In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 14 december 2022, worden de beroepen van eisers tegen de WOZ-waarden van hun onroerende zaak in Amsterdam voor de jaren 2015 en 2016 beoordeeld. De WOZ-waarde voor 2015 is vastgesteld op € 1.879.000,- en voor 2016 op € 1.961.000,-. Eisers, gezamenlijk eigenaar van de woning, zijn van mening dat deze waarden te hoog zijn vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De rechtbank behandelt de argumenten van eisers, die onder andere aanvoeren dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarde baseert op onjuiste vergelijkingsobjecten en dat de erfpachtcorrectie niet goed is toegepast.
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de WOZ-waarden aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar de waarde in het economische verkeer correct heeft vastgesteld, waarbij hij de transactieprijs van de woning uit 2014 heeft gebruikt, gecorrigeerd voor erfpachtontwikkeling en waardeontwikkeling. De rechtbank wijst het beroep van eisers op het gelijkheidsbeginsel af, omdat zij niet hebben aangetoond dat er sprake is van nagenoeg identieke objecten die lager zijn gewaardeerd.
Hoewel de rechtbank de beroepen ongegrond verklaart, constateert zij een motiveringsgebrek in de bestreden uitspraken op bezwaar, wat leidt tot de verplichting voor de heffingsambtenaar om het griffierecht van € 100,- aan eisers te vergoeden. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarden niet te hoog zijn vastgesteld en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.