Op 9 juni 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de substituut procureur-generaal bij het hof van beroep Antwerpen, België. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.C. Vingerling, en de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in Italië in 1973, gedetineerd was in Nederland en dat er een vordering was ingediend op 22 maart 2022. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en de feiten van de zaak beoordeeld, waarbij het ging om een vrijheidsstraf van vijf jaar voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgelegde vrijheidsstraf in België langer was dan het toepasselijke strafmaximum in Nederland, wat leidde tot een verlaging van de straf tot twee jaar. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de verlaagde straf in Nederland bevolen. De rechtbank heeft daarbij de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de straf bevolen.