ECLI:NL:RBAMS:2022:4068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 mei 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
13/752430-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 mei 2022 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De vordering, ingediend door de officier van justitie, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van twee jaar. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of er gronden zijn om de overlevering te weigeren. De verdediging stelde dat de overlevering geweigerd moest worden omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de procedure in hoger beroep in Polen. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de opgeëiste persoon zijn advocaat had gemachtigd en dat deze advocaat de verdediging heeft gevoerd, waardoor de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was. De rechtbank heeft ook gekeken naar de dubbele strafbaarheid en vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen of er sprake is van een reëel gevaar voor een eerlijk proces in Polen, maar heeft geconcludeerd dat er geen individuele risico's zijn aangetoond. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan alle eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752430-21
RK nummer: 21/6919
Datum uitspraak: 10 mei 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 28 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 oktober 2021 door de
Sąd Okręgowy w Zamościu (District Court in Zamość)(Polen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [naam PI] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 16 februari 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 16 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn advocaat, mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, eerste lid, OLW uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd. Ook heeft zij de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, derde lid, OLW uitspraak moet doen met 60 dagen verlengd (op grond van artikel 22, vierde lid, OLW), omdat de rechtbank in afwachting was van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: Hof van Justitie).
De rechtbank heeft het onderzoek geschorst voor onbepaalde tijd in afwachting van de antwoorden van het Hof van Justitie (naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing van 14 september 2021 met kenmerk: ECLI:NL:RBAMS:2021:5052) en om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te vragen of de gemachtigd advocaat in Polen ook daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd in de procedure in hoger beroep.
Zitting 26 april 2022
De behandeling van de vordering is met toestemming van de officier van justitie en de opgeëiste persoon op 26 april 2022 hervat in de stand van het onderzoek waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing op 16 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J. Sneep, die waarneemt voor mr. S. de Goede, beiden advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een
judgement of 29 January 2020 by Regional Court in Biłgoraj, the second criminal division, which became final and binding on 10 July 2020(
Reference: II K 312/17).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, elf maanden en 21 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces in hoger beroep en er een arrest is gewezen zonder dat één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden zich voordoet. De raadsman heeft hierbij een Pools document met vertaling overgelegd, waaruit zou blijken dat de opgeëiste persoon de Poolse advocaat niet heeft gemachtigd en dat de advocaat geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tijdens de procedure in hoger beroep. Verder is de opgeëiste persoon niet op de juiste wijze opgeroepen. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de zaak moet worden aangehouden voor nadere informatie hierover.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de aanvullende informatie van 9 februari 2022, 14 en 22 april 2022 blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure in hoger beroep en dat in de procedure in hoger beroep definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en zijn veroordeling tot een straf, nadat de zaak, in feite en in rechte, opnieuw ten gronde is behandeld. Uit deze aanvullende informatie volgt ook dat de opgeëiste persoon zijn advocaat heeft gemachtigd, dat deze advocaat aanwezig was bij de procedure in hoger beroep en dat deze advocaat de verdediging van de opgeëiste persoon heeft gevoerd. Daarmee doet zich de situatie voor als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW. De omstandigheid dat de gemachtigd advocaat ter zitting geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd, maakt dit niet anders, te meer waar in de brief van 14 april 2022 is aangegeven dat “
the defence counsel of [opgeëiste persoon] supported the appeal filed”.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing. Het verweer wordt verworpen.

5.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

Onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, moet achterwege blijven, nu de uitvaardigende justitiële autoriteit het strafbare feit heeft aangeduid als een feit vermeld in de lijst van bijlage 1 bij de OLW. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [1]
In dit geval wordt de overlevering toegestaan voor een onherroepelijk vonnis gewezen in 2020. Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van dat grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [2]

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Sąd Okręgowy w Zamościu (District Court in Zamość)(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en E.G.M.M. van Gessel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 10 mei 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.. Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
2.. Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (