dat de geïntercepteerde data door de rechter-commissaris van de rechtbank Lille uit eigen beweging op grond van artikel 26 van het Cybercrimeverdrag en artikel 7 van het Rechtshulpverdrag zijn overgedragen aan twee officieren van justitie van het parket Rotterdam. Daarbij is verzocht om de bevindingen naar aanleiding van de data weer terug te koppelen aan Frankrijk.
Op 1 november 2019 is in Nederland het opsporingsonderzoek Werl opgestart, waarbij de verdenking was gericht jegens het bedrijf Sky ECC. Op 13 december 2019 hebben Nederland, België en Frankrijk een JIT-overeenkomst gesloten. Onderzoek Werl maakte deel uit van het JIT. Vanaf dit moment zijn de door Frankrijk geïntercepteerde data aan het gemeenschappelijke onderzoeksteam verstrekt en op die wijze gedeeld met Nederland en België.
Een van de doelstellingen van het JIT was het gezamenlijk uitwerken, ontwikkelen en uitvoeren van de benodigde techniek om de gevoerde communicatie te kunnen ontsleutelen.
Met het doel om versleutelingselementen en/of wachtwoorden te verkrijgen die gebruikt konden worden om de verbinding tussen toestellen en de Sky ECC servers te kunnen ontsleutelen en de servers later forensisch te kunnen onderzoeken, werd door Nederlandse rechercheurs binnen het JIT een techniek ontwikkeld om een kopie te maken van het werkgeheugen van één van de servers zonder dat die offline zou gaan. Op 14 mei 2020 en 3 juni 2020 heeft Frankrijk die ontwikkelde techniek ingezet, waarbij Nederlandse rechercheurs technische bijstand verleenden.
Vervolgens heeft Nederland een zogenoemde ‘Man in the Middle-techniek’ (MITM-techniek) ontwikkeld, die het ontsleutelen van het berichtenverkeer mogelijk maakte. Deze techniek is op 18 november 2020 aangesloten en geactiveerd, nadat de Franse adviescommissie, die een oordeel moet vellen over apparatuur die inbreuk kan maken op de persoonlijke levenssfeer en het briefgeheim, hiervoor een vergunning had verleend. Binnen JIT-verband is in toerbeurt een 24/7 monitoringdienst opgezet om de stabiliteit van het MITM-systeem en de Sky ECC infrastructuur waarborgen.
Toen duidelijk werd dat het mogelijk werd het berichtenverkeer te ontsleutelen en leesbaar te maken, is op 11 december 2020 het (Nederlandse strafrechtelijk) onderzoek Argus gestart. Dit onderzoek richtte zich op vermeende criminele samenwerkingsverbanden van Nederlandse gebruikers van Sky ECC en gebruikers van Sky ECC in Nederland. Vanuit onderzoek Werl werd informatie gedeeld met onderzoek Argus. Deze informatie betrof ook de getapte en verkregen Sky ECC data.
Op 14 december 2020 heeft de officier van justitie in het onderzoek Argus bij de rechter-commissaris, onder verwijzing naar de artikelen 126t lid 1 en lid 6 Sv, gevorderd dat machtiging zou worden verleend voor het onderscheppen van Sky ECC communicatie en voor het ontsleutelen van deze en van de reeds onder Franse rechterlijke machtiging vergaarde en verkregen communicatie. Daarbij werd aangegeven dat een aanzienlijk deel van de gebruikers van Sky ECC zich in Nederland bevond. Aan de rechter-commissaris is inzage verleend in de beslissingen van de Franse rechter. Bij beschikking van 15 december 2020 is door de rechter-commissaris aansluiting gezocht bij het beoordelingskader van artikel 126t Sv en heeft de rechter-commissaris – met formulering van een aantal voorwaarden – de gevraagde machtigingen verleend. Hierna zijn door de rechter-commissaris op vorderingen van de officier van justitie meerdere machtigingen tot verlenging verleend. De vorderingen en machtigingen zagen op de toepassing van de artikelen 126t lid 1 en 126t lid 6 Sv (onderzoek communicatie door middel van een geautomatiseerd werk bij georganiseerde criminaliteit) en later ook op aanvullende, ondersteunende vorderingen op de voet van artikel 126uba Sv (hackbevoegdheid bij verdenking betrokkenheid beramen/plegen misdrijven in georganiseerd verband).
In een proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2021 hebben de rechters-commissarissen uit het onderzoek Argus inzicht gegeven in de gang van zaken met betrekking tot de vorderingen en machtigingen en hun afwegingen en beslissingen ten aanzien van de Sky ECC data in onderzoek Argus.
Aangezien de wet volgens de rechters-commissarissen geen procedure kent voor dit soort gevallen, hebben zij zich allereerst afgevraagd of er wel een machtiging van hen vereist was en waarop hun bevoegdheid in dat geval was gebaseerd. Zij concludeerden dat hoewel op voorhand niet vaststond dat een beslissing van de Nederlandse rechter-commissaris noodzakelijk was voor de rechtmatigheid van het gebruik van de Sky ECC data, een toetsing van de proportionaliteit door de rechter-commissaris toch was aangewezen, met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. De rechters-commissarissen hebben afwegingen gemaakt en voorwaarden gesteld, om de privacy schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen.
De voorwaarden die de rechters-commissarissen aan de uitvoering van de machtiging hebben gesteld luidden als volgt:
De vergaarde en ontsleutelde informatie mag slechts worden onderzocht met toepassing van vooraf aan de rechter-commissaris voorgelegde zoeksleutels, zoals:
- informatie over Sky ECC gebruikers (en hun tegencontacten en eventueel daar weer de tegencontacten van) uit lopend onderzoek naar criminele samenwerkingsverbanden;
- zoektermen (steekwoorden) en/of afbeeldingen die naar hun aard wijzen op ernstige criminele activiteiten in georganiseerd verband;
Het onderzoek met de zoeksleutels moet zo worden ingericht dat desgewenst achteraf reproduceerbaar en verifieerbaar is voor de rechtbank en verdediging welke resultaten/dataset de zoekslag heeft opgeleverd, en dus welke gegevens ter beschikking zijn gesteld voor het desbetreffende opsporingsonderzoek;
Er wordt bij het onderzoek recht gedaan aan het verschoningrecht van geheimhouders waaronder advocaten. Voor zoveel mogelijk wordt geheimhouderscommunicatie actief uitgefilterd;
De rechter-commissaris wordt inzage gegeven in de onderliggende Franse rechterlijke beslissingen;
De vergaarde informatie wordt na het onderzoek zoals hiervoor omschreven voorgelegd aan de rechter-commissaris om de inhoud en omvang te controleren, en de relatie tot concrete vermoedelijke strafbare feiten te beoordelen;
De vergaarde informatie zal pas na uitdrukkelijke toestemming van de rechter-commissaris aan het OM of de politie ter beschikking worden gesteld ten behoeve van (verder) opsporingsonderzoek. Daarbij moet (gelet op voorwaarde 2) duidelijk zijn op welke gegevens de toestemming ziet, en welke gegevens aan het onderzoeksteam worden verstrekt;
De vergaarde informatie zal slechts ter beschikking worden gesteld voor onderzoeken naar strafbare feiten die naar hun aard, in georganiseerd verband gepleegd of beraamd, een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde, dan wel misdrijven met een terroristisch oogmerk.
Vanuit het onderzoek Argus is informatie overgedragen aan het onderzoek Auckland. In dit onderzoek wordt onderzoek gedaan naar een vermeend crimineel samenwerkingsverband uit Amsterdam Zuidoost dat zich zou richten op de handel in verdovende middelen en witwassen. In het onderzoek Auckland was gebleken dat deelnemers aan dit crimineel samenwerkingsverband middels Sky ECC met elkaar in contact stonden.
Om een goed beeld te krijgen van dit criminele samenwerkingsverband is, na verzoek van het OM, op 18 februari 2021 aanvullende toestemming verleend door de rechter-commissaris om onderzoek te mogen doen naar gespecificeerde Sky ECC communicatie, gevoerd door geïdentificeerde verdachte personen. Dit betrof ook personen die voorkomen in het onderhavige onderzoek Cherokee, waaronder (mede)verdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 5] . Het betrof hierbij zowel onderzoek naar communicatie van deze verdachten met anderen als communicatie van deze verdachten met derden (kader A en kader A-B). Deze toestemming is door de rechter-commissaris bevestigd in een proces-verbaal van 17 januari 2022.
Vanuit het onderzoek Auckland is vervolgens informatie overgedragen aan het onderhavige onderzoek Cherokee, dat is gestart op 16 april 2020 en is gericht op een vermeend crimineel samenwerkingsverband dat zich bezig zou houden met grootschalige import en handel van cocaïne en witwassen. Met het onderzoek Cherokee werden naast Sky ECC data uit het onderzoek Auckland ook Encrochat data uit het onderzoek Lemont gedeeld.
Op 13 september 2021 en 6 januari 2022 heeft de rechter-commisaris vorderingen toegewezen tot (permanente) onthouding ex artikel 149b Sv met betrekking tot de zwartgemaakte passages in de aan het dossier toegevoegde machtigingen ex artikel 126uba Sv, omdat er belangen zijn (met betrekking tot de werking van de interceptietool) die aan volledige openbaarmaking van de inhoud van de machtigingen in de weg staan.
5.1.3.
Zijn de interceptie en de verkrijging van de Sky ECC data rechtmatig?
Voorbereidend onderzoek tegen verdachte?
Uit de hiervoor weergegeven feitelijke gang van zaken en de onderliggende stukken met betrekking tot de interceptie van de Sky ECC data en de uiteindelijke verkrijging van die data in het onderzoek Argus, volgt dat deze interceptie en verkrijging niet hebben plaatsgevonden in het voorbereidend onderzoek tegen een of meer van de verdachten in de zaak Cherokee. Deze verdachten noch de aan hen ten laste gelegde feiten waren destijds het voorwerp van onderzoek. Een eventueel vormverzuim ten aanzien van die interceptie en verkrijging valt dus niet rechtstreeks onder het bereik van artikel 359a Sv.
Vormverzuimen buiten het voorbereidend onderzoek
Onder omstandigheden kunnen er ook rechtsgevolgen verbonden worden aan vormverzuimen die weliswaar niet zijn begaan in het voorbereidend onderzoek tegen de verdachte, maar die wel van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het opsporingsonderzoek of de vervolging van de verdachte. Dat is dan ook de volgende vraag die ten aanzien van een aantal van de verdachten in het onderzoek Cherokee beantwoord dient te worden.
Toepasselijkheid vertrouwensbeginsel
Door het OM is vanaf het moment dat de Sky ECC data aan het dossier werden toegevoegd gesteld dat de interceptie van de Sky ECC data heeft plaatsgevonden in een Frans opsporingsonderzoek, met toestemming van een Franse rechter, op basis van Frans recht, met behulp van een Franse interceptietool en dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel met zich meebrengt dat van de rechtmatigheid van die interceptie (en de daarop volgende verstrekking) moet worden uitgegaan. Toen nadien bekend werd dat de interceptie had plaatsgevonden met technische bijstand door Nederlandse opsporingsambtenaren, leidde dit niet tot een ander standpunt. Dit standpunt is inmiddels door meerdere rechtbanken in Nederland gevolgd, met de overweging dat het leveren van technische expertise en/of bijstand nog niet leidt tot een verschuiving van verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek. Dit was ook de overweging van de rechtbank in haar tussenbeslissing van 26 november 2021.
Door de verdediging is – niet alleen in het onderzoek Cherokee maar ook in andere strafzaken – vanaf het begin naar voren gebracht dat de rol van de Nederlandse opsporingsambtenaren bij de interceptie veel groter was dan uit de stukken naar voren kwam. Om deze reden bleven zij aandringen op het voegen van stukken en het horen van getuigen. Ter onderbouwing van hun stelling overlegde de verdediging (soms flarden) van stukken uit een Belgisch strafdossier, een buitenlands vonnis en mediaberichten. Ook werd door de verdediging de JIT-overeenkomst ingebracht. De verdediging verzocht in staat te kunnen worden gesteld om te onderzoeken wat de rol van de Nederlandse opsporingsambtenaren bij de interceptie was geweest en stelde dat het OM ten onrechte de blokkerende werking van het vertrouwensbeginsel inriep in reactie op de onderzoekswensen.
Het OM heeft uiteindelijk in een brief van 2 juni 2022, voorzien van tweeënveertig bijlagen, een nadere en meer gedetailleerde uiteenzetting gegeven van het verloop van de strafrechtelijke onderzoeken in Nederland, het verloop van de internationale samenwerking met Frankrijk en België, het verloop van de interceptie en de Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling en inzet van de interceptietool.
De rechtbank stelt voorop dat het op de weg van het OM ligt om transparant te zijn over het verloop van een opsporingsonderzoek, niet alleen in het geval van een onderzoek naar een individuele verdachte, bij uitstek ook in het geval een onderzoek leidt tot een bewijsgaring van een aard en omvang als in het geval van de Sky ECC hack. Tenminste mag worden verwacht dat inzicht wordt gegeven in de Nederlandse betrokkenheid bij dat onderzoek. Pas dan kan immers worden beoordeeld of bijvoorbeeld het vertrouwensbeginsel van toepassing is en of daarmee de kous af is. Aan die transparantie heeft het aanvankelijk ontbroken.
De rechtbank is van oordeel dat de stukken die thans deel uitmaken van het dossier voldoende inzicht geven in het bewijsgaringsproces rondom de Sky ECC data om de rol van de Nederlandse opsporingsambtenaren hierbij te kunnen duiden en de rechtsgevolgen daarvan te kunnen waarderen. Om die reden heeft de rechtbank de hiermee verband houdende onderzoekswensen van de verdediging, op de zitting van 9 december 2022 afgewezen.
De rechtbank heeft evenmin aanleiding gezien de zaak aan te houden in afwachting van de beantwoording van de Hoge Raad van prejudiciële vragen van de rechtbank Noord-Nederland in het onderzoek Shifter.
De rechtbank begrijpt de grote behoefte aan een eenduidige en bij voorkeur finale beslissing over de bruikbaarheid van de Sky ECC data voor het bewijs in strafzaken. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de beantwoording door de Hoge Raad van de prejudiciële vragen zal voorzien in die behoefte. Ook een vergelijking met de gang van zaken bij lopende cassatieprocedures dringt op; zolang de Hoge Raad nog niet gesproken heeft, plegen de rechtbanken de zaken voort te zetten en zeker niet een inhoudelijke behandeling aan te houden. Bij de huidige stand van zaken vindt de rechtbank het niet noodzakelijk om de behandeling van deze zaak aan te houden in afwachting van de uitkomst van dit traject. Doorslaggevend daarbij is dat de rechtbank, nu zij kennis heeft genomen van alle aan het dossier toegevoegde stukken en standpunten, van oordeel is dat zij voldoende in staat is, zelf tot een afgewogen oordeel te komen over de in de zaken in het onderzoek Cherokee opgeworpen ontvankelijkheids- en rechtmatigheidsvragen. Dat dit oordeel op onderdelen zal afwijken van oordelen van andere rechtbanken die zich reeds hebben uitgelaten over de Sky ECC data, is inherent aan een rechterlijke procedure in eerste aanleg.
De rechtbank maakt uit de stukken op dat het inderdaad zo is dat de IP-tap in Frankrijk is gezet in het kader van een Frans onderzoek met machtiging van een Franse rechter. In zoverre is het vertrouwensbeginsel naar het oordeel van de rechtbank onverkort van kracht. De rechtbank gaat er nog steeds vanuit dat de interceptie in Frankrijk op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna: EVRM) heeft plaatsgevonden en het recht op privacy dus bij de opsporingshandelingen in acht is genomen. De rechtbank betrekt daarbij dat het feit dat de Franse rechter zich mede heeft gebaseerd op informatie afkomstig van Nederlandse opsporingsambtenaren geen afbreuk doet aan dit uitgangspunt, te meer nu niet is gebleken van enige onregelmatigheid of onjuistheid ten aanzien van deze informatie. Ook ten aanzien van de op deze interceptie volgende verstrekking van de Sky ECC data aan Nederland geldt dat er op mag worden vertrouwd dat deze heeft plaatsgevonden met inachtneming van op Frankrijk rustende wettelijke en verdragsrechtelijke verplichtingen.
Medeverantwoordelijkheid Nederland?
Bij de rechtbank dringt zich de vraag op of de Nederlandse opsporingsambtenaren niet een mate van medeverantwoordelijkheid dragen voor de interceptie. Uit de stukken blijkt immers van een actieve en toenemende betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren bij de (voorbereiding van de) interceptie.
Weliswaar is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat het verstrekken van informatie, zoals in dit geval informatie over de locatie en de werking van de servers en de criminele aard van 9.000 Sky ECC berichten, nog niet leidt tot een medeverantwoordelijkheid voor de daarop volgende interceptie. Echter, toen de interceptie in het Franse onderzoek eenmaal gaande was, ging de betrokkenheid van Nederlandse opsporingsambtenaren verder. Zoals hiervoor weergegeven, deden zij voorstellen voor verbetering van de kwaliteit van de IP-tap. Ook heeft de Nederlandse officier van justitie verzocht om formele verstrekking van de aldus afgevangen data om de technische mogelijkheden voor een tap ter verkrijging van de inhoudelijke data verder te onderzoeken. Eén van de doelstellingen van het JIT was het gezamenlijk uitwerken, ontwikkelen en uitvoeren van de benodigde techniek om de gevoerde communicatie te kunnen ontsleutelen. Nederlandse rechercheurs hebben een techniek ontwikkeld om een kopie van het werkgeheugen van de servers te maken om versleutelingselementen en wachtwoorden te verkrijgen en hebben bijstand verleend bij de inzet van die techniek. Ook hebben zij de MITM-techniek ontwikkeld die het ontsleutelen mogelijk maakte en zij hebben per toerbeurt meegedraaid in de 24/7 monitoringsdienst om de stabiliteit van het MITM-systeem en de Sky ECC infrastructuur te waarborgen. De rechtbank ziet in deze Nederlandse betrokkenheid een toenemende mate van bepalende invloed. De Nederlandse inbreng, die speciaal voor dit doel werd ontwikkeld, lijkt cruciaal te zijn geweest voor het welslagen van de interceptie, in die zin dat uiteindelijk ook van de inhoud van de berichten kennis kon worden genomen.
Deze betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsambtenaren roept zoals gezegd de vraag op of zij niet medeverantwoordelijk moeten worden gehouden voor de interceptie. Dat leidt tot de vraag of de Nederlandse officier van justitie zich in dat verband niet had moeten wenden tot de rechter-commissaris teneinde een machtiging te verkrijgen voor deze interceptie. Bij de officier van justitie was immers bekend dat een aanzienlijk deel van de gebruikers van Sky ECC zich in Nederland bevond.
Daarbij komt de vraag of ingevolge artikel 5.4.18 Sv een eerdere gang naar de rechter-commissaris niet aangewezen was geweest. Dit artikel schrijft voor dat de officier van justitie de rechter-commissaris kennisgeeft van een interceptie op Nederlands grondgebied, nadat hij daarover middels een daartoe strekkend formulier is geïnformeerd door een lidstaat, waarna de rechter-commissaris aangeeft of met de interceptie kan worden ingestemd. Weliswaar blijkt in geval van de Sky ECC hack niet van een dergelijk formulier, maar dat de Nederlandse officier van justitie op de hoogte was van de interceptie die ook vele gebruikers in Nederland trof, is evident.
Een positieve beantwoording van ieder van deze twee vragen zou kunnen betekenen dat een vormverzuim moet worden vastgesteld. De rechtbank laat de beantwoording van deze vragen echter in het midden en wel om de reden dat – zo er al sprake is van een vormverzuim – dit verzuim niet van bepalende aard is geweest in het onderzoek naar de verdachten in het onderzoek Cherokee en derhalve zonder consequenties kan blijven. De rechtbank licht dat hieronder toe.
Enig vormverzuim in het niet betrekken van de rechter-commissaris bij de Nederlandse inbreng in de interceptie, raakt de rechtmatigheid van de interceptie door Frankrijk niet. Uit de stukken blijkt immers dat de interceptie (mede) heeft plaatsgevonden in een Frans onderzoek met toestemming van een Franse rechter, zonder dat aan deze toestemming enig gebrek lijkt te kleven. Er bestond dus een geldige rechterlijke titel voor de interceptie.
Daarnaast dient de bepaling van artikel 5.4.18 Sv primair de bescherming van de soevereiniteit van de lidstaten. Een eventuele schending van die soevereiniteit is in beginsel in het kader van de strafzaken tegen de verdachten niet relevant. Bovendien is van belang dat een dienstverlening als Sky ECC, waarbij digitale diensten worden aangeboden, over traditionele landsgrenzen heen gaat. Een strafrechtelijk onderzoek kan niet zonder meer volgens de traditionele landsgrenzen worden begrensd. Het is daarnaast ook de vraag of het überhaupt mogelijk zou zijn geweest in de interceptie een onderscheid te maken tussen de Nederlandse Sky ECC gebruikers en andere gebruikers.
Bovendien heeft de rechter-commissaris, die blijkens de machtiging van 30 november 2018 reeds rekening hield met de mogelijkheid dat berichten zouden worden onderschept, achteraf toestemming verleend voor het gebruik van de Sky ECC berichten in de zaken van de verdachten, zodat een mogelijk vormverzuim ook in die zin gedekt is geweest.
Ten slotte is er geen begin van aannemelijk dat het OM, zoals door een deel van de verdediging is gesuggereerd, bewust de rechtsmacht van de rechter-commissaris heeft omzeild en voor een U-bochtconstructie heeft gekozen. Het OM heeft de rechter-commissaris immers op meerdere momenten juist wel betrokken, zowel bij het verzoek een image (kopie) te mogen maken als bij het verzoek de ontsleutelde berichten te mogen gebruiken. De gang van zaken rondom de interceptie en daaropvolgende ontsleuteling blijkt bovendien voor een groot deel uit de door het OM verstrekte stukken, wat zich moeizaam met een bewuste misleiding verhoudt. Dat de stukken eerder niet duidelijk waren over de betrokkenheid bij de ontwikkeling en inzet van de interceptietool en dat de informatievoorziening aanvankelijk te summier was, rechtvaardigt nog niet de conclusie dat het OM de rechter-commissaris, de verdediging en de rechtbank bewust verkeerd of onvolledig heeft geïnformeerd.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat wordt uitgegaan van de rechtmatigheid van de interceptie van en de verstrekking van de Sky ECC data aan Nederland.
5.1.4.
Heeft het bewaren en het gebruik van Sky ECC data in Nederland rechtmatig plaatsgevonden?
Ten aanzien van de fase van verwerking van de Sky ECC data in Nederland geldt dit interstatelijk vertrouwensbeginsel uiteraard niet en dient de Nederlandse rechter te waarborgen dat de wijze waarop van deze data gebruik wordt gemaakt geen inbreuk maakt op het recht van verdachte op een eerlijk proces als bedoeld in artikel 6 EVRM. Daar waar de Sky ECC data van bepalende invloed kunnen zijn bij het opsporingsonderzoek of de vervolging van verdachte, dient de rechtbank tevens te toetsen of bij de verwerking van die data de waarborgen van artikel 8 EVRM tegen onrechtmatige inmenging van het openbaar gezag in het privéleven van verdachte in acht zijn genomen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het verwerken, bewaren en gebruiken van de Sky ECC data valt onder de werkingssfeer van de EU-richtlijnen 2002/58 en 2016/680 en dus het Unierecht. Er is sprake van een inbreuk op artikelen 7 en 8 (en daarmee ook op artikel 11) van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest), omdat er met de verwerking inbreuk is gemaakt op de in die artikelen vervatte grondrechten, terwijl die inbreuk gelet op het bepaalde in artikel 52 van het Handvest niet gerechtvaardigd was. Ook is het gebruik van de data in strijd met de artikelen 6 en 8 EVRM. Als de rechtbank daar niet in meegaat, dient de rechtbank hierover prejudiciële vragen te stelen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, aldus de verdediging.
Toepasselijkheid Unierecht
Richtlijn 2002/58
Richtlijn 2002/58 heeft blijkens artikel 1 lid 1 betrekking op “de verwerking van persoonsgegevens in de sector elektronische communicatie”. Deze richtlijn is van toepassing in gevallen waarin een lidstaat maatregelen treft met betrekking tot het verwerken van dergelijke gegevens door aanbieders van elektronische-communicatiediensten en het verlenen van toegang van overheidsinstanties tot die gegevens. Zoals ook de Hoge Raad in een arrest van 5 april 2022 [8] heeft bevestigd, vallen maatregelen die inbreuk maken op het beginsel van vertrouwelijkheid van elektronische communicatie zonder dat daarbij verwerkingsverplichtingen worden opgelegd aan aanbieders van elektronische- communicatiediensten buiten het bereik van deze richtlijn. Nu bij de interceptie van de Sky ECC data geen sprake is geweest van een verwerking van persoonsgegevens door een elektronische-communicatiedienst (Sky ECC heeft immers zelf geen data van gebruikers aan de Franse of Nederlandse autoriteiten verstrekt), maar van rechtstreekse interceptie van data door de Franse staat (buiten medeweten van het bedrijf om) en verwerking van die gegevens door de Nederlandse autoriteiten, is de rechtbank van oordeel dat deze activiteiten niet vallen onder de werkingssfeer van de richtlijn 2002/58.
Richtlijn 2016/680
Richtlijn 2016/680 beoogt te waarborgen dat gegevens die door rechtshandhavingsautoriteiten worden verzameld op een wettige en eerlijke wijze worden verwerkt, voor bepaalde legitieme doelen worden verzameld en verwerkt en op passende wijze worden beschermd tegen ongeoorloofde en onrechtmatige verwerking. [9] Naar het oordeel van de rechtbank vallen het vergaren en verstrekken van de Sky ECC data door de Franse autoriteiten en het bewaren en het verwerken van deze data door de Nederlandse autoriteiten evident onder het toepassingsbereik van deze richtlijn. De rechtbank acht het dan ook niet nodig hierover prejudiciële vragen te stellen.
In Nederland is de richtlijn – voor zover nodig – geïmplementeerd in de Wet politiegegevens, de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en daaronder vallende besluiten. De verdediging heeft gesteld noch onderbouwd dat de Nederlandse wet- en regelgeving en de toepassing daarvan in strijd zijn met de Europese richtlijnen of dat de Nederlandse wettelijke bepalingen zijn geschonden. De rechtbank ziet reeds hierom geen reden prejudiciële vragen te stellen.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding prejudiciële vragen te stellen over het verwerken van de Sky ECC data door de Nederlandse opsporingsautoriteiten in relatie tot de waarborgen die het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie biedt. De rechtbank acht zich op basis van de stukken daarover voldoende voorgelicht, zoals ook uit het hierna volgende zal blijken.
Is inbreuk gemaakt op grondrechten?
In artikel 7 Handvest is het grondrecht van burgers op eerbiediging van zijn privéleven, zijn familie- en gezinsleven, zijn woning en zijn communicatie neergelegd. In artikel 8 Handvest is het grondrecht op – kort gezegd – privacy van burgers neergelegd. Uit artikel 52 lid 1 Handvest volgt dat beperkingen op die grondrechten zijn toegelaten, mits die bij wet zijn gesteld en de wezenlijke inhoud van die rechten en vrijheden eerbiedigen. Met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel kunnen slechts beperkingen worden gesteld, indien zij noodzakelijk zijn en daadwerkelijk beantwoorden aan door de Unie erkende doelstellingen van algemeen belang of aan de eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
Niet ter discussie staat dat het EVRM ook van toepassing is. Het recht op privacy is neergelegd in artikel 8 EVRM. Uit artikel 8 lid 2 EVRM volgt dat beperkingen op dit recht zijn toegestaan, mits die bij wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.
De verdediging stelt dat er sprake is geweest van het bewaren en verwerken van bulkdata, in de zin dat er sprake is geweest van een algemene en ongedifferentieerde hoeveelheid gegevens, waartoe een wettelijke grondslag ontbreekt en die zich niet verhoudt met de bescherming die het Handvest en het EVRM bieden. Er is volgens de verdediging ongerechtvaardigd inbreuk gemaakt op het recht op privéleven, het recht van de vertrouwelijkheid van communicatie en het recht van vrijheid van meningsuiting.
Dat er sprake is geweest van het bewaren van een grote hoeveelheid data is voor de rechtbank evident. Van een algemene en ongedifferentieerde verzameling data in de zin van bulkdata, zoals de verdediging stelt, kan echter niet worden gesproken. Het gaat om de data van een afgebakende groep, namelijk de gebruikers van Sky ECC, en om een concrete verdenking dat Sky ECC gebruikt werd door criminele samenwerkingsverbanden. Dat is een essentieel andere situatie dan bijvoorbeeld het bewaren van alle metadata van alle abonnees van een (willekeurige) telecomprovider ten behoeve van toekomstige strafrechtelijke onderzoeken. De rechtbank verwijst hierbij ook naar een vonnis van de Rechtbank Amsterdam waarin ten aanzien van het bewaren van Encrochat data hetzelfde werd overwogen. [10]
Op de stelling van de verdediging dat met het bewaren van de Sky ECC data een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachten valt wat af te dingen. Voor zover verdachten al hebben erkend de gebruiker te zijn geweest van een aan hen toegeschreven Sky ECC account, hebben zij slechts in algemene bewoordingen gesteld dat sprake zou zijn geweest van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, zonder dit nader te onderbouwen. In het verlengde daarvan is het ook nog maar de vraag of met de inhoud van de data een behoorlijk beeld kon worden verkregen van het privéleven van die gebruikers. Desalniettemin staat voor de rechtbank vast dat er reeds bij het bewaren van de Sky ECC data enige inbreuk is gemaakt op de privacy van de betrokkenen. Dat hierbij zou zijn gehandeld in strijd met wet- en regelgeving is door de verdediging echter niet aannemelijk gemaakt en is de rechtbank ook anderszins niet gebleken. De rechtbank verwijst in dit verband naar het hiervoor overwogene ten aanzien van de implementatie van richtlijn 2016/680.
Wettelijke grondslag
Vervolgens rijst de vraag naar de wettelijke grondslag voor het daaropvolgende verwerken en gebruiken van de Sky ECC data. De verdediging stelt dat de artikelen 126uba en 126t Sv daartoe onvoldoende grondslag bieden.
Omdat het OM voorzag dat met het inzien en het gebruiken van de inhoud van de Sky ECC data inbreuk zou worden gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen, heeft het OM aan de rechter-commissaris machtigingen (en aanvullende toestemming) op grond van de artikelen 126t en 126uba Sv gevraagd. De rechter-commissaris heeft deze machtigingen (en aanvullende toestemming) vervolgens verleend.
Artikel 126uba Sv omvat de rechterlijke toets voor het binnendringen in een geautomatiseerd werk, het onderzoek van dat geautomatiseerd werk, inclusief de vastlegging en verwerking van de daarbij aangetroffen gegevens. Naar het oordeel van de rechtbank biedt dit artikel daarmee een adequate grondslag voor het doorzoeken en analyseren van Sky ECC data. Zoals de Rechtbank Rotterdam overwoog op 11 april 2022 [11] heeft de officier van justitie als het ware ‘het meerdere’ gevraagd om ‘het mindere’ te kunnen laten toetsen. Door middel van deze toets is de rechterlijke afweging ingebouwd om de verwerking van de data met inachtneming van de relevante belangen te doen plaatsvinden.
In het al eerder aangehaalde vonnis van de rechtbank Amsterdam van 21 november 2022 [12] werd overwogen dat de artikelen 126uba en 126t Sv geen wettelijke grondslag bieden voor gebruik van data die zijn verkregen in het kader van een buitenlands opsporingsonderzoek. De rechtbank was in die zaak van oordeel dat in het Wetboek van Strafvordering niet expliciet wordt voorzien in wetgeving voor deze bijzondere gevallen, waarbij dergelijke gegevens zijn verkregen uit het buitenland, en dat de wet in die gevallen geen voorafgaande toestemming van een rechter-commissaris vereist. De rechtbank overwoog echter dat de algemene taakomschrijving van de rechter-commissaris zoals neergelegd in artikel 170 Sv, de opdracht behelst te waken over de rechtmatigheid en volledigheid van het opsporingsonderzoek. Daarbij kan de rol van de rechter-commissaris onder omstandigheden worden beschouwd als een aanvullende waarborg voor de evenwichtigheid en volledigheid van het onderzoek. De mogelijkheid om toestemming van de rechter-commissaris te vorderen buiten situaties waarin de wet dit eist, vloeit daarmee voort uit het systeem van de wet.
De rechtbank is met de rechter-commissaris van oordeel dat – gelet op de te maken inbreuk – een onafhankelijke rechterlijke toets was aangewezen. Voor zover artikel 126uba Sv daartoe niet de juiste wettelijke grondslag bood, ziet ook deze rechtbank in de algemene taakomschrijving van de rechter-commissaris een grondslag voor de voor de door hem gegeven machtigingen en toestemmingen.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat beperkingen op de grondrechten als bedoeld in de artikelen 7 en 8 van het Handvest alsmede artikel 8 EVRM bij wet zijn voorzien dan wel volgen uit het systeem van de wet.
De rechtbank is voorts van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot de gevraagde machtiging en toestemming heeft kunnen beslissen. De rechter-commissaris heeft steeds getoetst of aan het (verzwaarde) verdenkingsvereiste werd voldaan, heeft een proportionaliteits- en een subsidiariteitstoets uitgevoerd en heeft de zoeksleutels en kaders waarbinnen de Sky ECC data mochten worden onderzocht, bepaald. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris hierbij inhoudelijk steeds een zorgvuldige afweging gemaakt. Dit geldt ook voor de toestemming om onderzoek te mogen doen naar de Sky ECC data van verdachten die (tevens) voorkomen binnen het onderzoek Cherokee. Tegen die inhoudelijke afwegingen is ook niet specifiek verweer gevoerd.
Uit de beschikbare stukken blijkt immers dat er sprake was van verdenkingen van ernstige strafbare feiten, gepleegd in georganiseerd verband, waarbij gebruik werd gemaakt van cryptocommunicatie via Sky ECC. Naar het oordeel van de rechtbank rechtvaardigde het belang van de opsporing een inbreuk op de privacy van betrokkenen. Daar waar het gaat om de afweging van de belangen sluit de rechtbank zich aan bij de rechters-commissarissen in hun proces-verbaal van 6 mei 2021, waarin zij aangeven dat en waarom op voorhand te verwachten was dat Sky ECC hoofdzakelijk werd gebruikt voor zakelijke, criminele activiteiten, waardoor de potentiële inbreuk op het privé-, familie- en gezinsleven zoals beschermd door artikel 8 EVRM bovendien wordt genuanceerd.
5.1.5.
Conclusie met betrekking tot rechtmatigheid van de bewijsgaring
Concluderend is de rechtbank dan ook van oordeel dat, hoewel zij de vraag opwerpt of Nederland niet op enig moment medeverantwoordelijk voor de interceptie is geworden, dit niet raakt aan de rechtmatigheid van de interceptie en de verstrekking van de Sky ECC data door Frankrijk. Het vertrouwensbeginsel staat er aan in de weg verder onderzoek te doen naar het optreden en naar de beslissingen van de Franse autoriteiten.
Voor zover Nederland op enig moment medeverantwoordelijk is geworden voor de interceptie, levert het niet betrekken van de rechter-commissaris bij dat deel van de interceptie dan ook niet een vormverzuim op dat van bepalende invloed is geweest in de zaken tegen de verdachten. Bovendien heeft de rechter-commissaris achteraf machtiging/toestemming verleend voor het gebruik van de Sky ECC data. Door de rechter-commissaris is daarbij gekeken naar de wettelijke basis voor de inbreuk op de privacy, is gekeken of deze inbreuk in een proportionele verhouding stond tot het doel dat daarmee werd gediend, zijn voorwaarden gesteld aan het gebruik van de Sky ECC data en is aan deze voorwaarden getoetst. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris daarbij de juiste legitimiteits-, proportionaliteits- en subsidiariteitstoets aangelegd en zijn daarbij (in ieder geval) de waarborgen toegepast waar het Handvest en het EVRM op zien.
Er zijn dan ook geen redenen om het OM niet-ontvankelijk te verklaren in de vervolging of de Sky ECC berichten uit te sluiten van het bewijs.
5.1.6.
Informatievoorziening door het Openbaar Ministerie
Zoals hiervoor overwogen is de rechtbank van oordeel dat het OM aanvankelijk te summier is geweest in de informatieverstrekking over de Sky ECC interceptie en de Nederlandse betrokkenheid daarbij. Deze informatie was aanvankelijk onjuist, voor zover daarin werd gesproken over een Franse interceptietool. Ook was de rol van de Nederlandse opsporingsambtenaren bij de interceptie groter dan aanvankelijk werd gezegd. Deze onjuiste en onvolledige informatieverstrekking door het OM heeft geleid tot een gevoel van wantrouwen bij de verdediging. Het heeft ook geleid tot onnodige ruis en tot een vertraging van het strafproces. Zo kon het belang van stukken en verzoeken die door de verdediging werden ingebracht niet altijd goed worden gewaardeerd en kon de geplande uitspraakdatum op 13 mei 2022 geen doorgang vinden. Op de onderzoekwensen die de verdediging voorafgaand aan die zitting had ingediend, kon evenmin worden beslist, omdat het OM aangaf dat er nog een brief van het Landelijk Parket over de Sky ECC interceptie op handen was.
De brief van 2 juni 2022 (voorzien van 500 pagina’s bijlagen) is opgesteld, zo leest de rechtbank, omdat het OM meent dat het risico ontstaat de rechtbanken onjuist of onvolledig worden geïnformeerd doordat de verdediging in verschillende strafzaken “vrij willekeurig” enkele vertaalde stukken uit Belgische strafrechtelijke procedures, aan de rechtbanken overlegden.
De rechtbank spreekt haar zorg uit over het feit dat het OM niet inziet dat juist zij de rechtbank aanvankelijk onvolledig heeft geïnformeerd. Het oordeel of het vertrouwensbeginsel van toepassing is en over de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek kan immers pas worden gegeven nadat bekend is hoe dit opsporingsonderzoek is verlopen. Dat oordeel is ook niet aan het OM maar aan de rechtbank.
Het is ook vooral aan de niet aflatende inspanningen van de verdediging te danken dat het OM uiteindelijk voor de informatie heeft gezorgd die nodig is voor een goede beoordeling van de rechtmatigheid van het bewijsvergaringsproces.
Zoals hiervoor overwogen, ziet de rechtbank in de moeizame informatieverstrekking echter geen begin van aannemelijk dat het OM de procesdeelnemers bewust heeft misleid. Gelet op het feit dat de benodigde transparantie thans wel is gegeven, is er ook geen sprake (meer) van een schending van verdedigingsrechten, waaronder het recht op een eerlijk proces van deze verdachten. Van een zeer fundamentele inbreuk op de beginselen van een behoorlijk procesorde waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt, is evenmin sprake.
5.1.7.
Conclusie met betrekking tot de voorvragen
De dagvaarding is partieel nietig en voor het overige geldig. De rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
6. Waardering van het bewijs [13]
6.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het OM heeft – onder verwijzing naar het schriftelijke requisitoir- gerekwireerd dat [verdachte] werd gebruikt voor het witwassen van contante geldbedragen onder het mom van huuropbrengsten. [verdachte] was daarnaast een belangrijke schakel bij het ter beschikking stellen van steeds wisselende huurauto’s aan verschillende leden van het CSV, die zich zo anoniem konden voortbewegen en onder de radar konden blijven. Daarnaast stelde [verdachte] haar bedrijfsruimte ter beschikking aan leden van het CSV voor het opslaan van cocaïne en het stallen van de Opel Movano met de verborgen ruimte (feit 1). Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een aanzienlijk deel van het tenlastegelegde bedrag aan contante stortingen van € 975.375. Niet is uit te sluiten dat dit bedrag vermengd is geraakt met enige bonafide huurinkomsten. Om die reden kan bewezen worden dat [verdachte] van enig geldbedrag de herkomst heeft verborgen en/of verhuld. De verboden gedraging en de opzet daartoe kunnen aan [verdachte] worden toegerekend (feit 2).
6.3.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn pleitnota – met betrekking tot de onder 1 ten laste gelegde criminele organisatie geen verweer gevoerd met betrekking tot het bestaan van de criminele organisatie of de deelneming van [verdachte] daaraan.
Feit 2
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de contante geldbedragen die zijn gestort op de rekeningen van [verdachte] betalingen van autohuur betreffen, die deel uitmaken van het grootste deel van de omzet van [verdachte] , zoals geadministreerd in de boekhouding van [verdachte] . De verdediging stelt zich op het standpunt dat [verdachte] niet wist of had moeten weten dat deze omzet van misdrijf afkomstig zou zijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat [verdachte] veelvuldig werd ingezet ten behoeve van de handel in cocaïne en daarmee heeft deelgenomen aan het CSV met als oogmerk de (internationale) handel in cocaïne en witwassen.
Dit oordeel is gebaseerd op de bewijsmiddelen, waarvan de vindplaatsen in de voetnoten zijn opgenomen.
6.3.1.
Sky ECC
Het bewijs in deze zaak bestaat voor een groot deel uit onderschepte en vervolgens ontsleutelde Sky ECC berichten. Om die reden zal de rechtbank beginnen met het koppelen van de in het dossier voorkomende Sky ECC accounts aan de verschillende verdachten, voor zover de gebruikers van de desbetreffende accounts, aan de hand van het dossier of afgelegde verklaringen ter terechtzitting, kunnen worden geïdentificeerd.
Account dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 1]
Het Sky ECC account [account 1] wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 1] en werd door hem gebruikt in de periode van 4 december 2019 t/m 4 juni 2020. Dit wordt mede gebaseerd op de historische gegevens van het imei-nummer dat aan het account gekoppeld is (# [nummer] ) [14] , in combinatie met aangestraalde Cell-ID’s met MCC-codes in het buitenland en verschillende vluchtgegevens van vluchten waarop [medeverdachte 1] passagier was (vlucht [nummer] van Amsterdam naar Barcelona (Spanje) op 18 december 2019, vlucht [nummer] van Barcelona naar Amsterdam op 19 december 2019, vlucht [nummer] van Schiphol naar Istanbul (Turkije) op 22 februari 2020 en vlucht [nummer] van Istanbul naar Amsterdam op 24 februari 2022). [15] Daarnaast straalde het toestel dat gebruik maakte van voornoemd imei-nummer regelmatig Cell-ID’s aan op de [locatie CELL-ID] . Dit adres bevindt zich – zo constateert de rechtbank - dicht in de buurt van het woonadres van [medeverdachte 1] aan de [woonadres] .
De rechtbank neemt de conclusies van de politie over en is van oordeel het account [account 1] door [medeverdachte 1] werd gebruikt.
Account dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 6]
[account 2] , met de gebruikte bijnaam ‘ [bijnaam 1] ’ is het Sky ECC account dat door de politie aan [medeverdachte 6] wordt toegeschreven naar aanleiding van IMSI-scans op 16 april 2020, 22 april 2020 en 7 mei 2020. Hierbij kwam imei-nummer # [nummer] naar voren als nummer dat bij een zogeheten PGP-toestel hoort. [medeverdachte 6] is bij observaties op dezelfde data ook herkend. Daarnaast is geconstateerd dat dit imei-nummer op verschillende data gelijktijdig meebewoog of op een locatie was met het telefoonnummer # [nummer] dat bij [medeverdachte 6] in gebruik was. [16]
Uit Sky ECC gesprekken gevoerd met het account, volgt dat de gebruiker in een grijze Grandis rijdt. [medeverdachte 6] was bezitter en gebruiker van een grijze Mitsubishi Grandis ( [kenteken] ). Uit een Sky ECC gesprek, bakengegevens van de Mitsubishi Grandis en OVC-opnames, blijkt dat [medeverdachte 6] op 16 mei 2020 in de Grandis reed. [17] Ditzelfde geldt voor 6 juni 2020. [18]
De rechtbank neemt de conclusies van de politie over en is van oordeel dat de berichten via het account [account 2] door [medeverdachte 6] zijn verzonden, dan wel dat deze aan hem waren gericht.
Accounts die kunnen worden toegeschreven aan [medeverdachte 2]
Het Sky ECC account [account 3] , waarvan de gebruiker ook wel ‘ [gebruiker 1] ’, ‘ [gebruiker 2] ’, ‘ [gebruiker 3] ’ of ‘ [gebruiker 4] ’ wordt genoemd, wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 2] , die in de periode 8 november 2019 tot en met 28 april 2020 van dit account gebruik zou hebben gemaakt. [19] De politie baseert deze conclusie op de imei-nummers (eindigend op # [nummer] en later # [nummer] ) van de toestellen waaraan het account gekoppeld is geweest, gecombineerd met de historische verkeersgegevens, vluchtgegevens en beslaggegevens. Zo is ten aanzien van het imei-nummer # [nummer] gebleken dat het toestel in de nachtelijke en vroege ochtenduren regelmatig gebruik maakte van Cell-ID’s gevestigd op de [locatie CELL-ID] , een zendmast in de buurt van de [GBA-adres] , het GBA-adres van de vrouw en kinderen van [medeverdachte 2] . [20] Gebleken is dat het toestel (imei-nummer eindigend met # [nummer] ) op 4 februari 2020 omstreeks 15.27 uur gebruik maakte van een Cell-ID aan het Rotterdam Airportplein te Rotterdam en om 17.57 uur van Cell-ID’s te Marokko. Verder is gebleken dat [medeverdachte 2] één van de passagiers was op vlucht [nummer] op 4 februari om 15.28 uur van Rotterdam naar Tangier (Marokko). [21] Ook is dit toestel op 26 maart 2020 bij een verkeerscontrole onder [medeverdachte 2] in beslag genomen. [22] Nadat [medeverdachte 2] op 29 maart 2020 door de politie was heengezonden, werd het account [account 3] aan het andere imei-nummer gekoppeld (# [nummer] ). [23]
Het Sky ECC account [account 4] , waarvan de gebruiker eveneens ‘ [gebruiker 1] ’, ‘ [gebruiker 2] ’ of ‘ [gebruiker 3] ’ wordt genoemd, wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 2] voor de periode 10 juli 2020 tot en met 7 september 2020. [24] De politie komt tot deze conclusie, omdat de bijnamen overeenkomen met die van de gebruiker van het bovengenoemde account [account 3] . [25] Daarnaast volgt uit de inhoud van een Sky ECC gesprek op 27 en 28 juli 2020 en uit plaatsbepalingsapparatuur in een Volkswagen Golf ( [kenteken] ), een voertuig van [verdachte] dat bij [medeverdachte 2] in gebruik was, dat de gebruiker van het account [account 4] zich naar de McDonalds te Merksem (België) begaf voor een ontmoeting en dat hij, ‘ [gebruiker 3] ’, onderweg was met 120.000. [26] Het toestel met imei-nummer # [nummer] [27] , vermoedelijk bij [medeverdachte 2] in gebruik, reisde mee. [28]
Het Sky ECC account [account 5] wordt op basis van chatgesprekken door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 2] voor de periode van 16 november 2020 tot en met 26 februari 2021. [29] Zo wordt er op 27 november 2020, vlak na de aanhouding op heterdaad in zaaksdossier Breeweg op 23 november 2020, door de gebruiker van het account [account 5] gezegd dat hij zijn ‘brada’ en ‘3 topwerkers’ binnen heeft, ‘en verlies van dat alles’. [medeverdachte 1] , de halfbroer van [medeverdachte 2] , is op 23 november 2020 aangehouden, waarbij tevens 285 kilo cocaïne is aangetroffen en in beslag is genomen. [30] De gebruiker van [account 5] noemt zichzelf in een chat op 25 februari 2021 ‘ [gebruiker 1] ’. In deze chat wordt gesproken over ‘ [bijnaam 2] ’, een bijnaam die wordt toegeschreven aan [medeverdachte 5] , die niet mag praten, en dat er een potje voor hem is als hij buiten komt. ‘ [gebruiker 1] ’ zou 20K afgooien voor het gezin van [bijnaam 2] . [31]
De rechtbank neemt de conclusies van de politie over en gaat ervan uit de berichten via de accounts [account 3] , [account 4] en [account 5] door [medeverdachte 2] zijn verzonden en dat de berichten die naar deze accounts zijn verstuurd aan hem waren gericht.
Account dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 4]
Het Sky ECC account [account 6] , met bijnaam ‘ [bijnaam 3] ’, wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 4] op basis van twee imei-nummers (# [nummer] en # [nummer] ). De telefoon met imei-nummer # [nummer] is, hoewel gewist en teruggezet in fabrieksinstellingen, na de aanhouding van [medeverdachte 4] bij de doorzoeking in zijn woning aan de [adres woning] aangetroffen en in beslag genomen. [32] Het Sky ECC account is vanaf 9 april 2020 in het toestel met imei-nummer # [nummer] actief geweest. [33]
Het account [account 6] komt voor in zestien chatgroepen, waaronder [account 7] met [medeverdachte 2] (‘ [bijnaam 4] ’, [account 3] ) en een persoon met de bijnaam ‘ [bijnaam 5] ’ (Sky ECC account [account 7] ), waarin de gebruiker van het account [account 6] ‘ [gebruiker 5] ’ wordt genoemd en waarin op 7 april 2020 aan hem wordt gevraagd of hij updates kan zien van terminal posities. De gebruiker van het account [account 6] reageert dat hij nog geen autorisaties van ECT heeft gekregen en dat dat ‘
mrg ofso’ wel rond moet zijn waarna hij een foto van een door [medeverdachte 4] ondertekende mail stuurt waarin wordt verzocht om uitbreiding van de autorisaties voor het account ‘ [account 8] ’. Er wordt door het account dat aan [medeverdachte 2] wordt toegeschreven gereageerd dat ‘
hys vndg door zn proeftyd’, dat het ‘
bslletje’ nu pas loopt en dat de gebruiker van het account [account 6] een weekje heeft om essentiële dingen te leren. [34] In de chatgroep [account 7] :791, wederom met [medeverdachte 2] (‘ [bijnaam 4] ’, [account 3] ) en ‘ [bijnaam 5] ’ ( [account 7] ), wordt de gebruiker van het account [account 6] ‘ [gebruiker 6] ’ genoemd. Op 22 april 2020 wordt er een foto van een container gestuurd door het account [account 7] . [35] Hierop wordt door de gebruiker van het account [account 6] gereageerd met de tekst: ‘
goedemorgen, on it’. [36] [medeverdachte 4] werkt sinds 9 maart 2020 bij rederij Hapag Lloyd Rotterdam. [37]
De rechtbank neemt de conclusies van de politie over en is van oordeel dat de berichten via het account [account 6] door [medeverdachte 4] zijn verzonden, dan wel dat deze aan hem waren gericht.
Accounts die worden toegeschreven aan [medeverdachte 3]
De Sky ECC accounts [account 9] , [account 10] , [account 11] en [account 12] worden door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 3] op basis van overeenkomende bijnamen (waaronder ‘ [bijnaam 6] ’, ‘ [bijnaam 7] ’, ‘ [bijnaam 8] ’ en ‘ [bijnaam 9] .’) ten aanzien van de periode 20 december 2019 tot en met 4 juni 2020 met betrekking tot alle accounts. [38] Verder is onderzoek verricht naar de historische gegevens van de aan de accounts gekoppelde imei-nummers en is er een IMSI-catcher ingezet, waarbij is gebleken dat het IMSI-nummer eindigend op # [nummer] vanaf 25 januari 2020 gekoppeld is aan een telefoon met imei-nummer eindigend op # [nummer] en daarvoor # [nummer] (verbonden aan Sky ECC ID [account 9] ). Bij de wisseling van imei-nummers werd door het Sky ECC toestel dezelfde Cell-ID aangestraald als door het telefoonnummer eindigend op # [nummer] , dat op basis van stemherkenningen aan [medeverdachte 3] wordt toegeschreven. [39] De toestellen maken gebruik van dezelfde Cell-ID’s, voornamelijk in Amsterdam-Zuidoost en Almere. Met behulp van een IMSI-catcher is de locatie op 14 april 2020 nauwkeurig vastgesteld op het adres [adres tante] , de woning van de tante van [naam vriendin] , de vriendin van [medeverdachte 3] . Verder is gebleken dat de gebruiker van het toestel met imei-nummer # [nummer] naar Portugal is gevlogen. [medeverdachte 3] staat op de passagierslijst van vlucht [nummer] van Amsterdam naar Portugal. Ten aanzien van het toestel met imei-nummer # [nummer] geldt dat voor vluchten van Amsterdam naar Paramaribo op 31 december 2019 ( [nummer] ) en van Paramaribo naar Amsterdam ( [nummer] ) op 21 januari 2020. [medeverdachte 3] komt opnieuw voor op desbetreffende passagierslijsten. [40]
Aan het Sky ECC account [account 10] was een toestel gekoppeld met een imei-nummer eindigend op # [nummer] en een telefoonnummer eindigend op # [nummer] . In onderzoek Wettin is [medeverdachte 3] als de gebruikers van voornoemd imei-nummer geïdentificeerd. [41] In onderzoek Waldeck bleek dat dit imei-nummer op dezelfde retourvluchten naar Helsinki en Paramaribo reisde als [medeverdachte 3] . [42]
Aan het account [account 12] bleek een toestel met imei-nummer # [nummer] te zijn gekoppeld. In de nachtelijke uren straalde deze voornamelijk Cell-ID’s aan de [locatie CELL-ID] aan. Inzet van een IMSI-catcher heeft de locatie van het toestel op 13 juli 2020 nauwkeurig vastgesteld, wederom op het adres [adres tante] . Daarnaast is vastgesteld dat het toestel meereist met het telefoonnummer # [nummer] (reeds hierboven genoemd). [43]
Tot slot wordt ook het Sky ECC account [account 13] door de politie aan [medeverdachte 3] toegeschreven. De gebruiker van dit account, dat op 22 juni 2020 in gebruik is genomen, wordt wederom [bijnaam 8] genoemd. Daarnaast is uit onderzoek gebleken dat deze SkyID veel overeenkomstige contacten heeft met het account [account 12] , dat aan [medeverdachte 3] wordt toegeschreven. [44]
De rechtbank neemt de conclusies van de politie over en is van oordeel dat de berichten via de accounts [account 9] , [account 10] , [account 11] , [account 12] en [account 17] door [medeverdachte 3] zijn verzonden en dat de berichten die naar deze accounts zijn verstuurd aan hem waren gericht.
Account dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 5]
Het Sky ECC account [account 14] , bijnaam ‘ [bijnaam 10] ’, wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 5] op basis van een koppeling aan het toestel met imei-nummer # [nummer] , dat van 25 april 2020 tot en met 18 juli 2020 werd gebruikt. [45] Onder [medeverdachte 5] werd dit toestel in beslag genomen. [46] Uit onderzoek is gebleken dat voornoemd imei-nummer voornamelijk een Cell-ID aanstraalt op de locatie Plein 1953 te Rotterdam, in de nabijheid van de [verblijfadres] , het verblijfadres van [medeverdachte 5] . [47] De gebruiker van het account [account 14] stuurt op verzoek van [medeverdachte 2] (zie hierboven) een foto van een brief die gericht is aan [naam bedrijf] , het bedrijf van [medeverdachte 5] . [48]
De rechtbank neemt de conclusie dat het account [account 14] bij [medeverdachte 5] in gebruik was over.
Account dat wordt toegeschreven aan [medeverdachte 10]
Het Sky ECC account [account 15] , met bijnaam ‘ [bijnaam 11] ’, wordt door de politie toegeschreven aan [medeverdachte 10] op basis van het imei- nummer # [nummer] , welk toestel na zijn aanhouding op 24 november 2020 bij de doorzoeking van zijn verblijfadres ( [verblijfadres] ) in de slaapkamer werd aangetroffen en in beslag werd genomen. [49] Dit imei-nummer is in de nachtelijke uren in de periode van 17 mei 2020 tot en met 24 november 2020 op 127 dagen (van in totaal 186) in de directe omgeving van [medeverdachte 10] verblijfadres gelokaliseerd. [50] De Sky ECC telefoon is op 16 mei 2020 via [medeverdachte 6] door [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 10] (‘ [bijnaam 11] ’) geleverd, wat volgt uit Skygesprek [account 3] :468. [51]
De rechtbank neemt de conclusie dat het account [account 15] bij [medeverdachte 10] in gebruik was over.
‘ [bijnaam 5] ’
De Sky ECC accounts [account 7] en [account 16] worden op basis van bijnamen, contacten en historische verkeersgegevens door de politie toegeschreven aan een persoon. [52] Zoals hiervoor in de toeschrijving van een Sky ECC account aan [medeverdachte 4] bleek, wordt de gebruiker van deze accounts o.a. ‘ [bijnaam 5] ’ genoemd.
Om de leesbaarheid van het vonnis te vergroten worden hierna – voor zover mogelijk – de accounts waarmee de berichten zijn verstuurd of waarop berichten zijn ontvangen, vervangen door de namen van de de hierboven geïdentificeerde gebruikers van de accounts.
6.3.2.
Witwassen door [verdachte] (feit 2)
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van witwassen te komen, is het volgens vaste jurisprudentie vereist dat het betreffende voorwerp of geldbedrag middellijk of onmiddellijk afkomstig is uit enig misdrijf. Het is aan verdachte om een witwasvermoeden (de feiten en omstandigheden die door het OM zijn aangedragen die een witwasvermoeden rechtvaardigen) aan de hand van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring te weerleggen. [53] Wanneer een verdachte een dergelijke verklaring niet geeft, kan de rechtbank tot de conclusie komen dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp of geldbedrag een legale herkomst heeft, en dat een criminele herkomst dus als enige aanvaardbare verklaring geldt.
Wanneer het gaat om verwerven of voorhanden hebben van voorwerpen of geldbedragen die onmiddellijk afkomstig zijn uit eigen misdrijf, wordt van de verdachte een handeling gevergd die erop gericht is om zijn eigen criminele opbrengsten veilig te stellen. De gedragingen dient er dan ook op gericht te zijn om de criminele herkomst van het voorwerp of geldbedrag te verbergen of verhullen.
De rechtbank concludeert, zoals hierna te bespreken, dat sprake was van een witwasvermoeden, zoals door het OM is geschetst, dat dit vermoeden niet wordt weerlegd en dat [verdachte] zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen.
Feiten en omstandigheden
De financiële situatie van [medeverdachte 1] en zijn bedrijf [verdachte] zijn onderzocht. Hieruit volgt dat het inkomen van [medeverdachte 1] over de jaren 2016 tot en met 2019 nihil is en dat hij in deze periode geen erfenissen of schenkingen heeft ontvangen. [54]
Uit het onderzoek naar de financiële situatie van [verdachte] , komen de volgende bevindingen voort:
  • [verdachte] is opgericht op 18 januari 2018, en gevestigd op het adres [vestigingsadres] . Dit pand wordt gehuurd;
  • [medeverdachte 1] is bestuurder en enig aandeelhouder;
  • [verdachte] is met ingang van 1 april 2019 deelnemer van de rechtspersoon [naam VOF] ;
  • [verdachte] heeft een wagenpark van negen auto’s;
  • [verdachte] beschikt over de volgende zakelijke bankrekeningen eindigend op nummers # [nummer] , # [nummer] , # [nummer] en # [nummer] (met een zakelijke spaarrekening).
De oprichting van [verdachte] is geschied met behulp van een lening van € 20.000,- door [medeverdachte 2] , welk bedrag is overgemaakt op 29 januari 2018. [57] Uit onderzoek is gebleken dat [medeverdachte 2] in de jaren 2016 en 2017 niet over legale inkomsten heeft beschikt of schenkingen of erfenissen heeft ontvangen [58] en dat er, vlak voor het overmaken van de lening, op 26 en 29 januari 2018, twee keer een bedrag van € 9.950,- (totaal € 19.900,-) cash op zijn rekening is gestort. [59] Volgens een verkoopakte zijn op 19 maart 2018 acht auto’s aan [verdachte] verkocht tegen een bedrag van € 261.337,-, welk bedrag binnen 36 maanden aan No Limit Investment BV moet worden terugbetaald. [60] Op de rekening van [verdachte] zijn tot 23 november 2020 slechts drie betalingen aan No Limit Investment BV te zien met vermelding van het klantnummer en/of factuurnummers zoals in de koopovereenkomst staan vermeld. Onder vermelding van deze nummers 10042, 10191 en 10194 is een bedrag van in totaal € 56.798,11 betaald. [61] Nadat er een witwasverdenking jegens [verdachte] was gerezen, hebben de Rabobank [62] en de ING-bank [63] de bankrelatie beëindigd, omdat er ondanks waarschuwingen geen verandering in de bedrijfsvoering had plaatsgevonden. Daarna bankiert [verdachte] verder bij ABN-Amro. [64] Alle bankrekeningen van [verdachte] zijn onderzocht. Hieruit is gebleken dat er in totaal in de periode van 23 maart 2018 tot en met 27 november 2020 € 975.375,- aan contant geld is gestort, waarvan € 347.550,- op de rekening van ING met nummer # [nummer] , € 101.780,- op de rekening van Rabobank met nummer # [nummer] en € 431.045,- [65] en € 95.000,- [66] op de rekening van ABN-Amro met nummer # [nummer] . [67] De rekeningen zijn onderzocht. Wat naast de grote contante stortingen opvalt, is dat er transacties te zien zijn naar verdachten uit het onderzoek Cherokee ( [naam 3] , [medeverdachte 9] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] ), dat er niet te zien is dat bancaire inkomsten worden gegenereerd met betrekking tot autoverhuur en dat er aan werknemers van [verdachte] een ongeloofwaardig laag salaris wordt betaald van € 69,- per maand. [68]
In de autoverhuurbranche zijn er kenmerken die er doorgaans op duiden dat huurauto’s crimineel worden gebruikt:
  • contante betalingen bij verhuur voor langere periode (2 dagen of meer);
  • huurders die lange huurperiodes willen (soms maanden);
  • verhuur aan personen die niet uit de onmiddellijke omgeving van het verhuurbedrijf komen;
  • huurders die veel bekeuringen krijgen tijdens de verhuurperiode;
  • huurders die de huurauto verschillende keren niet tijdig retourneren;
  • huurders die zich niet houden aan de huurvoorwaarden (uitlenen huurauto etc.).
  • een autoverhuurbedrijf met 11 voertuigen (zoals [verdachte] )
In het onderzoek naar de bedrijfsvoering van [verdachte] is vastgesteld dat meerdere van deze kenmerken van toepassing zijn. Zo is gebleken dat veel huurders niet in de buurt van het bedrijfspand van [verdachte] te [plaats] woonden, zeer veel huurders criminele antecedenten hebben [72] , vrijwel alle facturen contant zijn betaald en veel voertuigen voor langere periodes werden gehuurd. Ook zijn er veel facturen die betrekking hadden op verkeersboetes met een totaalbedrag van € 76.148,42. [73] Daarnaast verkocht [verdachte] auto’s (aan criminele contacten) onder de marktwaarde. [74]
In het onderzoek Cherokee is gebleken dat er aan verschillende verdachten uit dit onderzoek voertuigen zijn verhuurd. Zo werden er aan [medeverdachte 2] zes auto’s verhuurd, waarvan driemaal tegen een nulprijs, en eenmaal tegen een opvallend hoog factuurbedrag van € 12.500,-. [75] [naam 1] en [naam 2] , ook verdachten in het onderzoek Cherokee, zijn tijdens een verkeerscontrole op 9 april 2020 staande gehouden in een auto van [verdachte] . [naam 1] , de bestuurder van de auto, was niet in het bezit van een geldig rijbewijs. Omdat hij de eigenaar van het verhuurbedrijf kende, was dat naar eigen zeggen geen probleem. [76] Daarnaast is [medeverdachte 3] een keer staande gehouden in een auto van [verdachte] terwijl hij zonder rijbewijs het voertuig bestuurde en het huurcontract niet op zijn naam stond. [77] Daarnaast werd in verschillende zaaksdossiers gebruik is gemaakt van voertuigen van [verdachte] . In zaaksdossier Burro dat ziet op de onderschepping van ongeveer 4.200 kilo cocaïne) bleken zes voertuigen van [verdachte] betrokken te zijn geweest. [78]
Tot slot blijkt uit getapte telefoongesprekken dat [medeverdachte 1] slechts een keer een auto daadwerkelijk verhuurt, de huur van een verhuurd voertuig contant wil ontvangen en schade contant moet worden afgerekend omdat het voertuig niet onder de bedrijfsnaam verzekerd is. [79] [80] Uit diverse staandehoudingen is gebleken dat de politie meerdere malen bestuurders in voertuigen van [verdachte] heeft aangetroffen zonder dat zij beschikten over een correct huurcontract. [81] Ook is het bedrijfspand van [verdachte] ingezet als stashplek voor cocaïne (
Liza 2) en voor het stallen van een bus met verborgen ruimte (
Movano). Zo volgt uit zaaksdossier Liza 2 uit een Sky ECC gesprek gevoerd door [medeverdachte 2] [82] , uit locatiegegevens [83] en uit OVC-gesprekken [84] dat [medeverdachte 6] op 8 juni 2020 in twee delen een partij van in totaal 148 kilo cocaïne heeft opgehaald bij [verdachte] en heeft overgedragen in Breda. Ook werd het bedrijfspand meermaals gebruikt voor het (over)laden van cocaïne of het stallen van voertuigen (Movano). In de Movano werden naderhand 652 blokken cocaïne in sporttassen aangetroffen [85] , met een totaalgewicht van 676,9 kilo. [86] [87] .Door verschillende leden van het CSV werden auto’s van [verdachte] gebruikt, ook bij criminele activiteiten van het CSV. [88]
Verklaring bestuurder [medeverdachte 1]
heeft mede namens [verdachte] verklaard dat [medeverdachte 2] hem € 20.000,- heeft geleend. [medeverdachte 2] zou niet bij [verdachte] werken, maar hem wel eens helpen, omdat het zijn broer is. [medeverdachte 1] is verantwoordelijk voor alles wat er bij [verdachte] gebeurt. [89] Ter terechtzitting heeft [medeverdachte 1] verklaard dat huurders vaak contant betaalden. Hij was als verhuurbedrijf niet verplicht dat te melden bij de FIU. Over wat huurders vervolgens met de auto’s deden, had [medeverdachte 1] niets te zeggen. [medeverdachte 1] heeft nooit auto’s verhuurd met de intentie dat huurders er criminele activiteiten mee konden verrichten. [medeverdachte 1] was eigenaar van het bedrijf, maar als hij naar school moest, hielp [medeverdachte 2] hem. [90]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het door het OM gestelde witwasvermoeden niet is weerlegd en dat op basis van bovengenoemde feiten en omstandigheden met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de contante stortingen op de rekening van [verdachte] een legale herkomst hebben. Ook is er terecht een vermoeden dat de aanschaf van voertuigen niet met legale middelen is gedaan. De opvallende bedrijfsvoering van [verdachte] maakt duidelijk dat er geen sprake is van een bonafide autoverhuurbedrijf, waarin op een eerlijke wijze geld wordt omgezet. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de gestelde omzet niet past bij een eerste jaar van een klein autoverhuurbedrijf en dat, volgens ondernemers uit de autobranche, op basis van de grootte van het wagenpark en het feit dat er geen andere werkzaamheden worden verricht, rendabele bedrijfsvoering niet waarschijnlijk is. Daarnaast blijkt het gros van de huurders in de onderzochte periode veel antecedenten te hebben en worden auto’s bij herhaling aan dezelfde huurders verhuurd, voor lange termijn en tegen zeer hoge geldbedragen: ook aan verdachten die voorkomen in het onderzoek Cherokee (waaronder [medeverdachte 4] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 9] ). Uit de overeenkomsten met No Limit Investment BV volgt een lening voor de levering van een aantal voertuigen, maar de aflossing van deze lening heeft maar voor een klein deel plaatsgevonden. Voertuigen werden particulier verzekerd en er werd zonder huurovereenkomst in voertuigen gereden. Naar het oordeel van de rechtbank kan het niet anders dan dat het bedrijf werd ingezet voor criminele activiteiten en dat de verdiensten van de handel in verdovende middelen door het bedrijf werden witgewassen. Niet is gebleken dat de tenlastegelegde contante stortingen te herleiden zijn tot enige legale geldstroom. Sterker nog, tenminste 76% van de contante betalingen aan [verdachte] bleek te zijn gedaan door huurders die over onvoldoende legaal inkomen beschikten om die betalingen te kunnen doen. [91] Met de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat niet valt uit te sluiten dat er sporadisch een bona fide huurder bij [verdachte] is geweest. De vermenging van legale en illegale geldstromen die hierdoor is ontstaan, staat echter niet aan een bewezenverklaring van witwassen in de weg. Deze legale geldstroom staat immers niet in verhouding tot de illegale gelden die binnen het bedrijf zijn omgegaan. Het heeft enkel tot gevolg dat de rechtbank in de bewezenverklaring geen concreet bedrag zal opnemen.
De verboden gedragingen vonden plaats binnen de sfeer van de rechtspersoon [verdachte] , waren dienstig aan de rechtspersoon en zijn door [verdachte] aanvaard. Daarmee kunnen de gedragingen aan de rechtspersoon worden toegerekend. [medeverdachte 1] ’s betrokkenheid hierbij is ook duidelijk. Hij wist wat er binnen [verdachte] gebeurde en had daar zelf een groot aandeel in, terwijl hij als directeur/aandeelhouder van [verdachte] juist was gehouden in te grijpen. [medeverdachte 1] kan dan ook worden aangemerkt als feitelijk leidinggever aan het gewoontewitwassen door [verdachte] . Naar het oordeel van de rechtbank deelde [medeverdachte 1] deze verantwoordelijkheid met [medeverdachte 2] , die – hoewel hij geen formele positie bekleedde binnen het bedrijf – in praktijk wel een aansturende positie vervulde: zo heeft hij het startkapitaal aan [medeverdachte 1] verstrekt, heeft hij op 2 maart 2018 bij een controle zelf verklaard eigenaar van [verdachte] te zijn [92] en hield hij zich bezig met de auto’s en betalingen. Zo vraagt [medeverdachte 2] bijvoorbeeld aan [medeverdachte 1] of de polo gti van ‘prec’ nog moet worden afgerekend, zegt hij dat [medeverdachte 1] 2500 in kas moet doen, vraagt hij of [medeverdachte 1] de 6k van [bijnaam 15] al in kas heeft gedaan en zegt hij dat ze alle auto’s gaan verkopen en nieuwe gaan zoeken. [medeverdachte 2] vraagt daarnaast herhaaldelijk hoeveel geld er is en geeft [medeverdachte 1] meerdere malen instructies voor betalingen. Hij zegt dat [medeverdachte 1] alles moet bijhouden, waarop [medeverdachte 1] antwoordt dat hij alles bijhoudt in het kladblok van zijn andere telefoon en aan [medeverdachte 2] een overzicht van namen en bedragen stuurt. [93] Ook [medeverdachte 2] , die wist wat er binnen [verdachte] gebeurde en daar zelf een actieve betrokkenheid bij had, kan daarom worden aangemerkt als feitelijk leidinggever aan het witwassen door [verdachte] .
Gezien de hierboven beschreven feiten en omstandigheden kan ook het medeplegen door [verdachte] met anderen bewezen worden.
Gewoonte
De rechtbank is van oordeel dat er ook bij [verdachte] sprake is geweest van een zodanige duur en frequentie van de gepleegde witwashandelingen dat er sprake is geweest van gewoontewitwassen.
6.3.3.
De organisatie (feit 1)
Inleiding
In het onderzoek Cherokee is aan elk van de verdachten naast een aantal concrete delicten, overtreding van artikel 140 Sr en/of artikel 11b van de Opiumwet ten laste gelegd: de deelneming aan een criminele organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven (al dan niet uit de Opiumwet), waarbij de organisatie wordt gevormd door de elf verdachten die in dit onderzoek terecht staan. Om tot bewezenverklaring van dit feit te komen, dient de rechtbank te beoordelen of er sprake was van een criminele organisatie en, zo ja, of bewezen kan worden dat verdachte aan deze organisatie heeft deelgenomen.
De rechtbank vindt bewezen dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, te weten de invoer en handel in cocaïne en witwassen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de reeds aangehaalde bewijsmiddelen ten behoeve van de intensieve samenwerking, de werkwijze en de gevoerde communicatie die reeds in dit vonnis is aangehaald. [verdachte] diende als vehikel voor het verhullen van een contante criminele geldstroom en het te beschikking stellen van auto’s aan medeverdachten. Ook de bedrijfsruimte werd aangewend ten behoeve van de organisatie. [verdachte] heeft een faciliterende rol vervuld en in die hoedanigheid deelgenomen aan het CSV, zoals hieronder uiteengezet. Na het bespreken van het juridisch kader, wordt de organisatie en de rollen van de medeverdachten besproken.
De rechtbank stelt voorop dat zij zich bij de bewijswaardering van het tenlastegelegde deelnemen aan een criminele organisatie beperkt tot de inhoud van zaaksdossier CSV, de daarin specifiek genoemde zaaksdossiers die niet zien op de tenlastelegging en de zaaksdossiers die zien op de overige in de tenlastelegging genoemde feiten. Daarvoor is van belang dat het OM heeft aangegeven dat de verdediging zich bij de uitleg van de tenlastelegging bij dit feit moest concentreren op het zaaksdossier CSV en de rolbeschrijving per deelnemer in het relaas van dit zaaksdossier. De behandeling op zitting en het voorhouden van de inhoud van het dossier heeft ook in lijn met deze uitleg van de tenlastelegging plaatsgevonden.
Juridisch kader
Aan deelneming van een criminele organisatie, als bedoeld in artikel 140 Sr, kan slechts sprake zijn in het geval verdachte behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in de gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk. [94] Hiervoor dient verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft.
Bij de beoordeling of er sprake is van een crimineel samenwerkingsverband, moet worden vastgesteld dat er sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband is van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, zoals een hiërarchische structuur en een duidelijke rolverdeling die aansluit bij de specifieke expertise van de verschillende personen. Hierbij is niet vereist dat de verdachte heeft samengewerkt of bekend was met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat het samenwerkingsverband steeds hetzelfde is. Van deelneming aan het samenwerkingsverband is sprake indien de verdachte daartoe behoort en een aandeel heeft in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Daarbij dient de verdachte in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van de betreffende misdrijven van de Opiumwet en (gewoonte)witwassen. Hierbij moet sprake zijn van onvoorwaardelijk opzet.
Als uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van het doel van de organisatie of een aan die organisatie ondersteunende handeling heeft verricht, dan volgt daaruit zijn wetenschap van dat doel.
Het oogmerk van de organisatie
De organisatie hield zich bezig met de import en handel in cocaïne en witwassen. Handel in cocaïne op deze schaal kan alleen bestaan als daar een succesvol crimineel samenwerkingsverband achter zit. Deze handel is zeer lucratief en er gaat veel geld in om. Dit blijkt ook uit de vele witwasactiviteiten die in dit onderzoek aan het licht zijn gekomen. [95]
De mate van professionaliteit en georganiseerdheid van het CSV
Voor het realiseren van succesvolle, grootschalige drugshandel is een intensieve samenwerking tussen verschillende personen noodzakelijk, vanaf de productie tot het moment dat het bij de eindgebruiker terecht komt. Voor bepaalde werkzaamheden zijn specialistische kennis en vaardigheden vereist. Een intensieve samenwerking draagt bij aan het duurzame karakter van een CSV, evenals aan de vereiste vertrouwensband. Zo ook in het onderzoek Cherokee.
Van die specialistische kennis was in dit onderzoek sprake, doordat het CSV over leden beschikte die dienstbaar waren aan de organisatie uithoofde van hun beroep of bedrijf. Zo was [medeverdachte 4] het contact bij havenbedrijf Hapag Lloyd, kon [medeverdachte 5] transporten verrichten met zijn bedrijf [naam bedrijf] en werd [verdachte] ingezet om verdiensten wit te wassen, dan wel het wagenpark aan te wenden bij criminele activiteiten.
Binnen de organisatie zijn er ook verschillende aspecten die duiden op afscherming van de verrichte activiteiten. Ze onderschrijven het professionele niveau waarop de organisatie opereerde. Zo werd er veelvuldig gebruikt gemaakt van PGP-telefoons om afgeschermd te kunnen communiceren. Dit blijkt uit de vele Sky ECC gesprekken die ten aanzien van diverse zaaksdossiers zijn gebruikt als bewijs. Leden van de organisatie werden zelden bij hun eigen namen genoemd. Bijnamen (‘ [gebruiker 1] ’ of ‘( [gebruiker 2] ) [gebruiker 3] ’ voor [medeverdachte 2] [96] , ‘ [bijnaam 2] ’ voor [medeverdachte 5] [97] , ‘ [bijnaam 12] ’ voor [medeverdachte 9] [98] , ‘ [bijnaam 13] ’ voor [medeverdachte 6] [99] en ‘ [bijnaam 14] ’ voor [medeverdachte 3] ) zijn hier enkele voorbeelden van. Bij de geld- en drugstransporten werd gebruik gemaakt van voertuigen waarin verborgen ruimtes (‘stash’) waren aangebracht: in de zaaksdossier Liza werd veelvuldig gebruik gemaakt van de Mitsubishi Grandis die bij [medeverdachte 6] in gebruik was. In zaaksdossier Movano ging het om een Opel Movano, die ook was voorzien van valse nummerplaten. Tot slot werden er ten behoeve van de cocaïnetransporten containers gekloond en werden er lege containers in de haven gebruikt voor het overladen van partijen.
De organisatie is lange tijd actief geweest. Vanaf de start van de handelingen die hebben geleid tot zaaksdossier Burro werden in wisselende samenstelling criminele activiteiten gepleegd. De rechtbank acht het aannemelijk dat het CSV al langere tijd actief was, gelet op de intensieve voorbereiding die gepaard gaat met de planning van de invoer van 4.200 kilo cocaïne. Ook is het bedrijf [verdachte] , dat werd gebruikt voor het witwassen van de verdiensten uit de cocaïnehandel, al in januari 2018 opgericht met behulp van een frauduleuze lening door [medeverdachte 2] .
Binnen de organisatie was er sprake van een bepaalde structuur en werden er verschillende rollen vervuld. Er was sprake van een hiërarchie die uit de verschillende zaaksdossiers blijkt. De hiërarchische verhoudingen worden ook duidelijk door dat er binnen het CSV over promotiekansen werd gesproken: [medeverdachte 3] spreekt op 1 augustus 2020 binnen een Sky ECC chatgroep over militaire rangen en geeft aan wat zijn verwachtingen zijn van de personen onder hem. [100]
De rol van [verdachte]
De rechtspersoon [verdachte] werd gebruikt om contante geldbedragen wit te wassen. Het bedrijf werd gerund door mensen die zich bezig houden met handel in cocaïne ( [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] ). Het geld dat met de handel in cocaïne werd verdiend, werden door het bedrijf als huuropbrengsten gepresenteerd. De auto’s van [verdachte] werden door verschillende leden van het CSV gebruikt. In het bedrijfspand van [verdachte] werd tot slot een voertuig gestald met verborgen ruimte (Movano).
[medeverdachte 2]
De organisatie werd geleid door [medeverdachte 2] , onder wiens vleugels verschillende personen, in wisselende samenstellingen, samenwerkten en zich inzetten voor de handel in cocaïne en het witwassen van de geldbedragen die daarmee gemoeid gaan. [medeverdachte 2] vormt een constante factor in het CSV en wordt gezien als de spil van de organisatie. Uit de verschillende zaaksdossiers blijkt dat hij bepaalde wie er met de criminele activiteiten meededen hij gaf opdrachten aan de verschillende deelnemers van het CSV. [medeverdachte 2] beschikte over de specifieke informatie over de schepen waarmee de containers met cocaïne werden vervoerd en alwaar er moest worden uitgehaald. Ook ging [medeverdachte 2] over de betalingen en was hij feitelijk leidinggever van [verdachte] via welk bedrijf geld werd witgewassen. [101]
[medeverdachte 1]
de halfbroer van [medeverdachte 2] , fungeerde als zijn rechterhand. Hij vervulde – al dan niet in opdracht van [medeverdachte 2] – een rol van coördinator en facilitator binnen het CSV: hij gaf opdrachten aan uithalers en voorzag hen van de nodige informatie. Doordat [medeverdachte 1] een opleiding Havenlogistiek heeft gevolgd, beschikte hij over de nodige kennis over de haven en de logistieke processen. Ook beheerde hij in opdracht van [medeverdachte 2] het geld; op die manier kwam hem ook de taak van penningmeester toe. Hij hield de balans bij en zorgde ervoor dat de leden van het CSV allen hun geld kregen. [medeverdachte 1] is formeel eigenaar van [verdachte] , het bedrijf dat werd ingezet om contante inkomsten uit de cocaïnehandel wit te wassen. Ook werd het bedrijfspand meermaals gebruikt voor het (over)laden van cocaïne of het stallen van voertuigen (Movano). Door verschillende leden van het het CSV werden auto’s van [verdachte] gebruikt, ook bij criminele activiteiten van het CSV. [102]
[medeverdachte 4]
vervulde een cruciale rol binnen het CSV, nu hij als medewerker van een rederij in de Rotterdamse haven (Hapag Lloyd) de organisatie van informatie over containers kon voorzien. Hij was het corrupte contact in de haven dat containers kon traceren en vrijgeven vanwege de autorisaties die hij uit hoofde van zijn functie bezat. [medeverdachte 4] heeft dezelfde opleiding genoten als [medeverdachte 1] : Havenlogistiek. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] zaten bij elkaar in de klas. Ook werd een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) op zijn naam aangetroffen in de woning van [medeverdachte 1] . [103] had met verschillende mensen binnen het CSV contact. Hij werd onder meer aangestuurd door [medeverdachte 2] en ‘ [bijnaam 5] ’. Ook beschikte hij over een groot contant geldbedrag. [medeverdachte 4] moet wetenschap hebben gehad van de criminele activiteiten waar hij aan bijdroeg. [104]
[medeverdachte 9]
vervulde een uitvoerende rol en verrichtte verschillende werkzaamheden ten behoeve van de import van cocaïne. [medeverdachte 9] regelde een busje voor de organisatie: de Opel Movano (zaaksdossier Movano) stond op zijn naam en in het dossier Breeweg voerde hij uitvoerende werkzaamheden uit. [105] Ook regelde hij spullen voor uithalers. Hij bevond zich herhaaldelijk in de omgeving van waar een uithaal plaatsvond en hij stond in contact met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Door verschillende mensen uit het CSV wordt er over hem (‘ [bijnaam 12] ’/‘ [bijnaam 15] ’) gesproken. Ook is er in totaal voor € 67.723,81 aan [medeverdachte 9] en zijn partner gefactureerd door [verdachte] , waarvan een groot deel zag op een ongeval op 21 september 2020, waarbij [medeverdachte 9] een voertuig van [verdachte] total loss heeft gereden. Hierdoor heeft hij inkomsten voor het CSV vergaard. [106] Hij stond op de balans (de zogenaamde boekhouding) van het CSV in één van de notities uit de telefoon van [medeverdachte 1] . [107] Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende om van deelneming aan het CSV te spreken, omdat voldoende vast staat dat [medeverdachte 9] in zijn algemeenheid wist dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Deze wetenschap ligt besloten in het feit dat verdachte heeft ondersteunende handelingen verricht, zoals hierboven omschreven.
[medeverdachte 5]
verrichtte uitvoerende handelingen voor de organisatie als transporteur binnen het CSV. Hierbij werd gebruik gemaakt van zijn transportbedrijf [naam bedrijf] . Hij stelde zijn bedrijfsterrein aan de Oostdijk ter beschikking voor het overladen van een lading cocaïne uit een container. In zaaksdossier Burro werd de container die hij vervoerde verwisseld door een gekloonde container. [medeverdachte 5] wist van de hoed en de rand; hij was zich bewust geweest van de criminele activiteiten waar hij aan meewerkte. [108] Hij stond op de balans (de zogenaamde boekhouding) van het CSV in één van de notities uit de telefoon van [medeverdachte 1] . [109] Ook is er veel contant geld bij hem aangetroffen, waarvoor hij geen verklaring heeft gegeven. [medeverdachte 5] heeft via Sky ECC contact met de grote jongens van de organisatie. Hij wordt [bijnaam 2] genoemd. [110] Hoewel niet apart ten laste gelegd, is [medeverdachte 5] ook strafrechtelijk betrokken geweest bij zaaksdossiers Marilion en 15 en 16 september. [111]
[medeverdachte 3]
was een coördinator binnen het CSV. Hij stuurde groepen uithalers aan in zaaksdossiers Burro en Movano en hij maakte zich schuldig aan witwassen. Nadat de uithalers inzake Burro zijn aangehouden, heeft hij via stromannen geregeld dat er geld werd gestort op hun gevangenisrekeningen. [medeverdachte 3] onderhield contact via PGP-telefoons met andere leden van de organisatie. Hij stuurt niet alleen berichten die zien op het aansturen van uithalers, maar ook spreekt hij in groepschats over promotiekansen [112] en over het verlies van een sterrenteam en dat ze ervoor moeten zorgen dat hun broers en hun families niets tekort komen. [113]
[medeverdachte 6]
was een van de koeriers binnen het CSV die grote hoeveelheden verdovende middelen en geldbedragen vervoerde in zijn Mitsubishi Grandis met verborgen ruimte. [medeverdachte 6] werkte veelal in opdracht van [medeverdachte 2] en gaf zelf instructies aan [medeverdachte 8] over bedragen die geteld en/of klaargelegd moesten worden. Ook heeft hij als recruiter voor het CSV gefungeerd, door [medeverdachte 10] te vragen zijn collega te worden. [114] Hij stond middels zijn PGP-telefoon in contact met andere leden van het CSV, waaronder [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 10] en [medeverdachte 8] . [115]
[medeverdachte 10]
was beveiliger of begeleider van cocaïnetransporten, waarbij hij veelvuldig samenwerkte met [medeverdachte 6] . Hij fungeerde als ‘het oog’. Binnen criminele organisaties worden beveiligers ingezet bij transporten om contra observaties te verrichten ter bescherming van zichzelf tegen politie en ripdeals van concurrenten. Hij heeft zelf ook als koerier met cash rondgereden, waarbij hij ook gebruik heeft gemaakt van de Mitsubishi Grandis van [medeverdachte 6] . [116]
[medeverdachte 8]
was verantwoordelijk voor het opslaan, tellen, bundelen en verpakken van grote, contante geldbedragen. Hij was in het bezit van geldtelmachines en een Sky ECC telefoon. Door de geldstash van de organisatie te beheren wist [medeverdachte 8] van de criminele activiteiten waar de organisatie zich mee bezig hield. [117] Dit blijkt ook uit de vele OVC-gesprekken met [medeverdachte 6] . Ook kwam [medeverdachte 8] voor op de balans (de zogenaamde boekhouding) van het CSV in één van de notities uit de telefoon van [medeverdachte 1] . [118]
[medeverdachte 7]
Niet bewezen kan worden dat [medeverdachte 7] deel uitmaakte van het CSV. Hij stelde eenmalig zijn huis ter beschikking (Breeweg) voor het opslaan en verder overdragen van een partij cocaïne. Hoewel dit faciliterend is aan het CSV, is een eenmalige actie niet voldoende om hem als deelnemer van het CSV aan te merken: niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een structurele en duurzame deelname aan de organisatie. Hoewel de politie met betrekking tot zaaksdossier 15/16 september verbaliseert dat er op 16 september 2020 vermoedelijk cocaïne is afgeleverd bij de woning van [medeverdachte 7] aan de [woonadres] , ziet de rechtbank daarvoor onvoldoende bewijs. Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat [medeverdachte 7] ook op die datum zijn huis als stashplek ter beschikking heeft gesteld.
Onderhavige zaak- aandeel [verdachte]
Uit de feiten zoals hierboven vastgesteld in combinatie met de aan [verdachte] verweten witwasverdenkingen , volgt dat [verdachte] als vehikel diende voor het verhullen van een contante criminele geldstroom en het te beschikking stellen van auto’s aan medeverdachten. De auto’s zijn onder meer gebruikt voor het invoeren van grote hoeveelheden cocaïne in het zaaksdossier Burro. De bedrijfsruimte van [verdachte] werd gebruikt om een bus met verborgen ruimte te stallen (Movano) te stallen en voor het bewaren van cocaïne (Liza 2).
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat er, in samenhang en onderling verband bezien, tussen 29 januari 2018 (de oprichting van [verdachte] ) en 23 november 2020 sprake was van een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband, bestaande uit twee of meer personen, die tot oogmerk had het plegen van misdrijven.
Het bestaan van die criminele organisatie, het oogmerk daarvan en het bestaan van een zekere rolverdeling tussen de deelnemers is hierboven uiteengezet. De deelnemers werkten in wisselende samenstelling, al dan niet gedurende de hele periode, met elkaar samen.
[verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven in de zin van artikel 2 van de Opiumwet en (gewoonte)witwassen. Er heeft tussen [verdachte] en onder meer [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 8] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 9] , en [medeverdachte 10] een samenwerkingsverband bestaan (al dan niet gedurende de hele periode) met een zekere duurzaamheid en structuur, gericht op de internationale handel in verdovende middelen. Met name de vele Sky ECC berichten in het dossier onderschrijven dit.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht op basis van het dossier onvoldoende bewezen dat [medeverdachte 7] een rol vervulde binnen het CSV. Het eenmalig ‘stashen’ van cocaïne is hiervoor onvoldoende. [verdachte] wordt voor dit gedeelte van de tenlastelegging vrijgesproken.
De rechtbank acht op basis van het dossier onvoldoende bewezen dat het CSV ook strafbare handelingen heeft verricht in Espoo, Finland. Verdachte wordt voor dit gedeelte van de tenlastelegging vrijgesproken.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 6 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
1.
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 24 november 2020, in Nederland, en in België, en in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten onder meer
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 6] en
  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 8] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 4] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 9] en
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van een of meer misdrijven, te weten misdrijven als bedoeld in artikel 10 Opiumwet en artikel 420bis Wetboek van Strafrecht;
en
in de periode van 1 juli 2019 tot en met 24 november 2020, in Nederland, en in België, en in Duitsland, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband met natuurlijke personen en rechtspersonen, te weten onder meer:
  • [medeverdachte 1] en
  • [medeverdachte 6] en
  • [medeverdachte 2] en
  • [medeverdachte 8] en
  • [medeverdachte 3] en
  • [medeverdachte 4] en
  • [medeverdachte 5] en
  • [medeverdachte 9] en
  • [medeverdachte 10] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in artikel 10 Opiumwet;
2.
in de periode van 23 maart 2018 tot en met 24 november 2020, te Barendrecht, tezamen en in vereniging met anderen, telkens voorwerpen, te weten geldbedragen (zaakdossier witwassen [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] [verdachte] ) en voertuigen), heeft/hebben voorhanden gehad, overgedragen en van die voorwerpen gebruik heeft/hebben gemaakt, en telkens de herkomst heeft/hebben verhuld terwijl zij, verdachte, telkens wist, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders, van het plegen van dit feit een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat [verdachte] voor het door haar bewezen geachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 70.000,- (zeventigduizend euro).
9.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de huidige situatie bij [verdachte] , zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Via het bedrijf [verdachte] werden verdiensten afkomstig uit de cocaïnehandel witgewassen. Daarnaast werden er voertuigen uit het wagenpark van [verdachte] ingezet ten behoeve van het vervoer van partijen cocaïne. Op het terrein van [verdachte] zijn naast witwassen ook andere criminele activiteiten verricht die dienstig waren aan de handel in cocaïne, zoals volgt uit zaaksdossier Liza 2 en uit zaaksdossier Movano. Auto’s van het bedrijf werden gebruikt bij uitvoeringshandelingen van het CSV. Het bedrijf vormde op deze manier een cruciale rol binnen het CSV.
Wanneer een professionele drugsorganisatie op deze schaal opereert, gaat dat gepaard met een ernstige en ontoelaatbare inbreuk op de rechtsorde, waarin boven- en onderwereld met elkaar worden verweven. Het heeft een ontwrichtend effect op de samenleving op het gebied van gezondheid en welzijn, maar ook op het financiële stelsel. Het gebruik van verdovende middelen is namelijk niet alleen schadelijk voor de gezondheid van de gebruikers ervan, maar gaat ook gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast in de samenleving als gevolg. Daarnaast zorgt witwassen voor ontwrichting van het economische en financiële verkeer, doordat de criminele herkomst van gelden wordt verhuld. De vermenging van illegale- en legale geldstromen brengt ernstige schade toe aan de economie.
Door de inzet van een autoverhuurbedrijf voor criminele doeleinden, heeft [verdachte] bijgedragen aan de vermenging van boven- en onderwereld. Dit rekent de rechtbank haar aan.
De straf
De rechtbank acht de door de officier van justitie voorgestelde straf passend en ziet geen aanleiding deze straf te matigen. Zij zal aan [verdachte] een boete opleggen ter hoogte van € 70.000,-.

10.Beslag

Onder [verdachte] zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. Personenauto [kenteken] (€29.000,-) (1 stuk)
goednummer G5878170
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels; datum van inbeslagname: 24-11-2020
2. Personenauto [kenteken] (€14.100,-) (1 stuk)
goednummer 5789131
Wit, merk: Volkswagen; datum van inbeslagname: 24-11-2020
3. Personenauto [kenteken] (€6.500,-) (1 stuk)
goednummer G5822155
Zwart, merk: Volvo, met sleutels
4. Personenauto [kenteken] (€22.690,-) (1 stuk)
goednummer G5847661
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels
5. Personenauto (€12.500,-) (1 stuk)
goednummer G6139466
Zwart, merk: Vauxhall, met sleutels; datum van inbeslagname: 26-11-2020
6. Personenauto [kenteken] (€4.500,-) (1 stuk)
goednummer G6138052
Wit, merk: Peugeot, met sleutels; datum van inbeslagname: 24-11-2020
7. Personenauto [kenteken] (€24.155,-) (1 stuk)
goednummer G6137978
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels
8. Personenauto [kenteken] (€18.000,-) (1 stuk)
goednummer G5970118
Zwart, merk: Volvo
9. Personenauto [kenteken] (€17.250,-) (1 stuk)
goednummer G5879343
Zwart, merk: Audi
10. Personenauto [kenteken] (€17.600,-) (1 stuk)
goednummer G5953700
Zwart, merk: Volkswagen
10.1.
Verbeurdverklaring
Nu door middel van of met betrekking tot de onder 1 tot en met 4 en 6 tot en met 10 genummerde items het bewezen geachte is begaan, worden deze voorwerpen verbeurd verklaard.
10.2.
Geen beslissing
De rechtbank neemt geen beslissing ten aanzien van het onder 5 genummerde item. Er is al tot teruggave overgegaan.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 51, 55, 57, 140 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 11b van de Opiumwet.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat [verdachte] het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan [verdachte] meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt [verdachte] daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief bewezen geachte:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief bewezen geachte:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10 van de Opiumwet, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van het onder 2 bewezen geachte:
medeplegen van van het plegen van witwassen een gewoonte maken, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
geldboetevan
€ 70.000,- (zeventigduizend euro).
Verklaart verbeurd:
1. Personenauto [kenteken] (€29.000,-) (1 stuk)
goednummer G5878170
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels; datum van inbeslagname: 24-11-2020
2. Personenauto [kenteken] (€14.100,-) (1 stuk)
goednummer 5789131
Wit, merk: Volkswagen; datum van inbeslagname: 24-11-2020
3. Personenauto [kenteken] (€6.500,-) (1 stuk)
goednummer G5822155
Zwart, merk: Volvo, met sleutels
4. Personenauto [kenteken] (€22.690,-) (1 stuk)
goednummer G5847661
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels
6. Personenauto [kenteken] (€4.500,-) (1 stuk)
goednummer G6138052
Wit, merk: Peugeot, met sleutels; datum van inbeslagname: 24-11-2020
7. Personenauto [kenteken] (€24.155,-) (1 stuk)
goednummer G6137978
Zwart, merk: Volkswagen, met sleutels
8. Personenauto [kenteken] (€18.000,-) (1 stuk)
goednummer G5970118
Zwart, merk: Volvo
9. Personenauto [kenteken] (€17.250,-) (1 stuk)
goednummer G5879343
Zwart, merk: Audi
10. Personenauto [kenteken] (€17.600,-) (1 stuk)
goednummer G5953700
Zwart, merk: Volkswagen
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. N.J. Koene en P.P.C.M. Waarts, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 december 2022.

Voetnoten

1.De raadsman heeft de zittingen op 18 en 19 januari via een videoverbinding bijgewoond. Die dagen was de vertegenwoordiger van [verdachte] met kennisgeving via zijn raadsman niet aanwezig. Op 9 december 2022 was de vertegenwoordiger van [verdachte] met kennisgeving via zijn raadsman eveneens niet aanwezig.
2.Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis, worden verdachte en medeverdachten telkens bij hun achternaam genoemd.
3.PV Bevindingen Start onderzoek Cherokee, ZD 05 p. 0003-0008, PDF deel 3, p. 3339-3344.
4.Zaaksdossier Witwassen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , Relaas, PDF deel 2, p. 34 eerste twee bulletpoints onder punt 29 en p. 35 bovenaan, onder volg.nr. 5.
5.PV Bevindingen Start onderzoek Cherokee, ZD 05 p. 0007, PDF deel 3, p. 3343, tweede alinea.
7.Zie ECLI:NR:RBAMS:2022:6816.
9.Zie ook Rechtbank Oost-Brabant, ECLI:NL:RBROR:2022:312.
12.ECLI:NR:RBAMS:2022:6816.
13.Waar de rechtbank in dit vonnis feiten vaststelt, wordt in voetnoten verwezen naar de bewijsmiddelen in het strafdossier. De in de voetnoten vermelde paginanummers zijn de doorgenummerde paginanummers rechts bovenaan de pagina’s van de betreffende rubriek of het zaakdossier. Tevens worden steeds de digitale paginanummers vermeld van het betreffende PDF-bestand waarin het bewijsmiddel is opgenomen. Het gaat telkens om processen-verbaal die in de wettelijke vorm zijn opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, tenzij anders is vermeld.
14.Bevindingen Identificatie [medeverdachte 1] , Rubriek 12 p. 0162 e.v., PDF deel 3, p. 6632 onderaan.
15.PV Bevindingen Identificatie [medeverdachte 1] , Rubriek 12 p. 0162 e.v., PDF deel 3, p. 6633 vanaf de derde alinea t/m p. 6634 halverwege; PV Bevindingen vluchten # [nummer] , Rubriek 12 p. 0168 e.v., PDF deel 3 p. 6638 t/m p. 6641; PV Bevindingen Vergelijken vluchtlijsten, Rubriek 12 p. 0173, PDF deel 3 p. 6643.
16.PV Bevindingen IDT Sky [account 2] [medeverdachte 6] , Rubriek 12 p. 0111 e.v. PDF deel 3, p. 6580.
17.PV Bevindingen IDT Sky [account 2] [medeverdachte 6] , Rubriek 12 p. 0112 e.v., PDF deel 3, p. 6581, derde alinea t/m p. 6582 eerste alinea.
18.PV Bevindingen IDT Sky [account 2] [medeverdachte 6] , Rubriek 12 p. 0113 e.v., PDF deel 3, p. 6582, tweede alinea t/m p. 6584.
19.PV Bevindingen Identificatie [gebruiker 4] , Rubriek 12 p. 0103, PDF deel 3, p. 6572, derde en vierde alinea.
20.PV Bevindingen Identificatie [gebruiker 4] , Rubriek 12 p. 0101, PDF deel 3, p. 6570 en Rubriek 12 p. 0102, PDF deel 3, p. 6571, eerste en tweede alinea en p. 6571, laatste alinea en p. 6572, eerste alinea.
21.PV Bevindingen Identificatie [gebruiker 4] , Rubriek 12 p. 0101, PDF deel 3, p. 6570, derde en vierde alinea.
22.PV Bevindingen Identificatie [gebruiker 4] , Rubriek 12 p. 0101, PDF deel 3, p. 6570, laatste alinea.
23.PV Bevindingen Identificatie [gebruiker 4] , Rubriek 12 p. 0102, PDF deel 3, p. 6571, laatste alinea.
24.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 4] als [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0221, PDF deel 3, p. 6691, vierde alinea.
25.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 4] als [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0225, PDF deel 3, p. 6695, laatste alinea.
26.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 4] als [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0223, PDF deel 3, p. 6693 vierde zin van onder.
27.PV aanvraag bevel opnemen (tele)communicatie, Bob-dossier [medeverdachte 2] M IB 244 e.v., PDF [medeverdachte 2] BOB p. 253 halverwege.
28.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 4] als [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0223 e.v., PDF deel 3, p. 6693 halverwege t/m p. 6695 eerste alinea.
29.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 5] [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0249-0250., PDF deel 3, p. 6718 onderaan en p. 6719 bovenaan.
30.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 5] [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0250, PDF deel 3, p. 6719 halverwege.
31.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky ECC [account 5] [medeverdachte 2] , Rubriek 12 p. 0250 e.v., PDF deel 3, p. 6719 onderaan en p. 6720 bovenaan.
32.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 6] , [medeverdachte 4] 2 juli 1998, Rubriek 12 p. 0106 e.v., PDF deel 3, p. 6575, laatste alinea t/m p. 6576, tweede alinea.
33.PV Bevindingen Beantwoording vraag rechtbank zaak Cherokee, Rubriek 12 p. 0036 e.v., PDF deel 3, p. 6535 halverwege.
34.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 6] , [medeverdachte 4] 2 juli 1998, Rubriek 12 p. 0107, PDF deel 3, p. 6576, vierde alinea t/m p. 6577 onderaan.
35.PV Bevindingen Chatgroep [account 7] :791 over zaaksdossier Burro d.d. 22 april 2020, ZD CSV p. 2210 e.v., PDF deel 1, p. 9224 paragraaf 4.1.
36.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 6] , [medeverdachte 4] 2 juli 1998, Rubriek 12 p. 0109, PDF deel 3, p. 6578, bovenste helft.
37.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 6] , [medeverdachte 4] 2 juli 1998, Rubriek 12 p. 0109, PDF deel 3, p. 6578, halverwege.
38.PV Bevindingen identificatie Sky-ID’s [medeverdachte 3] [account 9] , [account 10] , [account 11] , Rubriek 12 p. 0121 e.v., PDF deel 3, p. 6591 bovenaan.
39.PV Bevindingen 31626491126 in gebruik bij [medeverdachte 3] , Rubriek 12 p. 0278 e.v., PDF deel 3, p. 6746 tweede alinea.
40.PV Bevindingen identificatie Sky-ID’s [medeverdachte 3] [account 9] , [account 10] , [account 11] , Rubriek 12 p. 0122, PDF deel 3, p. 6591 onderaan t/m p. 6593 bovenaan.
41.PV Bevindingen identificatie Sky-ID’s [medeverdachte 3] [account 9] , [account 10] , [account 11] , Rubriek 12 p. 0124, PDF deel 3, p. 6593 halverwege.
42.PV Bevindingen identificatie [medeverdachte 3] [account 10] , Rubriek 12 p. 286-287, PDF deel 3, p. 6754-6755.
43.PV Bevindingen identificatie Sky-ID’s [medeverdachte 3] [account 9] , [account 10] , [account 11] , Rubriek 12 p. 0124, PDF deel 3, p. 6593 onderaan t/m p. 6594 halverwege.
44.PV Bevindingen Sky ID [account 17] ( [bijnaam 8] ) en contacten, Rubriek 12 p. 0312 e.v., PDF deel 3, p. 6780 onderaan t/m p. 6781.
45.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 14] , [medeverdachte 5] , Rubriek 12 p. 0261 e.v., PDF deel 3, p. 6730 halverwege.
46.PV Bevindingen verstrekking Argus data aan onderzoeksteam Auckland, Rubriek 12 p. 0029 e.v., PDF deel 3, p. 6527 onderaan en p. 6528 bovenaan; PV Bevindingen Inbeslagenomen Samsung A20 [medeverdachte 5] , ZD 05 p. 0804, PDF deel 1, p. 5090, derde alinea van onder (m.b.t. Apple iPhone 11) en laatste alinea.
47.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 14] , [medeverdachte 5] , Rubriek 12 p. 0263, PDF deel 3, p. 6731 eerste alinea.
48.PV Bevindingen Identificatie gebruiker [account 14] , [medeverdachte 5] , Rubriek 12 p. 0263, PDF deel 3, p. 6731, na conclusie.
49.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky-ID [account 15] als [medeverdachte 10] , Persoonsdossier [medeverdachte 10] p. 223 e.v., PDF deel 3, p. 1538
50.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky-ID [account 15] als [medeverdachte 10] , Persoonsdossier [medeverdachte 10] p. 226, PDF deel 3, p. 1541 halverwege.
51.PV Bevindingen Identificatie gebruiker Sky-ID [account 15] als [medeverdachte 10] , Persoonsdossier [medeverdachte 10] p. 225, PDF deel 3, p. 1540 onderaan.
52.PV Verstrekking Argus data aan onderzoeksteam Auckland, Rubriek 12 p. 0028, PDF deel 3, p. 6526 onderaan.
53.Hoge Raad 13 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2842.
54.PV Bevindingen Financieel onderzoek m.b.t. [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD Witwassen p. 0399 e.v., PDF deel 2, p 463 onderaan.
55.Uittreksel Kamer van Koophandel, ZD Witwassen p. 0035P, PDF deel 2, p. 81.
56.PV Bevindingen financieel onderzoek m.b.t. [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD Witwassen p. 0399 e.v., PDF deel 2, p. 465.
57.Overeenkomst van geldlening, ZD Witwassen p. 0672, PDF deel 2, p. 736; PV van verdenking, PD [medeverdachte 1] p. 0149 e.v., PDF deel 3 p. 151 onderaan; PV van verdenking, PD [medeverdachte 1] p. 0149 e.v., PDF deel 3 p. 152 eerste alinea.
58.PV Bevindingen ICOV gegevens [medeverdachte 2] , ZD Witwassen, p. 0262, PDF deel 2, p. 326.
59.PV van verdenking, PD [medeverdachte 1] p. 0149 e.v., PDF deel 3 p. 152 eerste alinea.
60.Koopovereenkomst 19 maart 2018, ZD Witwassen p. 0125 e.v., PDF deel 2, p. 188 e.v.
61.PV Bevindingen akte inbreng auto’s van No Limit Investment bij [verdachte] , ZD Witwassen p. 1319 e.v. PDF deel 2 p. 1363 e.v.
62.PV Verstrekking gevorderde gegevens, ZD Witwassen p. 0598 e.v., PDF deel 2, p. 665 bovenaan.
63.PV Verstrekking gevorderde gegevens incl. bijlagen, ZD Witwassen p. 0637 e.v., PDF deel 2, p. 737 (brief betreffende beëindiging bankrelatie).
64.PV Verstrekking gevorderde gegevens, ZD Witwassen p. 0682 e.v., PDF deel 2, p. 746 e.v.
65.PV Bevindingen financieel onderzoek m.b.t. [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD Witwassen p. 402, PDF deel 2, p. 466
66.PV Bevindingen uitlevering van bescheiden gegevens, ZD Witwassen, p. 0588 e.v., PDF deel 2, p. 653 tweede alinea.
67.PV Bevindingen alle contante stortingen, PD [medeverdachte 1] p. 0155 e.v., PDF deel 3 p. 156; Relaas, ZD Witwassen p. 0004 e.v., PDF deel 2, p. 11 onderaan t/m p. 12 bovenaan.
68.PV Bevindingen Financieel onderzoek m.b.t. [medeverdachte 1] en [verdachte] , ZD Witwassen p. 0399, PDF deel 2 p. 467 (onder kopje samenvatting).
69.PV Verstrekking gevorderde gegevens, ZD Witwassen p. 0486 e.v., PDF deel 2, p. 551 2e alinea.
70.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 811 bovenaan.
71.PV Bevindingen bonafide autoverhuur, ZD Witwassen 0684 e.v., PDF deel 2 p. 748 e.v.
72.PV Bevindingen onderzoek antecedenten huurders [verdachte] , ZD Witwassen p. 0686, PDF deel 2, p. 750 t/m p. 751.
73.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 816.
74.PV Bevindingen, PD [medeverdachte 1] p. 0157 e.v., PDF deel 3, p. 158 t/m 159.
75.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 813 bovenaan.
76.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 814 tweede alinea.
77.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 814 halverwege.
78.PV Bevindingen m.b.t. bijzondere bedrijfsvoering van [verdachte] , ZD Witwassen p. 0747 e.v., PDF deel 2, p. 813 tweede alinea; PV Bevindingen reisbewegingen tussen locaties Antwerpen en Frits Touwstraat en Rechthuislaan te Rotterdam, ZD Liza 7.1 p. 51 e.v., PDF deel 2, p. 4958 eerste alinea.
79.PV Bevindingen telefoongesprekken autoverhuur [verdachte] , ZD Witwassen p. 1386 e.v. , PDF deel 2, p. 1430.
80.PV Bevindingen [medeverdachte 1] verhuurt vermoedelijk een auto die particulier is verzekerd ZD Witwassen p. 1404 e.v., PDF deel 2 p. 1448.
81.PV Bevindingen tapgesprek [medeverdachte 1] , ZD Witwassen p.1408 e.v., PDF deel 2 p. 1452.
82.PV Bevindingen Sky m.b.t. zaaksdossier Liza 2, Liza ZD 2 p. 62 e.v., PDF deel 2, p. 4151 halverwege.
83.PV Bevindingen Baken Mitsubishi Grandis 8 juni 2020, Liza ZD 2 p. 26 e.v., PDF deel 2, p. 4114 bovenaan.
84.PV Uitwerken OVC Grandis 8 juni 2020, Liza ZD 2 p. 32 e.v., PDF deel 2, p. 4120 onderaan t/m p. 4121 bovenaan en p. 4023.
85.Pro Justitia verbaal (Belgische stukken), ZD Movano p. 0325 e.v., PDF deel 1, p. 6640 onderaan 1e alinea; Navolgend PV Federale gerechtelijke politie Antwerpen (Belgische stukken), ZD Movano p. 0336 e.v., PDF deel 1, p. 6651 t/m p. 6652.
86.Pro Justitia verbaal (Belgische stukken), ZD Movano p. 0341 e.v., PDF deel 1, p. 6658 bovenaan.
87.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5022., PDF deel 1 p.6868
88.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6871 2e vanaf 2e alinea.
89.PV Verhoor verdachte, ZD Witwassen p. 1442 e.v., PDF deel 2, p. 1490.
90.Verklaring ter terechtzitting d.d. 24 januari 2022.
91.PV Bevindingen onderzoek inkomen van klanten [verdachte] , ZD Witwassen p. 1615, PDF deel 2. p. 1697.
92.Mutatierapport, ZD Witwassen p. 0035D e.v., PDF deel 2, p. 45.
93.PV Bevindingen onderzoek digitaal beslag naar sturende rol [medeverdachte 2] , ZD Witwassen p. 0803 e.v., PDF deel 2, p. 871 bovenaan en p. 880 onderaan t/m p. p. 881 bovenaan.
94.HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:264 en HR 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:413.
95.Zie zaaksdossiers Witwassen [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] , Witwassen [medeverdachte 3] , Witwassen [medeverdachte 5] en Liza.
96.PV Bevindingen betrokkenheid ‘ [gebruiker 4] ’ ( [medeverdachte 2] ) bij in beslag genomen partij verdovende middelen in Antwerpen op 22 april 2020, ZD CSV p. 20 e.v., PDF deel 1 p. 7029 t/m p. 7033.
97.PV Bevindingen bijnaam [medeverdachte 5] is [bijnaam 2] , ZD CSV p. 1162 e.v., PDF deel 1, p. 8172 t/m p. 8174.
98.PV Bevindingen [medeverdachte 9] wordt [bijnaam 12] genoemd, ZD CSV p. 1060 e.v., PDF deel 1, p. 8070 t/m p. 8071.
99.PV Uitwerken OVC Grandis 6 juni 2020, ZD CSV p. 1968, PDF deel 1, p. 8979 en PV SKY m.b.t. zaaksdossier 1, ZD CSV p. 2703, PDF deel 1, p. 9717.
100.PV Bevindingen Sky ECC – chatgroep [account 10] :31 hiërarchie [medeverdachte 3] , Rubriek 12 p. 0899 e.v., PDF deel 3, p. 7198 en p. 7199.
101.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6867 onderaan t/m p. 6868 bovenaan.
102.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6871 2e vanaf 2e alinea.
103.PV bevindingen doorzoeking [adres] , AD 02.04 p. 0018 e.v., PDF deel 3, p. 1883; PV Bevindingen connectie [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , ZD CSV p. 1221 e.v., PDF deel 1, p. 8234.
104.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6873, 2e alinea.
105.PV Bevindingen voertuigen en telefoons op de Oostdijk op 16 september 2020, ZD CSV p. 1216 e.v., PDF deel 1, p. 8229 onderaan t/m p. 8230 bovenaan.
106.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6877, 2e alinea; PV Bevindingen omtrent aanrijding van [medeverdachte 9] in auto van [verdachte] , ZD CSV p. 1445 e.v., PDF deel 1, p. 8458 onderste helft.
107.PV Bevindingen chats en notities [medeverdachte 1] gerelateerd aan onderzoek Burro, ZD CSV p. 1175 e.v., PDF deel 1, p. 8190 (‘1k [bijnaam 12] powerbanks voorraad’).
108.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6883.
109.PV Bevindingen chats en notities [medeverdachte 1] gerelateerd aan onderzoek Burro, ZD CSV p. 1175 e.v., PDF deel 1, p. 8190 (‘20k [bijnaam 2] ’).
110.PV Bevindingen [medeverdachte 5] is [bijnaam 2] , ZD CSV p. 1162, PDF deel 1, p. 8172 e.v.
111.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6881.
112.PV Bevindingen Sky ECC – chatgroep [account 10] :31 hiërarchie [medeverdachte 3] , Rubriek 12 p. 0899 e.v., PDF deel 3, p. 7198 en p. 7199.
113.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6883; PV Bevindingen Betrokkenheid Z. [medeverdachte 3] bij onderzoek Burro en rol van [medeverdachte 3] binnen drugsorganisatie, ZD 12, p. 0961 e.v., PDF deel 1 p. 1876 onderaan.
114.PV Uitwerken OVC Grandis 16 mei 2020, ZD CSV p. 1987 e.v., PDF deel 1, p. 9016 onderaan t/m p. 917 bovenaan.
115.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6889.
116.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6892.
117.PV Relaas CSV, ZD CSV p. 5011 e.v., PDF deel 1 p. 6895.
118.PV Bevindingen chats en notities [medeverdachte 1] gerelateerd aan onderzoek Burro, ZD CSV p. 1175 e.v., PDF deel 1, p. 8190 (‘7k [bijnaam 16] ’).