ECLI:NL:RBAMS:2022:5989

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2022
Publicatiedatum
20 oktober 2022
Zaaknummer
13/089992-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de uitvoerbaarheid van een Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Griekenland

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 september 2022, wordt een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld. De zaak betreft een verzoek tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Griekenland, waar hij wordt verdacht van verkrachting en waarvoor een vrijheidsstraf van 13 jaar is opgelegd. De rechtbank onderzoekt de ontvankelijkheid van de officier van justitie en de detentieomstandigheden in Griekenland, naar aanleiding van een recent rapport van het Europees Comité voor de Preventie van Foltering (CPT). De rechtbank heeft vragen gesteld over de detentieomstandigheden, waaronder de beschikbaarheid van persoonlijke ruimte en de algemene leefomstandigheden in de Griekse gevangenissen. De rechtbank heeft de zaak heropend en geschorst om aanvullende informatie van de Griekse autoriteiten te verkrijgen, en heeft de termijn voor uitspraak verlengd. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende garanties zijn dat de opgeëiste persoon onder humane omstandigheden zal worden gedetineerd, wat een risico op onmenselijke behandeling met zich meebrengt. De rechtbank heeft de officier van justitie de gelegenheid gegeven om de nodige garanties en informatie te verkrijgen voordat een definitieve beslissing wordt genomen over de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/089992-22
RK nummer: 22/3363
Datum uitspraak: 27 september 2022
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 30 juni 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 december 2020 door de
Public Prosecutor’s Office of the Judges of Appeal of East Crete(Griekenland) en het strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1982,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 13 september 2022. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat te Haarlem.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Ontvankelijkheid officier van justitie

De raadsman heeft verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB met verwijzing naar een uitspraak van deze rechtbank van 23 februari 2021. [1] Hoewel het in die zaak om een executie-EAB ging en in deze zaak om een vervolgings-EAB, is de situatie hetzelfde, omdat er een verzetgarantie is afgegeven aan de opgeëiste persoon. Deze zaak kan dus opnieuw worden behandeld zodat er impliciet sprake is van een vervolgings-EAB. Alsdan moet de uitvaardiging van het EAB door een rechter worden getoetst.
De officier van justitie heeft aangegeven dat zij ontvankelijk is in haar vordering omdat het een executie-EAB betreft.
In de uitspraak van 23 februari 2021 heeft de rechtbank geoordeeld dat de Griekse officier van justitie bevoegd is tot het uitvaardigen van een executie-EAB. [2] Het EAB van de opgeëiste persoon is weliswaar uitgevaardigd door de
Public Prosecutor’s Office of the Judges of Appeal of East Cretemaar heeft betrekking op een voor tenuitvoerlegging vatbaar vonnis van de
Mixed Jury Court of Heraklion.Dit betekent dat sprake is van een executie-EAB. De omstandigheid dat de opgeëiste persoon de
mogelijkheidheeft om verzet in te stellen en dat de zaak in dat geval wellicht opnieuw wordt behandeld, betekent niet dat er nu sprake is van een vervolgings-EAB in de zin van de rechtspraak over het vereiste van effectieve rechterlijke bescherming.
De rechtbank verwerpt het verweer.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
decision no. 261-266/14.11.2017van de
Mixed Jury Court of Heraklion(Griekenland).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 13 jaar. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Artikel 6a en de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Op grond van artikel 6a, eerste lid, OLW kan de overlevering van een Nederlander onder de nader in die bepaling omschreven voorwaarde worden geweigerd, indien de overlevering is gevraagd ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een hem bij onherroepelijk vonnis opgelegde vrijheidsstraf.
Deze bepaling is echter niet van toepassing, indien het vonnis nog niet onherroepelijk is, omdat daartegen nog een rechtsmiddel kan worden ingesteld of daartegen een rechtsmiddel is ingesteld waarop nog niet onherroepelijk is beslist.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft brief van 16 augustus 2022 het volgende verklaard:
The persecuted, after his surrender to the Greek authorities, will have the right to apply to the courts.
In aanvulling daarop is op 23 augustus 2022 het volgende medegedeeld:
After his surrender to the Greek authorities, Mr [opgeëiste persoon] will be personally served with the judgment against which he can appeal within 10 days. The appeal consists in a new hearing.
Tot slot is bij brief van 30 augustus 2022 nog het volgende verklaard:
[opgeëiste persoon] […] zal de veroordelende beslissing aan hem persoonlijk betekend worden en zal hij erop gewezen worden dat hij het recht heeft om een beroep tegen de beslissing aan te tekenen […]. Tijdens de berechting van het beroep, zal de hele zaak opnieuw onderzocht worden en zal de aanvankelijke beslissing vernietigd worden terwijl hij getuigen zal kunnen voorstellen en nieuwe bewijsmiddelen indienen.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de bovengenoemde garantie onvoldoende is, omdat niet wordt gegarandeerd dat de opgeëiste persoon – wanneer hij beroep instelt – ook ontvankelijk zal zijn in dit beroep.
De officier van justitie is van mening dat de afgegeven garantie voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet de door de uitvaardigende justitiële autoriteit afgegeven verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Er wordt gegarandeerd dat het vonnis aan de opgeëiste persoon zal worden betekend, dat hij de mogelijkheid heeft om daar binnen 10 dagen beroep tegen in te stellen en dat de zaak, wanneer de opgeëiste persoon van deze mogelijkheid gebruik maakt, opnieuw zal worden onderzocht. De in artikel 12 OLW bedoelde weigeringsgrond doet zich dan ook niet voor. Dit betekent dat de veroordeling niet onherroepelijk is zodat ook de weigeringsgrond van artikel 6a, eerste lid, OLW zich niet voordoet. In een geval als het onderhavige wordt, voor de toepassing van artikel 6, eerste lid, OLW, de overlevering geacht te strekken tot (verdere) vervolging (zie hierna onder 7).
De rechtbank verwerpt het verweer.

6.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 27, te weten:
Verkrachting.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Griekenland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

7.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De rechtbank stelt vast dat een terugkeergarantie ten aanzien van de opgeëiste persoon ontbreekt. De rechtbank zal het onderzoek – samen met de hieronder onder 8. genoemde reden – heropenen en schorsen, in afwachting van een terugkeergarantie.

8.Griekse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken al geoordeeld dat, vanwege de algemene detentieomstandigheden in Komotini, Thessaloniki en El Chemourek, waaronder met name de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in die detentiecentra een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [3]
De uitvaardigende autoriteit heeft – na op 23 augustus 2022 te hebben medegedeeld dat niet gegarandeerd kan worden dat de opgeëiste persoon in een cel zal worden gedetineerd van ten minste 3 vierkante meter
personal space– op 29 augustus 2022 de volgende garantie afgegeven:
At the detention Establishment, the condition of 3 sq.m. living space, which includes the individual equipment of the prisoner (for instance: bedside table) but not the toilet which is shareable, is met. The wanted person will have between 3 m.s and 4 m.s, throughout his detention. In case he cannot be provided with the 3 sq.m. living space in a particular Prison, the Central Transfer Committee will ensure the transfer of the detainee to another Prison where the necessary condition of 3 sq.m. living space will be met.
De raadsman heeft zich, onder verwijzing naar een rapport van 10 september 2022 van de Griekse advocaat Konstantinos Costas Gkazis, op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Griekenland slecht zijn en de overlevering als gevolg daarvan moet worden geweigerd. Bovendien is de afgegeven garantie ten aanzien van de opgeëiste persoon – die op zichzelf al onvoldoende is omdat onbekend blijft waar hij zal worden gedetineerd – tegenstrijdig met de eerdere informatie dat een dergelijke garantie niet afgegeven kon worden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de behandeling van de zaak moet worden aangehouden, in afwachting van een meer uitgebreide en individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon.
De rechtbank overweegt als volgt.
Het meest recente rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: de CPT) is op 2 september 2022 uitgebracht naar aanleiding van een
ad hocbezoek aan penitentiaire inrichtingen in Griekenland van 22 november 2021 tot en met 1 december 2021 (CPT/Inf (2022)17). Uit dit rapport blijkt dat geen verandering bestaat in het eerder door de rechtbank aangenomen algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de hiervoor genoemde detentie-instellingen. Bovendien roept het rapport ook zorgen op over de detentieomstandigheden elders in Griekenland.
In het CPT rapport van 2 september 2022 wordt – kort gezegd – beschreven dat er (nog steeds) sprake is van overbevolking en dat de leefomstandigheden achteruit gaan. Er is sprake van geweld tussen gedetineerden en de materiële voorzieningen zijn slecht:
The findings of the CPT’s November/December 2021 visit to Greece demonstrate once again that the overarching problems of persistent overcrowding in totally inappropriate material conditions and chronic shortage of staff continue to compound the many additional shortcomings in the prisons visited, such as an impoverished regime, inadequate health care and continued high levels of interprisoner violence and intimidation. [4]
In far too many instances, persons in prison are left to fester in overcrowded and totally inappropriate conditions which may be considered as amounting to inhuman and degrading treatment. There has been little if any progress made in improving the living conditions for prisoners in Greece in the 11 years since the CPT issued a public statement on the poor state of Greek prisons [5] .
De rechtbank dient tegen de achtergrond van het hiervoor benoemde algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering een reëel gevaar zal lopen om te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd (Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: HvJ EU) 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (hierna arrest Aranyosi en Caldararu), punten 92 en 94).
Daartoe moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit dringend verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende gegevens te verstrekken met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in die lidstaat zal worden gedetineerd (arrest Aranyosi en Caldararu, punten 95 en 96).
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit slechts verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen (dan wel naar alle waarschijnlijkheid) zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis (HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589, punt 87 en punt 117).
De algemene garantie die door de uitvaardigende justitiële autoriteit is afgegeven sluit naar het oordeel van de rechtbank het geconstateerde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon niet uit. Hoewel in algemene zin voor de opgeëiste persoon een garantie wordt gegeven ten aanzien van het aantal voor hem beschikbare vierkante meters, kan de rechtbank niet beoordelen waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd en hoe de overige omstandigheden met betrekking tot bijvoorbeeld de materiële voorzieningen daar zijn. Bovendien is de afgegeven garantie naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onvoorwaardelijk, nu de opgeëiste persoon een overplaatsing zal moeten aanvragen wanneer hij geen cel met ten minste 3 vierkante meter
personal spacetot zijn beschikking krijgt.
De rechtbank ziet dan ook aanleiding om de volgende vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
- In welke Penitentiaire Inrichting zal de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid worden gedetineerd, mocht zijn overlevering worden toegestaan?
- Kunt u een beschrijving geven van de omstandigheden in de Penitentiaire Inrichting waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd? De rechtbank wil daarbij een omschrijving ontvangen over sanitaire voorzieningen, verwarming, airconditioning, voedselvoorziening, toegang tot schoon drinkwater en medische zorg. Ook verzoekt de rechtbank een omschrijving van betekenisvolle activiteiten en de mogelijkheid tot activiteiten in de buitenlucht.
- Kunt u - onvoorwaardelijk en individueel - garanderen dat de opgeëiste persoon ten minste 3 vierkante meter personal space tot zijn beschikking krijgt?
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het onderzoek heropenen en schorsen ten behoeve van nadere informatie.

9.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek
voor onbepaalde tijd– met dien verstande dat de zaak vóór 20 oktober op zitting moet worden gebracht – om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 7. genoemde terugkeergarantie op te vragen en de onder 8. geformuleerde vragen aan de Griekse autoriteiten te stellen;
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen met 30 dagen, te weten tot 27 oktober 2022;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de – geschorste – overleveringsdetentie met 30 dagen.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M. Rus, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 27 september 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

3.O.a. Rb Amsterdam 22 juni 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:3306, Rb Amsterdam 14 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2234 en Rb Amsterdam 31 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:3097).
4.CPT rapport 2 september 2022, CPT/Inf (2022)17, p. 7.
5.CPT rapport 2 september 2022, CPT/Inf (2022)17, p. 18.