Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg Henegouwen, België. De zaak betreft een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie, die op 7 april 2022 is ingediend. Het EAB is uitgevaardigd op 29 november 2021 en betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is.
Tijdens de zitting op 11 mei 2022 is de vordering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. In een tussenuitspraak op 25 mei 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst om meer informatie te verkrijgen over de verblijfsstatus van de opgeëiste persoon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon gelijkgesteld kan worden met een Nederlander, omdat hij een reguliere verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 6a OLW, omdat de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland kan worden overgenomen. De rechtbank beveelt de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland en heft de overleveringsdetentie op, maar beveelt wel de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf.