ECLI:NL:RBAMS:2021:4231

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2021
Publicatiedatum
13 augustus 2021
Zaaknummer
13/751030-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met terugkeergarantie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2021 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Reutlingen in Duitsland. Het EAB, dat dateert van 10 december 2019, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1979, die in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 10 juni 2021. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd vanwege een vermeende persoonsverwisseling, maar de rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet zijn onschuld had aangetoond. De officier van justitie stelde dat er geen evidente persoonsverwisseling was en dat het EAB nog steeds van kracht was.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon aan het Amtsgericht Reutlingen toegestaan. De beslissing is genomen door de rechters C. Klomp, C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751030-20
RK nummer: 21/2016
Datum uitspraak: 24 juni 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 12 april 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 december 2019 door
het Amtsgericht Reutlingen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1979
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 juni 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Ö. Saki, advocaat te Rotterdam en door een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een op 8 december 2006 door het
Amtsgericht Reutlingenuitgevaardigd aanhoudingsbevel met zaaksnummer 5 Gs 434/14.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 21, te weten:
Rackettering en afpersing
Volgens de in rubriek c) van het EAB vermelde gegevens is op dit feit naar Duits recht een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren gesteld.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd in Nederland.
Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van de feiten waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
Het Amtsgericht Reutlingenheeft op 10 juni 2021 de volgende garantie gegeven:
“In the case of Mr.
[opgeëiste persoon],
born [geboortedag]1979 in [geboorteplaats]/Türkei,
It is confirmed that the guarantee of return is based on 2008/909 Framework Decision.
It is guaranteed as well that, in case the wanted person is sentenced to an unconditional and irrevocable prison sentence in Germany after the surrender, he will be allowed to carry out this punishment in the Netherlands.”
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.
Uit artikel 2:13, eerste lid, aanhef en onder f, Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties volgt dat deze garantie alleen kan worden geëffectueerd, indien het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
Aan deze voorwaarde is voldaan.

6.Onschuldverweer

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting aangevoerd dat de overlevering dient te worden geweigerd aangezien de opgeëiste persoon onmogelijk het in het EAB omschreven feit kan hebben begaan. Er is namelijk sprake van persoonsverwisseling. In het EAB staat omschreven dat [persoon] heeft ingegrepen tijdens een ruzie en een mes van de opgeëiste persoon heeft afgenomen terwijl in werkelijkheid de opgeëiste persoon heeft ingegrepen in deze ruzie. Indien de rechtbank niet tot weigering van de overlevering overgaat verzoekt de raadsvrouw de behandeling van de zaak aan te houden om bij de Duitse autoriteit na te gaan of zij de opgeëiste persoon hebben verwisseld met [persoon].
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon niet aanstonds zijn onschuld heeft aangetoond. Er is geen sprake van een evidente persoonsverwisseling en de Duitse autoriteit heeft tot op heden het tegen de opgeëiste persoon uitgevaardigde EAB gehandhaafd. De officier van justitie heeft ter zitting aan de rechtbank en de raadsvrouw het op 8 december 2006 door het
Amtsgericht Reutlingenten aanzien van de opgeëiste persoon uitgevaardigde aanhoudingsbevel overgelegd. Zij verzet zich tegen aanhouding van de zaak aangezien gelet op artikel 26, vierde lid, OLW de onschuld ter zitting dient te worden aangetoond.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon niet tijdens het verhoor zijn onschuld heeft aangetoond. Uit de omschrijving van de feiten van zowel het EAB als bovengenoemd aanhoudingsbevel blijkt dat de opgeëiste persoon als verdachte van het feit wordt aangeduid. De Duitse autoriteit heeft tot op heden het EAB niet ingetrokken. Het door de verdediging gevoerde verweer kan als bewijsverweer in Duitsland worden gevoerd.
De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen aanleiding om de behandeling van de zaak aan te houden.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
het Amtsgericht Reutlingen(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en J.H. Beestman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.