ECLI:NL:RBAMS:2022:674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
13/046356-21 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en uitbuiting in de prostitutie met valse beloftes van een gezamenlijke toekomst

Op 17 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mensenhandel. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een jaar het slachtoffer, aangeduid als [benadeelde partij], gedwongen tot prostitutie en heeft haar verdiensten afgedwongen door haar valse beloftes te doen over een gezamenlijke toekomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft misleid door te doen alsof er een affectieve relatie bestond en dat de verdiensten van het slachtoffer zouden worden gebruikt voor hun gezamenlijke toekomst. In werkelijkheid heeft de verdachte de verdiensten van het slachtoffer voor eigen gewin gebruikt, samen met zijn medeverdachte. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden en heeft hem verplicht om een schadevergoeding van meer dan € 58.000,- aan het slachtoffer te betalen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake was van dwangmiddelen, waaronder bedreiging met geweld en misbruik van de kwetsbare positie van het slachtoffer. De rechtbank heeft de dagvaarding ten aanzien van een deel van de tenlastelegging nietig verklaard, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan mensenhandel in de zin van artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/046356-21 (Promis)
Datum uitspraak: 17 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , gedetineerd [naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 januari en 17 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. W.J. de Graaff en van wat verdachte en zijn raadsman mr. J.H. van Dijk naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij] , bijgestaan door mr. A. Koopsen.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van mensenhandel door middel van uitbuiting in de prostitutie van [benadeelde partij] en/of één of meer andere vrouwen in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Almere en/of Amsterdam.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I, die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
Geldigheid van de dagvaarding
De rechtbank is van oordeel dat, bezien tegen de achtergrond van het dossier, onvoldoende duidelijk is wat bedoeld wordt met de zinsnede “en één of meer andere vrouw(en)” in de tenlastelegging. Er kan niet van verdachte worden verwacht dat hij zich ten aanzien van de betreffende zinssnede op adequate wijze verdedigt. Dit brengt mee dat de dagvaarding ten aanzien van dit onderdeel niet voldoet aan de eisen die gesteld zijn door artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), en partieel nietig zal worden verklaard.
3.2.
Overige voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat zij bevoegd is tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie ontvankelijk is in de vordering en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.Inleiding

Op 18 mei 2020 werd er een melding gedaan door het ‘ [naam hotel] ’ dat een jonge vrouw al meerdere dagen mannen zou ontvangen op een hotelkamer. De kamer bleek te zijn geboekt op naam van verdachte. Op zijn naam was in de maanden daarvoor al vaker een kamer geboekt. Op de kamer werd [benadeelde partij] (hierna: [benadeelde partij] ) aangetroffen, die vertelde daar vrijwillig betaalde seks te hebben.
Op 13 augustus 2020 is er door de politie contact opgenomen met [benadeelde partij] voor een informatief gesprek mensenhandel. [benadeelde partij] wilde niet in gesprek met de politie en verklaarde dat zij ten aanzien van het door haar verrichte prostitutiewerk alles zelf regelde en bepaalde.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van verdachte bleek dat er door hem veel overschrijvingen werden gedaan naar de bedrijven achter de websites Kinky.nl en Sexjobs.nl. Navraag bij voornoemde bedrijven leverde aanwijzingen op dat verdachte degene was die seksadvertenties, waarin [benadeelde partij] werd aangeboden voor het verrichten van seksuele diensten, beheerde.
Op 16 februari 2021 werd door de politie nogmaals in gesprek gegaan met [benadeelde partij] . In eerste instantie verklaarde zij dat ze het prostitutiewerk vrijwillig deed en dat verdachte daar niks mee te maken had. Toen haar werd voorgehouden dat verdachte getrouwd zou zijn met de moeder van zijn drie kinderen [medeverdachte] (hierna: medeverdachte), raakte [benadeelde partij] geëmotioneerd. Zij heeft diezelfde dag aangifte gedaan tegen verdachte van uitbuiting in de prostitutie.
Het onderzoek dat daarop volgde, heeft tot de verdenkingen tegen verdachte en de medeverdachte geleid.
De rechtbank zal hieronder eerst – kort samengevat – de standpunten van de officier van justitie en de verdediging weergeven. Daarna volgen de overwegingen en het oordeel van de rechtbank.

5.Standpunten van procespartijen

5.1.
Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde mensenhandel ten aanzien van [benadeelde partij] als bedoeld in artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en 9 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
5.2.
Verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat in strijd met de ‘Aanwijzing auditief en audiovisueel registreren van verhoren van aangevers, getuigen en verdachten’ (hierna: AVR) is gehandeld, nu niet alle verklaringen van [benadeelde partij] zijn opgenomen. Er is daardoor sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv en daarom dienen alle verklaringen van [benadeelde partij] van het bewijs te worden uitgesloten. Het recht op een eerlijk proces zoals neergelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) van verdachte is geschonden, nu de verdediging niet kan controleren of het onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Indien niet tot bewijsuitsluiting wordt overgegaan dient dit te leiden tot een aanzienlijke strafvermindering.
De verklaringen van [benadeelde partij] zijn bovendien onbetrouwbaar en kunnen ook daarom niet als bewijs dienen. Er ontbreken zaken in de verslaglegging van de verhoren van [benadeelde partij] en de ondervraging door de politie is sturend en misleidend geweest. Bovendien heeft [benadeelde partij] wisselende en tegenstrijdige verklaringen afgelegd, is haar geen bedenktijd gegund alvorens zij tot het doen van aangifte overging en worden haar verklaringen niet ondersteund door ander bewijs.
Volgens de raadsman kan het tenlastegelegde niet worden bewezen omdat bij verdachte het oogmerk van uitbuiting ontbrak en hij evenmin dwangmiddelen heeft toegepast. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken.
Er is in ieder geval geen sprake van medeplegen, nu de daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte niet is komen vast te staan. Uit het dossier volgt dat alle tenlastegelegde gedragingen – indien bewezen – uitsluitend worden toegeschreven aan verdachte. Het tenlastegelegde medeplegen bestaat in de kern dus niet uit een gezamenlijke uitvoering. De bijdrage van de medeverdachte is daarnaast van onvoldoende gewicht geweest.
Tot slot heeft de raadsman verzocht verdachte partieel vrij te spreken van de tenlastegelegde mensenhandel voor de periode januari tot en met oktober 2020. De verklaringen van [benadeelde partij] over deze periode worden niet ondersteund door andere bewijsmiddelen.

6.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank zal de vraag beantwoorden of het handelen van verdachte onder de specifieke omstandigheden van het geval kan worden beschouwd als mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4, 6 en/of 9 Sr.
Hieronder zal de rechtbank eerst het juridisch kader uiteenzetten. Daarna zal worden gemotiveerd tot welke conclusies de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen is gekomen, waarbij ook hetgeen de officier van justitie en de raadsman hebben aangevoerd zal worden besproken, voor zover sprake is van een uitdrukkelijk onderbouwd standpunt dan wel verweer.
6.1.
Juridisch kader
Artikel 273f Sr algemeen
Mensenhandel is strafbaar gesteld in artikel 273f Sr. Dit wetsartikel staat in titel XVIII die ziet op de ‘misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid’. De strafbaarstelling is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij niet beperkt worden uitgelegd. Het belang van het individu staat voorop; dat belang is het behoud van de lichamelijke en geestelijke integriteit en persoonlijke vrijheid van personen. Artikel 273f Sr beoogt bescherming te bieden tegen de aantasting daarvan. Bij mensenhandel dient uit te worden gegaan van de intentie van de dader, niet van de motieven van het slachtoffer.
Artikel 273f Sr, eerste lid, sub 1 en sub 4
Sub 1 betreft de strafbaarstelling van de persoon die in het traject voorafgaand aan de uitbuiting actief is. De activiteiten van de persoon zijn gericht op de verwezenlijking van het einddoel: de uitbuiting. Het gaat om de activiteiten om iemand in de positie te brengen, waarin deze bewogen dan wel gedwongen kan worden zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid en/of diensten. Het daadwerkelijke bewegen dan wel dwingen tot het verrichten van arbeid en/of diensten is strafbaar gesteld in sub 4.
Voornoemde subonderdelen bestaan uit de volgende drie elementen: a) handelingen, b) dwangmiddelen en c) (oogmerk van) uitbuiting. Om te komen tot een veroordeling voor mensenhandel dient vast te staan dat er sprake is van zowel een handeling als de inzet van een dwangmiddel in relatie tot het oogmerk van uitbuiting. Tussen de handelingen en dwangmiddelen bestaat een causaal verband; de handelingen worden mogelijk gemaakt door het gebruik van/ het aanwezig zijn van (één van de) dwangmiddelen.
a. a) De handelingen
De handelingen van sub 1 (werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en opnemen, met inbegrip van de wisseling of overdracht van de controle over die ander) hebben elk een neutrale en feitelijke betekenis en kunnen worden begrepen aan de hand van dagelijks taalgebruik. Zij dienen ruim te worden uitgelegd.
Sub 4 ziet op handelingen waarbij iemand een ander dwingt of beweegt zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid (eerste deel van sub 4), dan wel enige handeling onderneemt waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich daardoor beschikbaar stelt tot het verrichten van arbeid (tweede deel van sub 4). Gedoeld wordt op diegenen die gebruik maken van de uitbuitingssituatie, welke uitbuitingssituatie zij overigens niet zelf hoeven te hebben gecreëerd.
b) De dwangmiddelen
De dwangmiddelen die in sub 1 zijn genoemd zijn: dwang, (dreiging met) geweld of met een andere feitelijkheid, afpersing, fraude, misleiding, misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, misbruik van een kwetsbare positie en het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over een ander heeft.
In sub 4 is opgenomen dat gebruik moet zijn gemaakt van de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen, dan wel dat de handelingen moeten zijn verricht onder de onder sub 1 genoemde omstandigheden.
Het dwangmiddel moet ertoe leiden dat iemand in een uitbuitingssituatie belandt of dat iemand ervan wordt weerhouden om zich aan een uitbuitingssituatie te onttrekken. Het slachtoffer zal door aanwending van het dwangmiddel te allen tijde tegen zijn zin in een situatie van uitbuiting moeten zijn gebracht, dat wil zeggen een situatie waarin hij, als hij daaraan weerstand had kunnen bieden, niet terecht zou zijn gekomen.
Het onderscheid met betrekking tot de dwangmiddelen in sub 1 en sub 4 zit in het gegeven dat in sub 1 het dwangmiddel ziet op de handeling werven, vervoeren etc., terwijl in sub 4 het dwangmiddel direct is gekoppeld aan het zich beschikbaar stellen tot verrichten van arbeid.
c) Het oogmerk van uitbuiting
Het begrip ‘uitbuiting’ is door de wetgever niet gedefinieerd, met dien verstande dat in artikel 273f, tweede lid Sr is bepaald dat ‘uitbuiting ten minste omvat uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting, gedwongen of verplichte arbeid of diensten, met inbegrip van bedelarij, slavernij en met slavernij te vergelijken praktijken, dienstbaarheid en uitbuiting van strafbare activiteiten’.
Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn er meerdere factoren die - gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad - in aanmerking kunnen/moeten worden genomen en die beoordeling is in ieder geval sterk verweven met de omstandigheden van het geval. Factoren die een rol kunnen spelen bij de beantwoording van de vraag of in een concreet geval van tewerkstelling sprake is van een oogmerk van uitbuiting zijn: de aard en duur van de werkzaamheden, de beperkingen die de tewerkstelling meebrengt voor degene die het werk verricht, en het economisch voordeel (het profijt) dat daarmee door de tewerksteller wordt behaald. De in de Nederlandse samenleving daartoe geldende maatstaven vormen het referentiekader. [1]
Uitbuiting veronderstelt een bepaalde mate van onvrijwilligheid, die ziet op de onmogelijkheid om zich aan een situatie te onttrekken. Het slachtoffer wordt in een situatie gebracht of gehouden waarin hij of zij redelijkerwijs geen andere keuze heeft dan zich te laten exploiteren. Het aanwenden van een dwangmiddel beïnvloedt de wil waaronder is begrepen de keuzemogelijkheid van het slachtoffer, in die zin dat het leidt tot het ontbreken van vrijwilligheid waartoe ook behoort het ontbreken of de vermindering van de mogelijkheid een bewuste keuze te maken.
De daadwerkelijke uitbuiting hoeft bij de beoordeling van artikel 273f, eerste lid, sub 1 Sr nog niet te hebben plaatsgevonden, voldoende is de (onmiskenbare) bedoeling van de dader. Voor het oogmerk van uitbuiting is vereist dat het handelen van verdachte, naar hij moet hebben beseft, als noodzakelijk en dus door hem gewild gevolg meebracht dat de ander door hem werd of zou kunnen worden uitgebuit. Het oogmerk van de dader dient te zijn gericht op de uitbuiting, voorwaardelijk opzet is niet voldoende.
De situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond, bijvoorbeeld indien dwangmiddelen (bijvoorbeeld misleiding) worden toegepast ten aanzien van iemand die reeds in de prostitutie werkte.
Uit de wetsgeschiedenis en de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder een uitbuitingssituatie in geval van seksuele uitbuiting wordt verstaan dat een prostituee in een situatie verkeert of komt te verkeren die niet gelijk is aan de ‘omstandigheden waarin een mondige prostituee in Nederland pleegt te verkeren’.
De Hoge Raad heeft uitgemaakt dat, hoewel ‘uitbuiting’ als zodanig niet in de tekst van sub 4 is opgenomen, dit daarin wel moet worden ingelezen en daarmee een impliciet bestanddeel daarvan vormt. De gedragingen, bedoeld in sub 4, kunnen slechts als mensenhandel worden bestraft, indien uit de bewijsvoering volgt dat zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. [2] Niet is vereist dat diegene de uitbuitingssituatie zelf heeft gecreëerd. Daarbij geldt dat het ‘zich beschikbaar stellen’ voldoende is. Dit betekent dat er ook hier niet daadwerkelijk gewerkt hoeft te zijn om tot een voltooid delict te komen.
Artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr
Strafbaar op grond van sub 6 is degene die opzettelijk voordeel trekt uit de uitbuiting van een ander. Opzet is als bestanddeel opgenomen ter voorkoming dat ‘slechts’ onachtzaam handelen onder het bereik van deze bepaling zou vallen. De Hoge Raad heeft bepaald dat het opzet gericht dient te zijn op zowel het voordeel trekken als de uitbuiting van een ander. [3] De profijttrekker kan, maar hoeft niet, een ander te zijn dan degene die de uitbuitingssituatie heeft gecreëerd. Het gebruik van een dwangmiddel is geen vereiste.
Artikel 273, eerste lid, sub 9 Sr
Op grond van sub 9 is degene strafbaar die een ander met (één van) de onder sub 1 genoemde dwangmiddelen dwingt dan wel beweegt hem te bevoordelen uit de opbrengst van diens seksuele handelingen met of voor een derde. Dit subonderdeel is erop gericht op te kunnen treden tegen de situatie dat een prostituee wordt gedwongen tot afgifte van (een deel van) haar opbrengsten van seksuele handelingen.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de in sub 9 omschreven gedragingen alleen strafbaar kunnen zijn als zij zijn begaan onder omstandigheden waarbij uitbuiting kan worden verondersteld. Het is een impliciet bestanddeel van sub 9.
6.2.
Beoordeling
6.2.1.
Vormverzuim
De raadsman heeft aangevoerd dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek, dat dient te leiden tot bewijsuitsluiting dan wel strafvermindering. Het verweer richt zich in de kern op de wijze waarop de verhoren van [benadeelde partij] hebben plaatsgevonden en of dit al dan niet in overeenstemming is geweest met de AVR.
De rechtbank overweegt het volgende.
In artikel 359a Sv is onder meer bepaald dat indien in een voorbereidend onderzoek in de strafzaak jegens een verdachte vormen in het voorbereidend onderzoek zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en de rechtsgevolgen daarvan niet uit de wet blijken, de rechter moet beoordelen of aan dat vormverzuim enig rechtsgevolg dient te worden verbonden en, zo ja, welk rechtsgevolg dan in aanmerking komt. De rechter dient daarbij rekening te houden met de in artikel 359a lid 2 Sv genoemde factoren: het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Het rechtsgevolg zal immers door deze factoren moeten worden gerechtvaardigd. Artikel 359a Sv formuleert een bevoegdheid en niet een plicht, en biedt de rechter die een vormverzuim heeft vastgesteld, de mogelijkheid af te zien van het toepassen van een van de daar bedoelde rechtsgevolgen en te volstaan met het oordeel dat een onherstelbaar vormverzuim is begaan.
Bewijsuitsluiting kan als rechtsgevolg worden verbonden indien het gaat om gevallen waarin het uitsluiten van bepaalde resultaten van het opsporingsonderzoek van het gebruik voor het bewijs noodzakelijk is om een schending van artikel 6 EVRM te voorkomen.
Er is ook grond voor bewijsuitsluiting indien zich onregelmatigheden hebben voorgedaan die de betrouwbaarheid en accuraatheid van onderzoeksresultaten wezenlijk hebben aangetast. In dat geval berust bewijsuitsluiting niet op de toepassing van artikel 359a Sv, maar vloeit die uitsluiting rechtstreeks voort uit de regel dat de rechter bij de beantwoording van de vraag of het tenlastegelegde kan worden bewezen verklaard, alleen dat bewijsmateriaal gebruikt dat hij betrouwbaar en bruikbaar vindt.
Gelet op de ‘Aanwijzing mensenhandel 2008’ en de AVR, hadden alle verklaringen van [benadeelde partij] moeten worden opgenomen. Er werd immers – en zo was voor de betrokken verbalisanten ook kenbaar – aangifte gedaan van mensenhandel, een misdrijf met een strafbedreiging van ten hoogste 12 jaar gevangenisstraf. Desondanks zijn een aantal verhoren van [benadeelde partij] niet opgenomen. Er is dus sprake geweest van handelen in strijd met de AVR, en derhalve is dus sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van artikel 359a Sv.
De rechtbank stelt vast dat drie van de tien door [benadeelde partij] afgelegde verklaringen wel zijn opgenomen. Dit betreffen de meest essentiële en uitgebreide verklaringen van [benadeelde partij] , te weten de getuigenverklaring en de aangifte van 16 februari 2021 en de aanvullende aangifte van 20 april 2021. Daarnaast is de verdediging in de gelegenheid gesteld om [benadeelde partij] vragen te stellen tijdens haar verhoor bij de rechter-commissaris op 7 oktober 2021. De rechtbank is daarom van oordeel dat de ernst van het onherstelbare vormverzuim gering is geweest en het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak niet in het gedrang is gebracht. Daarbij betrekt de rechtbank de omstandigheid dat de verdediging in staat is geweest aangeefster vragen te stellen ter gelegenheid van een verhoor bij de rechter-commissaris. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank toepassing van bewijsuitsluiting van alle verhoren van [benadeelde partij] niet vereist en volstaat zij met de constatering van het vormverzuim.
6.2.2.
Betrouwbaarheid aangeefster
6.2.2.1. Toetsingskader
Uit de wettelijke bepalingen en de jurisprudentie met betrekking tot het bewijsrecht in strafzaken is geen algemeen, in alle strafzaken geldend, toetsingskader voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van getuigenverklaringen af te leiden.
Wel kunnen uit de jurisprudentie criteria worden afgeleid die bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van verklaringen van getuigen betrokken kunnen worden. In de eerste plaats komt belang toe aan de consistentie, gedetailleerdheid en volledigheid van de betreffende verklaringen. Daarnaast kan getoetst worden aan uit overige objectieve bronnen verkregen informatie of gegevens en kan meewegen of de inhoud van de afgelegde verklaringen gegeven de vastgestelde omstandigheden plausibel is. Ook kan daarbij worden betrokken of er omstandigheden aannemelijk zijn geworden die mogelijk van beslissende invloed zijn op de (betrouwbaarheid van de) verklaring. Daarbij valt te denken aan de psychische belasting van de betrokkene, de mogelijke eigen rol of betrokkenheid bij het tenlastegelegde feitencomplex, de beïnvloedbaarheid of een belang dan wel motief - persoonlijk, financieel of anderszins - om niet overeenkomstig de waarheid dan wel een daardoor gekleurde voor de verdachte ont- of belastende verklaring af te leggen.
6.2.2.2. Oordeel van de rechtbank
Op 16 februari 2021 heeft [benadeelde partij] aangifte gedaan bij de politie, waaruit de verdenking van mensenhandel is ontstaan. Vervolgens is [benadeelde partij] nog een aantal keer door de politie gehoord, waarbij zij uitvoerig heeft beschreven wat volgens haar heeft plaatsgevonden in het kader van de uitbuiting. Tevens is zij als getuige gehoord door de rechter-commissaris. In deze verklaringen verklaart zij belastend jegens verdachte.
Naar het oordeel van de rechtbank biedt het dossier geen steun voor de suggestie van de verdediging dat sprake is geweest van beïnvloeding of ontoelaatbare sturing van [benadeelde partij] door verbalisanten. De door de raadsman in zijn pleidooi aangehaalde passages uit de verhoren maken niet aannemelijk dat [benadeelde partij] door de wijze waarop zij is ondervraagd niet in vrijheid en niet naar waarheid een verklaring heeft afgelegd. Ook blijkt niet dat de weergave van de verhoren in de processen-verbaal niet volledig is. Bovendien is [benadeelde partij] ook door de rechter‑commissaris gehoord en bij die gelegenheid is zij gebleven bij haar eerdere verklaringen. Haar verklaringen zijn consequent en worden op belangrijke punten bevestigd door ander objectief bewijs. Daarbij hecht de rechtbank vooral veel waarde aan de vele uitgelezen WhatsApp-gesprekken. In deze WhatsApp-gesprekken wanen verdachte en medeverdachte zich immers onbespied, waardoor zij naar het oordeel van de rechtbank vrijuit spreken. Dat uit de eerste aangifte blijkt dat [benadeelde partij] pas belastend is gaan verklaren nadat haar was medegedeeld dat verdachte getrouwd was en drie kinderen had, wordt door de rechtbank eerder als een ondersteuning dan een contra-indicatie voor het aannemen van een situatie van mensenhandel gezien en is in het licht van de overige inhoud van het dossier ook invoelbaar.
Ten aanzien van de bedenktijd die volgens de verdediging niet in acht zou zijn genomen, overweegt de rechtbank dat in de Aanwijzing Zeden (waar door de verdediging naar is verwezen) het volgende is opgenomen:
“Voordat een aangifte wordt opgenomen, is er in beginsel eerst een informatief gesprek tussen de politie en de melder. Het informatief gesprek dient om de melder te informeren over de gevolgen van het doen van aangifte en de mogelijke impact van het strafrechtelijk traject. Na het informatief gesprek wordt een melder in beginsel een bedenktijd gegund voor het doen van aangifte. Dit geldt met name voor situaties waarin de melder en verdachte elkaar kennen.”
De rechtbank leest in de bewoordingen ‘in beginsel’ dat het voeren van een informatief gesprek en het geven van bedenktijd geen verplichting is en dat hiervan kan worden afgeweken. Bovendien is deze bedenktijd primair bedoeld ter bescherming van het slachtoffer. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte niet in zijn belangen is geschaad door het ontbreken van genoemde bedenktijd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaringen van [benadeelde partij] niet onbetrouwbaar zijn en bewijsuitsluiting daarom niet aan de orde is. Het daartoe strekkende verweer wordt dan ook verworpen.
6.2.3.
Mensenhandel - uitgangspunten bewijswaardering
Bij de beoordeling of sprake is van mensenhandel zoals bedoeld in artikel 273f, eerste lid Sr wordt gekeken naar drie bestanddelen, te weten een aantal dwangmiddelen, een aantal handelingen en het oogmerk van uitbuiting. Voor een bewezenverklaring is niet nodig dat ten aanzien van ieder subonderdeel al deze bestanddelen worden vastgesteld.
Ten aanzien van het bewijs van de feitelijke gedragingen geldt het volgende. Het bewijsminimum zoals neergelegd in artikel 342, tweede lid, Sv geldt voor de tenlastelegging als geheel en niet voor elk onderdeel ervan. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. [4] Toepassing van voormeld criterium betekent in de onderhavige zaak dat in sommige gevallen op grond van de verklaring van één getuige een in de tenlastelegging genoemde feitelijke gedraging kan worden bewezen, indien die verklaring niet op zichzelf staat.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een dwangmiddel moet ook worden gekeken naar de onderlinge samenhang van de bewezenverklaarde feitelijke gedragingen.
6.2.4.
Feiten en omstandigheden
Op grond van de inhoud van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Liefdesrelatie en toekomst
[benadeelde partij] heeft verklaard dat ze verdachte heeft leren kennen in januari 2020 en dat zij in gesprek zijn geraakt over escortwerk. Halverwege januari 2020 is zij begonnen met prostitutiewerk en zij is daarmee doorgegaan tot aan de dag waarop zij aangifte deed, te weten 16 februari 2021. Nadat zij eind januari 2020 een relatie kreeg met verdachte heeft zij bijna al haar verdiensten aan hem afgestaan, omdat zij dacht dat het bestemd was voor hun gezamenlijke toekomst. Ze zouden gaan trouwen, op vakantie gaan en verdachte zou een huis voor hen hebben gehuurd in [plaats] . [5] Verdachte had haar gezegd dat hij niet meer samen was met de moeder van zijn drie kinderen (medeverdachte [medeverdachte] ) en alleen contact met haar had vanwege de kinderen. [6] Verdachte heeft van het door haar verdiende geld onder andere auto’s, een boot en een iPhone gekocht. [7] Ook heeft hij spullen gekocht die bedoeld waren voor de inrichting van hun toekomstige gezamenlijke woning, waaronder een koelkast, wasmachine, bed en bank. [8]
In WhatsApp-gesprekken verklaart [benadeelde partij] verdachte regelmatig de liefde [9] en verdachte reageert daar ook op met uitspraken zoals “love you”, “je bent lief” [10] en dat hij blij is met een vrouw zoals zij en alle vertrouwen in haar heeft. [11] Verdachte en [benadeelde partij] bespreken in de WhatsApp-gesprekken hun toekomst en doelen. [benadeelde partij] geeft aan: “Ik doe het voor ONZE toekomst”, “Geniet er pas van als we een lekker bedrag hebben en ik het aan jou geef”. [12] [benadeelde partij] heeft het over wat ze al hebben bereikt: auto’s, een huis, de inrichting. Op haar vraag wat het volgende doel is antwoordt verdachte: “opslag boot, tuin, vakanties.” [13] Ook wordt gesproken over de aanschaf van goederen en andere uitgaven: een auto [14] , een koelkast [15] , een motor, een caravan, een bruiloft en het opstarten van eigen bedrijf. [16] Verdachte heeft het over “gas geven” zodat ze hun spulletjes kunnen halen [17] en dat ze gaan sparen voor hun bruiloft. [18] [benadeelde partij] vraagt: “Hoeveel nog voor auto?” [19]
Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat [benadeelde partij] tot veel bereid was om de relatie met verdachte in stand te houden. Zo smeekt ze hem om het niet uit te maken en belooft ze hem minimaal € 500,- per dag voor hem te gaan verdienen. [20] Ook belooft ze zo snel mogelijk na haar abortus weer aan het werk te gaan zodat verdachte een auto kan kopen. [21] [benadeelde partij] zegt verdachte niet kwijt te willen en te willen vechten voor hun relatie. Ze zal hem al haar geld geven en niks achterhouden. [22] [benadeelde partij] heeft verklaard dat als verdachte zei dat ze met het werk moest stoppen omdat het niet liep, ze bang was om haar toekomst kwijt te raken en zij daardoor nog harder haar best ging doen. [23]
Verdachte heeft verklaard dat hij nog niets concreets geregeld had voor een huurwoning voor hem en [benadeelde partij] . Hij had enkel wat spullen voor het huis gekocht. Van [benadeelde partij] had hij een iPhone gekregen. [24]
Uit WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte blijkt dat zij een gezamenlijke huishouding voerden. [25] Verdachte en de medeverdachte spreken veelvuldig over de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] . [26] De eerste gesprekken dateren van eind januari 2020. [27] Verdachte klaagt in de gesprekken over de aandacht die [benadeelde partij] nodig heeft en zegt: “Maar ik wil de tuin ook gefixt hebben. En een auto”, waarop de medeverdachte zegt: “Dus gewoon doorgaan”. [28] Ook zegt verdachte: “Ze loopt te spelen, hele dag hou van je”, “Hele dag aan me zitten man” [29] en “Nu wil ik allang in dr bek gooien: ik was nooit weg bij [medeverdachte] ”. [30] In een iMessage-bericht tussen verdachte en de medeverdachte zegt verdachte over [benadeelde partij] : “Ik ben der liefde dingen zat ook”, waarop de medeverdachte antwoordt: “Dat is je eigen keuze geweest.” [31]
De medeverdachte heeft een bericht aan [benadeelde partij] gestuurd met de tekst: “Hoi [benadeelde partij] , ik wilde je even melden dat [verdachte] nooit eerlijk is geweest tegen je. En altijd al met mij is geweest. Ik weet ook wat voor werk je doet en dat geld heeft hij allemaal gespend met mij.” [32]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet tegen [benadeelde partij] had verteld dat hij in de loop van het jaar 2020 weer toenadering tot de medeverdachte zocht. [33]
Verdiensten
Volgens [benadeelde partij] bepaalde verdachte hoeveel zij op een dag moest verdienen, de ‘targets’. Als de zaken niet goed liepen of targets niet werden gehaald was verdachte geïrriteerd. Als zij niet wilde werken werd verdachte boos, blokkeerde hij haar, ging hij haar negeren en schold hij haar uit. [34] [35] Zo heeft hij haar ‘downie’ genoemd en gezegd dat ze wel van een flat kon springen. [36] Omdat ze niet wilde dat er spanningen ontstonden, dat verdachte boos werd of haar ging negeren, voelde ze zich verplicht om aan het werk te gaan. [37] [38] Ze verdiende soms meer dan de target om verdachte tevreden te houden. [39] Als ze ruzie met elkaar hadden zei verdachte weleens dat hij geld aan de medeverdachte zou vragen als
[benadeelde partij] het hem niet kon geven. [40] [41]
In de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij] wordt veelvuldig gesproken over de verdiensten van [benadeelde partij] . Naast het feit dat [benadeelde partij] continue doorgeeft hoeveel ze heeft verdiend worden door verdachte targets benoemd. Verdachte zegt onder andere: “Ik hoef niet elke dag 1000 hoor, maar 600+ gewoon voor onze zakken zou niet slechts zijn, is echt minimaal” [42] , “nog 300 te gaan vandaag” [43] , “een 500 wil ik minimaal”, “proberen die 2000 aan te tikken vandaag” [44] . Verdachte zegt dat de kosten voor de autogarage € 480,- bedragen en dat hij dat vandaag wil pakken. [45] Ook wordt letterlijk gesproken over ‘targets’. [46] Verdachte spoort [benadeelde partij] aan om veel geld te verdienen en zegt dingen als “alles pakken!” en “gas geven”. [47] [benadeelde partij] wordt onder druk gezet om gestelde targets te halen: “morgen geen 500 is einde oefening”. [48]
Ook is in de WhatsApp-gesprekken terug te zien dat verdachte [benadeelde partij] ‘junk’ en ‘klein zielig vrouwtje’ [49] noemt en zegt: “Nu snap ik je beperking, Ga ff je medicatie slikken” [50] en “kanker op met je kanker handicap”. [51] Verdachte heeft verklaard dat hij [benadeelde partij] altijd blokkeerde als ze ruzie hadden. [52]
In een WhatsApp-gesprek met de medeverdachte wordt door verdachte aangegeven dat [benadeelde partij] heeft gezegd het gevoel te hebben dat ze alleen maar moet werken, waarop verdachte zegt: “Ja duhhh”. [53]
Volgens [benadeelde partij] was er in het begin tussen haar en verdachte sprake van een 50/50 verdeling van de verdiensten. Nadat zij eind januari 2020 een relatie met elkaar kregen, heeft ze bijna al haar verdiensten aan verdachte afgegeven. [54] Van de dagelijkse verdiensten mocht ze € 20,- tot € 30,- voor zichzelf houden om eten, sigaretten en benodigdheden voor haar werk, zoals condooms, te kopen. Als ze iets nodig had vroeg ze aan verdachte of ze dat kon kopen. [55] [benadeelde partij] moest aan verdachte geld vragen voor eten en het openbaar vervoer. [56] Verdachte kwam het contante geld bij haar ophalen [57] en girale betalingen van klanten verliepen via verdachte door middel van tikkies, omdat zij zelf onder bewind stond. [58] Dit blijkt ook uit de WhatsApp-gesprekken. [59] [60] [61] In een WhatsApp-gesprek zegt verdachte tegen [benadeelde partij] dat ze het geld dat ze heeft verdiend moet storten en naar hem over moet maken. [62] [benadeelde partij] had regelmatig geen geld voor het kopen van eten en kleding en moest daarom geld aan haar ouders vragen. [63]
Op de bankrekening van de medeverdachte zijn grote bedragen aan contante stortingen en bijschrijvingen van betaalverzoeken ontvangen. [64] Verdachte maakte gebruik van deze rekening. [65] [66] Ook de medeverdachte had toegang tot deze rekening, zo blijkt uit het WhatsApp-bericht van verdachte aan de medeverdachte dat zij op haar rekening moet kijken. [67] Op de bankrekening van verdachte is op de dag dat hij een nieuwe auto heeft aangeschaft een grote contante storting gedaan. [68]
Met de medeverdachte heeft verdachte besproken dat [benadeelde partij] op een gegeven moment weer een 50/50 verdeling wilde doen, waarop de medeverdachte zegt dat verdachte haar dan moet ‘skippen’.
Ze bespreken dat dat vervelend is, vooral als verdachte ook geen baan meer heeft. [69]
In de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte wordt ook gesproken over de aanschaf van goederen zoals een koelkast, een tv, een bed [70] en een auto. [71] Door verdachte en de medeverdachte wordt besproken of ze alles hebben gedaan wat ze wilden doen en dat alleen een reis naar Suriname, een caravan en een operatie aan het lichaam van de medeverdachte nog moeten. [72] Vervolgens wordt besproken hoe zij met het gezin op vakantie willen gaan van het door [benadeelde partij] verdiende geld. [73] Medeverdachte zegt: “zit maar af te wachten hele tijd tot [benadeelde partij] gaat werken.” [74]
De medeverdachte heeft verklaard dat verdachte in 2020 een Volkswagen Golf voor haar had gekocht. Ook had hij een sloep en een nieuwe inboedel voor hun huis gekocht en betaalde hij mee aan de vaste lasten. [75]
Bij de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] , de woning waar verdachte en de medeverdachte verbleven, zijn goederen aangetroffen die door [benadeelde partij] zijn genoemd, waaronder een koelkast van het merk Samsung, een boxspring en een barbecue. [76] Ook zijn een sloep met trailer, een caravan, auto’s en een iPhone onder verdachte in beslag genomen. De auto’s en caravan stonden op naam van medeverdachte. [77] [78]
Op de bankrekening van [benadeelde partij] werden alleen haar uitkering en betalingen vanuit de bewindvoering gestort. [79]
Faciliteren en controleren van werkzaamheden
Volgens [benadeelde partij] maakte verdachte de advertenties en plaatste hij ze omhoog. Ook had hij bepaald dat in de advertentie kwam te staan dat zij anale seks deed, terwijl ze dat pijnlijk vond. [80] De werknamen die zij gebruikte waren ‘ [werknaam 1] ’, ‘ [werknaam 2] ’ en ‘ [werknaam 3] ’. [81]
In de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en [benadeelde partij] heeft verdachte het over het ‘aan- en uitzetten’ van de advertenties en [benadeelde partij] vraagt hem dat soms ook te doen. [82]
Vanaf de bankrekeningen die in gebruik waren bij verdachte werden veel overschrijvingen gedaan naar de bedrijven achter de websites Kinky.nl en Sexjobs.nl ten behoeve van (het omhoog plaatsen van) seksadvertenties. [83] [84] [85] [86] Navraag bij deze websites leverde aanwijzingen op dat verdachte degene was die de advertenties waarin [benadeelde partij] werd aangeboden voor seksuele diensten beheerde, onder andere gelet op de geregistreerde e-mailadressen die verdachte zegt in gebruik te hebben (gehad) en het gebruikte IP-adres op naam van de medeverdachte. De namen ‘ [werknaam 1] ’ en ‘ [werknaam 2] ’ werden in de advertenties gebruikt. De eerste advertentie op Kinky.nl is aangemaakt op 13 januari 2020. [87] [88] [89] [90] [benadeelde partij] heeft alle foto’s van de advertenties, waarvan een aantal volgens haar ook door verdachte waren gemaakt, herkend. [91]
Verdachte heeft verklaard dat hij de advertenties plaatste en opwaardeerde. [92] In de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte wordt gesproken over de seksadvertenties van
[benadeelde partij] en wordt door de medeverdachte meebeslist over de foto’s en de werknaam ‘ [werknaam 3] ’. [93]
[benadeelde partij] heeft naar eigen zeggen in verschillende hotels gewerkt en op een kamer op het [adres 2] . [94] [benadeelde partij] betaalde de hotels weleens met de creditcard van verdachte of hij maakte geld naar haar over. [95] Uit de WhatsApp-gesprekken blijkt dat verdachte besliste over hotelboekingen. [96] [97] Vanaf de bankrekeningen van verdachte werden verschillende betalingen aan hotels gedaan. [98] [99] [100] Uit gegevens van het [naam hotel] blijkt dat verdachte daar meermalen een kamer op zijn naam heeft geboekt, waarbij onder andere is betaald met een creditcard op zijn naam. [101] [102]
Volgens [benadeelde partij] hield verdachte een klantenbestand bij. [103] Via Web-WhatsApp kon hij meelezen in haar telefoon en hij deed zich dan soms ook voor als haar in het contact met klanten. [104] Hierdoor wist hij volgens haar altijd waar en met wie ze was. [105] Hij bepaalde waar en wanneer ze moest werken en welke handelingen ze moest uitvoeren. [106] Ook bracht verdachte [benadeelde partij] naar klanten en wachtte hij tot ze klaar was. [107] Verdachte heeft verklaard dat hij via WhatsApp met [benadeelde partij] meelas voor haar veiligheid. [108] Dat hij daarbij de werkzaamheden van [benadeelde partij] in de gaten hield blijkt uit WhatsApp-berichten tussen hem en [benadeelde partij] , waarbij hij onder andere opmerkt dat ‘de app niet loopt’. [109] Via WhatsApp werd door verdachte en [benadeelde partij] veelvuldig gesproken over de afspraken met klanten. Zo vraagt [benadeelde partij] verdachte een afspraak met een klant te plannen [110] en of verdachte met een klant besproken heeft of er anale seks zal zijn. [111] Verdachte zegt soms ook wanneer [benadeelde partij] een klant kan verwachten. [112] Uit de WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte kan worden opgemaakt dat verdachte vaak bij [benadeelde partij] in de buurt was als zij bij een klant was. [113] Ook vertelt verdachte tegen de medeverdachte dat hij [benadeelde partij] in de gaten hield zonder dat zij dat wist. [114] De medeverdachte was ervan op de hoogte dat verdachte [benadeelde partij] in de gaten hield via haar telefoon. [115] Volgens haar bracht verdachte [benadeelde partij] naar klanten en haalde hij haar op. [116]
Dreigen met geweld en foto’s en filmpjes
Als verdachte boos was, dreigde hij volgens [benadeelde partij] naaktfoto’s en een compromitterend filmpje online te zetten. [117] Ook zou hij haar ouders inlichten over het werk dat ze deed of haar moeder iets aandoen. Hij heeft daadwerkelijk een keer een compromitterend filmpje op zijn WhatsApp-status gezet. [118] In een WhatsApp-gesprek stuurt verdachte tijdens een ruzie een filmpje naar [benadeelde partij] waarop te zien is dat zij hem pijpt [119] en dreigt hij iets naar de ouders van [benadeelde partij] te sturen. Hij zegt daarbij: “Ze moeten weten wat hun dochter doet. Dan kunnen ze je misschien in een gesloten inrichting plaatsen.” [120] Hij dreigt ‘vieze dingen’ te zullen vertellen aan haar moeder [121] en zegt: “Ik wil niet dat je me belt. Doe het en ik zet je foto’s online.” [122]
Volgens [benadeelde partij] heeft verdachte gedreigd dat als zij een grote mond had dat hij haar een klap zou komen geven. [123] In de WhatsApp-gesprekken is terug te lezen dat verdachte tegen [benadeelde partij] zegt: “Volgende keer als je iets doet wat uit de maat is geef ik je een vuist, misschien kan ik die beperking rechtslaan”. [124]
Kwetsbaarheid [benadeelde partij]
Volgens [benadeelde partij] wist verdachte dat zij begeleid woonde en kampte met psychische problemen. [125] In een WhatsApp-gesprek heeft zij uitvoerig aan verdachte verteld dat zij kampt met een lichte vorm van PTSS, een persoonlijkheidsstoornis, verlatings- en bindingsangst en dat zij in haar jeugd EMDR-therapie heeft gevolgd. [126] De ouders van [benadeelde partij] hebben verklaard dat [benadeelde partij] is gediagnosticeerd met een persoonlijkheidsstoornis MCDD en dat zij al sinds haar jeugd medicatie gebruikt om haar emoties en stemmingen te reguleren. Volgens haar moeder zou [benadeelde partij] al lang last hebben van angstaanvallen en zou er borderline zijn gediagnosticeerd. Ook zou [benadeelde partij] het moeilijk vinden om nee te zeggen en anderen af te wijzen of teleur te stellen. [127] Ze heeft in verschillende inrichtingen gezeten en er is sprake geweest van suïcidegevaar. [128] [129] Zowel de begeleider van [benadeelde partij] op haar woongroep en haar zorgcoach hebben [benadeelde partij] getypeerd als een kwetsbaar, beïnvloedbaar meisje. [130] [131] Verdachte heeft verklaard ervan te weten dat [benadeelde partij] een moeilijke jeugd heeft gehad en dat zij begeleid woonde. Hij wist dat ze ‘iets geestelijks had’ en antidepressiva slikte. [132]
6.2.5.
Weging van de feiten en omstandigheden in het licht van de tenlastelegging
6.2.5.1. Handelingen
De rechtbank is van oordeel dat uit voorgaande feiten en omstandigheden volgt dat [benadeelde partij] door verdachte is vervoerd (in het kader van afspraken met klanten), en dat zij door verdachte is bewogen om aan prostitutiewerk te gaan en blijven doen. Verdachte heeft werkplekken geregeld, advertenties aangemaakt en onderhouden, afspraken met klanten gemaakt, bepaald hoeveel [benadeelde partij] moest werken en verdienen en haar begeleid bij haar werkzaamheden. Verdachte en de medeverdachte hebben geprofiteerd van de door [benadeelde partij] verrichtte prostitutiewerkzaamheden.
Ten aanzien van de handelingen in sub 1 is de rechtbank van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende blijkt van de betrokkenheid van verdachte bij de start van de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij] . Om die reden kan het werven van [benadeelde partij] niet worden bewezen. Ook van het overbrengen, huisvesten of opnemen van [benadeelde partij] is niet gebleken. De rechtbank zal verdachte daarom van deze onderdelen in de tenlastelegging vrijspreken.
6.2.5.2. Dwangmiddelen
Gelet op de geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij de handelingen gebruik is gemaakt van de dwangmiddelen ‘bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’, ‘een andere feitelijkheid’, ‘misleiding’, ‘misbruik van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht’ en ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
Bedreiging met geweld
In de WhatsApp-gesprekken heeft verdachte gedreigd met fysiek geweld. [benadeelde partij] heeft hierover ook verklaard. Zij heeft ook verklaard dat verdachte heeft gedreigd haar moeder iets aan te doen.
(Bedreiging met) andere feitelijkheden
Hierbij kan worden gedacht aan het uitoefenen van druk en het opwerpen van belemmeringen die zowel van fysieke als van psychische aard kunnen zijn. In feite kan iedere gedraging hieronder worden geschaard die geschikt is om een ander te beïnvloeden, waartegen die ander geen weerstand kan bieden.
Verdachte beschikte over naaktfoto’s en een compromitterend filmpje van [benadeelde partij] en heeft gedreigd deze online te zetten. Ook heeft hij gedreigd haar ouders in te lichten over haar werkzaamheden. Hij heeft daadwerkelijk een keer een filmpje van [benadeelde partij] op zijn WhatsApp-status geplaatst.
Verdachte heeft via Web-WhatsApp meegelezen in het contact dat [benadeelde partij] met klanten had. Op die manier wist hij altijd waar en met wie ze was en hoeveel ze verdiend moest hebben. Ook bepaalde hij, doordat hij zich ook als [benadeelde partij] voordeed in het contact met klanten, waar en wanneer ze moest werken en welke handelingen zij uit moest voeren. Daarnaast bracht en haalde hij haar naar en van klanten, was hij veelal in de buurt van [benadeelde partij] als zij bij een klant was en hield hij haar ongemerkt in de gaten. Hierdoor werd het [benadeelde partij] bemoeilijkt om zich aan de situatie te onttrekken.
Misleiding
Van misleiding is sprake bij het doelbewust een foute voorstelling van zaken geven, het verheimelijken van de eigenlijke bedoeling. Het slachtoffer moet daardoor worden bewogen tot arbeid of diensten.
Verdachte heeft aangeefster voorgespiegeld dat sprake was van een wederzijdse affectieve relatie en haar misleid met beloftes over een gezamenlijke toekomst. [benadeelde partij] heeft haar inkomsten uit de prostitutiewerkzaamheden aan verdachte ter beschikking gesteld in de veronderstelling dat deze zouden worden aangewend voor hun gezamenlijke toekomst en dat er – onder meer – een woning voor hen beiden en een bruiloft uit zouden worden gefinancierd. Verdachte had [benadeelde partij] verteld dat hij niet meer samen was met de medeverdachte en dat hij niet meer bij haar woonde. Als verdachte dreigde het contact met [benadeelde partij] te beëindigen, was [benadeelde partij] bang om haar toekomst kwijt te raken en deed ze nog meer haar best om veel geld te verdienen.
Dat de zaken er in werkelijkheid anders voorstonden blijkt onder meer uit de vaststelling dat verdachte samen met de medeverdachte een gezamenlijke huishouding voerde. Uit de manier waarop verdachte en de medeverdachte met elkaar over [benadeelde partij] spraken, blijkt dat verdachte niet daadwerkelijk van plan was om een gezamenlijke toekomst met [benadeelde partij] op te bouwen, maar dat zij enkel werd gezien als inkomstenbron. Verdachte hield de medeverdachte op de hoogte van de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] en er werd besproken welke uitgaven er met haar verdiensten konden worden gedaan. Uit het dossier volgt niet dat verdachte zelf ook geld verdiende en dat met [benadeelde partij] deelde.
Voor een gezamenlijke woning met [benadeelde partij] was door verdachte niets concreets geregeld. Met de verdiensten van [benadeelde partij] zijn door verdachte goederen aangeschaft die voor hem en de medeverdachte bestemd waren en die deels in de woning van verdachte en de medeverdachte zijn aangetroffen. [benadeelde partij] zelf heeft nooit iets van het grootste deel van haar verdiensten teruggezien.
Misbruik uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en misbruik van een kwetsbare positie
[benadeelde partij] was verliefd op verdachte, vertrouwde hem en zag een toekomst met hem voor zich.
Daardoor was zij bereid te (blijven) werken in de prostitutie en het door haar verdiende geld aan hem af te staan en door hem te laten beheren. [benadeelde partij] wilde verdachte trots en gelukkig maken.
Verdachte spoorde [benadeelde partij] aan om veel geld te verdienen en bepaalde hoeveel zij op een dag moest verdienen. Als gestelde targets niet werden gehaald of als [benadeelde partij] niet wilde werken werd verdachte boos, blokkeerde hij haar, ging hij haar negeren en schold hij haar uit. Om te voorkomen dat er spanningen ontstonden voelde [benadeelde partij] zich verplicht om aan het werk te gaan. Als verdachte dreigde het contact met [benadeelde partij] te beëindigen, was dat voor haar een reden om nog meer en harder te werken. Daarbij werd door verdachte ook gezegd dat hij geld bij de medeverdachte ging vragen als hij het niet van [benadeelde partij] zou krijgen. Aldus heeft verdachte misbruik gemaakt van de gevoelens die [benadeelde partij] voor hem had.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat verdachte [benadeelde partij] in een positie heeft gebracht en gehouden waarin zij niet over een groot deel van haar eigen financiële middelen kon beschikken.
Zij stond haar verdiensten grotendeels af aan verdachte en girale betalingen van klanten verliepen via de bankrekening van verdachte omdat [benadeelde partij] onder bewind stond. Zij mocht enkel geld houden voor het kopen van eten en sigaretten en benodigdheden voor haar werk. Hierdoor moest [benadeelde partij] verdachte of haar ouders om geld vragen als zij voorzag dat zij meer geld nodig had dan ze voor zichzelf had kunnen achterhouden.
Verdachte beschikte over compromitterende foto’s en filmpjes van [benadeelde partij] , die hij dreigde openbaar te maken of aan haar ouders te sturen als zij niet deed wat hij wilde.
Bij verdachte was bekend dat [benadeelde partij] kampte met psychische problematiek waarvoor zij medicatie slikte. Ook wist hij dat ze begeleid woonde en onder bewind stond. Haar ouders en betrokken hulpverleners noemen [benadeelde partij] kwetsbaar en beïnvloedbaar.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat [benadeelde partij] zich ten opzichte van verdachte in een afhankelijke en kwetsbare positie bevond, waar verdachte bewust misbruik van heeft gemaakt.
6.2.5.3. Oogmerk van uitbuiting
Dat verdachte het oogmerk van uitbuiting heeft gehad, blijkt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam uit de bewijsmiddelen. Daaruit kan immers worden afgeleid dat het doel van verdachte was om te profiteren van de prostitutiewerkzaamheden van [benadeelde partij] , dat hij daaruit ook daadwerkelijk voordeel heeft getrokken en dat hij haar, door het gebruik van voornoemde dwangmiddelen, in een positie heeft gebracht waarin het voor haar niet mogelijk was om zich aan de situatie te onttrekken.
[benadeelde partij] verkeerde niet in een situatie die gelijk is aan de omstandigheden waarin de ‘gemiddelde mondige prostituee in Nederland’ verkeert, die zelf bepaalt voor wie, maar ook waar, wanneer, met wie, en onder welke omstandigheden zij werkt en waarbij zij zelf de beschikking over de inkomsten van haar werk heeft. Verdachte heeft bij [benadeelde partij] , een kwetsbare vrouw, het valse vooruitzicht op een gezamenlijke toekomst gevestigd en in stand gehouden. Met het oog op die toekomst was [benadeelde partij] bereid haar verdiensten af te staan aan verdachte. Daarbij had [benadeelde partij] niet de regie over de door haar te verrichten werkzaamheden. Verdachte was degene die onder andere werkplekken regelde, advertenties aanmaakte en beheerde, afspraken met klanten maakte, bepaalde wanneer er gewerkt moest worden en hoeveel er verdiend moest worden. Er was daarbij voortdurend sprake van een bepaalde mate van controle door verdachte.
Verdachte was uit op het verdienen van geld en gebruikte daar [benadeelde partij] voor. Met toepassing van de besproken dwangmiddelen is [benadeelde partij] ertoe gebracht om zich te prostitueren en (een groot deel van) haar verdiensten af te staan aan verdachte. Het op deze wijze financieel voordeel behalen uit werkzaamheden die door een ander onder deze omstandigheden in de prostitutie worden verricht, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank sprake was van uitbuiting van [benadeelde partij] door verdachte en dat verdachte daar ook het oogmerk op heeft gehad.
Het feit dat [benadeelde partij] aanvankelijk vrijwillig in de prostitutie werkte maakt niet dat van uitbuiting geen sprake was. Immers, een situatie van uitbuiting kan ook ontstaan nadat aanvankelijk vrijwilligheid bij het slachtoffer bestond.
Dat [benadeelde partij] zelf met het (voortzetten van het) prostitutiewerk instemde maakt niet dat zij uit vrije wil als prostituee werkzaam was. Immers stemde zij in met het oog op de door verdachte voorgespiegelde gezamenlijke toekomst en is het door haar verdiende geld tegen haar wil voor een ander doel aangewend.
6.2.5.4. Conclusie
Op grond van wat hierboven is overwogen, acht de rechtbank naast sub 1 en sub 4 ook sub 6 (het opzettelijk voordeel trekken) en sub 9 (het dwingen te bevoordelen) bewezen.
6.2.5.5. Periode
De rechtbank acht de gehele ten laste gelegde periode bewezen, namelijk van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021. De rechtbank baseert de aanvangsdatum op de verklaringen van [benadeelde partij] over wanneer zij verdachte heeft leren kennen en wanneer zij is gestart met werken, de aanmaakdatum van de eerste advertentie op Kinky.nl (13 januari 2020) en de eerste WhatsApp-gesprekken tussen verdachte en de medeverdachte over de werkzaamheden en verdiensten van [benadeelde partij] (januari 2020). De rechtbank heeft vastgesteld dat de aangehaalde WhatsApp-gesprekken gedurende de gehele periode hebben plaatsgevonden.
6.2.5.6. Medeplegen
De rechtbank stelt voorop dat de betrokkenheid aan een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. De materiële en/of intellectuele bijdrage van de verdachte aan het strafbare feit zal van voldoende gewicht moeten zijn. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip.
Op grond van het dossier is de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachte(n) ten aanzien van de mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 1, 4 en 9 Sr niet komen vast te staan. Op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene was die met toepassing van de genoemde dwangmiddelen [benadeelde partij] ertoe heeft gebracht prostitutiewerkzaamheden te verrichten en een groot deel van haar verdiensten aan hem af te staan. Er is geen sprake geweest van een gezamenlijke uitvoering met de medeverdachte. De rechtbank gaat er evenwel van uit – gelet op de inhoud van de Whatsapp berichten - dat de medeverdachte niet volledig onwetend is geweest over het handelen van verdachte en dat zij ook wel handelingen van ondergeschikt belang heeft verricht die hebben bijgedragen aan de strafbare feiten, zoals meebeslissen over de advertenties en de werknaam van [benadeelde partij] . Deze bijdrage is naar het oordeel van de rechtbank echter niet van zodanig gewicht dat deze kan worden aangemerkt als medeplegen.
De rechtbank is van oordeel dat wel sprake was van medeplegen ten aanzien van de mensenhandel in de zin van artikel 273f, eerste lid, sub 6 Sr, het voordeel trekken uit de uitbuiting van [benadeelde partij] . Op basis van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte en de medeverdachten beiden hebben geprofiteerd van de verdiensten van [benadeelde partij] . Girale betalingen van klanten werden via tikkies overgeboekt naar de rekening van de medeverdachte. Zij had ook toegang tot deze rekening. Verdachte en de medeverdachte hebben veelvuldig gecommuniceerd over de (besteding van) de verdiensten van [benadeelde partij] en met de verdiensten van [benadeelde partij] zijn door hen zaken bekostigd die ten gunste van hen beide kwamen. Tekenend in dat kader is de opmerking van de medeverdachte: “zit maar af te wachten hele tijd tot [benadeelde partij] gaat werken”.

7.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
in de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021 in Nederland, een ander, te weten [benadeelde partij] (geboren [geboortedatum] ),
met de onder lid 1, sub 1° van artikel 273f Wetboek van Strafrecht genoemde middelen, te weten door een andere feitelijkheid en dreiging met geweld en een andere feitelijkheid en door misleiding, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en door misbruik van een kwetsbare positie die [benadeelde partij] heeft,
vervoerd met het oogmerk van uitbuiting
en
heeft bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (van seksuele aard)
en
heeft bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van seksuele handelingen van die [benadeelde partij] met of voor een derde tegen betaling
en
tezamen en in vereniging met één ander opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [benadeelde partij]
waarbij die andere feitelijkheden en die dreiging met geweld en dreiging met andere feitelijkheden en die misleiding en dat misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en dat misbruik van een kwetsbare positie en dat voordeel trekken met betrekking tot die [benadeelde partij] heeft
bestaan uit:
- mede met gebruikmaking van de gevoelens van die [benadeelde partij] voor hem, verdachte, die [benadeelde partij] ertoe aangezet en gebracht tot het (blijven) verrichten van prostitutiewerkzaamheden en
- het aangaan van een liefdesrelatie met die [benadeelde partij] en het misleiden van die [benadeelde partij] door te doen alsof hij, verdachte, een liefdesrelatie met haar had en zij een gezamenlijke toekomst samen hadden, waarbij hij, verdachte, die [benadeelde partij] heeft voorgehouden dat hij samen met haar spaarde voor een gezamenlijke toekomst en vervolgens het deed voorkomen dat hij, verdachte, allerlei goederen kocht (van het door die [benadeelde partij] verdiende geld met prostitutiewerkzaamheden) die voor hun toekomstige en gezamenlijke woning bedoeld waren en
- het uitschelden van die [benadeelde partij] en die [benadeelde partij] laten geloven dat zij minder waard is en
- het dreigen een filmpje met daarop door die [benadeelde partij] verrichte seksuele handelingen en naaktfoto’s van die [benadeelde partij] op internet te publiceren en naar de ouders van die [benadeelde partij] te sturen en
- het onder druk zetten van die [benadeelde partij] om te gaan en blijven werken door een compromitterend filmpje in de WhatsApp status te zetten en
- het zich op boze en agressieve en anderszins dreigende en overheersende toon/wijze te uiten tegen die [benadeelde partij] en
- het onder controle houden en onder druk zetten van die [benadeelde partij] (onder andere door via een functie van WhatsApp te kunnen meelezen in de berichten van die [benadeelde partij] op haar werktelefoon om zo te zien wat die [benadeelde partij] deed en hoeveel klanten zij had en zich in de buurt van de werk en hotelkamer van die [benadeelde partij] op te houden en zodoende (toe)zicht te houden op die [benadeelde partij] en op de door die [benadeelde partij] verrichte prostitutiewerkzaamheden waardoor het voor die [benadeelde partij] werd bemoeilijkt zich aan die controle en die prostitutiewerkzaamheden te onttrekken en
- het brengen en/of houden van die [benadeelde partij] in een positie waar zij niet over haar eigen financiële middelen kon beschikken,
en waarbij de handelingen hebben bestaan uit:
- het boeken van hotelkamers als werkplek voor die [benadeelde partij] en
- het regelen van een werkplek voor die [benadeelde partij] in een woning en
- het aanmaken en onderhouden (waaronder begrepen het "omhoog plaatsen") van advertenties op websites waarin die [benadeelde partij] werd aangeboden voor prostitutiewerkzaamheden en
- het onderhouden van contacten met en het maken van afspraken met (potentiële) prostitutieklanten voor die [benadeelde partij] (waarbij hij, verdachte, zich meerdere malen voordoet als die [benadeelde partij] in het contact met klanten) en
- het bepalen welke klanten die [benadeelde partij] moest aannemen voor haar prostitutiewerkzaamheden en
- het bepalen hoeveel die [benadeelde partij] moest werken en hoeveel die [benadeelde partij] moest verdienen en
- het begeleiden van die [benadeelde partij] bij/naar prostitutiewerkzaamheden.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals vermeld in de voetnoten.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

8.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

9.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

10.Motivering van de straf

10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met aftrek van voorarrest.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht verdachte vrij te spreken van het ten laste gelegde, en aan hem dus geen straf op te leggen.
Voor het geval de rechtbank zijn primaire standpunt tot integrale vrijspraak niet zou volgen, heeft de raadsman verzocht om bij de straftoemeting rekening te houden met het feit dat de omstandigheden in de voorliggende zaak aanmerkelijk milder zijn dan de voorbeelden van de ‘Categorie II zaken’ zoals beschreven in de oriëntatiepunten van het LOVS. Ook vergelijkbare gevallen rechtvaardigen een substantieel lagere straf dan door het Openbaar Ministerie geëist. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met het feit dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit. Verzocht wordt de straf aanzienlijk te matigen tot hooguit een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek ter terechtzitting en het reclasseringsadvies van
6 april 2021, het uittreksel uit de justitiële documentatie van 4 mei 2021, alsmede de vordering van de officier van justitie en het pleidooi van de verdediging.
Verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van
[benadeelde partij] . Hij heeft [benadeelde partij] ertoe gebracht om zich te prostitueren en (een groot deel van) haar verdiensten aan hem af te staan, door bij haar het valse vooruitzicht op een gezamenlijke toekomst te vestigen en in stand te houden. Haar verdiensten kwamen in werkelijkheid ten gunste van zichzelf en zijn medeverdachte. Een en ander blijkt onder meer uit de WhatsApp-gesprekken die zich in het dossier bevinden. Verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare en afhankelijke positie waarin [benadeelde partij] zich ten opzichte van verdachte bevond en daarbij ook gedreigd met geweld en het openbaren van compromitterende foto’s en filmpjes. Door de werkzaamheden van [benadeelde partij] te faciliteren en haar daarbij te controleren werd het [benadeelde partij] bemoeilijkt om zich aan de situatie te onttrekken.
Verdachte heeft ervoor gezorgd dat [benadeelde partij] niet in vrijheid kon beslissen of zij wel of niet in de prostitutie wilde (blijven) werken. Hij heeft geen rekening gehouden met de gevolgen van zijn handelen voor de psychische en lichamelijke integriteit van [benadeelde partij] , maar in plaats daarvan zijn eigen financiële belangen op de voorgrond gesteld.
Mensenhandel waarbij het slachtoffer in de prostitutie wordt gebracht en gehouden, is een vergaande vorm van uitbuiting waarbij de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer ondergeschikt wordt gemaakt aan de zucht naar geldelijk gewin van de uitbuiter. De psychische gevolgen van dergelijke uitbuiting kunnen voor een slachtoffer, zo is ook algemeen bekend, groot zijn. Uit de ter terechtzitting van 20 januari 2022 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring van [benadeelde partij] is gebleken dat wat haar is overkomen een grote impact op haar heeft gehad en dat zij daar nog dagelijks psychisch nadelige gevolgen van ondervindt.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor zijn gedrag. Hij heeft niet getoond inzicht in te hebben in de kwalijkheid van zijn handelen en heeft in het geheel niet stilgestaan bij de vraag wat het met [benadeelde partij] zou doen of heeft gedaan.
Mensenhandel is een dermate ernstig feit dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf slaat de rechtbank acht op het LOVS-oriëntatiepunt voor mensenhandel dat sinds 21 mei 2021 bestaat. De rechtbank ziet in deze zaak zowel omstandigheden die passen bij de in de toelichting op het oriëntatiepunt beschreven elementen van categorie II (er is sprake van bedreiging met geweld; uitgangspunt is een gevangenisstraf van veertien maanden) als ook van categorie III (er is sprake van het dreigen met verspreiden van comprimerende foto’s en filmpjes; uitgangspunt is een gevangenisstraf van 30 maanden). Het oriëntatiepunt gaat echter uit van een periode van enkele weken tot enkele maanden, terwijl in de onderhavige zaak sprake is van een pleegperiode van ruim een jaar. Daar komt bij dat in onderhavige zaak evident sprake was van een kwetsbaar slachtoffer. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

11.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
STK Personenauto, [kenteken]
1 STK Personenauto, [kenteken]
1 STK Boot
1 STK Boottrailer
6. 1 1 STK Sieraad, ring zilverkleurig
6. 1 1 STK Horloge, merk: Regal
6. 1 1 STK Bril, merk: Cartier
6. 1 1 STK Bril, merk: Be Bright
6. 1 1 STK Bril, merk: Astos Amsterdam
6. 1 1 STK Telefoontoestel, Apple iPhone 11
De rechtbank gelast de teruggave van voornoemde goederen aan verdachte.

12.De benadeelde partij

12.1.
De vordering
De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 166.869,06 aan vergoeding van materiële schade, bestaande uit de verdiensten uit prostitutiewerkzaamheden die zij aan verdachte heeft afgestaan. Ter onderbouwing is verwezen naar het ‘Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel’ (hierna: het rapport) van 25 mei 2021, dat onderdeel uitmaakt van een aangekondigde ontnemingsprocedure.
Daarnaast vordert [benadeelde partij] € 15.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
[benadeelde partij] heeft gevorderd verdachte hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van de materiële en immateriële schadevergoeding, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het schadeveroorzakend feit.
12.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de door [benadeelde partij] gevorderde bedragen aan materiële en immateriële schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen. Hij heeft voorts gevorderd dat de totale schadevergoeding wordt vermeerderd met de wettelijke rente en dat de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte wordt opgelegd.
12.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft, nu hij primair vrijspraak heeft bepleit, primair verzocht de vordering van [benadeelde partij] niet ontvankelijk te verklaren.
Ten aanzien van de materiële schade heeft de raadsman subsidiair betoogd dat de zeer omvangrijke vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, omdat de vordering ten aanzien van de materiële schade is gebaseerd op het rapport en verdachte de berekening in dat rapport op meerdere punten betwist. Niet eenvoudig is vast te stellen hoe hoog het bedrag aan gederfde inkomsten van
[benadeelde partij] precies is.
Meer subsidiair heeft de raadsman betoogd dat moet worden uitgegaan van een pleegperiode van twee of drie maanden en dat rekening moet worden gehouden met de dagen waarop [benadeelde partij] niet heeft gewerkt. Ook moet worden uitgegaan van een berekening van de omzet minus de kosten. Er moet worden uitgegaan van in soortgelijke zaken gehanteerde forfaitaire bedragen voor opbrengsten van
€ 200,- per dag en kosten van € 1.000,- per maand.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsman subsidiair aangevoerd dat het verband tussen de gestelde psychische schade en het schadetoebrengend feit ontbreekt. Er zijn sterke aanwijzingen dat [benadeelde partij] eerder een verleden van misbruik heeft gehad en dat haar problemen al bestonden voordat zij verdachte leerde kennen.
Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht de vordering aanzienlijk te matigen, gelet op vergoedingen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend.
12.4.
Het oordeel van de rechtbank
12.4.1.
De materiële schade
De rechtbank stelt vast dat [benadeelde partij] de vordering ten aanzien van de materiële schade heeft onderbouwd aan de hand van het rapport, dat is opgemaakt in het kader van de ontnemingszaak die tegen verdachte aanhangig is. Deze ontnemingszaak is thans niet aan de orde. De raadsman heeft uitvoerig verweer gevoerd ten aanzien van de ingestelde vordering.
Door de gedetailleerdheid van de vordering en de vele verweren die daartegen zijn gevoerd, zou de beoordeling daarvan een onevenredige belasting van het strafgeding vormen. Omdat naar het oordeel van de rechtbank echter wel vast staat dat aan [benadeelde partij] door het bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht doordat zij een deel van haar prostitutieverdiensten heeft afgestaan, zal zij bij het bepalen van de hoogte gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid ex artikel 6:97 van het Burgerlijk Wetboek.
De rechtbank gaat uit van een vast bedrag aan afgedragen inkomsten per dag dat vaker in de jurisprudentie in zaken van mensenhandel wordt gehanteerd en dat ook aansluit op de inhoud van het dossier en de bewezenverklaarde periode. De rechtbank stelt in dat kader een netto omzet van € 300,- per dag vast. Dit bedrag betreft een voorzichtige raming, dat naar het oordeel van de rechtbank in elk geval als reële - aan verdachte afgedragen - dagopbrengst, na aftrek van kosten, kan worden aangemerkt en dit bedrag zal de rechtbank als uitgangspunt gebruiken om de materiële schade te berekenen.
De rechtbank heeft een pleegperiode van 13,5 maanden bewezen verklaard, te weten van 1 januari 2020 tot en met 16 februari 2021. Dit betreft een periode van 59 weken.
De rechtbank gaat ervan uit dat [benadeelde partij] gedurende die gehele periode gemiddeld minstens drie dagen per week heeft gewerkt. Sommige weken heeft zij aanzienlijk meer dagen gewerkt, sommige weken niet. Dit is dus een geschat gemiddelde waar naar het oordeel van de rechtbank als minimum van kan worden uitgegaan en dat aansluit bij de beschikbare gegevens uit het dossier.
Uitgaande van drie dagen werken per week, is er sprake van (59 x 3=) 177 gewerkte dagen.
De materiële schade begroot de rechtbank daarom op 177 x € 300,- = € 53.100,-.
[benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering.
Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
12.4.2.
De immateriële schade
Ten aanzien van de immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [benadeelde partij] gedurende een periode van ongeveer 13,5 maanden onder omstandigheden die hiervoor uitvoerig aan de orde zijn geweest door verdachte is uitgebuit. Daardoor is haar rechtstreeks immateriële schade toegebracht.
Rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 5.000,-.
[benadeelde partij] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in dit gedeelte van haar vordering.
Zij kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
12.4.3.
Wettelijke rente, hoofdelijkheid en schadevergoedingsmaatregel
De schadevergoeding zal worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment vanaf het einde van de bewezenverklaarde periode, 16 februari 2021, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover [benadeelde partij] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
De rechtbank zal ten behoeve van [benadeelde partij] de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens haar naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 58.100,-, bestaande uit € 53.100,- aan materiële schadevergoeding en € 5.000,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele vergoeding.

13.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 47 en 273f van het Wetboek van Strafrecht.

14.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissingen.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van de in de tenlastelegging opgenomen zinsnede ‘en/of één of meer andere vrouw(en)’ nietig.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 7 is weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
mensenhandel
en
mensenhandel, terwijl het in artikel 273f, eerste lid onder sub 6 omschreven feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
5. 1 1 STK Personenauto, [kenteken]
5. 1 1 STK Personenauto, [kenteken]
5. 1 1 STK Boot
5. 1 1 STK Boottrailer
12. 1 1 STK Sieraad, ring zilverkleurig
12. 1 1 STK Horloge, merk: Regal
12. 1 1 STK Bril, merk: Cartier
12. 1 1 STK Bril, merk: Be Bright
12. 1 1 STK Bril, merk: Astos Amsterdam
12. 1 1 STK Telefoontoestel, Apple iPhone 11
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toetot een bedrag van
€ 53.100,-(zegge: drieënvijftigduizendhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en
€ 5.000,-(zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 53.100,- (zegge: drieënvijftigduizendhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade en € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 16 februari 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 312 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. A. Eichperger en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 februari 2022.

Voetnoten

1.HR 27 oktober 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI7099.
2.HR 5 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:554.
3.HR 8 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2467.
4.zie onder meer ECLI:NL:HR:2012:BQ6144.
5.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153, 154, 155, 157, 161.
6.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
7.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154-155.
8.Proces-verbaal van bevindingen ‘Gesprek 17-02-2021’, p. 175-176.
9.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek chatgesprekken [verdachte] - [werknaam 2] ’, p. 733.
10.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 281.
11.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 780.
12.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 750.
13.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 747.
14.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 780.
15.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 290.
16.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 751.
17.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 787.
18.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 751.
19.Proces-verbaal van bevindingen ‘Onderzoek chatgesprekken [verdachte] - [werknaam 2] ’, p. 733.
20.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 788.
21.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 790.
22.Proces-verbaal van bevindingen ‘’iMessages tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 797.
23.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
24.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 245, 247.
25.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek WhatsApp contact [medeverdachte] [verdachte] ’, p. 293.
26.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] [medeverdachte] over betrokkenheid [medeverdachte] , p. 322, 344.
27.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek image mobiele telefoon [medeverdachte] iPhone XR’, p. 1061.
28.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] [medeverdachte] over betrokkenheid [medeverdachte] , p. 328.
29.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 599, 600.
30.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 641.
31.Proces-verbaal van bevindingen ‘iMessage chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] op 17-04-2020, p. 791.
32.Proces-verbaal van bevindingen ‘gesprek [benadeelde partij] 22.02.2021’, p. 305, 310.
33.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2022.
34.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 716, 711-712.
35.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156, 158, 160.
36.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
37.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 715.
38.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 160.
39.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
40.Verhoor [benadeelde partij] als getuige bij de rechter-commissaris d.d. 7 oktober 2021.
41.Proces-verbaal van bevindingen ‘telefoongesprek d.d. 22-03-2021 [benadeelde partij] ’, p. 697.
42.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 286.
43.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 287.
44.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Chatgesprekken [verdachte] - [werknaam 2] ’, p. 731.
45.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 748.
46.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 781.
47.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 781, 782.
48.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 783.
49.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 782.
50.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 745.
51.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Chatgesprekken [verdachte] - [werknaam 2] ’, p. 732.
52.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 249.
53.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 587.
54.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
55.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 716.
56.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 746.
57.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154.
58.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
59.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 570, 580, 588, 654.
60.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 287, 288.
61.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 740.
62.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ’, p. 781.
63.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek iPhone 7 [naam moeder] (moeder [benadeelde partij] )’, p. 1070.
64.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 973.
65.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 383.
66.Verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 20 januari 2022.
67.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 647.
68.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens ING bankrekening [nummer] ’, p. 76.
69.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 574, 575.
70.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] [medeverdachte] over betrokkenheid [medeverdachte] , p. 325, 327.
71.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 590.
72.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 621.
73.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 624, 633.
74.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] [medeverdachte] over betrokkenheid [medeverdachte] , p. 326.
75.Proces-verbaal van verhoor getuige [medeverdachte] , p. 169, 172.
76.Proces-verbaal van schouw, p. 177.
77.Proces-verbaal van bevindingen ‘inbeslagnames sloep en caravan’, p. 1016.
78.Proces-verbaal van bevindingen ‘persoonlijke omstandigheden [verdachte] ’, p. 50.
79.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens ING [nummer] [benadeelde partij] ’, p. 131.
80.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157, 159.
81.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 152.
82.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 739, 740.
83.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens SNS (Volksbank) [nummer] ’, p. 68.
84.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens ING bankrekening [nummer] ’, p. 76.
85.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 962.
86.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 974.
87.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens Midhold B.V.’, p. 25.
88.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens’, p. 32.
89.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 249.
90.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 232.
91.Proces-verbaal van bevindingen ‘tonen van kinky en sexjobs foto’s aan [benadeelde partij] ’, p. 259.
92.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 248.
93.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat [verdachte] [medeverdachte] over betrokkenheid [medeverdachte] , p. 332-336, 345, 347, 348.
94.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
95.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 707.
96.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157.
97.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 564.
98.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens SNS (Volksbank) [nummer] ’, p. 68.
99.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek uitgaven creditcard …0803’, p. 91.
100.Proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens, p. 963.
101.Proces-verbaal van bevindingen ‘verstrekte gegevens [naam hotel] ’, p. 10.
102.Proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek uitgaven creditcard …0803’, p. 91.
103.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153, 157.
104.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
105.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 704.
106.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 20-04-2021, p. 706.
107.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 157.
108.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 247.
109.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 752.
110.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp-chat [verdachte] met [benadeelde partij] ’, p. 282.
111.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 740.
112.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 749, 750.
113.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 558, 581, 588.
114.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [medeverdachte] ’, p. 598-599.
115.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 405.
116.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 474.
117.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
118.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 154, 160.
119.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 784.
120.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 785-786.
121.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] ( [benadeelde partij] )’, p. 787.
122.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 744.
123.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 153.
124.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 738.
125.Proces-verbaal van verhoor [benadeelde partij] d.d. 16-02-2021, p. 156.
126.Proces-verbaal van bevindingen ‘WhatsApp chat tussen [verdachte] en [benadeelde partij] m.b.t. kwetsbaarheid’, p. 738.
127.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder] , p. 534.
128.Proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde partij] , p. 537.
129.Proces-verbaal van verhoor getuige [naam moeder] , p. 525.
130.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 884.
131.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 891.
132.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 242, 244.