ECLI:NL:RBAMS:2022:2607

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 april 2022
Publicatiedatum
16 mei 2022
Zaaknummer
13/238954-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen en witwassen op basis van Sky-data

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 april 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de handel in cocaïne, voorbereidingshandelingen en witwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Sky-data, verkregen via cryptocommunicatie, rechtmatig zijn verkregen en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. De verdachte werd beschuldigd van verschillende feiten, waaronder het medeplegen van het bewerken, verwerken, en handelen in cocaïne en MDMA, alsook gewoontewitwassen van een geldbedrag van 52.000 euro. De rechtbank heeft de geldigheid van de dagvaarding en de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie bevestigd. Na beoordeling van het bewijs, waaronder chatberichten en andere gegevens, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van enkele onderdelen waar hij partieel van is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de samenleving zijn meegewogen. De rechtbank heeft ook een verbeurdverklaring uitgesproken van in beslag genomen goederen die in verband staan met de bewezen feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/238954-21 (Promis).
Datum uitspraak: 28 april 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 7 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.M.G. Sussenbach, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – kort gezegd ten laste gelegd dat verdachte zich in de periode van 5 september 2019 tot en met 28 september 2021 schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: medeplegen van het bewerken/verwerken, het handelen in en het aanwezig hebben van cocaïne en/of pillen;
feit 2: medeplegen van het voorbereiden van het bewerken/verwerken, het handelen in en het aanwezig hebben van cocaïne en/of MDMA;
feit 3: medeplegen van gewoontewitwassen van een geldbedrag van 52.000,- euro.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

3.1.
De geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechtbank en redenen tot schorsing van de vervolging.
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3.2.
De ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie.
Op de terechtzitting van 7 april 2022 heeft de raadsman betoogd dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging. Uit stukken die pas in een heel laat stadium aan het dossier zijn toegevoegd, blijkt dat een tweede SKY-account aan verdachte wordt toegeschreven. Deze onderzoeksresultaten zijn tot dusverre buiten het blikveld van de verdediging en de rechtbank gehouden. Daarnaast is verdachte door de politie ondervraagd buiten medeweten van zijn raadsman.
Na beraadslaging in raadkamer, heeft de voorzitter als beslissing meegedeeld dat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van een zodanig ernstige inbreuk op het recht van verdachte op een eerlijke behandeling van zijn zaak dat geen sprake meer kan zijn van een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Ten aanzien van de toegevoegde onderzoeksresultaten is bovendien geen sprake van een onherstelbaar verzuim. Het proces-verbaal van bevindingen over de vragen die de politie op 30 september 2021 aan verdachte heeft gesteld (p. 250 – 251) zal de rechtbank niet gebruiken voor het bewijs. Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In het strafrechtelijk onderzoek Argus is onderzoek gedaan naar criminele samenwerkingsverbanden van gebruikers van cryptocommunicatie via de aanbieder Sky ECC. Daarbij zijn veel encrypted berichten ontdekt en ontsleuteld, ten aanzien van een door de rechter-commissaris op voorhand gelimiteerd aantal categorieën misdrijven. Binnen Argus is onderzoek gedaan naar die ontsleutelde communicatie, waarbij is gezocht op zoekwoorden in de categorie ‘cocaïne.’ Daardoor zijn berichten van de gebruiker van Sky-ID [naam 1] in beeld gekomen. [naam 1] zou hebben deelgenomen aan (groeps)chats waarin wordt gesproken over drugs en grote geldbedragen. Vervolgens heeft de politie een nieuw onderzoek gestart, dat de naam Pelopon heeft gekregen. De gebruiker van het Sky ID [naam 1] is geïdentificeerd als verdachte. Op 29 september 2021 is verdachte aangehouden op verdenking van medeplegen van de handel in verdovende middelen, voorbereidingshandelingen daartoe en witwassen. Onder hem is een iPod in beslag genomen, waarop onder meer belastende chatberichten over de handel in verdovende middelen zijn aangetroffen.
4.2.
Standpunt van de officier van justitie
Inleidende standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de chatberichten uit Sky ECC voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel verzet zich tegen toetsing door de Nederlandse strafrechter van de rechtmatigheid van de verkregen Sky-data, nu het verkrijgen van die gegevens niet heeft plaatsgevonden in een onderzoek onder Nederlandse verantwoordelijkheid.
Vervolgens heeft de officier van justitie uiteengezet dat verdachte kan worden geïdentificeerd als gebruiker van Sky-ID [naam 1] . Verder heeft de officier van justitie betoogd dat kan worden vastgesteld dat in de chats wordt gesproken over cocaïne en het daadwerkelijk om cocaïne gaat. In dit verband heeft zij gewezen op onder andere de benamingen
coloen
boliein de chats en de foto’s van blokken cocaïne.
Feit 1
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat onder feit 1 kan worden bewezen:
  • medeplegen van het voorhanden hebben van 40 blokken cocaïne en het vervoeren en afleveren van 27 blokken;
  • medeplegen van de verkoop, het vervoer en aanwezig hebben van 10 blokken cocaïne;
  • medeplegen van de verkoop, het vervoer en aanwezig hebben van 6 blokken cocaïne.
Ten aanzien van de onderste twee gedachtestreepjes op de tenlastelegging, die zien op de 150 blokken cocaïne en 10.000 pillen heeft zij gevorderd dat verdachte daarvan partieel wordt vrijgesproken.
Feit 2
Het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de ten laste gelegde periode kan eveneens worden bewezen. Uit de berichten in de verschillende groepschats kan – in onderlinge samenhang bezien – worden afgeleid dat verdachte fungeerde als een tussenpersoon tussen verkopers en afnemers, dat hij drugs liet vervoeren en afleveren, dat hij opdrachten gaf aan anderen en chauffeurs op pad stuurde en de betaling regelde via tokennummers. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelingen die erop gericht waren om de handel in verdovende middelen voor te bereiden of te bevorderen. Hij heeft afspraken met anderen gemaakt over de aankoop en aflevering van 150 blokken cocaïne met een dolfijnenlogo en heeft in een andere chat gesproken over de verkoop van 10.000 pillen.
Feit 3
Het medeplegen van witwassen van 52.000,- kan worden bewezenverklaard. Gelet op de geldbedragen die worden genoemd in de chats en het feit dat gesprekken worden gevoerd over de betaling van blokken verdovende middelen, kan het niet anders dan dat het gaat om geldbedragen waarmee verdovende middelen zijn afgerekend. Uit de berichten blijkt dat op 8 oktober 2020 een bedrag van 209.250,- euro is betaald en dat daarvan 52.000,- naar verdachte is gegaan.
4.3.
Standpunt van de raadsman
Primair heeft de raadsman betoogd dat de Sky-berichten dienen te worden uitgesloten van het bewijs, nu niet transparant is of deze rechtmatig zijn verkregen en/of de inhoud daarvan als betrouwbaar kan worden aangemerkt. Het Openbaar Ministerie baseert zich op het vertrouwensbeginsel, terwijl uit de brief van de zaaksofficieren in het onderzoek Argus van 13 september 2021 kan worden geconcludeerd dat de Nederlandse opsporingsambtenaren bijstand hebben verleend aan Frankrijk bij het opvangen van berichten. Er is dus sprake van een nauwere samenwerking tussen het Nederlandse Openbaar Ministerie en het Franse onderzoeksteam dan eerder is voorgespiegeld. Desondanks heeft het Openbaar Ministerie de stukken van de Franse rechter-commissaris en de JIT-overeenkomst niet overgelegd, waardoor het voor de rechtbank niet mogelijk is om te toetsen of het bewijs rechtmatig is verkregen. Nu de Sky-berichten dienen te worden uitgesloten van het bewijs en er onvoldoende bewijs overblijft, dient verdachte te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte gebruik heeft gemaakt van het Sky-ID [naam 1] . Voor die identificatie is in het dossier te weinig bewijs te vinden en daarnaast valt niet uit te sluiten dat er meerdere gebruikers van dat account zijn geweest. Daar komt bij dat er nooit een telefoon met dat betreffende Sky-ID bij verdachte is aangetroffen. Verder kan van de gegevens en conversaties die op de Ipod zijn aangetroffen, niet zonder meer worden gesteld dat die allemaal van verdachte afkomstig zijn. Tevens kan niet zonder meer worden gesteld dat verdachte de Ipod in de drie weken voorafgaand aan zijn aanhouding bij zich had toen hij in het buitenland was.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat enig bewijs voor de specifieke data en aflevering van hoeveelheden harddrugs in de tenlastelegging ontbreekt. Zelfs al zouden de Sky-berichten voor het bewijs kunnen worden gebruikt, dan ontbreekt enig ondersteund bewijs voor de vermeende belastende inhoud van die berichten, zodat verdachte ook om die reden integraal dient te worden vrijgesproken.
Meest subsidiair dient verdacht te worden vrijgesproken van medeplegen, nu er geen sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en een of meer gebruikers van andere Sky-accounts.
Ten aanzien van de verschillende onderdelen van de tenlastelegging heeft de raadsman het volgende naar voren gebracht.
Feit 1
Ten aanzien van de eerste drie gedachtestreepjes op de tenlastelegging geldt dat uit de chatgesprekken niet blijkt waar, aan wie of voor welke prijs een overdracht van blokken zou hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van het eerste gedachtestreepje (27 tot 40 blokken) geldt bovendien dat volstrekt onduidelijk is welke hoeveelheid zou zijn overgedragen, terwijl uit verdere chats blijkt dat de aangeboden partij niet is goedgekeurd en er uiteindelijk dus niets is verkocht. Ten aanzien van gedachtestreepje vier en vijf heeft de raadsman opgemerkt dat niet duidelijk wordt waar precies over gesproken wordt en dat niet blijkt dat er iets is gekocht of verkocht. Concluderend dient verdachte van feit 1 te worden vrijgesproken.
Feit 2
De raadsman heeft opgemerkt dat het dossier foto’s bevat, maar dat dit niets zegt omdat foto’s vaak worden doorgestuurd. Bovendien kan niet worden vastgesteld dat hetgeen op de foto’s te zien is, echt cocaïne is.
Feit 3
Uit de chatberichten wordt niet duidelijk dat [naam 1] een bedrag van 52.000,- voorhanden heeft gehad. In het dossier is onvoldoende bewijs aanwezig dat er daadwerkelijk een overdracht van geld aan [naam 1] heeft plaatsgevonden en bovendien kan het bedrag niet worden vastgesteld. Verder kan niet worden vastgesteld dat [naam 1] witwashandelingen heeft verricht. Bij verdachte zijn geen aanzienlijke en onverklaarbare geldbedragen aangetroffen die op gewoontewitwassen duiden. Concluderend dient verdachte van feit 3 te worden vrijgesproken.
4.4.
De beoordeling door de rechtbank
4.4.1.
De rechtmatigheid van het verkregen bewijs
De rechtbank overweegt dat in het internationaal rechtshulpverkeer het vertrouwensbeginsel geldt (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 5 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL5629). Dit houdt in dat de Nederlandse rechter erop moet vertrouwen dat de interceptie in Frankrijk op basis van een toereikende wettelijke grondslag en in overeenstemming met artikel 8 EVRM heeft plaatsgevonden en dat het recht op privacy dus bij de opsporingshandelingen in acht is genomen. Vanwege dit vertrouwensbeginsel wordt de inzet van buitenlandse bevoegdheden op basis van buitenlands recht niet door de Nederlandse rechter getoetst. Bovendien wordt het vertrouwensbeginsel niet opzij gezet vanwege bijstand aan Frankrijk van Nederlandse opsporingsambtenaren ten tijde van de ontwikkeling en plaatsing van de interceptietool. De verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek ligt dan nog steeds bij de Franse opsporingsdiensten, die het interceptiemiddel hebben ingezet nadat dit door een Franse rechter was getoetst, op basis van Frans recht. Voor de suggestie van de raadsman dat de rol van het Nederlandse Openbaar Ministerie in het Franse onderzoek groter is dan het Openbaar Ministerie heeft doen voorkomen, zijn geen concrete aanknopingspunten genoemd. Zelfs al zou dat het geval zijn, dan is naar het naar oordeel van de rechtbank nog steeds sprake van een onderzoek dat onder de Franse regelgeving in de Franse rechtssfeer heeft plaatsgevonden. Op grond van het vertrouwensbeginsel ligt dit onderzoek daarom niet ter toetsing voor.
De rechtbank overweegt dat zij aan de hand van de verstrekte stukken voldoende kan controleren of het bewijs rechtmatig is verkregen. De machtiging van de Nederlandse rechter-commissaris in het onderzoek Argus van 15 december 2020 geeft – in combinatie met de aanvullende toestemming van 4 juli 2021 en het proces-verbaal van bevindingen van 6 mei 2021 – voldoende inzicht in de individuele belangenafwegingen die zijn gemaakt bij het besluit om de informatie uit Argus te gebruiken om het onderzoek Pelopon te starten. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de Sky-berichten uit Argus op rechtmatige wijze verkregen en kunnen deze berichten voor het bewijs in deze strafzaak worden gebruikt.
4.4.2.
De identificatie van de gebruiker van Sky-ID [naam 1] en de gebruiker van de iPod
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte kan worden geïdentificeerd als gebruiker van het Sky-ID [naam 1] . In dit verband overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal van identificatie op pagina 27 van het dossier volgt dat uit de analyse van verkeersgegevens is gebleken dat het telefoonnummer [nummer 1] aan het IMSI-nummer [nummer 2] gekoppeld is. De simkaart zit in een telefoontoestel met het IMEI-nummer [nummer 3] . Gelet op de inhoud van het proces-verbaal “IMEI Sky-ID [naam 1] ” van 10 januari 2022, gaat de rechtbank ervan uit dat waar in het dossier wordt gesproken over een IMEI-nummer eindigend op [nummer 4] , dit gezien moet worden als een kennelijke verschrijving en dat steeds het IMEI-nummer op [nummer 3] wordt bedoeld. Uit het proces-verbaal “26BRIER - metadata/telecomdata WERL” van 11 januari 2022 blijkt dat de telefoon met voornoemd IMEI-nummer (eindigend op [nummer 3] ) niet aan andere Sky-ID's dan aan [naam 1] gekoppeld is geweest. Evenmin zijn er registraties van voornoemd telefoon- en IMSI-nummer gevonden in combinatie met een ander IMEI-nummer. Verder volgt uit laatstgenoemd proces-verbaal ook dat de meeste registraties in de nachtelijke uren zijn opgevangen door de cell-id locatie [locatie] . Die telefoonmast bevindt zich op 750 meter van de [adres] . Hier bevindt zich het adres waar verdachte tijdens het verhoor op 29 september 2021 zegt te verblijven. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de verkeersgegevens in combinatie met mogelijke vliegbewegingen. Daaruit is gebleken dat de gebruiker van het voorgenoemde IMSI-nummer vermoedelijk gebruik heeft gemaakt van drie vluchten. Vervolgens zijn de passagierslijsten van deze vluchten gevorderd. Verdachte is de enige persoon die voorkomt op de passagierslijsten van alle drie de vluchten. Verdachte heeft geen verklaring afgelegd over de Sky-telefoon. Hij heeft niet naar voren gebracht dat iemand anders gebruik zou hebben gemaakt van de telefoon. Gelet op het vorenstaande, is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat verdachte als de gebruiker van Sky-ID [naam 1] kan worden geïdentificeerd.
Verdachte is op 29 september 2021 aangehouden. Bij zijn aanhouding droeg hij een Louis Vuitton tasje bij zich, waarin een iPod is aangetroffen. De gebruikersnaam van de iPod is [naam 9] . Nu de iPod bij verdachte is aangetroffen en hij niet heeft verklaard dat de iPod door anderen werd gebruikt, gaat de rechtbank ervan uit dat de iPod bij verdachte in gebruik was.
4.4.3.
Feit 1
Partiële vrijspraak feit 1
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de laatste twee gedachtestreepjes bij feit 1, nu niet kan worden vastgesteld dat er een levering of overdracht heeft plaatsgevonden of dat het - wat de pillen betreft - gaat om een onder de Opiumwet verboden middel.
Vaststelling dat het om cocaïne gaat
Bij de beoordeling van feit 1 rijst allereerst de vraag of kan worden vastgesteld dat in de chatgesprekken wordt gesproken over cocaïne. De rechtbank overweegt als volgt. Op onder andere de pagina’s 11 tot en met 14 van het dossier staan foto’s van in folie verpakte blokken, blokken met een ingeperst logostempel en onverpakte witte blokken. Uit het proces-verbaal van bevindingen op pagina 29 van het dossier blijkt dat het materiaal op deze foto's met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid bestaat uit (samengeperste) cocaïne. Verder wordt in de chats gesproken over
coloen
bolie. Dit zijn in het criminele circuit bekende en gangbare benamingen voor Colombiaanse en Boliviaanse cocaïne. Ook nam verdachte deel aan groepchats met namen die kunnen worden geassocieerd met de handel in verdovende middelen, zoals
bol 1,
Fendi Tops,
Group Colen
Group Carta&Peru. De namen verwijzen bijvoorbeeld naar de logo’s op de cocaïne en de te gebruiken transportmiddelen. Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het daadwerkelijk om cocaïne gaat. Voordat de rechtbank toekomt aan de bespreking van de eerste drie gedachtestreepjes bij feit 1, zal zij eerst ingaan op de vraag of steeds medeplegen kan worden bewezen.
Medeplegen
Medeplegen kan worden bewezenverklaard wanneer sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd. De rechtbank leidt uit de chatgesprekken af dat daarin wordt gesproken over transacties van cocaïne. Uit de groepschats blijkt dat de deelnemers samenwerken ter voltooiing van die transacties, waarbij verdachte voornamelijk een coördinerende rol heeft. Concluderend kan naar het oordeel van de rechtbank bij alle drie de gedachtestreepjes medeplegen worden bewezen.
27 tot 40 blokken (eerste gedachtestreepje)
Uit het proces-verbaal op pagina 16 en verder blijkt dat verdachte samen met de gebruikers van de Sky-ID’s [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] in een groepschat (genaamd fendi vb) chatte van 13 tot en met 16 mei 2020. De rechtbank overweegt dat zij enkel op basis van de berichten “
27 toch, “
hoeveel zijn er nog,” en “
40 missch meer” niet kan vaststellen dat de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheid van 27 tot 40 blokken zouden zijn overgedragen. Gelet op de tekst op pagina 17 lijkt ‘27’ te slaan op het huisnummer in de [straat] waar geleverd zou moeten worden, terwijl ’40’ de hoeveelheid lijkt te zijn die nog op voorraad is volgens een medeverdachte. Verderop in de chat is echter te lezen: “heren fendi is afgekeurd” en “
kunnen jullie afspreken voor afgeven weer” en “
oké laat maar ophalen.”. Deze berichten zijn gestuurd door verdachte en het lijkt erop dat verdachte ‘fendi’ heeft ontvangen maar niet heeft kunnen doorleveren. Vervolgens stuurde gebruiker [naam 4] drie foto's van een blok cocaïne met daarop, volgens het proces-verbaal, gestempeld ‘fendi’. De rechtbank kan op basis van die drie foto’s uitsluitend vaststellen dat er 1 blok cocaïne is vervoerd en afgeleverd, nu er verder geen aanwijzingen zijn dat het om drie afzonderlijke blokken zou gaan. De verkoop van dit blok acht de rechtbank, gelet op het voorgaande, niet bewezen.
10 blokken cocaïne (tweede gedachtestreepje)
Uit het proces-verbaal op pagina 9 en verder blijkt dat verdachte samen met de gebruikers van de Sky-ID’s [naam 5] en [naam 6] in een groepschat chatte van 5 tot en met 7 oktober 2020. In die chat werd gesproken over
coloen
bolie. De rechtbank leidt uit de chatgesprekken af dat 10 blokken zijn verkocht en dat verdachte daarbij een coördinerende of sturende rol had. Verdachte berichtte [naam 6] eerst dat de verkoop aan een beoogde afnemer was afgeketst omdat “die man van die 10 zegt is geen colo”. Maar als daarna [naam 6] meldt “Broer je man geeft me paps
(de rechtbank begrijpt: geld)mee”, chat verdachte “andere klant” en “Was echt toevallig”. Concluderend acht de rechtbank medeplegen van het verkopen, afleveren en vervoeren van die 10 blokken bewezen.
6 blokken (derde gedachtestreepje)
Uit het proces-verbaal op pagina 13 en verder van het dossier blijkt dat verdachte chatte met [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] over blokken cocaïne van 7 tot en met 8 oktober 2020. In de chats werden onder andere de berichten
“Mag ik die 2 Bol en 4 1204,” “Paps komt later toch”en
“Job done”gestuurd
.De rechtbank stelt op basis van deze berichten vast dat het gaat om 6 blokken: 2 blokken bol en 4 blokken 1204
.Zij acht medeplegen van het verkopen, afleveren en vervoeren van die 6 blokken bewezen.
4.4.4.
Feit 2 en feit 3
Feit 2
Op basis van de inhoud van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen. De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat in de chats ook werd gesproken over MDMA pillen. Daarvan wordt verdachte partieel vrijgesproken. De rechtbank spreekt verdachte ook partieel vrij van het onderdeel medeplegen, nu het dossier geen blijk geeft van een nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de voorbereidingshandelingen. Verdachte heeft de in de tenlastelegging genoemde cryptotelefoon en iPod alleen voorhanden gehad en niet samen met anderen.
Feit 3
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of verdachte het geldbedrag van 52.000,- euro voorhanden heeft gehad. Indien dit kan worden bewezen, rijst vervolgens de vraag of dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
De rechtbank heeft hierboven overwogen dat zij het verkopen, afleveren en vervoeren van 6 blokken cocaïne op 7 oktober 2020 bewezen acht. Uit het proces-verbaal op pagina 15 en verder van het dossier blijkt dat het chatgesprek tussen verdachte, [naam 5] , [naam 6] en [naam 7] daarna nog door ging. Op 7 oktober stuurde [naam 6] “
laat me weten hoe laat ze ook die paps van 6 stk geven was die trouwens goed gekeurd.” Op 8 oktober stuurde verdachte “
17:00 is hij er met die pap” en
“tekort van laatste keer hoort er ook bij te zijn. 6 x 33. En 11250”en “
maar is te veel wat ik krijg. Er moet wat van af.”[naam 5] stuurde vervolgens
“€ 52.000 als goed is gaat na chill,” waarop verdachte stuurde:
“geef maar 52 regel het wel met pa.”Uiteindelijk stuurde [naam 6] op 8 oktober 2020 om 16:37:25:
“done 52k,”waarop verdachte reageerde met
“yessss.”Gelet op het vorenstaande concludeert de rechtbank dat verdachte het geldbedrag van 52.000,- euro voorhanden heeft gehad. De rechtbank acht verder bewezen dat dit geld afkomstig is uit enig misdrijf, namelijk een eigen misdrijf van verdachte: het (medeplegen van) verkopen, afleveren en vervoeren van de 6 blokken cocaïne. Uit de hierboven geciteerde berichten blijkt duidelijk dat het geldbedrag dat verdachte op 8 oktober 2020 heeft ontvangen, de betaling is van die 6 blokken. Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte 52.000,- euro heeft witgewassen. De rechtbank acht medeplegen ten aanzien van dit feit niet bewezen, nu verdachte het geldbedrag alleen voorhanden heeft gehad en niet samen met anderen. Van dit onderdeel wordt verdachte partieel vrijgesproken. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen, nu het gaat om één geldbedrag en er op basis van het dossier geen vaste wijze voor het witwassen vast te stellen is.

5.Het bewijs

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
op een of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 5 december 2019 tot en met 28 september 2021 te Amsterdam en/of Bloemendaal en/of Duivendrecht en/of Halfweg en/of Zwanenburg en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland en/of Spanje en/of Portugal en/of België en/of Curaçao, tezamen en in vereniging met anderen, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad:
17 blokken blokken cocaïne.
feit 2:
op één of meer tijdstip(pen) gelegen in de periode van 5 december 2019 tot en met 28 september 2021 te Amsterdam en/of Bloemendaal en/of Duivendrecht en/of Halfweg en/of Zwanenburg en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland en/of Spanje en/of Portugal en/of België en/of Curaçao, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren van hoeveelheden van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en te bevorderen,
- ( telkens) voorwerpen en gelden en andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist dat die bestemd waren tot het plegen van die feiten,
immers heeft hij, verdachte (telkens) opzettelijk daartoe
- een (crypto) telefoon met IMEI nummer [nummer 3] voorhanden gehad en
- op die telefoon een Sky-chatapplicatie geïnstalleerd en gebruikt en
- ( als gebruiker van de Sky-ID [naam 1] op de Sky-applicatie) gesprekken en besprekingen gevoerd met anderen, over de verkoop en/of aankoop van cocaïne en het tellen en klaar leggen en overdragen van die cocaïne en de resterende voorraad cocaïne en
- ( als gebruiker van de Sky-ID [naam 1] op de Sky-applicatie) gesprekken en besprekingen gevoerd over de betaling en verrekening van cocaïne en
- ( als gebruiker van de Sky-ID [naam 1] op de Sky-applicatie) een of meer foto's van cocaïne gemaakt en/of laten maken en
- ( vervolgens) die foto's van die cocaïne verzonden en/of doorgestuurd naar een of meer ander(en) en
- ( als gebruiker van de Sky-ID [naam 1] op de Sky-applicatie) een of meer gesprekken en besprekingen gevoerd met anderen over het serienummer van een bankbiljet, dat als token dient om de betaling van cocaïne te bevestigen;
- een Ipod Touch met Apple ID [naam 8] voorhanden gehad en
- op die Ipod Touch de versleutelde berichtendienst Threema geïnstalleerd en gebruikt en
- ( als gebruiker van de gebruikersnaam [naam 9] op de versleutelde berichtendienst Threema) gesprekken gevoerd met anderen, over de verkoop en/of aankoop van cocaïne en
- ( als gebruiker van de gebruikersnaam [naam 9] op de versleutelde berichtendienst Threema) een of meer foto’s en video’s van cocaïne en geldbedragen gemaakt en/of laten maken en/of
- op die Ipod Touch een of meer notitie(s) gemaakt welke betrekking hebben op leningen en geld en verdovende middelen;
feit 3:
op 8 oktober 2020 te Amsterdam en/of Halfweg en/of elders in Nederland, in elk geval in Nederland en/of Spanje en/of Portugal en/of België en/of Curaçao, een geldbedrag (52.000,- euro) heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Feit 1 en feit 2
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
Feit 3
De officier van justitie en de raadsman hebben geen standpunt ingenomen over de strafbaarheid van feit 3.
De rechtbank heeft onder feit 3 bewezenverklaard dat verdachte voorwerpen en een geldbedrag heeft verworven en voorhanden gehad, terwijl hij wist dat deze voorwerpen en dit geldbedrag afkomstig waren uit enig misdrijf. Het is echter inmiddels vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als (schuld)witwassen kan worden aangemerkt (vgl. onder meer de arresten van de Hoge Raad van 18 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX4449, BX4585, BX6909, BX6910 en ECLI:NL:HR:2014:702). In een dergelijk geval moet ontslag van alle rechtsvervolging het gevolg zijn.
Gelet op de bewijsmiddelen en bewezenverklaring bij feit 1, is de rechtbank van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de provisie die verdachte had verworven en voorhanden heeft gehad afkomstig was uit zijn eigen misdrijf. Van andere witwasgedragingen die zien op verhullen of verbergen van de criminele herkomst, is niet gebleken.
De rechtbank heeft zich beraden op de vraag of het bewezenverklaarde feit kan worden gekwalificeerd als eenvoudig witwassen ex artikel 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, ondanks dat dit niet expliciet is ten laste gelegd. De rechtbank oordeelt dat dit niet mogelijk is en overweegt daarbij dat uit de wetgeschiedenis van dit artikel volgt dat dit delict is bedoeld als een nieuwe, en derhalve op zichzelf staande, strafbepaling.
Het voorgaande betekent dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging voor hetgeen onder feit 3 wettig en overtuigend bewezen is verklaard.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 jaar, met aftrek van voorarrest.
De raadsman
De raadsman heeft verzocht om een lagere straf op te leggen dan de officier van justitie heeft geëist, bijvoorbeeld een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Daartoe heeft hij aangevoerd dat verdachte
first offenderis en dat er geen sprake is geweest van betrokkenheid bij de invoer van harddrugs. Verder heeft hij betoogd dat er sprake is van eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 2 komt, dient dit om die reden geen strafverzwarend effect te hebben.
8.2.
De beoordeling door de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplegen van de handel in 17 blokken cocaïne. Daarnaast heeft hij voorbereidingshandelingen getroffen voor de handel in cocaïne. Dit zijn ernstige strafbare feiten. Handel in harddrugs dient krachtig bestreden te worden, nu het gebruik daarvan gevaar oplevert voor de gezondheid van de (vaak jonge) gebruikers en kan leiden tot verslaving. Het gebruik van en de handel in drugs leidt bovendien direct en indirect tot vele vormen van bijkomende criminaliteit, waaronder ernstige geweldsdelicten, en vormt zo een bron van grote overlast voor de samenleving. Verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Verdachte heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële gewin, zonder stil te staan bij de nadelige consequenties van zijn gedrag voor anderen. Gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten is een lange gevangenisstraf passend. De door de rechtbank op te leggen straf zal lager zijn dan de gevangenisstraf van 7 jaar die de officier van justitie heeft geëist. Dit komt omdat de rechtbank minder bewezen acht en omdat verdachte ter zake van feit 3 wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank heeft gekeken naar de oriëntatiepunten die rechters in Nederland voor de straftoemeting hebben vastgesteld. De rechtbank gaat daarbij, gelet op de in de chats genoemde bedragen, uit van een gewicht van 1 kilo per blok. Voor het verkopen en afleveren van 10 tot 20 kilo harddrugs geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf van 40 maanden. Voor het treffen van voorbehandelingshandelingen voor drugshandel zijn geen oriëntatiepunten vastgesteld.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van eendaadse samenloop tussen feit 1 en feit 2. De onder feit 2 bewezenverklaarde voorbereidingshandelingen zien op veel meer transacties dan onder feit 1 is bewezenverklaard.
Alles overwegende, acht de rechtbank het opleggen van een gevangenisstraf van 4 jaar met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Verbeurdverklaring

Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK computer (goednummer 6103531), dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van dat voorwerp het onder feit 2 bewezen geachte is begaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2:
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden, voorwerpen, gelden en andere betaalmiddelen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
ten aanzien van feit 3:
witwassen.
Verklaart het in rubriek 5 onder feit 1 en feit 2 bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Verklaart het in rubriek 5 onder 3 bewezene niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
1 STK computer (goednummer 6103531).
Gelast de teruggave aan de beslagene van:
  • 1 STK personenauto (goednummer 6070773);
  • 1 STK telefoontoestel (goednummer 6103530);
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. A.S. Dogan en J.M.R. Vastenburg, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.D. Dijkstra, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 april 2022.