ECLI:NL:RBAMS:2021:3243

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
24 juni 2021
Zaaknummer
13-751422-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over detentieomstandigheden in België en Europees aanhoudingsbevel

Op 22 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan België op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 14 april 2021, naar aanleiding van een bevel tot aanhouding van de onderzoeksrechter in België. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland, heeft de Turkse nationaliteit en is ingeschreven in de Basisregistratie Personen in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 8 juni 2021 werd de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en werd de termijn voor de uitspraak verlengd met dertig dagen om de benodigde informatie te verzamelen.

De rechtbank heeft zich in haar beoordeling gericht op de detentieomstandigheden in België, waarbij de verdediging aanvoerde dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt op onmenselijke of vernederende behandeling in Belgische gevangenissen. Dit werd onderbouwd met verwijzingen naar recente uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en gegevens over overbevolking en grondslapers in Belgische gevangenissen. De officier van justitie betoogde echter dat er onvoldoende bewijs was voor een algemeen gevaar en dat de overlevering kon worden toegestaan.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel er zorgen zijn over de detentieomstandigheden in België, dit niet automatisch betekent dat de opgeëiste persoon bij overlevering onmenselijk of vernederend behandeld zal worden. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en de zaak te schorsen, zodat de officier van justitie aanvullende vragen kan stellen aan de Belgische autoriteiten over de specifieke detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon. De beslissing om de zaak te heropenen en de beslistermijn te verlengen met 30 dagen werd genomen, met de verplichting om de opgeëiste persoon tijdig op te roepen voor een nieuwe zitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-751422-21
RK nummer: 21/2085
Datum uitspraak: 22 juni 2021
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 14 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 april 2021 door de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne (België) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] alias [alias] ,
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een bevel tot aanhouding bij verstek van de onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Veurne van 13 april 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit de strafbare feiten heeft aangeduid als feiten vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 1 en 5, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op deze feiten naar Belgisch recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd en uit de verklaring van de IND van 4 juni 2021 blijkt dat ten aanzien van de opgeëiste persoon de verwachting bestaat dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest ten gevolge van de opgelegde straf of maatregel. De opgeëiste persoon kan worden gelijkgesteld met een Nederlander.
De overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, zo hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De Procureur des Konings heeft per brief van 1 juni 2021 de volgende garantie gegeven:
Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

6.Detentieomstandigheden

6.1
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 11 OLW, omdat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt op onmenselijke of vernederende behandeling als bedoeld in artikel 4 van het Handvest in detentie in België. Uit het recente arrest van het
Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) d.d. 16 maart 2021, Pîrjoleanu/Belgieblijkt dat sprake is van onmenselijke en vernederende behandeling van een gedetineerde in de gevangenis in Antwerpen, Vlaanderen. Het EHRM heeft geconcludeerd dat art. 3 EVRM is geschonden tijdens een staking van het gevangenispersoneel, waarbij onder andere aan het vereiste van 3m2
personal spaceper gedetineerde niet voldaan werd. Aan de hand van een aantal nieuwsberichten [1] kan een beeld geschetst worden waaruit blijkt dat de door het Hof vastgestelde schendingen nog aan de orde van de dag zijn. Er is sprake van stakingen en overbevolking. Recentelijk zijn Kamervragen [2] gesteld met betrekking tot grondslapers. Uit het antwoord van de Minister op deze vragen blijkt dat op 1 maart 2021 148 grondslapers, gedetineerden zonder een bed tot hun beschikking, in Belgische gevangenissen zijn. Dit probleem bestaat in meerdere gevangenissen, namelijk: Antwerpen, Gent, Brugge, Oudenaarde, Hasselt, Dendermonde en Mechelen. Er is sprake van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden in België waardoor aannemelijk is dat aan cliënt (onder andere) minder dan 3m2
personal spaceter beschikking zal staan en dat dit het ernstige vermoeden met zich meebrengt dat hij onder onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden zal verblijven. Subsidiair verzoekt de raadsvrouw de zaak aan te houden teneinde meer informatie omtrent het individuele risico van de opgeëiste persoon op te vragen.
6.2
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de door de raadsvrouw verstrekte informatie blijkt niet dat er per definitie minder dan 3m2 per gedetineerde beschikbaar is in Belgische detentie-instellingen. Er zijn wel zorgen over de detentieomstandigheden, maar onvoldoende om een algemeen gevaar aan te nemen. Dat in de zaak van Pirjoleanu sprake was van een mensenrechtenschending betekent niet dat de opgeëiste persoon hier ook aanspraak op kan maken.
6.3
Oordeel rechtbank
Heeft de uitvoerende rechterlijke autoriteit bewijzen dat er in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in de uitvaardigende lidstaat zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, dan moet zij beoordelen of dit gevaar in geval van overlevering voor de opgeëiste persoon aanwezig is. Daarbij moet zij zich allereerst baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen (HvJ EU 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (hierna arrest Aranyosi en Căldăraru), punten 88-89).
De Belgische Minister heeft de Kamervragen als volgt beantwoord:
Hoeveel gedetineerden slapen op de grond per gevangenis in België vandaag de dag? Op 1 maart 2021 waren er in totaal 148 grondslapers in de Belgische gevangenissen, onderverdeeld als volgt: - Antwerpen: 78; - Gent: 32; - Brugge: 25; - Oudenaarde: 5; - Hasselt: 3; - Dendermonde: 3; - Mechelen: 2.
Kunt u mij een overzicht bezorgen van het aantal grondslapers de jongste twee jaar, verdeeld per maand en per gevangenis in België?
Deze gegevens worden niet systematisch bijgehouden en kunnen dus helaas niet gegeven worden.
Hoe komt het dat er terug meer grondslapers zijn?
Zoals mijn voorganger het meermaals heeft aangegeven, kan het gebeuren dat wanneer een arresthuis zich geconfronteerd ziet met een groot aantal opsluitingen op korte termijn, het aantal opsluitingen het aantal beschikbare bedden voor een korte tijdsduur overschrijdt. Instroom en uitstroom van gedetineerden zijn uiteraard geen communicerende vaten.
Welke maatregelen zal u nemen om alle gedetineerden in België een bed te geven en dit probleem op te lossen?
Waar mogelijk (zoals bijvoorbeeld in de gevangenissen van Hasselt en van Gent) werden stapelbedden geplaatst om tegemoet te komen aan deze problematiek. Deze extra bedden betekenen geen formele verhoging van capaciteit maar zorgen er wel voor dat zoveel mogelijk mensen een bed kunnen krijgen.
Wat betreft meer structurele oplossingen, de eerste maatregel bestaat uiteraard erin de gevangeniscapaciteit te verhogen. De bouw van de gevangenissen te Haren en Dendermonde is bezig en wordt deze regeerperiode afgerond. De bouw van de gevangenis te Antwerpen moet nog tijdens deze regeerperiode worden aangevat. De renovatie van Merksplas en de procedures voor extra capaciteit in Ieper, Ruiselede en Jamioulx worden voortgezet.
Deze structurele oplossingen mogen niet het enige antwoord zijn. Een snellere rechtspleging moet het dus ook mogelijk maken de duur van de voorlopige hechtenis te verkorten, aangezien bijna 38 % van de gevangenisbevolking nog steeds bestaat uit personen die in voorlopige hechtenis zitten. Deze verbetering zal ook een effect hebben op de overbevolking. Meer in het algemeen moet de overbevolking waarmee onze gevangenissen nog steeds te kampen hebben, worden opgelost door een combinatie van maatregelen, en hiervoor verwijs ik naar mijn tien puntenplan.
Uit het door de verdediging aangehaalde arrest van het EHRM blijkt dat de grondslapers in 2018 leidden tot de situatie dat de
personal spaceper gedetineerde minder dan 3m2 was, zodat het EHRM concludeerde dat sprake was van een schending van artikel 3 van het EVRM. Destijds, ten tijde van de stakingen van de cipiers, waren er 125 grondslapers (zie ECLI:NL:RBAMS:2018:3650).
De huidige situatie is dat er in maart 2021 148 grondslapers zijn in 7 gevangenissen, terwijl er op dit moment, voor zover bekend, geen stakingen gaande zijn. Het toevoegen van een matras aan cellen die circa 8m2 groot zijn kan, net zoals de aankondiging van de Minister dat stapelbedden in cellen zullen worden geplaatst, leiden tot vergelijkbare schendingen.
Daarnaast was in de uitspraak Pirjoleanu sprake van overbevolking in de gevangenis van Antwerpen alsmede van een niet-afgeschermde toilet in een meerpersoonscel van iets meer dan 8 m2. In de uitspraak van het EHRM van 30 januari 2020 inzake J.M.B. en anderen tegen Frankrijk heeft het EHRM overwogen dat voor wat betreft de sanitaire installaties en de hygiëne de vrije toegang tot fatsoenlijke toiletten en het handhaven van goede hygiëne essentiële elementen zijn in een menswaardige omgeving en dat de gevangenen makkelijk toegang moeten hebben tot deze faciliteiten die hun privacy moeten waarborgen, alsmede dat het Hof al eerder heeft geoordeeld dat een sanitaire unit die alleen gedeeltelijk afgescheiden is met een schot niet acceptabel is in een cel met meer dan 1 persoon.
Dit leidt tot de conclusie dat een reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling voor gedetineerden die terecht komen in een instelling waar sprake is van grondslapers, waardoor de minimale persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel van 3 m2 niet meer is gewaarborgd, alsmede waar sprake is van niet-afgeschermde toiletten.
Deze vaststelling kan evenwel op zichzelf niet leiden tot de weigering om een Europees aanhoudingsbevel ten uitvoer te leggen. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken die bepaalde detentiecentra betreffen, en die betrekking hebben op de detentieomstandigheden in de uitvaardigende lidstaat, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de betrokkene bij overlevering aan de autoriteiten van die lidstaat onmenselijk of vernederend zal worden behandeld (arrest Aranyosi en Căldăraru, punten 91 en 93).
Teneinde te verzekeren dat artikel 4 van het Handvest wordt geëerbiedigd in het bijzondere geval van een persoon tegen wie een Europees aanhoudingsbevel is uitgevaardigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens concreet en nauwkeurig na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de betrokkene na zijn overlevering aan deze lidstaat een reëel gevaar zal lopen, te worden onderworpen aan een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van dat artikel wegens de omstandigheden waarin hij in de uitvaardigende lidstaat zal worden gedetineerd (arrest Aranyosi en Căldăraru, punten 92 en 94).
Daartoe moet de rechtbank de uitvaardigende justitiële autoriteit dringend verzoeken om alle noodzakelijke aanvullende gegevens met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in die lidstaat zal worden gedetineerd (arrest Aranyosi en Căldăraru, punten 95 en 96).
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis (HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589, punt 87).
Voorgaande overwegingen leiden ertoe dat het onderzoek zal worden heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de volgende vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, met dien verstande dat de zaak binnen een termijn van 30 dagen op zitting dan wel in raadkamer moet worden aangebracht:
  • In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
  • Hoeveel individuele celruimte zal hem ter beschikking staan in een eenpersoonscel en hoeveel in een meerpersoonscel en is dit - voor wat betreft de meerpersoonscel - inclusief of exclusief het sanitair?
  • Beschikt deze detentie-instelling over een deugdelijk afgeschermd toilet in de meerpersoonscellen?

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor
onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak binnen de hierna te noemen termijn op zitting dan wel in raadkamer moet worden aangebracht,teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 6.3 door de rechtbank geformuleerde vragen te stellen aan de Belgische autoriteiten;
VERLENGTde beslistermijn met
30 dagen;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen dag en tijdstip met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw.;
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Spanjaart, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.ie o.a. https://www.standaard.be/cnt/dmf20210408_96966047 ;
2.https://www.stradalex.com/nl/sl_src_publ_div_be_senat/document/SVsen_7-1137